Praktijkvoorbeelden LOB

Expertisepunt LOB

Hoe geven vmbo, havo/vwo-, mbo- en hbo-scholen in Nederland vorm aan LOB? Hier vind je ter inspiratie praktijkvoorbeelden. Je kunt de voorbeelden vrij gebruiken voor je eigen LOB-programma. Wil je zelf een mooi praktijkvoorbeeld van jouw school met ons delen? Graag! Stuur ons een bericht naar info@expertisepuntlob.nl. Deze databank wordt periodiek aangevuld met nieuwe praktijkvoorbeelden.

Thema
Onderwijs
mbo
Regio

Het voormalige Slotervaartziekenhuis als opleidingsplek

“Studenten maken hier op alle mogelijke manieren kennis met het werkveld van de gezondheidszorg.”
 

Mbo-studenten van de zorg- en welzijnsopleidingen van ROC TOP krijgen sinds het begin van dit studiejaar les in het gebouw van het voormalige Slotervaartziekenhuis, temidden van medische bedrijven en instellingen. Docent verpleegkunde Judith Bromet en facilitair coördinator Brenda Weij vertellen over het ziekenhuisgebouw als opleidingsplek.

Hoe kan een gebouw meehelpen om studenten voor te bereiden op de beroepspraktijk? Het is nu te zien in het voormalige Slotervaartziekenhuis in Amsterdam. Sinds september krijgen zo’n 1500 studenten van de opleidingen binnen Zorg en Welzijn van ROC TOP hier les, in een aantal vleugels op de vijfde en zesde verdieping.

Judith Bromet is opleidingsmanager van de opleidingen Verpleegkunde en Verzorgende bij ROC TOP. Brenda Weij is als coördinator Servicepunt verantwoordelijk voor de faciliteiten. “Mijn allereerste baan als verpleegkundige was in het Slotervaartziekenhuis”, zegt Judith. “Dus toen ik hier voor het eerst weer binnenkwam was het echt een déjà vu: dit was waar ik begon, hier liep ik! Collega’s hadden dat ook, want ik ben niet de enige docent die hier vroeger heeft gewerkt. Sommige studenten zeiden: ‘Ik ben hier geboren’, want op de zesde verdieping was de afdeling gynaecologie. Of ze kennen het gebouw omdat familie in het Slotervaartziekenhuis heeft gelegen.” “Nadat het ziekenhuis failliet was gegaan, verkocht de gemeente het gebouw aan projectontwikkelaar Zadelhoff, onder de voorwaarde dat het een zorg-gerelateerde bestemming zou krijgen”, vertelt Brenda. “Wij zijn er als een van de eerste ingetrokken en verder zijn er nu onder meer een bloedbank, een diabetisch centrum en een locatie van het Antonie van Leeuwenhoekziekenhuis. De projectontwikkelaar had het gebouw aanvankelijk omgedoopt tot ‘Centrum voor Zorg’, maar iedereen noemt het gewoon ‘het Slotervaart’. Daaraan zie je wat een naam doet.”

Judith: “Als ik zeg dat ik in het Slotervaart werk, is de reactie vaak: ‘Hè, maar het is toch geen ziekenhuis meer?’ Dan moet ik uitleggen wat er veranderd is.”

 

Is het een groot contrast met waar jullie vandaan komen?

Judith: “Hiervoor zaten we in De Klencke in Amsterdam-Zuid. Dat was oorspronkelijk een kantoorgebouw en had totaal geen ziekenhuis-uitstraling, maar het was wel kleinschalig en knus. Voor onze studenten voelt het Slotervaart als een heel groot gebouw en de reistijd is ook vaak langer. Maar het gebouw zelf vind ik mooi. In mijn herinnering was het toen ik hier werkte echt een oud gebouw, het was niet de meest positieve periode. Nu is het is opgeknapt, nieuw, schoon, en alles werkt. Er is veel daglicht, de akoestiek in de lokalen is echt goed. Het voelt prettig. We zitten vrij hoog, als je naar buiten kijkt zie je zoveel: het uitzicht over Amsterdam, aan de andere kant de vliegtuigen die landen op Schiphol.”
Brenda: “Van buitenaf gezien is het een groot gebouw, maar eenmaal binnen is het zo ingericht dat het al snel ook best knus is. De lokalen zijn bijvoorbeeld geschikt voor 12, 18 en 24 personen. Als je twaalf studenten lesgeeft, zit je dus niet tegen lege tafels aan te kijken. En er is veel hout verwerkt, vandaar die fijne akoestiek. De omgeving is helemaal gericht op zorg en welzijn. Voor de studenten is dat een voordeel, de plek waar ze later kunnen gaan werken, daar zitten ze nu al middenin.”

 

Zijn er nog dingen overgebleven van het ziekenhuis?

Brenda: “Van de inrichting is niet veel over: alles is gestript en opnieuw opgebouwd en ingericht.” Judith: “Wij hoopten dat misschien de zuurstofringen hier nog in de muur zouden zitten, maar die waren er al uit. Er zijn bijvoorbeeld ook geen voormalige operatiezalen die we nu als praktijkruimte zouden kunnen gebruiken. Maar de praktijkruimten die we nu hebben, zijn wel helemaal op maat gemaakt en naar onze wensen ingericht. Die geven je ook echt het gevoel dat je in een ziekenhuis of verpleeghuis bent.”
Brenda: “Er zijn van het oude ziekenhuis nog wel wat spullen overgebleven, het lijkt me leuk om dat straks hier tentoon te stellen, zodat je nog kunt zien hoe het vroeger was.”

 

Het viel me bij aankomst op dat de brede, houten trap naar boven heel uitnodigend is, meer dan de lift. Is dat bewust?

Brenda: “Ja, er zitten nog meer aanpassingen in het gebouw die je nauwelijks opmerkt, maar die wel stimuleren om net een gezondere keuze te maken. Er is in onze vleugels bijvoorbeeld geen lift tussen de vijfde en zesde verdieping, dus studenten nemen vanzelf de trap. Roken is in het gebouw en op het hele terrein verboden, dus als studenten dat willen, moeten ze naar de bushalte lopen. We zijn een gecertificeerde ‘Gezonde school’, er ligt fruit klaar dat studenten gratis mee kunnen nemen, en in de automaten zitten sapjes en fruitsalades.”
Judith: “Zo’n omgeving past bij een opleiding welzijn of zorg. Het heeft met bewustwording te maken: als de gezondheidszorg je werkveld wordt, dan maak je er hier op alle mogelijke manier alvast kennis mee. Als je straks in een ziekenhuis werkt, kun je ook niet tussendoor even een sigaretje roken.”

Welke rol heeft LOB eigenlijk in de opleidingen van ROC TOP?

Judith: “LOB is belangrijk, met name het begeleidende deel: we zijn een kleinschalig ROC met veel individuele aandacht voor de studenten. Elke student heeft vanaf het eerste jaar tot het moment van afstuderen dezelfde mentor. Daardoor kun je echt een band opbouwen, en krijgt de student veel persoonlijke aandacht. Verder zijn onze docenten allemaal mensen uit het vak, dus we weten uit eigen ervaring waar we het over hebben en dat gebruiken we ook in de lessen. In het eerste jaar hebben we het bijvoorbeeld over wat de studenten kunnen verwachten als ze op stage gaan. Hoe is het om voor het eerst iemand te wassen? Dan vertel ik dat ik nog precies weet wie ik heb gewassen, hoe diegene eruitzag en wat die nodig had. Ik zie dan dat studenten zich opgelucht voelen: ze zijn niet die enige die er de eerste keer een beetje tegenop ziet, en ze leren ook dat het snel went. Als het in de les gaat over psychiatrie, kan ik vertellen over mijn ervaringen daar. Met voorbeelden maak je de stap naar de praktijk laagdrempeliger.”

 

Een voordeel van een omgeving met veel zorginstellingen is dat studenten ook vlakbij stage kunnen lopen of gastlessen kunnen volgen. Wordt er al samengewerkt met de andere organisaties?

Judith: “Dat begint te komen. Met het Antonie van Leeuwenhoek hadden we al eerder contact, zij gaan dit jaar gastlessen geven aan onze studenten. We hopen dat we in de toekomst ook bij de andere medische instellingen in het gebouw terecht kunnen voor gastlessen en stageplekken. De diversiteit is een groot voordeel. Als onze studenten bijvoorbeeld stage kunnen lopen bij een bloedbank, is dat een verbreding van hun ervaring. Je hoeft na je opleiding immers niet per se in een verpleeghuis of een ziekenhuis terecht te komen.”
Brenda: “Op dit moment zijn nog lang niet alle verdiepingen en vleugels van het gebouw bezet. Bovendien gaat er dit studiejaar nog veel tijd en aandacht naar de transitie van ROC TOP naar het ROC van Amsterdam. Volgend jaar komen we in rustiger vaarwater en dan worden die samenwerkingen ook verder uitgewerkt.”

 

Je noemt het al: ROC TOP is onlangs onderdeel geworden van ROCvA. Wat verandert er precies voor de studenten?

Judith: “Op dit moment weten veel studenten niet eens dat er een fusie speelt, maar in de toekomst verhuizen onze welzijnsopleidingen naar een andere locatie, en komen de verpleegkunde-opleidingen van ROCvA naar het Slotervaart. Het aantal studenten hier blijft ongeveer 1500, maar de focus ligt dan dus echt op de opleidingen Verpleegkunde en Verzorgende. Er komen nieuwe docenten en studenten bij, dat wordt een onrustige periode. We willen in elk geval dat het Slotervaart de persoonlijke sfeer en de LOB-aanpak van ROC TOP houdt, met veel individuele aandacht voor de studenten.”
Brenda: “Voor sommige studenten is het waarschijnlijk even slikken, want ze kozen bewust voor ROC TOP omdat ze naar een kleinschalig ROC wilden, en nu studeren ze alsnog aan het veel grotere ROCvA. De uitdaging is om te zorgen dat de studenten zich hier thuis blijven voelen. Daarbij kan het gebouw denk ik ook een rol spelen. Het ‘hart’, waar je binnenkomt en waar de gangen van de vier vleugels op uitkomen, is nu nog bijvoorbeeld nog opgeruimd en leeg. Dat wordt in de loop der tijd vanzelf gezelliger, dat heeft gewoon even tijd nodig. Aan de buitenkant ziet het gebouw er groot uit, maar in onze vleugels wordt het vanzelf weer knus.”

 

Denk je dat het in de toekomst ook meer studenten naar de verpleegkunde-opleidingen trekt?

Judith: “Als een student echt gemotiveerd is om een verpleegkunde-opleiding te volgen, maakt het niet uit of die hier zit of ergens anders. Maar voor de opleiding zelf is het wel een voordeel, omdat we met de studenten nu veel gemakkelijker in de keuken van een andere organisatie kunnen kijken. Bovendien geeft het de opleiding meer uitstraling. Ook naar de ouders toe. Ik hoorde laatst een ouder zeggen: ‘Ik weet nog dat mijn moeder hier lag!’ En ouders zijn belangrijk in het studiekeuzeproces, dat kan straks misschien ook meespelen als nieuwe studenten hun opleiding kiezen.” Brenda: “Iedereen kende het Slotervaart, en het hééft gewoon iets om hier te mogen werken of studeren. Ik voel me gewoon trots als ik ’s morgens door de tuin naar de hoofdingang loop. Dan denk ik: ‘Kijk, het Slotervaart, daar werk ik!’”

__________________________________________

 Het Slotervaart als opleidingsplek – wat vinden de studenten?

De vierdejaars studenten Verpleegkunde vinden het leuk dat ze nu in het voormalige Slotervaartziekenhuis studeren. “Als ik het vertel, zeggen mensen vaak ‘Oh, ik dacht dat het gesloten was!’,” zegt Elisa. “Dan vind ik het leuk om uit te leggen dat ik hier nu les heb.” Nikki kende het gebouw nog als ziekenhuis, omdat ze hier wel eens op bezoek kwam. “Het is in het begin wel een gek gevoel, dan kom je in een ziekenhuis dat je kent, en ineens heb je er les. Maar ik vind het wel vet dat we nu hier zitten.”
Junior vindt het een unieke ervaring: “Je komt al direct in contact met de werkvloer, terwijl je nog in je opleiding zit. Op de etages onder en boven ons zitten bijvoorbeeld een diabetisch centrum, een cardiologische kliniek en een medische kinderopvang. Dat geeft een bepaalde chemie in het gebouw.”
Noël merkt dat ook: “Vanochtend stond ik in de lift met mensen van het Diabeter Centrum, die hadden het over dingen waar we het in de les ook over hebben.” De vierdejaars krijgen alleen nog dit jaar les in het voormalige Slotervaart, dus voor hen maakt het niet zoveel uit, voegt ze toe. “Maar voor volgende klassen en nieuwe studenten lijkt het me echt geweldig om in dit gebouw les te hebben.” Het enige dat nóg cooler zou zijn? Dat is als het een écht werkend ziekenhuis zou zijn. Nikki: “Eigenlijk hadden ze het moeten houden!”

__________________________________________

 

Tekst: Anne Wesseling, Fotografie: Hetty van Oijen

>

We hebben weinig tijd, dus laten we vertragen!

Welke interventies zijn effectief als scholen besluiten om zoveel mogelijk mensen van het team te betrekken bij LOB?

 

Vooral niet te overhaast te werk gaan blijkt uit onderzoek. Mieke van Diepen, Daphne Wiersema en Japke Ebbinge van het Lectoraat Kansrijke Schoolloopbanen in een Diverse Stad en de Leergang Loopbaancoaching van de Hogeschool van Amsterdam, brachten met hun onderzoek ‘We hebben weinig tijd, dus laten we vertragen’ in kaart wat docententeams nodig hebben om loopbaanbegeleiding meer van iedereen te maken. Op basis van hun praktijkgerichte onderzoek geven de onderzoekers veel praktische tips om dit veranderproces tot stand te brengen. Het onderzoek werd uitgevoerd in samenwerking met verschillende onderwijsorganisaties, waarbij zoveel mogelijk mensen vanuit verschillende rollen betrokken waren.

De betrokken organisaties committeerden zich om stappen te zetten voor meer betrokkenheid bij LOB in een viertal doelstellingen: visievorming, draagvlak ontwikkelen voor de ontwikkelde visie, inzicht geven aan betrokken professionals op welke manier zij een rol kunnen spelen in de loopbaanbegeleiding van leerlingen én kennis en vaardigheden ontwikkelen om dit te kunnen doen. Maar voordat de schoolteams aan de slag gingen met de bovengenoemde doelstellingen, werd eerst vooral tijd en energie gestoken in het creëren van een context. Deze context moest aan drie voorwaarden voldoen: het slim organiseren van het versterken van LOB door managers of leidinggevenden, professionele ruimte creëren voor het schoolteam en het (voortdurend) aanjagen van het veranderproces door de experts binnen de organisatie. Deze drie voorwaarden beïnvloeden elkaar. Zo is slim organiseren door het management bijvoorbeeld nodig om de professionele ruimte voor docenten mogelijk te maken.


Slim organiseren

De onderzoekers hebben vijf sleutels geformuleerd die managers en leidinggevenden kunnen gebruiken om het proces om loopbaanbegeleiding meer van iedereen te maken te ondersteunen.

  • Begin klein en ga uit van wat er op school al gebeurt op het gebied van loopbaanontwikkeling- en begeleiding.

  • Toon interesse en geef steun, maak weloverwogen keuzes die laten zien dat je hecht aan het belang van loopbaanbegeleiding.

  • Houd de regie op het proces van docentprofessionalisering (door een aanjager) en bouw aan een gedeelde verantwoordelijkheid van het team.

  • Zet de aanjagers van het proces in positie en geef ze de ruimte om loopbaanbegeleiding een onderwerp te maken dat zichtbaar is en leeft binnen de gehele organisatie.

  • Zorg voor zogenaamde ‘sparringpartners’ voor de aanjagers. Deze ‘sparringpartners kunnen fungeren als maatje voor de aanjager of er bijvoorbeeld voor waken dat er te snel te grote stappen worden gezet in het veranderproces. Managers kunnen zelf ook de rol van ‘sparringpartner’ voor de aanjager vervullen.


Professionele ruimte benutten

Professionele ruimte geven en benutten blijkt uit het onderzoek, is noodzakelijk om loopbaanbegeleiding meer van iedereen te maken. Dit begint met het kiezen voor vertraging en verbinding. Vooral de tijd nemen om met elkaar te onderzoeken waarom een grotere betrokkenheid van zoveel mensen binnen de school bij LOB belangrijk is. Hiervoor kan de dialoog als middel worden ingezet, maar ook verschillende vormen van intervisie of andere ‘ontmoetingen-zonder-agenda’, zijn helpend bij het ontstaan van professionele ruimte.

Aanjagen

Aanjagers (bijvoorbeeld decanen) zijn nodig om het thema voortdurend onder de aandacht te brengen en te houden. Aanjagers die zichzelf (en het thema) zichtbaar maken, proactief handelen en ruimte innemen, kunnen managers helpen om slim te organiseren en docenten helpen om professionele ruimte te benutten. Andersom werkt het ook: als managers slim organiseren en docenten de professionele ruimte benutten, kan de aanjager zichzelf goed zichtbaar maken en invloed uitoefenen. Aanjagen en regie voeren vraagt om luisteren en ruimte maken voor ervaringen, gedachten en gevoelens van collega’s. Daarnaast om het inspireren van collega’s voor LOB en het verbinden van de visie van de instelling met dat wat al gebeurt.

____________________________________________

TIPS

Kennis en vaardigheden aanleren Bij het aanleren van kennis en vaardigheden (professionalisering) is het erg belangrijk dat eerst aan bovengenoemde drie voorwaarden wordt voldaan. Het is noodzakelijk dat het management slim organiseert, het docententeam leert om professionele ruimte te benutten en aanjagers aansluiten bij de behoeften die leven en hierin voortdurend in verbinding blijven. Het is daarbij een uitdaging om als organisatie te balanceren tussen het vervullen van behoefte aan ‘klassieke’ training of aanbod van concrete kennis en vaardigheden en de wetenschap dat soms het vertragen meer oplevert dan dergelijke trainingen.

____________________________________________

>

Samenwerking tussen vmbo en mbo zorgt voor meer kansen

In Assen stromen meer vmbo-leerlingen beter door naar het mbo, sinds de scholen de handen ineensloegen en doorlopende leerlijnen creëerden.

 

Projectleiders Huubs Hubbeling van het Dr. Nassau College (vo) en Karin Stoffers van het ROC Drenthe College (mbo) namen het initiatief.

Het doel van doorlopende leerlijnen is een betere doorstroom van vmbo-leerlingen naar het mbo doordat het onderwijs beter op elkaar is afgestemd (zie kader). Via de qr-code is in de video te zien hoe de samenwerking tussen de vo-scholen Dr. Nassau College Penta, Vincent van Gogh Salland en Terra Assen met de mbo-instelling Drenthe College tot stand kwam en hoe de eerste ervaringen waren. Karin is nog steeds projectleider, Huubs is deels betrokken. Ze brengen collega’s samen en stimuleren ze.

 

Inzet en betrokkenheid

Vele medewerkers van de deelnemende scholen zijn al jaren betrokken bij de ontwikkeling van de doorlopende leerlijnen. Werkgroepen met mbo- en vo-leraren bespreken hun curriculum met elkaar en stemmen ze - waar mogelijk - op elkaar af, leidinggevenden ondersteunen hun werk, onder andere door te faciliteren. Mbo-docent Horeca Geert Jan Siebring: “Ik zie het als pioniers- met een stukje liefdadigheidswerk en zet me hier graag voor in.”

 

Doorlopende leerlijn als loopbaanoriëntatie

Een aantal jaren geleden is binnen de vijf profielen van vmbo-basis (bb) en vmbo-kader (kb) gestart met doorlopende leerlijnen. Voor elk mbo-profiel ziet de invulling er anders uit. Leerlingen kunnen meelopen met lessen op het Drenthe College en de vo-scholen zorgen voor inhoudelijke afstemming van de vakken. Geert Jan: “Leerlingen van het vmbo doen nu korte workshops bij Horeca, Bakkerij en Recreatie (HBR), zoals mini-barista, basisflamberen en zelf friet maken. Daarnaast vertellen we ze meer over deze opleiding op het mbo.” De leerlingen maken kennis met de vakken op het mbo en ze maken een weloverwogen keuze voor hun vervolgstudie. “Een doorlopende leerlijn zien wij als Loopbaanoriëntatie en begeleiding (LOB)-activiteit. De leerlingen volgen LOB-gerichte activiteiten in het bedrijfsleven of op het mbo om een goed beeld van de opleiding te krijgen en om zich te oriënteren”, legt Huubs uit. Karin: “Intussen hebben we ook een doorlopende leerlijn ontwikkeld van het vmbo-t (theoretische leerwegen) en gl (gemengde leerweg) naar mbo niveau 3 en 4.”

Lees verder op de website van de VO-raad

Bron: VO-raad

>

Van standaardtoetsing naar flexibele toetsing

De motivatie en keuzevaardigheid vergroten van studenten op het mbo.

 


‘Kan flexibel toetsen bijdragen aan de motivatie en keuzevaardigheid van studenten’? Deze vraag vormt de basis van een promotieonderzoek dat Giel Kessels doet bij de Open Universiteit.

Giel is docent Automotive bij het Summa College in Eindhoven en denkt al langer na over de vraag of het bieden van keuzes binnen een onderwijsprogramma zorgt voor gemotiveerdere studenten.
“Wij hebben een jaar of zeven geleden de kans gehad om onze opleiding Automotive anders te gaan inrichten en zijn toen echt gaan kijken hoe we studenten binnen deze opleiding meer keuzes konden geven. Als metafoor gebruikten we het winkelen bij Ikea. Hierbij kun je altijd kiezen: ga je de hele winkel door, of kies je voor de verkorte route? Wij wilden bij het inrichten van het nieuwe programma onze studenten steeds deze twee opties geven: de gewone route volgen of ergens binnen de route een stukje afsnijden. Maar in de praktijk bleek het niet zo simpel. We gaven de studenten een keuze, maar toch deden ze allemaal hetzelfde! Studenten zeiden hierover ‘Ja, we kunnen allemaal wel een keuze hebben, maar als de manier van toetsen uiteindelijk hetzelfde is, dan heeft het maken van die keuzes dus uiteindelijk helemaal geen zin.’
Dat was heel verhelderend. Met deze feedback zijn we aan de slag gegaan en zo ontstond het idee om de keuzemogelijkheid vooral te gaan bieden bij toetsing. Toen zagen we dat studenten wel andere keuzes gingen maken en was de basis voor mijn onderzoek gelegd.

Wat mij betreft is toetsen het begin van het leren: de uitkomst van de toets moet aansluiten bij dat wat je wil dat studenten leren. Iedereen leert op zijn eigen manier. Het leren kiezen speelt bij dit alles een belangrijke rol en op de keuzes die studenten maken wordt ook gereflecteerd. ‘Hoe maak jij eigenlijk je keuzes als het gaat om toetsing en in hoeverre zijn die van invloed op het verloop van je opleiding of je latere beroep?’ Zo had ik een student die alle leerstof afsloot met een filmpje. Wat bleek? Hij vond het spannend als andere mensen op zijn vingers keken. Daarover kun je dan het gesprek aangaan, want hoe doe jij dat dan als je later werkt in een werkplaats en er een klant naast je staat bij een reparatie? Dan heb je het dus echt over loopbaanbegeleiding.
In het begin zijn de keuzes heel beperkt maar die worden naarmate de opleiding vordert steeds verruimt. Op een gegeven moment ga je patronen zien in het keuzepatroon van studenten en daarover kun je met ze in gesprek gaan en ze bewust maken van die patronen.”

 

Hoe ziet je onderzoek bij de Open Universiteit eruit?

“Mijn onderzoek bestaat uit drie deelonderzoeken:

  • Het eerste onderzoek gaat over de verschillende manieren waarop je een toets flexibel kunt maken. We hebben bij dit onderzoek 157 mbo-studenten van verschillende opleidingen bevraagd. Ze maakten een ranking van tien toets karakteristieken waarop ze bij het maken van een toets een keuze zouden kunnen maken. Op nummer 1 van deze ranking staat de keuze in het toets moment. Als tweede hoe vaak ze een toets kunnen maken (herkansen) en op drie staat de toetsvorm. Studenten gaven ook aan dat ze graag een opbouw in keuzes zouden willen hebben.

  • Het tweede onderzoek is een ontwerpstudie op basis van de rankings van de studenten. We gaan met minimaal drie verschillende docententeams, van verschillende scholen en opleidingen, in drie sessies een standaardtoets herontwerpen naar een flexibele toets. ‘Welke elementen zijn er nodig om van een standaardtoets een goede flexibele toets te maken?’ In deze fase van het onderzoek zitten we nu.

  • Ten derde volgt een evaluatieonderzoek: hierbij laten we docenten eerst een toets afnemen waarbij studenten geen keuze hebben. Vlak voordat deze toets van start gaat vullen de studenten een zogenaamde toets motivatielijst in. Deze zelfde toets gaan we vervolgens herontwerpen zodat de student wel een keuze krijgt. Dan meten we opnieuw de motivatie voorafgaand aan de toets en hopen dan dat er een verandering in motivatie heeft plaatsgevonden. Hypothese hierbij is dat als je studenten een keuze geeft in de manier van toetsen, de motivatie om de toets te maken toeneemt.

Het eerste onderzoek heb ik afgerond, met het tweede onderzoek ben ik nu bezig en het derde onderzoek moet nog worden uitgevoerd. Ik ben ontzettend benieuwd naar de uiteindelijke uitkomst!” Het onderzoek van Giel Kessels wordt aan het einde van dit schooljaar afgerond.

 

>

De Transition Makers Toolbox

Een toolbox die docenten helpt bij het vormgeven van transitieonderwijs.



De Sustainable Development Goals (SDG’s) zijn in 2015 door alle 193 landen van de Verenigde Naties omarmd. Deze 17 doelen moeten ervoor zorgen dat we in 2030 in een duurzamere wereld leven, waarin niemand wordt buitengesloten.

Om de implementatie van de 17 Sustainable Development Goals te versnellen ontwikkelde de Ekskäret Foundation uit Stockholm een raamwerk van zogenaamde Inner Development Goals: 23 vaardigheden en attitudes die nodig zijn om bij te kunnen dragen aan het realiseren van de SDG’s. Dit Zweedse raamwerk van doelen bleek heel goed te matchen met het raamwerk van een samenwerkingsproject op het gebied van transitieonderwijs waarbij verschillende Nederlandse universiteiten zijn betrokken.

Vanuit het Instituut voor Interdisciplinaire Studies van de UvA (IIS), wordt in samenwerking met de kennisalliantie EWUU (TU Eindhoven, Wageningen University & Research, Universiteit Utrecht en UMC Utrecht) gewerkt aan het breed inzetten van transitieonderwijs binnen het huidige onderwijs.
Transitieonderwijs is onderwijs dat is gericht op het aanleren van vaardigheden die nodig zijn om de complexe problemen van onze tijd op te lossen en maatschappelijke veranderingen vorm te geven, om zo een duurzamere toekomst te creëren. Helemaal in lijn met de Sustainable Development goals dus.

Vanuit dit samenwerkingsverband van universiteiten is de Transition Makers Toolbox ontwikkeld, een website vol onderwijsmaterialen die gebruikt kunnen worden door docenten bij het vormgeven van transitieonderwijs.
Centrale vraag bij het ontwikkelen van de Toolbox was: ‘Kunnen we een toolbox ontwikkelen waarin we alles wat docenten al doen op het gebied van transitieonderwijs bundelen, zodat niet iedereen hetzelfde wiel hoeft uit te vinden, én waarbij we zoveel mogelijk docenten inspireren om aan de slag te gaan met transitieonderwijs’.

Belle Jansen, projectcoördinator bij de Transition Makers Toolbox vertelt over het ontwikkelproces: “Bij het ontwikkelen van de Toolbox zagen we dat de vaardigheden en attitudes die wij hadden geformuleerd als leerdoelen voor transitieonderwijs, veel overeenkomsten hadden met het Inner Development Goals-raamwerk van de Ekskäret Foundation. Wij hebben dit raamwerk toegespitst op het hoger onderwijs door een leerdoel te formuleren voor iedere IDG en daar een lesactiviteit en toetsing aan te verbinden. Zo helpen we docenten binnen hun lessen aandacht te hebben voor transitieonderwijs. Via co-creatiesessies deelden docenten van zeven hoger onderwijsinstellingen in Nederland op welke manier ze al vorm gaven aan transitieonderwijs in de vorm van een tool, of welke ideeën ze hadden voor nieuwe tools. Soms waren de ingebrachte tools erg context gebonden, dat wil zeggen passend bij een specifieke opleiding.

Het Transition Makersteam heeft toen samen met de betrokken docenten gekeken hoe we deze tools geschikt konden maken voor een breder publiek. Wij hebben geld en tijd beschikbaar gesteld om die materialen samen verder te ontwikkelen. We hebben op dit moment een verzameling van 24 tools en ons doel is om bij ieder inner development goal twee of meer tools hebben, minstens 48 tools in totaal. Zo kun je als docent kiezen welke tool het beste past bij het onderwijs dat je geeft. Op dit moment hebben we dus nog niet voor ieder IDG een tool. Deze IDG’s hebben voor wat betreft het ontwikkelen van nieuw materiaal prioriteit. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om IDG’s als moed, integriteit en interculturele perspectieven”.

De Toolbox is in eerste instantie ontwikkeld voor docenten die les geven op de universiteit of op het hbo, maar de tools zijn zeker ook bruikbaar voor docenten binnen het mbo. Al het materiaal is ‘open source’, dus je kunt er vrij gebruik van maken zolang het niet wordt ingezet voor commerciële doeleinden. Vertaling van de tools naar het Nederlands heeft op dit moment geen prioriteit.

___________________

TIPS

Ilja Boor, co-founder van de Toolbox en senior curriculumontwikkelaar bij het IIS, is een van de auteurs van het boek ‘Meaningful Assesment’. Een publicatie die docenten helpt om op een andere manier te kijken naar hun manier van toetsen. Alle materialen in de Toolbox zijn open source, dus je bent vrij om de tools uit de toolbox te gebruiken in je eigen onderwijs.
All tools – Transition Makers Toolbox

___________________

>

1250 leerlingen bezoeken een bedrijven-netwerkbeurs buiten de reguliere openingstijden om

Contacta is hét zakelijke netwerkevent voor Zuidwest Nederland.


Bedrijven uit Zeeland, West-Brabant, Zuid-Holland en Vlaanderen komen hiervoor jaarlijks samen in de Zeelandhallen in Goes.

Maar dit jaar was er iets bijzonders aan de hand: op 8 november jl. gingen de deuren van de beurs, buiten de reguliere openingstijden om, open om 1250 Zeeuwse vmbo-leerlingen te ontvangen! Leerlingen konden zo kennismaken met 250 (regionale) organisaties en een groot aantal beroepen. Een uitstekende gelegenheid dus om meer te weten te komen over de (regionale) arbeidsmarkt en te ontdekken waar werk is. Deze bijzondere openstelling van de beurs kostte natuurlijk extra tijd voor de bedrijven, maar leverde ook veel op. Bedrijven waren enthousiast om zich op deze manier aan de Zeeuwse jongeren te kunnen presenteren.

Bedrijven werden goed voorbereid op het bezoek van de jongeren. Een speciale projectgroep verspreidde de avond tevoren een infobulletin met allerlei informatie, bijvoorbeeld over hoe je in gesprek kunt gaan met jongeren die het bezoek aan zo’n groot evenement best spannend vinden.

De leerlingen werden op hun eigen school ook goed voorbereid. Zo was er op iedere school zo’n vier uur ingeruimd voor allerlei voorbereidende opdrachten en hadden alle leerlingen bij het bezoek aan de beurs een opdrachtenboekje bij zich waarmee ze aan de slag moesten. Het evenement was dus mede zeer geslaagd omdat de voorbereiding zowel vanuit de kant van de bedrijven als vanuit de scholen optimaal is geweest.

De randvoorwaarden die er mede voor hebben gezorgd dat het evenement zo succesvol was zijn:

  • Tijdens het evenement reden acht bussen af en aan om de leerlingen vanuit alle delen van Zeeland af te leveren bij de beurslocatie in Goes. De kosten voor dit vervoer werden samen gedragen door de vervoersmaatschappij AMZ , de provincie Zeeland en LMG (het bedrijf dat de Contacta organiseert)

  • De leerlingen waren volgens een strak schema ongeveer 1,5 uur op de beursvloer en dit bleek ook voldoende.

  • Begeleidend docenten hadden een herkenbaar geel hesje aan en hadden de opdracht voor ALLE leerlingen (dus niet alleen van hun eigen school) het aanspreekpunt te zijn. Daarnaast waren een heel aantal hostesses in opleiding bij het mbo gevraagd om aanwezig te zijn voor de begeleiding van de leerlingen. Deze begeleiding bestond bijvoorbeeld uit het wegwijs maken tussen de vele stands, leerlingen helpen over de streep te trekken als ze de 1e stap naar het gesprek niet durfden te maken etc.

Zowel bedrijven, docenten en jongeren vinden het een experiment dat voor herhaling vatbaar is. Het doel is om dit jaarlijks te gaan herhalen en op te nemen in curriculum. Er is ook veel interesse bij havo- en vwo-scholen om aan te sluiten. Die vraag is ook vanuit het bedrijfsleven gekomen. Dan moet er nog wel even gepuzzeld worden over de aantallen bezoekende leerlingen…

QR programmaboekje 
QR code naar programmaboekje

 

 

 

>

De Zomerschool van Gilde opleidingen

Een unieke manier van doorstromen naar een vervolgopleiding/het nieuwe schooljaar

 

 

Het is inmiddels een begrip in de regio en langzamerhand ook steeds meer daarbuiten: de Zomerschool van Gilde Opleidingen. Al acht jaar organiseert het enthousiaste taalschoolteam van Gilde Opleidingen een twee weken durend programma waarbij de focus ligt op de Nederlandse taal, maar waarbij het praktische aspect én de aandacht voor LOB ook een belangrijke rol spelen. Dit alles maakt het tot een uitzonderlijk project.

De Zomerschool is er in eerste instantie voor anderstalige studenten die starten met een nieuwe opleiding binnen Gilde Opleidingen. Een groot deel van deze anderstalige studenten is afkomstig van een ISK en maakt de overstap naar het mbo-onderwijs. De Zomerschool is zo ingericht dat deze overstap van ISK naar mbo aanvoelt als een warm bad. Het onderwijs is kleinschalig, laagdrempelig en bovenal activerend.

Een tweede taal leer je namelijk niet alleen vanuit een boek, maar ook zeker door het te ervaren. Taal in de praktijk brengen is dan ook een belangrijke pijler van de Zomerschool. Zo maken studenten tijdens een kookworkshop hele maaltijden aan de hand van praktijkkaarten die ze later bij Entree ook gaan gebruiken. Ook oefenen ze met het voeren van allerlei soorten gesprekken zoals sollicitatie-, klacht- en verkoopgesprekken én wordt hun vakjargon alvast uitgebreid door te oefenen met begrippen uit hun nieuwe opleiding. Zo wordt de verbinding met hun nieuwe opleiding tijdens de Zomerschool al gelegd en krijgen studenten de kans om verschillende aspecten van hun opleiding al vroeg te ervaren.

Naast dat de Zomerschool een fijne plek is voor nieuwe studenten om goed te ‘landen’ bij Gilde Opleidingen, is het ook een mooie kans voor zittende studenten om hun taalniveau te verbeteren. Veelal spreken anderstalige studenten weinig tot geen Nederlands in de zomervakantie, waardoor ze het nieuwe schooljaar met een kleine taalachterstand beginnen. Door in de zomervakantie een speciaal taaltraject voor 2F- of 3F-doorstroom te volgen, maken deze studenten een flitsende start met hun opleiding. Ook in dit 2F- en 3F-doorstroomprogramma leren studenten taal vanuit de context en met activerende werkvormen, maar zij worden daarnaast voorbereid op examens Nederlands en gaan wat dieper op de materie in. Ook voor deze studenten geldt: een goed begin is het halve werk.

Er ligt ieder jaar een mooi programma klaar voor de studenten, maar dat wil niet zeggen dat ze zelf geen keuzevrijheid hebben. Het middagprogramma bestaat namelijk uit verschillende workshops, waarbij studenten zelf mogen kiezen welke workshop ze willen volgen. Denk hierbij aan woordleerstrategieën, uitspraak, presenteren, effectief lezen, woordenschat, sociale media en nog veel meer! Door studenten zelf workshops te laten kiezen, worden ze enerzijds meer verantwoordelijk over hun eigen leren en anderzijds leren ze datgene wat ze willen leren.

Studenten zijn ieder jaar opnieuw enthousiast over de Zomerschool, zo blijkt ook uit hun reacties: ‘Het was heel leerzaam!’, ’Ik vind de Zomerschool een goede voorbereiding op het schooljaar!’, ‘Ik ben helemaal blij met mijn nieuwe vrienden en ik heb veel taal geleerd!’. De afgelopen jaren waardeerden de studenten de Zomerschool niet lager dan een 8,4.

_____________________________________

TIPS

  • Taal leer je niet alleen uit een boek, de sociale en praktische kant is minstens zo belangrijk.
  • Geef taal context door er praktische opdrachten aan te verbinden.
  • Maak begrippenlijsten voor studenten in de context van hun beroepsopleiding

_____________________________________

>

Hoe aantrekkelijk is mijn bedrijf voor jongeren?

Een bedrijfsscan bij bedrijven door mbo-studenten

 

 

Bedrijven en met name het mkb, hebben vaak moeite om jongeren te werven en te behouden. Dat kan bijvoorbeeld komen door schaarste in de sector of doordat deze bedrijven niet altijd vanuit het perspectief van de jongeren denken. Om ervoor te zorgen dat de aansluiting tussen mkb-bedrijven en jongeren verbetert, ontwikkelde mboRijnland de Jongerenbedrijfsscan. Deze scan is bedoeld om bedrijven te laten nadenken over de vraag: ‘Hoe aantrekkelijk is mijn bedrijf voor jongeren?

Met de Jongerenbedrijfsscan wordt in kaart gebracht hoe jongeren denken over het bedrijf. Welke imago heeft het bedrijf? Wat vinden jongeren van de (online) uitstraling? Hoe beoordelen ze de arbeidsvoorwaarden en de groeimogelijkheden?
De scan geeft bedrijven inzicht in wat jongeren aantrekkelijk vinden aan het bedrijf en wat ze missen. De uitkomsten van de scan worden door de studenten aan het bedrijf gepresenteerd. Vervolgens gaan beide partijen in gesprek zodat het bedrijf concrete stappen kan zetten om de aansluiting met jongeren te verbeteren.

Jongeren die hebben meegewerkt aan het uitvoeren van de scan voelen zich serieus genomen: met hun input wordt echt iets gedaan en bovendien geeft het hen de mogelijkheid om bij verschillende bedrijven een kijkje te nemen en zich zo beter te oriënteren op de toekomst.
Bedrijven zijn ook blij met de scan, ze hebben concrete tips om met hun jongerenbeleid aan de slag te gaan. Een win-winsituatie dus.
 

Hoe ziet het afnemen van de scan er in de praktijk uit?

Jongeren gaan in een groepje van vier à vijf studenten, van verschillende opleidingen, op bezoek bij een bedrijf. Het bedrijf of de organisatie heeft bij voorkeur raakvlakken met de opleiding van de betreffende jongeren. Ook zijn er binnen het groepje jongeren altijd studenten van de opleiding Media & Vormgeving aanwezig. Zij zorgen voor visueel materiaal van het bedrijf.
De studenten denken voordat zij op bezoek gaan bij het bedrijf, na over de vragen die ze gaan stellen en stellen een bedrijfsspecifieke scan (vragenlijst) op. De studenten worden bij de voorbereiding op het bezoek begeleid door een docent van mboRijnland. Deze docent legt ook het contact met het bedrijf.
 

Twee voorbeelden

Een groep studenten heeft de Jongerenbedrijfsscan uitgevoerd bij een beveiligingsbedrijf. Hierbij hebben ze gekeken naar verschillende aspecten van het bedrijf: van website tot werkomgeving en van social media tot aantrekkelijkheid voor jongeren van het bedrijf. Ook de reistijd en de bereikbaarheid met het openbaar vervoer maakten deel uit van de scan. Aantrekkelijk bij dit bedrijf vonden de jongeren vooral de app waarin medewerkers kunnen aangeven wanneer ze beschikbaar zijn om te werken. Veel jongeren vinden het fijn om parttime te kunnen werken naast bijvoorbeeld een eigen onderneming, een dergelijke app vergroot de flexibiliteit. Minder aantrekkelijk bij dit bedrijf vonden de jongeren het gebouw en de werkplekken.

Een ander voorbeeld van een succesvolle Jongerenbedrijfsscan is het bezoek van studenten aan een vakantiepark. De studenten gaven tips aan dit bedrijf, onder andere over hoe vacatureteksten aantrekkelijker kunnen worden gemaakt voor jongeren, bijvoorbeeld door in de vacature aan te geven dat je door aan het werk te gaan in het vakantiepark verschillende talen kunt oefenen. Ook kreeg het bedrijf tips over hoe je zo’n advertentie plaatst op Tiktok en Instagram.
 

Ambitie

De bedoeling is dat de inzet van de Jongerenbedrijfsscan verder groeit. Daarom organiseert LLokaal, een initiatief van mboRijnland voor Leven Lang Ontwikkelen, regelmatig rondetafelgesprekken om zo bedrijven te interesseren voor de scan.

>

Informatie is de sleutel voor een succesvolle overstap naar het mbo

Twee Overstapcoaches vertellen wat helpt bij de begeleiding van leerlingen bij de overstap van vmbo naar mbo.
 

Het project ‘Overstapcoaches’ van het Samenwerkingsverband VO Waterland heeft als doel het aantal schoolverlaters en thuiszitters te laten dalen door leerlingen intensief te begeleiden bij de overstap van vmbo naar mbo. Het project is succesvol en werd daarom onlangs verlengd. Overstapcoaches Rob Molenaar en Ashley Finch vertellen over hun aanpak, en waarom die zo goed werkt. “Je moet eerlijk zijn tegen leerlingen, anders blijven ze in hun bubbel.”

 

Hoe verminder je uitval van leerlingen in het mbo, en hoe verminder je het aantal leerlingen en studenten dat wel ingeschreven staat maar geen onderwijs volgt, de thuiszitters? Door ze intensief te begeleiden, bijvoorbeeld door een overstapcoach. Rob Molenaar en Ashley Finch zijn overstapcoach bij het Samenwerkingsverband VO Waterland en begeleiden leerlingen in de regio’s Purmerend en Edam/Volendam/Monnikendam van het vmbo naar het mbo. Ze geven voorlichting in vmbo-eindexamenklassen en begeleiden ook individuele leerlingen in een persoonlijk traject.

Ashley: “Ik praat met ze over hun studiekeuze en we gaan in op hun persoonlijkheid: waar ben je goed in? Het zijn sessies van een uur waarin het gaat over talenten, kwaliteiten, uitdagingen en valkuilen. Door interactie krijg ik dan de juiste informatie naar boven.”

Rob: “Soms is één telefoontje genoeg, maar ik heb ook een leerling wel eens drie jaar gevolgd. Er zijn leerlingen met een verstoorde schoolloopbaan, die misschien op de basisschool al op vier scholen zijn geweest, een te hoog advies hebben gehad en vervolgens zijn afgezwaaid naar kader en uiteindelijk basis. Dan zijn ze gedemotiveerd en teleurgesteld.”

Ashley: “Het is vooral belangrijk dat zo’n leerling weer een positief gevoel krijgt. Wij hebben goede contacten met het mbo in de regio. We weten wat de mogelijkheden zijn en we kunnen leerlingen bijvoorbeeld gemakkelijk plaatsen bij een meeloopdag, zodat ze een positieve school-ervaring krijgen.”

Rob: “Wij zijn eigenlijk een verlengstuk van het mentoraat en decanaat. Mentoren zijn vakdocenten, ze kunnen niet alle leerlingen individueel begeleiden. Waar het nodig is voor een succesvolle aansluiting tussen vmbo en mbo, nemen wij het over.”

 

Het aantal voortijdig schoolverlaters is in jullie regio’s drastisch gedaald. In Purmerend, bij jou Rob, zijn het er zelfs maar twee. Hoe krijgen jullie dat voor elkaar?

Rob: “Je moet scherp zijn. Ik kijk bijvoorbeeld elke dag in het overstap-dashboard. Als een leerling is afgemeld, of niet op komt dagen voor een intake, bel ik de mentor: ‘Wat is er aan de hand? Ga je wat doen?’”

Ashley: “Het heeft ook te maken met hoe je het gesprek aangaat. Wij zijn altijd positief. Ik zeg dan niet tegen zo’n leerling ‘Waarom ben je niet naar de intake geweest?’ Maar ‘Hoe gaat het met je?’ Dat de leerling niet naar de intake is geweest, maakt niet uit. Misschien is hij het gewoon vergeten, prima, dan maken we een nieuwe afspraak. Maar als het antwoord is ‘Eigenlijk wilde ik er niet heen’, dan gaan we de leerling en de ouders uitnodigen, want dan is er iets misgegaan. Vaak was dat dan al bij de profielkeuze of bij de stage.”

Rob: “Er wordt vaak gezegd: die profielkeuze is niet zo heel belangrijk, de leerlingen kunnen op het mbo nog alle kanten op. Maar de profielkeuze is wél belangrijk.”

Ashley: “Soms willen leerlingen na het vmbo alsnog iets technisch gaan doen, maar het mbo stelt in de technische richtingen best hoge eisen. Dan lopen ze vast omdat ze teveel moeten inhalen. Je wilt daarom vroeg beginnen met het informeren van ouders en leerlingen, het liefst al in de brugklas.”

 

Het gaat vaak mis bij de studiekeuze. Waardoor komt dat volgens jullie?

Ashley: “Informatie is de sleutel om te onderzoeken wat bij je past en om succesvol over te stappen naar een mbo-studie. Er zijn zoveel opleidingen en er kan zoveel, je kunt opleidingen bijvoorbeeld ook versneld doen. Ouders hebben daar ook geen kennis over, en van mentoren en decanen kun je ook niet verwachten dat die alle mbo-opleidingen kennen. Ik merk dat de kennis en expertise ontbreekt, en tegelijkertijd is er druk op de kinderen om een goede keuze te maken. Het is niet raar dat een kind dan blokkeert.”

Rob: “Sommige ideeën kloppen ook gewoon niet. Veel ouders vinden bijvoorbeeld de havo belangrijk. ‘Mijn kind moet naar de havo!’, zeggen ze dan. Maar voor wie dan? ‘Havo is beter!’ Dat is helemaal niet waar. Ik heb ook ouders die zeggen: ‘Mijn zoon heeft nu een mavo-diploma, hij weet nog niet wat hij hierna wil, zullen we dan maar havo doen?’ Nee! Dan krijg je over twee jaar precies hetzelfde probleem.”

Ashley: “Ik teken het uit voor de ouders: vanaf mbo 4 kun je eventueel óók naar het hbo. Na het mbo heb je in ieder geval een vakdiploma, daarna kun je altijd nog verder leren.”

 

Hoe geven jullie leerlingen een realistisch idee van hun loopbaanideeën?

Rob: “Als een leerling zegt dat hij misschien treinmachinist wil worden, vraag ik hem eerst: ‘Wat komt daar bij kijken?’ Het antwoord is meestal ‘Weet ik niet.’ Dan zeg ik: ‘Je gaat naar het station, je gaat zwaaien naar een machinist en dan ga je die machinist interviewen over het werk.’ Het moet gaan léven. Leerlingen zitten vaak niet in de realiteit en ze hebben geen idee van geld. Ze denken dat ze na twee jaar werken vierduizend euro per maand gaan verdienen. Dus ik laat het ze uitzoeken: als je straks achttien bent en je gaat een huis zoeken, hoeveel geld heb je dan nodig per maand? Wat kun je verwachten qua salaris, met verschillende opleidingen?”

Letten jullie vooral op wat de leerling wil, of ook naar de arbeidsmarkt in de regio?

Rob: “Allebei. Je moet niet alleen gaan doen wat je leuk vindt - het mbo heeft hele leuke opleidingen, waarin totaal geen werk te vinden is. Dus je moet ook kijken naar je talenten en naar wat de samenleving nodig heeft. Ik ben trouwens scherp op maatschappelijke ontwikkelingen: als je met auto’s wilt werken omdat je dat leuk vindt, heb je ook vakken als elektrotechniek en ict nodig, want de verbrandingsmotor bestaat over tien jaar niet meer. Ouders komen soms aan met ‘Mijn kind vindt niks leuk’. Dan zeg ik: ‘Er zijn duizend opties, dus als hij niks leuk vindt, hebben we een dringend probleem’. Uiteindelijk is het antwoord vaak gewoon: ‘Het leven ís niet alleen maar leuk.’ Ik heb altijd een top vijf van kansrijke sectoren bij de hand. Dat zijn handel en retail, bouw en techniek, zorg, ict en horeca.”

 

De uitval op het mbo komt voor een groot deel door switchen. Waar gaat dat mis?

Ashley: “Soms valt een vervolgopleiding tegen omdat de leerling geen realistisch beeld had. De inhoudelijke aansluiting is niet goed, omdat ze een aantal vakken niet hebben gehad die ze wel nodig hebben.”

Rob: “Van ouders hoor ik: ‘Het mbo is heel groot en er zijn heel veel prikkels’. Aan de andere kant hoor ik mbo-docenten zeggen ‘Sommige studenten doen een mbo 4-opleiding, maar in emotioneel opzicht zijn ze dertien.’ Dat heeft ook met corona te maken, veel leerlingen hebben lang online les gehad, maar er is op het vo ook te weinig aandacht voor sociale vaardigheden. Maar jongeren zijn soms ook te snel op iets uitgekeken. Dat is iets maatschappelijkers: alles is vluchtiger. Ik zou zeggen als ouder: je maakt dit af!”

 

Hoe belangrijk is de rol van ouders?

Rob: “Heel belangrijk. Veel kinderen hebben bijvoorbeeld geen idee wat hun ouders precies voor werk doen. Die vragen worden op school niet gesteld in een driehoeksgesprek, maar het is het eerste wat ik wil weten: wat doet je vader, wat doet je moeder? Veel ouders zijn niet gelukkig met hun baan. Kinderen weten dat en voelen dat, die zijn niet gek. Als het gaat om studie- en beroepskeuze, begint het daar eigenlijk al.

Daarnaast hebben leerlingen structuur en regelmaat nodig. Als je thuiskomt na school: drink een kop thee, gooi de telefoon in de la, kijk in je agenda en ga huiswerk maken, en pak om 20 uur je tas in voor de volgende dag. Soms ben ik echt de ouders aan het opvoeden. Het is eigenlijk raar dat ik dat soort advies moet geven. Maar daar zie ik het wel mis gaan.”

Zijn er eigenlijk verschillen tussen jullie regio’s?

Ashley: “Onze regio’s liggen maar tien kilometer uit elkaar, maar er speelt een hele andere problematiek. In mijn regio, Edam/Volendam/Monnikendam, zijn de mensen heel ondernemend. Het zijn schilders, vissers of ze werken in de bouw. De ouders zijn meestal al vroeg gaan werken, en de leerlingen hebben vaak ook al werk. Ze willen vaak liever werken dan naar school, maar we zitten nu eenmaal in een systeem waarbij je eerst een diploma moet halen, je moet gewoon een startkwalificatie hebben. Dus ik zoek dan naar mogelijkheden om een traject passend te maken. Soms kan een leerling in een later leerjaar instromen, omdat hij al veel praktijkervaring heeft. Of leerlingen stroomt uit naar arbeid, maar dan door middel van een leerwerktraject, zodat ze toch een mbo-diploma hebben.”

Rob: “Purmerend is veel multicultureler, we hebben 160 culturen, en veel gezinnen uit Somalië, Eritrea en Marokko. Veel ouders willen dat hun kind later advocaat of dokter wordt. Die droom prik ik door, we gaan daar niet naar kijken. ‘Advocaten en dokters hebben we genoeg. Wat is jouw talent en wat zijn jouw mogelijkheden?’ Vervolgens baken ik het af: je kunt wél mbo juridische dienstverlening gaan doen, en je kunt ook verpleegkundige worden. Ik laat ook zien dat je hard moet werken en dat de investering per opleiding anders is. Als je op het vmbo al nooit je huiswerk maakt, of als je nooit een boek leest, dan moet je niet iets met rechten gaan doen. Dat is die reality check waar we het al over hadden.”

 

Jullie komen op veel scholen. Hoe wordt het LOB-programma daar uitgevoerd?

Rob: “Ik kom op scholen waar een waterdicht LOB-plan ligt, maar vaak zijn dat vooral letters op papier en zie ik het niet terug in de praktijk. Een opdracht als ‘De LOB’er moet het managementteam informeren over de voortgang’ – ik word er blij van als ik het lees, maar ik weet zeker dat het in de praktijk niet gebeurt. Ik zie al dat dertig LOB-ers het managementteam moeten gaan informeren.”

Ashley: “Bij scholen die weinig doen aan LOB, merk ik dat ik met leerlingen in een individueel traject op nul moet beginnen. Die moeten eerst nog onderzoeken wie ze zijn. Sommige scholen investeren echt in LOB. Die hebben een eigen programma ontwikkeld, en geven decanen en mentoren genoeg tijd en ruimte om het goed op te pikken. De leerlingen van die scholen komen met meer bagage, ze hebben zelfkennis, ze weten ook al het een en ander over vervolgopleidingen. Dan kan ik veel verder in steken in mijn eigen traject.”

 

Wat zou in het algemeen helpen om de overstap vmbo-mbo soepeler te maken, volgens jullie?

Rob: “In het ideale geval zouden mentoren een logboek gaan bijhouden van alle stappen en de voortgang. Als alle mentoren dat gaan doen, zijn wij overbodig. Het doel van dit project is uiteindelijk dat scholen zeggen: ‘Rob en Ashley bedankt, we hebben de expertise en de passie, we kunnen het zelf’. Ik zou bij het mbo een propedeusejaar willen, waarin studenten eerst kunnen laten zien dat de gekozen richting bij hen past en dat ze succesvol kunnen zijn. En zo niet, dat ze bij een overstapcoach terecht kunnen om uit te zoeken wat dan wel bij ze past.”

Ashley: “Of een soort mbo-tussenjaar waarin studenten Nederlands, Engels, rekenen en burgerschap krijgen, en verder veel aandacht is voor loopbaanoriëntatie, stages en sociale vaardigheden, zodat leerlingen de tijd hebben om een persoonlijk plan te maken en een vervolgopleiding te kiezen. Het ROC Amsterdam biedt zoiets al aan: Izone.”

 

Hoe loopt het eigenlijk af met leerlingen die je soms al drie jaar begeleidt?

Rob: “Altijd goed. Het heeft ook gewoon te maken met de ontwikkeling van de frontale cortex, dat duurt bij jongens langer en het onderwijs is er niet op ingericht: we stoppen ze te vroeg in een keurslijf, en als ze dan niet passen, is er een probleem. Maar tegen de tijd dat ze 24 of 25 zijn, willen ze gewoon een huisje, beestje en een baan. Uiteindelijk komt het altijd goed. Alleen: daar kunnen we niet op wachten.”

_______________________________________________

TIPS 

  1. Informatie over opleidingen is belangrijk, maar zorg daarnaast voor ervaringen. Door een dag mee te draaien, ervaren leerlingen pas echt of een vervolgopleiding bij hen past.
  2. Wees niet bang voor een reality check, ook bij de ouders. Een vmbo-leerling die nooit huiswerk maakt en geen boeken leest, wordt later geen advocaat of arts. Kijk naar opties die wél realistisch zijn.
  3. Begin vroeg met de voorlichting, ook voor de profielen. En zorg voor goede contacten met mbo’s, zodat je op de hoogte bent van (nieuwe) vervolgopleidingen.

_______________________________________________

Tekst Anne Wesseling, Fotografie Hetty van Oijen

>

MBO-talentprogramma voor havisten die vastlopen

Havo- en vwo-leerlingen laten ervaren welke kansen en mogelijkheden het mbo biedt


Havo- en vwo-leerlingen hebben, als ze in het bezit zijn van een overgangsbewijs van klas 3 naar klas 4, geen diploma nodig om door te stromen naar het mbo. Voor havisten (en vwo’ers) die vastlopen in de bovenbouw kan het een optie zijn om met dit overgangsbewijs de overstap naar het mbo te maken. Om deze leerlingen te laten ervaren welke kansen en mogelijkheden er zijn op het mbo en of de overstap een reële optie is, ontwikkelde ROC Midden Nederland het mbo-talentenprogramma voor havisten.

Bij dit talentenprogramma staan persoonlijke ontwikkeling en oriëntatie centraal. Binnen het programma is veel aandacht voor de vragen wie ben ik, wat wil ik, wat kan ik. Bij het programma van ROC Midden Nederland ligt de nadruk op oriëntatie van opleidingen binnen de techniek- en zorgsector, maar er is ook veel ruimte voor maatwerk. Iedere leerling wordt tijdens het gehele traject begeleid door een studentcoach. Contact met de vo-school is belangrijk, zodat er sprake kan zijn van een warme overdracht. Er is bij de start, voor de mei-vakantie en aan het einde van het programma contact met zowel de mentor als de decaan van de betreffende leerling, zodat deze goed op de hoogte blijven van de ontwikkelingen die de leerling doormaakt.

Van de 18 gestarte havo-4 leerlingen die het afgelopen jaar hebben meegedaan aan dit programma, start 89% het komende studiejaar met een mbo-opleiding. ROC Midden Nederland zal deze groep leerlingen het komende studiejaar volgen om te monitoren hoe zij zich verder ontwikkelen en in welke mate het talentenprogramma daaraan heeft bijgedragen.

Het talentenprogramma duurt 4 maanden: van maart t/m juni gedurende twee dagen per week. De overige dagen gaat de leerling naar de vo-school, zodat het ook mogelijk blijft de opleiding daar voort te zetten.

>

Ontdek het hbo

Online tool helpt mbo-student bij vinden route naar het hbo

 

De overstap van het mbo naar het hbo heeft voor sommige studenten in het middelbaar beroepsonderwijs flink wat obstakels. Een nieuwe online tool kan hen tijdens hun mbo-opleiding kennis laten maken met het hbo en ervaren of deze onderwijsvorm bij hen past. Windesheim en Deltion College ontwikkelden in een vruchtbare samenwerking met verschillende mbo-instellingen de tool ‘Ontdek het hbo’. Een gesprek met Anneke Postma (Windesheim) en Martje Werkman-Bos (Deltion College).

 

 

 

 

 

Voor welke mbo-studenten is deze tool vooral geschikt?

Anneke: ‘De gedachte achter dit project is het centraal stellen van de student en vooral: het creëren van gelijke kansen. Er zijn studenten op het mbo die direct aan het werk willen, of die een tweede mbo-opleiding willen volgen. Maar er zijn ook flink veel studenten die naar het hbo willen en zich afvragen: wat is nou mijn volgende stap, hoe pak ik dit aan. Die kunnen dankzij deze e-learning, ‘Ontdek het hbo’, kennismaken met hbo-vaardigheden en zelf de regie nemen.’

Martje: ‘Deze tool is voor alle mbo-studenten, maar voor de een is de drempel om naar het hbo te gaan hoger dan voor de andere. Sommigen redden het op eigen kracht en hebben goede voorbeelden in hun omgeving, maar er zijn ook heel wat studenten die thuis te horen krijgen: dat kun je beter niet doen, of: dat is te hoog gegrepen. Voor studenten die extra begeleiding nodig hebben kan de drempel ook te hoog zijn. En er zijn soms hele praktische en theoretisch redenen. Een mbo-student die in de toekomst een overstap wil maken naar een andere sector, vindt het vaak lastig om zijn mogelijkheden te overzien. De vraag is dan: hoe kun je als onderwijsinstelling daar op inspelen om vertraging te voorkomen. Een student die er vroegtijdig achter komt wat zijn mogelijkheden zijn, bespaart een hoop tijd en geworstel én voorkomt wellicht afstel. Dat inzicht is mogelijk de aanleiding om bijvoorbeeld alvast een vak als wiskunde of scheikunde te volgen om een toekomstige stap naar de zorg of techniek makkelijker te maken.’

Hoe kwam de online tool tot stand?

Martje: ‘Het idee komt voort uit de connecties die we samen met Windesheim en een aantal mbo-instellingen al hadden ter voorbereiding van een onderdeel genaamd Keuzedeel Voorbereiding hbo. We wilden echter graag meer mbo-studenten bereiken én in een veel eerder stadium. Vanuit het hbo is er de behoefte dat je studenten in huis wilt halen die een gedegen keuze maakten en in het mbo speelt de vraag hoe je die vervolgroute het beste kunt vormgeven en aanpakken. Studenten moeten, vinden wij, al veel eerder dan het officiële 1-mei-moment bezig zijn met kiezen en oriënteren. Met deze tool brengen we het hbo direct vanaf het eerste leerjaar veel dichterbij, gebruikmakend van een lijn door het gehele mbo. Daarbij kiezen we voor een opbouw richting het keuzemoment, zodat het voor de student steeds urgenter wordt om ermee bezig te zijn en zich erin te verdiepen. Langzamerhand kwamen we via een aantal brainstormsessies uit op de wens om een online middel te creëren. Ook omdat we het belangrijk vinden om zo actueel mogelijk te kunnen blijven. Bij Deltion hebben we een expert op het gebied van Xerte en die heeft de tool gebouwd.’

Anneke: ‘Het is begonnen met individuele contacten. Wat dat betreft verdient Martje alle credits want zij is een echte verbinder en kan mensen goed bij elkaar brengen en stappen laten zetten richting een mooi en gezamenlijk product.’

 

Hoe werkt de tool?

Martje: ‘We hebben zeven hoofdstukken gemaakt die de student ieder in zijn eigen tempo verder brengt in het denkproces. In ruim veertig opdrachten bouwt de student zelfstandig een portfolio op. We merken nu al dat het werkt. Studenten worden op ideeën gebracht en vertellen dat ook. Een leuk weetje: de kleuren van de onderdelen corresponderen met de kleur van de onderwijsinstelling die de vraag en onderdeel voor haar rekening nam.’

Anneke: ‘Studenten werken zelfstandig aan hun portfolio maar begeleiding is natuurlijk belangrijk. Loopbaanoriëntatie (LOB) is een vast onderdeel binnen het mbo. Vanuit de tool krijgen studenten ook opdrachten om onderdelen te bespreken met hun studiebegeleider.’

 

Wat is de kracht van deze tool?

Anneke: ‘De kracht vind ik vooral dat deze tool een gezamenlijk product is van een samenwerking tussen verschillende onderwijsinstellingen. We hebben dit echt met z’n allen voor elkaar gekregen. Ik hoop dat we elkaar in de toekomst zullen blijven vinden en dat deze tool kan bijdragen aan het langzaam verdwijnen van de harde knip tussen mbo en hbo, waarvan nog steeds sprake is. Verder past dit project heel goed in het plaatje van een leven lang ontwikkelen. Je plant er toch een zaadje mee.’

Martje: ‘Sommige studenten op het mbo willen doorstuderen, misschien op dit moment niet, maar later misschien wel. Deze tool helpt hen om na te denken over hun toekomst. En inderdaad zoals Anneke zegt: het is een prachtig product van samenwerking. Om samen zoiets te maken helpt om elkaar beter te kunnen vinden rondom het thema de student centraal. We blijven ontwikkelen!’

_________________

De samenwerking van Windesheim, Deltion en verschillende mbo’s in de regio bij het ontwikkelen van de Ontdek-het-hbo-tool(opent in nieuw tabblad) is onderdeel van het Regionaal Ambitieplan met als doelstelling het versterken van de samenwerking in de regio en binnen de netwerkgroep Zw8lse (Zwolse 8).

Aan deze tool werkten o.a. mee: Landstede MBO, Menso Alting Zwolle, Drenthe College, Hogeschool Windesheim, Deltion College, Aventus, Cibap vakschool voor vormgeving, Hogeschool KPZ, ArtEZ, Hogeschool Viaa en Zone College.

_________________

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Bron: https://www.windesheim.nl/nieuws

>

Een LOB-spel dat je op verschillende manieren kunt inzetten

Als docenten over hun eigen loopbaan in gesprek gaan hoef je eigenlijk niet meer uit te leggen waarom LOB belangrijk is.

 

Sammie Visser, beleidsmedewerker LOB bij Landstede MBO, organiseert inspiratiedagen voor docenten die het vak loopbaan en burgerschap geven. Om deze docenten te laten zien én te laten ervaren dat LOB eigenlijk met alles wat er op school gebeurt verweven is en dus niet iets is wat er ook nog bijkomt, ontwierp zij een spel. Dit spel, dat eigenlijk bedoeld is voor studenten, speelden de docenten op een van de bovengenoemde inspiratiedagen én met succes. “Als docent heb je zelf vaak al een hele loopbaan achter de rug en daardoor veel meegemaakt. Bij het spelen van dit spel ervaren docenten hoe leuk het is om met elkaar in gesprek te gaan over de eigen loopbaan, elkaar vragen daarover te stellen en er vervolgens ook in lessen mee aan de slag te gaan. Als docenten over hun eigen loopbaan in gesprek gaan hoef je eigenlijk niet meer uit te leggen waarom LOB belangrijk is.”

 

 Hoe wordt het spel gespeeld?

De basis van het spel is de zogenaamde loopbaancirkel met de vijf loopbaancompetenties. Je zou het spel kunnen vergelijken met het spel Triviant. Op het spelbord staan, om de loopbaancirkel heen, alle kerntaken van loopbaan en burgerschap die wij op school hebben.”

“Je gooit met de dobbelsteen en je mag vervolgens zelf kiezen naar welke loopbaancompetentie je gaat. Als je bijvoorbeeld gaat naar werkexploratie, dan kies je een kaartje met een van de vijf bijbehorende vragen. Bijvoorbeeld: ‘Welke baan gaf jou tot nu toe het meeste plezier en waarom?’ of: ‘Waarvan ga jij stralen, waar kom jij van in beweging?’ Naar aanleiding van je antwoord gaan groepsgenoten je hierover vragen stellen vanuit het motto ‘ga in de schoenen van de ander staan en haak aan bij wat er wordt gezegd’.”

 

Kun je het spel ook met studenten spelen?

“Zeker! Ook voor studenten zorg dit spel voor bewustwording en motivatie om met LOB aan de slag te gaan. Omdat het spel gebaseerd is op een combinatie van LOB en burgerschap, kun je die beide thema’s heel mooi verbinden. Bijvoorbeeld als de student het kaartje trekt met de vraag ‘Welke (bij)baan gaf jou tot nu toe het meeste plezier en voldoening?’, dan kunnen groepsgenoten vanuit de thema’s van de kerntaken burgerschap vragen stellen als ‘Waar kreeg je je salaris op gestort?’ of ‘Wat waren de mores in dit bedrijf?’. Het resultaat is eigenlijk hetzelfde als bij de docenten: het levert vooral plezier en bewustwording op.”

 

En buiten het mbo, is het spel dan ook te gebruiken?

Ik denk dat het spel zeker ook binnen het vo gebruikt zou kunnen worden. Bijvoorbeeld bij een team(mid)dag. In de bijlage vind je de kaartjes met de vragen die zijn gebaseerd op de loopbaancompetenties in Word, zodat het spel aangepast kan worden aan de eigen schoolsituatie. Het spelbord is wel echt gericht op het mbo, maar je zou natuurlijk je eigen spelbord kunnen ontwerpen. Ook met leerlingen kun je dit spel spelen. Als docenten het eerst zelf hebben gespeeld, kunnen ze in een les als deelnemer meedoen aan het spel. Leerlingen (en studenten) vinden het meestal ontzettend leuk om van hun docenten te horen welke loopbaan ze tot nu toe hebben gehad en wat ze daarbij allemaal hebben geleerd en meegemaakt.”

 

TIP

Je kunt het spel downloaden en de kaartjes aanpassen naar je eigen schoolsituatie.

>

Een doorlopende leerlijn vmbo-mbo om beter te kunnen kiezen welke opleiding bij je past

“Wat wij willen bereiken met ons programma is dat leerlingen beter weten wie zij zijn zijn én beter weten wie wij zijn”.

Bianca de Jong en Susan Kuil zijn beiden docent Commercie op het Horizon College (mbo) in Heerhugowaard. Zij ontwikkelden een doorlopende leerlijn voor leerlingen uit klas 3 en 4 van het Huygens College in Heerhugowaard met het profiel E & O. Bianca werkt ook als voorlichter voor de afdeling Commercie, Transport en Logistiek van het Horizon College en Susan doet, naast haar werk als docent, een masteropleiding Leren & Innoveren.

 

Hoe ziet het programma van de doorlopende leerlijn er bij jullie op school uit?

Bianca: “Een paar jaar geleden heb ik samen met een collega aan de decanen in onze regio gevraagd ‘Wat willen jullié eigenlijk als het gaat om voorlichting over onze opleidingen?’. Daaruit zijn twee dingen ontstaan: een bezoek van alle leerlingen uit leerjaar 3 aan onze school, waarbij ze tijdens dat bezoek binnen drie van onze afdelingen een minilesje volgen, én een doorlopende leerlijn voor leerlingen uit klas 3 en 4 van het Huygens College met het profiel E&O.

We hebben dit programma ontwikkeld met het doel om de overstap van vmbo naar onze mbo-opleidingen soepeler te laten verlopen. Leerlingen hebben vaak geen idee waar ze voor kiezen op het mbo. Zeker bij onze opleidingen Commercie is het voor leerlingen lastig om een goed beeld te krijgen van de inhoud van de opleiding en het beroepsbeeld dat daarbij past. In leerjaar 3 ontwikkelden wij een programma met drie onderdelen, te beginnen met het onderdeel pitchen van jezelf. Wat zijn je kwaliteiten, wat zijn je toekomstbeelden, welke opleidingen zouden daarbij kunnen passen? Daarna gaat het over telefonische aquisitie. Leerlingen weten vaak niet hoe je een telefoon opneemt en denken dat als ze gebeld worden, dat de ander eerst moet praten voordat zij hun naam noemen. Daarna volgt het onderdeel verkoopgesprek. Hoe voer je een (verkoop)gesprek? We doen dit vanuit de salesgedachte, maar eigenlijk is het een lesje algemene vaardigheden. Met deze drie onderdelen van het programma krijgen je echt een kijkje in de keuken van wat de opleiding Commercie inhoudt.”

Susan: “In leerjaar 4 heeft het programma de status van een keuzedeel en kunnen leerlingen dus kiezen of ze er zich voor inschrijven of niet. Het mooie is dat dit programma bij ons op het Horizon College wordt gegeven. Driekwart jaar lang komen de leerlingen die meedoen aan het programma op maandagmorgen bij ons op school en volgen het programma Oriëntatie en Ondernemersschap. Ze krijgen hiermee echt een goede indruk van hoe het is om een eigen bedrijfje te starten, leren heel veel over zichzelf en de vervolgopleidingen die passen bij hun kwaliteiten.

Binnen het programma wordt samengewerkt met lokale bedrijven, waar leerlingen ervaringen kunnen opdoen in de praktijk.Dit keuzedeel wordt geëxamineerd met de E&O docent van het Huygens College. Bij een positieve beoordeling krijgen leerlingen een mbo verklaring met examenresultaat. Leerlingen kunnen hiermee een keuzedeel vrijstelling aanvragen.”

 

Hoe zit het met versnellen, kunnen leerlingen als ze dit programma hebben gevolgd versnellen als ze eenmaal bij jullie op school zitten?

Susan: “Versnellen binnen deze doorlopende leerlijn is geen doel op zich. Ook in andere regio’s in Nederland waar ze werken met een doorlopende leerlijn merk je dit. Persoonlijk twijfel ik of je leerlingen die in de vierde van het vmbo dit keuzedeel hebben gevolgd op het mbo moet laten versnellen. Halen we dan wel het beste uit de student? We weten vanuit onderzoek dat voorkennis en een bepaald beginniveau belangrijk zijn om tot leren te komen. Voorkennis maakt dat studenten beter presteren. De module die ze hebben gevolgd op het vmbo is wat mij betreft dan ook een prima voorbereiding op dit vak op het mbo. Studenten die deze module hebben gevolgd kun je wel extra uitdagen en verdieping bieden op het programma op het mbo. Voor het gevolgde keuzedeel krijgen de leerlingen een certificaat. Het is aan het vervolgonderwijs om te bepalen wat ze met dat certificaat doen. Op het Horizon College zijn we er nog niet zo goed uit of we een formele waardering willen toekennen aan dit certificaat.”

 

Hoe gaan jullie verder met het programma?

Bianca: “Leerlingen die tot nu toe hebben meegedaan aan het programma zijn erg positief over wat het hen heeft opgeleverd en wat ze hebben geleerd. Ons doel – leerlingen maken de juiste opleidingskeuze en verbeteren hun voorkennis en beginniveau – lijkt hiermee te zijn behaald. Maar, er zijn nog te weinig data om écht iets zinnigs te kunnen zeggen over de concrete opbrengst van dit programma. Met het verzamelen van die data gaan we de komende jaren verder aan de slag. Wij gaan in ieder geval door met het programma dat we hebben opgezet voor leerlingen uit leerjaar 3 en 4. We zijn twee jaar geleden gestart met 1 klas in leerjaar 3, daarna werden het dit schooljaar twee klassen en voor volgend schooljaar gaan vier klassen met het profiel E&O in het derde leerjaar ons programma volgen. Je kunt dus wel zeggen dat het programma succesvol is!” Wat zijn jullie ambities voor de toekomst? “Een van onze ambities is om docenten van het vmbo meer te betrekken bij het programma en ze uit te nodigen ook bij ons les te komen geven. Zo ontstaat er een mooie uitwisseling waar uiteindelijk zowel de leerlingen als de studenten, maar ook de docenten van zullen profiteren. Verder denken wij dat er sowieso voor het mbo nog zoveel kansen en mogelijkheden zijn. We moeten echt laten zien wat we allemaal in huis hebben en wat je daar als leerling mee kan in de toekomst. Ook op het mbo gaat het niet alleen om het opleiden voor hele specifieke beroepen. We denken dan ook dat we een goede concurrent van de havo kunnen zijn of worden. Werken vanuit een doorlopende leerlijn, waarbij een stevige samenwerking is met het vmbo, draagt daaraan bij, net zoals het nadenken over een tweejarige opleiding op mbo 4 niveau.”

 

TIPS

  • Neem contact op met Bianca en Susan om meer te horen over hun successen én aandachtspunten

  • Maak het programma dat je vanuit het mbo organiseert zo praktijkgericht mogelijk. Daarmee maak je echt het verschil met het aanbod vanuit het vmbo

>

Over de streep: een spel om de overstap naar het mbo te verbeteren

Met 'Over de streep' kun je leerlingen maximaal in staat stellen zich te verdiepen in opleidingen, zodat ze betere studiekeuzes kunnen maken

Het Zaans Verbond is een samenwerking tussen het Regio College en vijf vo-scholen in de regio Zaandam. De scholen hebben regelmatig overleg en werken vanuit gezamenlijke ambities om ervoor te zorgen dat Zaanse leerlingen zich zo goed mogelijk voorbereiden op de overstap naar het mbo. Deze ambities gaan bijvoorbeeld over het werken vanuit een doorlopende leerlijn, maar ook is er een heel concreet project ontwikkeld: ‘Over de streep’. Saskia Bouma, teammanager loopbaanadvies bij het Regio College, heeft het programma voor dit project samen met verschillende mensen van de Zaanse vo-scholen ontwikkeld.

 

Wat is het belangrijkste doel van ‘Over de streep’?

“Wat we willen is dat leerlingen maximaal in staat worden gesteld om zich te verdiepen in opleidingen, zodat ze betere studiekeuzes kunnen maken. We weten allemaal dat dit voor leerlingen die nog zo jong zijn niet gemakkelijk is. Vaak weten ze niet goed welke kwaliteiten en talenten ze hebben en welke opleidingen daarbij kunnen passen. Om hier meer inzicht te krijgen, ontwikkelden wij ‘Over de streep’. Het programma is bedoeld voor vmbo-leerlingen en vindt plaats in oktober en/of november van het derde leerjaar.”

 

Hoe ziet het programma er in de praktijk uit?

Het programma bestaat uit drie lessen en iedere les heeft een centraal thema: wie ben ik, wat wil en wat kan ik?

De eerste les is echt een fysieke les, een spelletje eigenlijk. Het spel wordt binnen het onderwijs wel meer gespeeld, maar wij hebben het doorontwikkeld als échte LOB-les. In een ruimte (klaslokaal, gymzaal) trek je een streep. Leerlingen gaan allemaal aan een kant van de streep staan en krijgen stellingen voorgelegd die passen bij een bepaald menstype. Past deze stelling bij jou? Dan stap je over de streep. Bij ieder menstype hoort een bepaalde kleur, als de leerling over de streep is gestapt krijgt hij een stokje in de betreffende kleur. Aan het eind van de les wordt geteld van welke kleur stokjes het meest zijn verzameld. Daarna krijgen de leerlingen een overzicht van alle genoemde menstypen en de opleidingen die daarbij kunnen passen. Leerlingen kruisen vervolgens op een formulier aan welke van die opleidingen ze interessant lijken. Deze eerste les wordt vaak door mij of een van mijn collega’s op de vo-school gegeven, samen met de mentor van de klas. Daarna volgt een ‘train de trainer’ voor mentoren zodat tijdens de volgende twee lessen, de mentor het stokje van ons kan overnemen.

In de tweede les gaat het over complimentjes geven. Waar ben je goed in? Dit gaat ook aan de hand van stellingen: Is er een feestje, dan kun je mij vragen! (goed in organiseren). Leerlingen plakken bij zichzelf en bij klasgenoten stickers op om kwaliteiten in beeld te brengen. Leerlingen vinden dit vaak erg leuk om te doen! Aan het einde van deze les worden de kwaliteiten verzameld en opgeschreven. De leerlingen krijgen een huiswerkopdracht mee om thuis met hun ouders te doen. Herkennen de ouders de complimenten/kwaliteiten van hun kind? Hebben ze er kwaliteiten aan toe te voegen?

De leerlingen komen naar de derde les met een top 5 van hun kwaliteiten. In de derde les voeren de leerlingen in de digitale omgeving van het programma in wat ze de eerste twee lessen hebben opgehaald en geleerd over zichzelf. Als dat is gebeurd doen ze het (digitale)spelletje ‘wat wil ik?’. Dit gaat op basis van plaatjes en ja/nee vragen. Wil ik in een ziekenhuis werken? Wil ik op een kantoor werken? Aan het eind van de derde les maken de leerlingen binnen de digitale omgeving een actieplan, waarin ze onder andere noemen welke opleidingen ze gaan bezoeken op de open dag. Middels een thuisopdracht worden ouders betrokken om mee te kijken of zij de keuzes herkennen”

 

Wat een mooi programma! Hoe gaat het hierna verder, bijvoorbeeld in klas 4?

“In de eerste plaats kan de mentor nu zien wat de leerling in de drie lessen heeft gedaan en wat dat heeft opgeleverd, daar kan de mentor dan verder met de leerling over in gesprek. De leerling heeft als het goed is veel over zichzelf geleerd en gaat met een concreet plan naar de open dag en weet beter welke opleidingen voor hem of haar interessant zijn om daar te gaan bekijken.

We gaan nog een opdracht ontwikkelen voor vierdejaars leerlingen die aansluit bij ‘Over de streep’. Het loopbaanproces van een leerling is natuurlijk niet statisch en er kan nog van alles gebeuren, waardoor ze veranderen van idee over welke opleiding het best bij ze past. Feit is dat de verlengde intake voor wat betreft opleidingskeuze bij ons is gehalveerd. Het programma levert dus echt iets op! Een van onze andere ambities is om een vergelijkbaar programma te ontwikkelen voor onze mbo-studenten, waarbij de focus dan ligt op de overstap naar de arbeidsmarkt en op werkwaarden.”

 

Kunnen scholen die zelf met ‘Over de streep’ aan de slag willen contact met je opnemen?

“Zeker! Als je meer wilt weten over dit programma kun je sowieso een kijkje nemen op www.overdestreepnoordholland.nl Je kunt dan een persoonlijk account aanmaken en het programma digitaal uitproberen. Ook is er de mogelijkheid om bij ons een kratje te bestellen (tegen kostprijs plus verzendkosten), waarin je al het materiaal vindt dat nodig is voor de drie beschreven lessen: een streep, stokjes, lesbrieven etc.”

>

“We kunnen met z’n allen jongeren meer en beter ondersteunen”

Hoe kan de aansluiting tussen vmbo en mbo verbeteren, en hoe kunnen we zorgen dat mbo-studenten minder uitvallen en switchen van studie?
 

Louise van de Beerekamp is directeur van het Studenten SuccesCentrum (SSC) van het Deltion College, dat in het leven werd geroepen om studenten van alle leeftijden te ondersteunen. Studenten zijn bij het SSC in beeld vanaf (de voorbereiding op) de instroom, doorstroom en uitstroom (met of zonder diploma). LOB speelt daarbij een belangrijke rol.

 

Alsof je jongeren een snoepwinkel laat zien, vol met lekkers in glinsterende papiertjes, en dan zegt ‘Nou, kies er maar één, succes!’ Het is een vergelijking die Louise van de Beerekamp maakt als het gaat om de voorlichting bij de studiekeuze van leerlingen en studenten. “De ene studie is nog mooier en leuker dan de andere. Zelfs als je al weet wat je wilt, hoe ontdek je welke studie echt bij jou past?”

Louise van de Beerekamp is directeur van het Studenten SuccesCentrum (SSC) van Deltion College in Zwolle, een mbo-instelling met rond de 17 duizend studenten. Het SSC werd in het leven geroepen om studenten van alle leeftijden te ondersteunen. Studenten zijn bij het SSC in beeld vanaf (de voorbereiding op) de instroom, doorstroom en uitstroom (met of zonder diploma). Dat gebeurt op velerlei manieren, onder andere door begeleiding bij de studiekeuze. Zo kunnen vmbo-leerlingen een afspraak maken met een loopbaanadviseur of een dag meelopen met een studie om te kijken of die echt bij hen past. Ook organiseert Deltion evenementen voor de onderbouw van het vmbo, waar leerlingen alvast kunnen kennismaken met opleidingen die aansluiten op de verschillende profielen.

Natuurlijk, het helpen bij het maken van een studie is op het vo een taak voor decanen en mentoren, zegt Van de Beerekamp. “Maar met alle respect, ook voor onze eigen LOB’ers: docenten hebben al zoveel taken naast het lesgeven, dat je bijna niet kunt verwachten dat ze specifieke en gedetailleerde kennis hebben van wat het mbo allemaal te bieden heeft. Als ík als directeur van het SSC al niet een duidelijk beeld heb van alle 250 opleidingen binnen Deltion, hoe kun je dat dan verwachten van een vo-mentor?”

En de leerling de regie geven? Daarmee doen we de leerlingen echt tekort, vindt ze. “Sommige jongeren weten al precies wat ze willen, maar sommige weten het gewoon nog niet. Ik denk dat het teveel gevraagd is dat leerlingen bij de studiekeuze ineens hun eigen regie moeten nemen. Ik denk dat we, samen met het vo, studenten daar echt beter in kunnen begeleiden en ondersteunen.”

 

Welke rol speelt LOB daarbij?

“Bij het SSC helpen we vmbo-leerlingen bij de studiekeuze, en dan merk je hoe fijn het is als ze via LOB al een beetje bewust zijn geraakt van wie ze zijn, welke talenten ze hebben en waar ze goed in zijn. Als ze dat scherp hebben, kunnen wij ze beter adviseren, bijvoorbeeld wanneer ze een kant op gaan waarvan we weten dat die talenten minder gestimuleerd worden. Of we kunnen alvast een voorselectie maken van studies die waarschijnlijk goed bij hen passen, in plaats van het hele palet te laten zien en bij wijze van spreken te zeggen: dit zijn de opleidingen, hier zijn de websites, succes met het maken van je keuze!’

We kunnen ons dan richten op bewuste ondersteuning, gebaseerd op waar de talenten van een student liggen. Bij studenten die het niet weten zou je dan bijvoorbeeld al kunnen zeggen ‘Het blijkt dat je sociaal en ondernemend bent, heb je al eens gedacht aan…’. Als we LOB gezamenlijk oppakken en meer inzoomen op die vraag ‘wat kan ik’ en ‘wat wil ik’ zou dat echt helpen. We werken overigens al met Paspoort voor Succes, een LOB-document dat de leerling als het goed is al heeft opgebouwd op het vo, zo niet dan krijgen ze het van ons toegestuurd. Elke aspirant student krijgt bij binnenkomst een intake en een welkomstgesprek en de bedoeling is dat we daarbij ook aandacht schenken aan het Paspoort voor Succes. Dat gebeurt nog niet overal en het is ook geen voorwaarde voor toelating, maar we stimuleren wel dat de gegevens bekend zijn. Als bij de intake blijkt dat student en studie goed bij elkaar passen, kan dat mogelijk switchgedrag voorkomen.”

 

Hoe erg is switchgedrag eigenlijk?

“Het hoeft op zichzelf niet negatief te zijn. Het hoort ook bij de ontwikkeling van jongere naar volwassene, om gaandeweg te ontdekken ‘wat wil ik?’, en ‘wat kan ik?’ Dat je op een moment denkt dat je echt de zorg in wilt, en een half jaar later denkt ‘Nee, ik wil toch wat anders’. Sommige studenten hebben het ook nodig om eerst te ervaren waar ze níet goed in zijn, om vervolgens te ontdekken waar ze wel goed in zijn.

Aan de andere kant: een van de indicatoren van voortijdig schoolverlaten is, naast een hoog verzuim, dat studenten daaraan voorafgaand meerdere keren switchen van studie. Dat kan allerlei onderliggende redenen hebben, maar een van de oorzaken is dat ze niet precies weten wat ze willen. Daar zouden we iets aan kunnen doen. Over het geheel genomen zouden leerlingen en studenten zich veel bewuster kunnen zijn van hun talenten. Ze hebben alleen meer begeleiding nodig om dat boven water te krijgen. Daar hoort bijvoorbeeld reflectie bij. Als we dat binnen een doorlopende leerlijn LOB handen en voeten weten te geven, samen met het vo, dan denk ik dat we echt mooie stappen kunnen zetten met elkaar. Ik zoek naar een manier om de urgentie op de radar te krijgen bij vo-scholen, maar het is best lastig om hiervoor bewustwording te kweken.”

 

Hoe komt het dat er op het vo minder aandacht voor is?

“Op de ROC’s voelen wij het probleem van het switchgedrag natuurlijk meer dan de vo-scholen. Op de vo-school maakt de leerling een studiekeuze en dat is het. Docenten en mentoren zien niet hoe het met hun leerlingen verder gaat op het ROC. Ik zou graag per vo-school inzichtelijk maken welk percentage leerlingen na de eerste keuze alsnog een of meerdere keren switcht van studie, maar systeemtechnisch is dat nog lastig.

Meer samenwerking zou vo-scholen dan ook helpen om meer inzicht te krijgen in hoe hun leerlingen het doen op het mbo. Vo-scholen hebben deze wens ook zeker, maar wij zijn een regionale opleider met meer dan 300 toeleverende scholen. Het is geen doen om ze allemaal apart te bedienen, maar we zoeken wel manieren om samen met het vo de begeleiding van leerlingen bij de studiekeuze en bij de overstap naar het mbo te verbeteren. We organiseren nu bijvoorbeeld bijeenkomsten waarop medewerkers van vo-scholen bij ons kunnen meekijken, zodat ze hun leerlingen ook vanuit hun eigen ervaring kunnen adviseren.”

 

Het Student SuccesCentrum doet meer dan helpen bij de studiekeuze van toekomstige studenten, jullie richten je ook op de begeleiding van huidige studenten. Wat is daarbij jullie belangrijkste taak?

“Ik zie het als de belangrijkste taak van het SSC om te zorgen dat studenten zoveel mogelijk gelijke kansen krijgen in het onderwijs. Helaas zit de wereld niet zo in elkaar dat dat vanzelfsprekend zo is: waar mensen zijn, is ongelijkheid en dat geldt zeker binnen de mbo-doelgroep. We zien binnen alle niveaus studenten die kwetsbaar zijn en extra ondersteuning nodig hebben.

We willen recht doen aan de verschillen bij binnenkomst, zodat studenten uiteindelijk allemaal een gelijke kans hebben om hun diploma te halen. Daarbij gaat het bij het SSC met name om de tweedelijns begeleiding: als de complexe hulpvraag de LOB’er of mentor overstijgt en bijvoorbeeld een specifieke specialisatie vergt, schakelen ze door naar ons. Een van onze adviseurs kijkt dan samen met de student en LOB’er wat er precies aan de hand is en op welke terreinen er problemen zijn. Vanuit onze expertise kunnen we bijschakelen, zodat leerlingen het onderwijs toch kunnen vervolgen.”

 

Waar lopen studenten vast?

“Soms loopt een student toch vast vanwege een verkeerde studiekeuze: de studie is het gewoon niet voor hen. Maar we zien ook dat studenten niet tot leren komen vanwege problemen in de huiselijke sfeer. Bijvoorbeeld omdat er thuis altijd ruzie is, omdat ze voor hun moeder moeten zorgen, of omdat ze niet thuis kunnen wonen. Soms zijn ouders belast met een stoornis, een verslaving of financiële of maatschappelijke problemen. Soms heeft een student zelf te kampen met verslavingsproblematiek.

Als het gaat om multiproblematiek is vaak systematische ondersteuning nodig, daarvoor hebben we loopbaanadviseurs met specifieke expertise en kunnen we het Deltion jongerenteam inschakelen. Dat bestaat uit professionals uit de hulpverlening, zoals maatschappelijk werkers, verslavingsdeskundigen en psychologen. Zij werken bij een moederorganisatie en zijn een of twee dagen bij ons gedetacheerd, zodat we snel kunnen schakelen en studenten niet tussen de wal en het schip terecht komen. Verder zijn er werkgroepen met verschillende expertise, bijvoorbeeld over Leren en gedrag en Passend onderwijs. We hebben ook een werkgroep die trainingen verzorgt, zoals faalangsttrainingen.”

 

Zoveel vormen van begeleiding, daar spreekt ook urgentie uit.

“Ik denk dat we ons soms niet genoeg realiseren wat het kan betekenen als hier op het mbo de deur dichtgaat. Waar gaat die deur dan nog open, voor zo’n student? Dus als we een signaal hebben dat er iets niet goed gaat in het leven van studenten, moeten we niet onze ogen sluiten, maar alles op alles zetten om ze toch naar een diploma te helpen. We kunnen ze niet allemaal redden, maar ik ben ervan overtuigd dat we een toegevoegde waarde hebben voor studenten die extra ondersteuning nodig hebben om het traject naar hun diploma te voltooien.

Tegelijkertijd moeten we ons ook niet blind staren op het diploma. Natuurlijk, een diploma is belangrijk omdat het je kansen vergroot, maar soms is het belangrijker dat je een student ondersteunt op psychologisch vlak. Niet elke voortijdig schoolverlater gaat ongelukkig worden en niet elke schoolverlater mét een diploma gaat gelukkig worden. Dus blijf oog houden voor wat de individuele leerling echt nodig heeft. Er zit altijd een verhaal achter.”

 

Je bent zelf ook coach voor individuele studenten. Hoe werkt dat precies?

“Onze werkgroep Coach4More werft vrijwillige coaches voor studenten die behoefte hebben aan een maatje. Hoe je die rol precies invult, hangt af van de student. In het begin zien we elkaar ongeveer eens in de twee weken, later kunnen we ook even tussendoor appen, als er iets is. De meeste studenten hebben behoefte aan iemand om tegenaan te praten, bijvoorbeeld als de studie even niet lekker loopt, of als er iets is in de thuissituatie. Als coach kun je meedenken en advies en praktische tips geven.

Het ligt voor een directeur misschien niet voor de hand om dit erbij te doen, maar ik vind het belangrijk om feeling te houden met onze doelgroep en bovendien vind ik het leuk om een jongere te begeleiden. Het is ook gewoon een hele leuke doelgroep. Daarbij: ik heb in de jeugd-GGZ gewerkt en in het voortgezet speciaal onderwijs, ik héb wat met jongeren die iets extra’s nodig hebben. Stiekem ben ik op deze manier toch nog een beetje hulpverlener.”

 

Uiteindelijk gaat onderwijs om meer dan alleen het diploma.

“Je geeft onderwijs in je vak, maar daarnaast begeleid je leerlingen en studenten ook in hun persoonlijke ontwikkeling. Ik wil een appèl doen op alle docenten, mentoren en directeuren: laat het onderwijs niet alleen instrumenteel zijn, zeker niet bij de vmbo- en mbo-doelgroep. Voor deze leerlingen en studenten geldt echt: het contact gaat voor het contract. Ze werken nog eerder voor de docent dan voor zichzelf.

Natuurlijk wil je de inhoud van je vak doorgeven, maar probeer in je klas ook te zorgen voor een sfeer waardoor een leerling zich veilig voelt om eventuele problemen te delen. Als een leerling dat durft, heb je zo ontzettend veel gewonnen. Daarna kun je hulptroepen inschakelen als dat nodig is, en na de overstap naar het mbo kunnen wij de begeleiding overnemen. Zorg in ieder geval dat de leerlingen niet zélf de regie hoeven te nemen als er problemen zijn, want dan vragen we echt teveel van ze. Het is onze maatschappelijke taak, binnen het onderwijs, om onze leerlingen en studenten te ondersteunen als dat nodig is, op welk vlak dat ook is. We zijn opleider voor het leven, dáár ligt onze opdracht.”

 

_______________________________________________

Tips van Louise van de Beerekamp

  1. Help leerlingen hun talenten te ontdekken "Het helpt enorm als een vmbo-leerling zich meer bewust is van zijn of haar talenten. Dan kunnen wij vanuit het mbo ook beter begeleiden bij de studiekeuze, in plaats van het hele keuzeproces bij hen te leggen.”
  2. Zorg voor een veilige sfeer in de klas “Je hoopt dat door een veilige sfeer de leerling ook een vertrouwensband krijgt met een mentor of LOB’er, zodat een leerling zich gehoord en gezien voelt en het durft te delen als er problemen zijn.”
  3. Schakel hulptroepen in “Je hoeft het niet alleen te doen: als het goed is hebben vo-scholen ook een zorgstructuur, dus maak daar gebruik van. Op het mbo kunnen wij het overnemen. Leg in elk geval niet alle regie bij de leerlingen, want dan vragen we echt teveel van ze.”
  4. Staar je niet blind op het diploma “Dat is lastig, omdat scholen worden afgerekend op voortijdig schoolverlaters. Maar vaak ligt het genuanceerd: natuurlijk is een diploma heel belangrijk, maar soms is het nog belangrijker om een leerling of student psychisch of op een ander vlak te ondersteunen.”

_______________________________________________

Tekst Anne Wesseling Fotografie Hetty van Oijen

 

>

Spiegelwerk, reflectie tijdens de eerste zes weken van je (mbo)opleiding

Spiegelwerk is een tool die studenten helpt om te reflecteren.

 

Spiegelwerk, zo heet de tool die docent Dion Spoler van Gilde Opleidingen samen met 3e jaars studente Socialwork Micha Astles heeft ontwikkeld. Spiegelwerk is een tool die studenten helpt om te reflecteren. En reflecteren is belangrijk want het heeft een positief effect op de ontwikkeling van studenten: het zorgt ervoor dat je jezelf beter leert kennen en daarop kunt bijsturen.
Het zorgt ook voor meer verbinding met medestudenten of collega’s, beter doordachte reacties, minder onzekerheid en gevoel van machteloosheid én een beter vermogen om verschillende manieren van leren direct toe te passen op school en in de beroepspraktijk.

Bij Spiegelwerk doorlopen studenten het programma middels een zelf ontworpen interactief digitaal werkboek waarin lessen, workshops en literatuur gekoppeld zijn. Het programma wordt bij team welzijn op locatie Venray ingezet bij de eerstejaars studenten sociaal werk in de eerste zes weken van het schooljaar. In deze zes weken komt er van alles op deze nieuwe studenten af. Nieuwe en spannende prikkels die aandacht verdienen. Wat Dion en zijn collega’s vaak zien is dat studenten bij aanvang van het schooljaar meteen in het diepe worden gegooid; nieuwe school, nieuwe klasgenoten, andere manier van lessen, andere systemen, andere roosters en met name ook verwachtingen die de docenten van studenten hebben, zoals bijvoorbeeld zelfstandigheid. Het reguleren van al deze externe en interne prikkels en verwachtingen is nogal wat voor studenten die voor het eerst in aanraking komen met het mbo- onderwijs!

Vanuit dat uitgangspunt is ervoor gekozen om de eerste zes weken van het schooljaar te bestempelen als de “mindsetweken”. Het mbo vraagt namelijk om een andere mindset dan dat de studenten gewend zijn vanuit hun vooropleiding. In de mindsetweken staan drie onderwerpen centraal: zelfbeeld, beroepsbeeld en opleidingsbeeld. De studenten maken eerst vrijblijvend kennis met deze drie thema’s, waarna ze met de modules, challenges, projecten en andere vormen van opdrachten aan het werk gaan.
 

Hoe ziet Spiegelwerk concreet uit?

Bij aanvang van het schooljaar gaan de studenten de eerste zes weken 2 x 2 uur per week aan de slag met Spiegelwerk. In de eerste week gaat het vooral om de kennismaking. Lessen staan in het teken van voorkennis activeren en de studenten voorbereiden op wat ze kunnen verwachten. Ze maken kennis met het interactieve digitale werkboek waarmee ze gedurende de periode aan de slag gaan.

Na de eerste week gaan de studenten klassikaal werken in het interactieve digitale werkboek. Dit wordt gedaan aan de hand van een presentatie waarin studenten individueel werken, maar soms ook samenwerken. De student doorloopt het eerste thema en doet dit samen met mede-studenten. Op deze manier kunnen de studenten ook samen overleggen en resultaten delen over de uitkomsten van de werkvormen uit het werkboek.

De tweede les in deze week is in de vorm van een workshop met als hoofdthema stress, dit omdat het docententeam zich ervan bewust is dat de start van een schooljaar met alle bovenstaande uitdagingen soms ook stress kan oproepen bij studenten. In deze workshop krijgen de studenten inzicht over wat stress is, hoe je het kunt signaleren, en hoe je ermee om kunt gaan en erover kunt praten. Deze workshops worden verzorgd door een docent die expert is op deze thema’s. Enerzijds is het bruikbaar voor de student zelf maar ook leerzaam in relatie tot het beroep dat ze gaan uitoefenen, waar ze uiteraard ook cliënten tegen gaan komen die stress ervaren.


Goede manier om het schooljaar te starten!

Door op deze manier de start te maken van het schooljaar krijgen studenten niet alleen de tijd en de ruimte om te landen op school, maar ook leren ze elkaar en zichzelf goed kennen.

Op deze manier:

  • krijgen ze inzicht in hun kwaliteiten en valkuilen

  • leren ze bewust te reflecteren op situaties

  • leren ze over emoties en het reguleren hiervan

  • leren ze hoe om te gaan met stress en hoe dit in te zetten in de beroepspraktijk

  • leren ze elkaars uitdagingen en angsten kennen waardoor ze empathie creëren voor elkaar en zo een hechtere groep worden

  • leren ze naar elkaar te luisteren en elkaar op een goede manier feedback te geven

  • Maar misschien wel het allerbelangrijkste: de studenten leren dat reflecteren en praten over gevoelens en emoties de sleutel is tot ontwikkeling: als persoon en als toekomstig beroepsuitoefenaar.

De studenten in Venray zijn erg enthousiast! Ze vinden het een mooi concept en het is goed te begrijpen. Feedback geven en krijgen van anderen vinden ze prettig, ook de opbouw van het programma vinden ze inspirerend.

___________________________________________________

Tips 

  • Een goede start van het schooljaar heb je het hele jaar profijt van

  • Ben er bewust van dat de overstap naar een nieuwe school heel groot kan zijn

  • Betrek het hele team en maak gebruik van alle kwaliteiten die bij collega’s aanwezig zijn

  • Geef studenten de ruimte om mee te denken in het programma

___________________________________________________

Meer weten?

Micha Astles
Micha Astles, derdejaars student Social work bij Gilde Sociale Studies in Venray ontwikkelde Spiegelwerk als kartrekker samen met Inge van der Giessen, eerstejaars student docent muziek aan het conservatorium en Jordy Althuizen, vierdejaars student Communicatie en multimedia design.

Tijdens haar lessen in het Gilde Leerlab onder leiding van Dion Spoler kreeg Micha de ruimte om een project te starten dat enerzijds past bij haar opleiding maar ook dicht bij haar zelf staat. Spiegelwerk is hiervan het resultaat geworden.

Op 5 januari ontving Micha de ICV (Industriële Club Venray) Junior Award in ontvangst tijdens de Venrayse Ondernemers Prijzen in de Schouwburg in Venray. Voor deze award konden studenten die een unieke prestatie hebben geleverd en een talent voor ondernemen hebben, genomineerd worden. Niet gek dus dat Micha - die met haar concept Spiegelwerk alle studenten op school wil helpen - gewonnen heeft!

Bekijk onderstaande video  waarin Micha in haar eigen woorden Spiegelwerk toelicht.
___________________________________________________

>

STO Haaglanden: de focus op een duurzame samenwerking tussen onderwijs en bedrijfsleven

Laat docenten ervaringen opdoen in het bedrijfsleven en samen met het bedrijfsleven onderwijs ontwikkelen.

 

Sterk Techniek Onderwijs Haaglanden (STOHA) werkt samen met 24 scholen in de regio. Dit zijn vooral vmbo-t scholen en groenscholen met een techniekaanbod, twee mbo-scholen en acht ‘harde’ techniek vmbo b/k-scholen. Binnen STOHA ligt de focus bij onderwijsinnovatie, de aansluiting van het technisch vmbo op het technisch mbo en de professionalisering van techniekdocenten. Een goede samenwerking tussen onderwijs en bedrijfsleven is daarbij essentieel. Hoe doet STOHA dat in de praktijk? Een gesprek met Janna Pot (coördinator Samenwerking onderwijs & bedrijfsleven STOHA), Henrique Dekkers (coördinator doorlopende leerlijnen STOHA) en Maaike van der Voort (docent en technator, Veurs Lyceum Leidschendam en deelnemer aan het STOHA-programma).

 

Henrique: “Wat wij graag willen is dat de docent de expert wordt op het gebied van bedrijfsactiviteiten en zelf onderwijs ontwikkelt dat daarbij past . Deze expertrol krijgt de docent door eerst zelf ervaringen op te doen binnen bedrijven en die ervaringen vervolgens te vertalen naar onderwijs. Om deze professionalisering te laten slagen is de samenwerking met het regionale (innovatieve) bedrijfsleven van groot belang. Dit doen wij vanuit de gedachte dat onderwijs iets is dat je samen met het bedrijfsleven maakt en vormgeeft. Dus niet alleen inspiratie opdoen binnen bedrijven, maar daadwerkelijk samen onderwijs ontwikkelen. Vanuit STOHA leggen wij contact met bedrijven die samen met ons én de scholen willen optrekken. Gelukkig zien steeds meer bedrijven in onze regio het nut van zo’n samenwerking.

Docenten kunnen bij een bezoek aan deze bedrijven van binnenuit zien en ervaren hoe het bedrijf te werk gaat, welke innovatieve ontwikkelingen er zijn en ontdekken welke mbo-opleidingen hierbij passen. Daarna vertalen de docenten hun eigen ervaringen bij het bedrijf naar onderwijs. Dit doen zij door het maken van (praktijk)opdrachten. Leerlingen worden zo beter voorbereid op stages en bedrijfsbezoeken, maar krijgen ook kennis van innovaties op de arbeidsmarkt, opleidingen en beroepen”

Janna: “Om docenten te professionaliseren hebben wij een aantal zogenaamde innovatiegroepen met docenten samengesteld waarmee wij op bedrijfsbezoek gaan. Zo is er bijvoorbeeld de innovatiegroep duurzame lifestyle. Met deze groep bezoeken wij bedrijven die van afvalproducten en reststromen nieuwe producten maken zoals bijvoorbeeld soepen, scheidingswanden voor de bouw of verpakkingsmateriaal. Voor leerlingen is het vaak onvoorstelbaar dat je afvalproducten op deze manier een tweede leven kunt geven! Belangrijk dus dat hun docenten begrijpen hoe dit soort processen werken en weten welke innovaties er spelen op de (regionale) arbeidsmarkt.”

Henrique: “Een ander voorbeeld hiervan is dat we door Corona hebben ontdekt dat sommige werkzaamheden ook op afstand, remote, kunnen worden uitgevoerd. Bijvoorbeeld extended experts die middels een VR-bril bij ingewikkelde reparatieklussen life kunnen meekijken met hun monteurs. Docenten moeten dit op z’n minst een keer hebben gezien om hun leerlingen hierover te kunnen informeren en leerlingen kunnen het daarna zelf gaan ervaren bij zo’n bedrijf.

 

Maaike: “Naast mijn werk als docent heb ik de coole functie van technator bij ons op school! Vanuit STOHA deed ik mee aan een bedrijfsbezoek bij Ventil, een bedrijf dat ventielen produceert. Ik vond het een luxe dat het bedrijfsbezoek voor mij werd georganiseerd, meestal moet ik namelijk zelf mijn best doen om zo’n bezoek te organiseren. De grootste opbrengst van het bezoek aan Ventil was voor mij de uitwisseling met de docenten van andere scholen. Toen merkte ik weer dat je echt niet allemaal je eigen wiel hoeft uit te vinden! Verder is Ventil een perfect bedrijf voor een bedrijfsbezoek met mijn vmbo-4 leerlingen. Ik ga dus zeker nog contact met ze opnemen.

Vanuit mijn rol als technator op school ben ik al gewend om zelf contact met bedrijven te leggen. Wij vragen bedrijven altijd om een echt vraagstuk aan ons voor te leggen waar wij met leerlingen (vmbo-havo en vwo) in de klas acht weken aan kunnen werken. Bij ieder vraagstuk schrijf ik samen met mijn collega een projectboekje. We starten het project meestal met een bezoek aan het betreffende bedrijf en aan het eind van het traject geven de leerlingen een presentatie over de oplossing van het vraagstuk aan de opdrachtgever.
Wel belangrijk om nog te zeggen dat ik uren krijg voor deze projecten. Dat is natuurlijk wel een voorwaarde om dit soort dingen te laten slagen.”

 

Janna: “Dat zie ik dan ook echt als een van onze taken: in gesprek gaan met directies om docenten te faciliteren met uren om deel te nemen aan onze projecten. Het is ons gelukt om veel docenten die betrokken zijn bij ons programma op donderdagmiddagen vrij te roosteren en dat werkt al heel goed! Je moet het gesprek over de projecten die wij met scholen organiseren ook echt op twee niveaus voeren: met de docenten én met de directies”

Henrique: “Wat ik ook van groot belang vind is dat alles wat we vanuit STOHA organiseren en stimuleren uiteindelijk geborgd wordt in het curriculum van scholen. Op deze manier krijgt het programma blijvende aandacht en wordt de professionalisering van docenten een vanzelfsprekend onderdeel van het techniekprogramma op school.

Techniek en technologie meer onder de aandacht brengen bij leerlingen en ze laten zien en ontdekken welke kansrijke keuzes en vervolgstappen daarbij passen, dat is uiteindelijk waar we het voor doen! ”

 

Tips

  • Het start ermee dat je je als school verantwoordelijk voelt om samen te werken met bedrijven. Zowel op directie als docentniveau vraagt dit verantwoordelijkheid.

  • Door innovatieve keuzes te maken als school wordt je aantrekkelijker voor bedrijven om mee samen te werken.

  • Als leerlingen zien wat ze kunnen met ‘echte’ bedrijfsactiviteiten motiveert dit hen, ook richting techniek.

>

Trots op je prestatie: een loopbaandossier met topstukken!

Uitgaan van de reis van de student, waarbij iedere student een ander vertrekpunt en een andere hoeveelheid of soort bagage heeft.
 

Yuverta is een vrij nieuwe organisatie, ontstaan uit een fusie tussen verschillende vmbo- en mbo-groenscholen. Vestigingen van Yuverta vind je in het hele land. Yuverta heeft een schoolbrede visie op LOB. Binen deze visie staat eigenaarschap van de student centraal. Ilse Romme is projectleider LOB bij Yuverta en vertelt hoe LOB binnen Yuverta steeds meer vorm krijgt.

 

“Onze schoolbrede visie op LOB is dat de student zelf eigenaar is van zijn (LOB)proces is en zelf verantwoordelijk is voor het vullen van het portfolio. Andere thema’s binnen onze visie op LOB zijn dat we uitgaan van de reis van een student. De student heeft al een heleboel bagage meegenomen voordat hij bij ons begint en iedere student heeft een ander vertrekpunt als ze bij ons op school komen. Wij willen dan ook zoveel mogelijk maatwerk bieden en begeleiden de student een stukje op zijn of haar reis. Deze visie past helemaal bij het portfolio dat wij hebben ontwikkeld. Ik was voor de fusie werkzaam bij Helicon en voor de vestiging Den Bosch ontwikkelden mijn collega Bjorn Hillebrand en ik een LOB-portfolio dat heel goed werkte. Dit portfolio hebben wij doorontwikkeld voor Yuverta en wordt nu in een aantal vestigingen van Yuverta gebruikt. Belangrijkste doel van dit portfolio is dat het voor studenten een ‘Trots op prestatie’- stuk is, een zogenaamd TOP-product.

Studenten gaan al in leerjaar 1 aan de slag met het portfolio. In leerjaar 1 gaat het dan vooral over de vraag ‘wie ben ik, wat kan ik, wat wil ik’. In leerjaar 2 gaat het vooral over de vraag ‘wie ben ik op de werkvloer’ en in leerjaar 3 gaat het om de visie van de student op de samenleving en de toekomst. De student heeft veel keuze bij het vullen van het portfolio. Topstukken kunnen worden aangeleverd in bijvoorbeeld de vorm van filmpjes, vlogs of kijkdozen. Ouders zijn als dat kan, ook op de een of andere manier betrokken bij zo’n product. Zo is er een filmpje van een student waarin zij haar ouders vraagt om te vertellen hoe zij de ontwikkeling van hun dochter hebben ervaren, een heel mooi en persoonlijk verhaal!

Aan het eind van ieder leerjaar, in periode 4, bereiden de studenten zich voor op een Criterium gericht interview (CGI) op basis van de loopbaancompetenties en werkprocessen van de opleiding. Bij dit CGI zijn altijd docenten betrokken. Het gaat dan om vragen als ‘hoe ben jij gegroeid?’, ‘wat heb je geleerd?’, ‘wat was dit jaar echt belangrijk voor jou?’, ‘waar ben je trots op?’. Overigens kan het daarbij ook gaan om ervaringen die de student buiten de school heeft opgedaan, bijvoorbeeld als trainer van een hockeyteam. Het zijn vaak hele mooie en ontroerende gesprekken en de docenten werken hier allemaal graag aan mee. In het portfolio zitten geen opdrachten die gaan over de uitkomst van reflectie. Dat willen wij niet. Wij willen heel nadrukkelijk dat de opdrachten en de daarbij behorende topstukken gaan over de ontwikkeling – het proces – dat de student doormaakt.”

 

Nog niet alle vestigingen van Yuverta werken met het portfolio en IBM.
Om het draagvlak voor LOB binnen de organisatie te vergroten, is er van iedere vestiging van Yuverta een LOB-ambassadeur aangesteld. Dit zijn docenten met affiniteit met LOB. Ilse organiseert regelmatig bijeenkomsten met deze ambassadeurs om te kijken hoe docenten ondersteund kunnen worden in het aanbieden van lob aan hun studenten, waarbij het uitgangspunt blijft dat de student eigenaar is van zijn/haar loopbaan(proces). Het portfolio is hiervoor een mooi hulpmiddel, zowel voor docenten als studenten. Verder organiseren Ilse en haar collega’s binnenkort een dag voor schoolleiders, teamleiders etc. van alle vestigingen van Yuverta, zowel vmbo als mbo. Doel van deze bijeenkomst is om het draagvlak voor LOB binnen alle vestigingen van Yuverta te vergroten, zodat LOB in de haarvaten komt van de hele organisatie.

“We hebben hoge verwachtingen van alle teams en hebben er vertrouwen in dat het gaat werken. Er is in ieder geval voldoende beweging als het gaat om LOB binnen Yuverta”, aldus Ilse.

 

Tips

  • Begin bij de bedoeling (Wouter Hart,2012): maak een backwardplanning; begin met het ultieme resultaat, van daaruit werk je terug uit.

  • Zorg dat duidelijk is wat er gedaan moet worden, laat vrijheid aan de student hoe hij tot die kaders wil komen.

  • Als jij een portfolio ontwerp niet zou willen gebruiken voor je functioneringsgesprek, dan is het waarschijnlijk ook niet prettig en nuttig voor de student.

>

Een Roadshow in de regio: op bezoek bij bedrijven waar werk is

Vanuit een gezamenlijke visie op LOB leerlingen praktijkgerichte ervaringen laten opdoen, waarbij de focus ligt op kansrijk werk in de regio.
 

Wat maakt dit praktijkvoorbeeld bijzonder?

Het Hogeland (Noordoost-Groningen) is een gemeente waar mooie dingen gebeuren op het gebied van loopbaanontwikkeling! Vanuit de stichting Vakland Het Hogeland  worden concrete, aantrekkelijke en laagdrempelige faciliteiten geboden om bewoners hierbij te helpen. Het onderwijs uit de regio is hier ook bij betrokken.

Bij een bijeenkomst die Vakland Het Hogeland organiseerde over leerwerkplekken, besloten Jelte Wolters, decaan op Terra Winsum en Annemien Rots, decaan op het Hogeland College, samen op te trekken bij onderdelen van hun LOB-programma. Vanuit een gezamenlijke visie op LOB is het hun doel om leerlingen praktijkgerichte ervaringen te laten opdoen, waarbij de focus ligt op kansrijk werk in de regio.
Zo ontstond het plan om Roadshows te gaan organiseren. Tijdens een Roadshow kunnen leerlingen met een bus allerlei ‘leer- en ontdekplekken’ bezoeken: bedrijven in de regio die laten zien welke beroepen er zijn en wat daarbij komt kijken. Bij het ontwikkelen van de Roadshows werkten Jelte en Annemien in beginsel samen met Bram van Houten, die vanuit Vakland Het Hogeland het project ondersteunt. Hij maakte in eerste instantie de verbindingen met zowel bedrijven uit de regio als het mbo. Zo is een prachtig project ontstaan om leerlingen rijke ervaringen te laten opdoen en tegelijkertijd informatie te geven over opleidingsmogelijkheden. De stichting Vakland Het Hogeland is nog steeds nauw betrokken bij de organisatie van de Roadshows en financiert een deel van de kosten.

Leerlingen uit leerjaar drie en vier krijgen door middel van een flyer informatie over de Roadshow. Bij welk profiel past deze Roadshow? Welke bedrijven zullen worden bezocht? Past dat bij hen qua interesses en mogelijkheden?
Deelname aan de Roadshow is vrijwillig, maar Jelte en Annemien merken dat steeds meer leerlingen enthousiast zijn en dus willen deelnemen aan een Roadshow. Bovendien zijn er ook steeds meer scholen in de regio geïnteresseerd in deze manier van oriëntatie. Zo is de decaan van het Hogeland College in Uithuizen nu ook aangesloten bij dit project en medeorganisator geworden.

Nadat de leerlingen op stap zijn geweest met een Roadshow vertellen ze aan hun mentor en ouders wat ze hebben geleerd en wat dat betekent voor hun loopbaankeuze. Door het succes van de Roadshows is er vanuit het bedrijfsleven en het mbo steeds meer enthousiasme om hieraan mee te doen. Bedrijven nemen nu vaak zélf contact op en hetzelfde geldt voor de verschillende mbo-instellingen. Dit maakt dat dat er meer Roadshows kunnen worden georganiseerd waarbij zoveel mogelijk bedrijven uit de regio zijn betrokken. Door de goede relatie die met het bedrijfsleven is opgebouwd, is er een waardevol netwerk ontstaan, waardoor het makkelijker wordt om in contact te komen met bedrijven om stageplaatsen voor leerlingen te regelen of een gastles te organiseren. “Mooie bijvangst is dat bedrijven nu ook met elkaar in gesprek gaan over de problematiek van de regionale arbeidsmarkt en daar zijn wij eigenlijk initiator van!”, aldus Jelte.

Hoe ziet een Roadshow eruit in de praktijk? De eerste Roadshow die Jelte en Annemien organiseerden was op het gebied van Horeca, Bakkerij en Recreatie. De eerste stop bij deze Roadshow was bij Landal Greenparks in Lauwersoog. Daar kregen de leerlingen door het maken van een speurtocht informatie over het bedrijf en de werkzaamheden die daarbij horen. Na de speurtocht werd nog even nagepraat over de vragen van de speurtocht bij een kampvuurtje: wat heb je geleerd, wat wil je nog weten? Daarna ging de reis verder naar Proef Lokaal Bakkerij Rutgers in Baflo, waar werd kennisgemaakt met de wereld van de Bakkerij. Hier maakten de leerlingen hun eigen lunch en reden vervolgens door naar een horecagelegenheid: Garnwerd aan Zee. Ook hier werden de leerlingen aan het werk gezet. Ze namen elkaars bestelling op, maakten het klaar bij de bar en serveerden het vervolgens uit bij de ‘klant’. Op de terugreis in de bus werden de leerlingen geïnformeerd over welke mbo-opleidingen allemaal passen bij de beroepen die ze die dag hadden ontdekt.
Tijdens de hele reis konden ze ook in gesprek gaan met aanwezige mbo-studenten, die vertelden over hun eigen keuzes en opleiding. Deze studenten waren oud-leerlingen van beide scholen, wat het extra interessant en waardevol maakte voor de vo-leerlingen. Al met al een hele leuke én leerzame dag!

Met onderstaande knoppen kun je informatie downloaden over andere Roadshows en thema's.

>

LOB, het hart van de opleiding

Een nieuw LOB-programma met als kern de doorlopende (persoonlijke) ontwikkeling van de student.

 

Wat maakt dit praktijkvoorbeeld bijzonder?

Jessica Reina Lapré is projectleider bij ROC Mondriaan en kreeg de opdracht om voor alle vier de business scholen een nieuw LOB-programma te ontwikkelen. Jessica heeft tijdens haar loopbaan, bewust of onbewust, altijd aandacht gehad voor het belang van loopbaanontwikkeling. “Mijn belangstelling voor LOB komt van ver. Toen ik tijdens een master ontwikkelen & innoveren de positieve psychologie ontdekte viel alles op z’n plaats. Ik raakte gemotiveerd om te kijken hoe we binnen het mbo-onderwijs meer aandacht kunnen hebben voor het ontwikkelen en benutten van de kernkwaliteiten van studenten en daarbij zoveel mogelijk ruimte geven aan hun zelfsturend vermogen.

Toen ik de opdracht kreeg voor het ontwikkelen van het nieuwe LOB-programma voor Mondriaan, ben ik me nóg meer gaan verdiepen in LOB. Mijn doel was om LOB het hart van de opleiding te maken. Bij het maken van het programma had ik de vrije hand en heb ik samen met een groep gedreven docenten een basisprogramma gemaakt waar scholen en opleidingen in kunnen differentiëren.

Tijdens het schrijven van het programma kwam ik erachter dat LOB ook in beroepsmodules thuishoort. Toen heb ik een aparte handleiding voor docenten geschreven om te laten zien wat LOB is en hoe docenten daar zonder al te veel extra werk aandacht aan kunnen geven.”

Kern van het programma is het creëren van een doorlopende (persoonlijke) ontwikkeling van de student. Na verkennend onderzoek binnen alle opleidingen werd het duidelijk dat docenten niet opdracht gestuurd willen werken en binnen ieder leerjaar aandacht willen geven aan LOB. Ook vinden ze dat er pas door gesprekken met studenten een waardevolle bijdrage kan worden gegeven aan LOB en de ontwikkeling van de student. De studieloopbaanbegeleider vervult hierbij een belangrijke rol als coach en begeleider.

Jessica ging bij het ontwikkelen van het programma uit van een aantal competenties die passen bij de opleidingen van de business scholen, zoals bijvoorbeeld ondernemend gedrag. Om een doorlopende leerlijn voor de business scholen te ontwerpen keek Jessica naar indicatoren die vervolgens werden uitgewerkt voor leerjaar 1, 2 en 3 (mbo niveau 2, 3 en 4). Deze indicatoren worden ieder leerjaar complexer. Hiermee wordt geborgd dat LOB niet iets is dat alleen gebeurt in leerjaar 1, maar dat de student kan blijven groeien in andere leerjaren.
In leerjaar 1 ligt de focus op de IK in relatie tot het gekozen beroep, in leerjaar 2 op het beroep en doorstroomopties en in leerjaar 3 is het programma helemaal gericht op de doorstroom.

Binnen het programma is ook aandacht voor ‘leren leren’ en is er ruimte om de nieuwsgierigheid van de student te stimuleren. De studenten leggen verslag van hun ontwikkeling in een zogenaamd ontwikkelportfolio. Bij de manier waarop dat gebeurt hebben studenten keuzes, zodat de autonomie wordt bevorderd.

“De basis ligt er en er is een programma voor het gehele eerste leerjaar met ondersteunende opdrachten. De verschillende scholen expirimenteren met het programma binnen LOB-uren, business days of andere modules. De uitdaging ligt op het bieden van autonomie binnen bepaalde kaders. Het ultieme doel van het programma is om de student te motiveren, ervaringen te bieden en na te laten denken over drijfveren, zodat keuzes kunnen worden gemaakt. De kwaliteit van het gesprek dat de docent heeft met de student én de creativiteit van de docent daarbij zijn medebepalend voor het succes van het programma!”

Met dit project heeft Jessica samen met docenten een visie op LOB neergezet en een basisprogramma ontwikkeld waar de (business)scholen verder op kunnen bouwen.

 

Tips

>

Verder studeren of werken?

In het laatste jaar van hun opleiding staan mbo-studenten voor een belangrijke keuze: verder naar het hbo of aan het werk. 

 

Wat maakt dit praktijkvoorbeeld bijzonder?

Bij Gilde Opleidingen willen ze studenten zo goed mogelijk voorbereiden op die vervolgstap na het mbo en daarom bieden ze twee trajecten aan: een Keuzedeel bij Fontys Hogescholen of, voor studenten die willen doorstromen naar de arbeidsmarkt, een traject binnen de eigen school ‘Oriëntatie op werk’.

Bij Fontys Hogescholen kunnen studenten van Gilde die na het behalen van hun diploma willen doorstromen naar het hbo, een serie van 5 bijeenkomsten volgen. Tijdens deze bijeenkomsten, waarbij studenten worden uitgenodigd op één van de locaties van Fontys, worden studenten voorbereid op de doorstroom naar het hbo en gaan ze in projectgroepen (afhankelijk van de gekozen opleiding) aan de slag met een casus of product van de opleidingskeuze van de student.
De uitwerkingen van de opdrachten van deze bijeenkomsten kunnen studenten vervolgens gebruiken als input voor het samenstellen van het portfolio van het Keuzedeel Voorbereiding hbo, dat voorwaardelijk is voor afronding van het keuzedeel.

Voor de studenten die niet naar Fontys gaan en ervan overtuigd zijn dat ze na het behalen van hun diploma willen doorstromen naar werk, wordt er op de locatie Drakesteijn het LOB programma “Oriëntatie op werk” aangeboden. Het doel van dit specifieke doorstroomprogramma is om studenten die bijna afstuderen te ondersteunen bij het maken van hun volgende loopbaanstap met een inspirerend programma.
Dit programma bestaat uit verschillende workshops waaruit de studenten kunnen kiezen. Alle workshops die aangeboden worden zijn ondersteunend bij het maken van de volgende loopbaanstap. Denk hierbij bijvoorbeeld aan een workshop solliciteren, personal branding, de rechten en plichten van een werknemer, de invloed van Linkedin en social media, een tussenjaar in het buitenland, persoonlijk profileren op de arbeidsmarkt enz.
Ook komt er een au-pair als gastspreker om haar ervaringen te delen. Een breed uitgemeten en waardevol programma en voor alle studenten wat wils. Als extra ‘cadeautje’ voor de studenten is er een fotograaf aanwezig om studenten te fotograferen en te voorzien van een professionele foto welke gebruikt kan worden voor bijvoorbeeld LinkedIn.
Op de laatste dag van het oriëntatieprogramma organiseert de organisatie ‘Meet the Youngsters' bedrijfsbezoeken bij verschillende bedrijven in de omgeving. ‘Meet the Youngsters’ is een online carrière platform voor young professionals, studenten en alumni in Zuidoost Nederland. Door het organiseren van de bedrijfsbezoeken, rekening houdend met de wensen van de studenten, brengen zij studenten alvast in contact met innovatieve en inspirerende werkgevers. Bedrijven in de regio werken hier graag aan mee, zij zien dit als een uitgelezen kans om hun bedrijf in de spotlight te zetten voor hun toekomstige potentiële werknemers.
Voor Loopbegeleiding wordt van de studenten in het 3e leerjaar verwacht dat zij gedurende het schooljaar een portfolio vullen. Op deze manier tonen zijn aan dat ze actief bezig zijn met hun volgende loopbaanstap. Zowel de keuze doorstromen naar het hbo als het oriëntatieprogramma zijn onderdeel van het portfolio.

Tips

Sluit met de keuze van de workshops zoveel mogelijk aan bij de wensen van de student

  • Maak gebruik van externe workshopleiders of gastsprekers

  • Maak gebruik partners in de omgeving (gemeente/ FNV)

  • Maak gebruik van je netwerk en het netwerk van je studenten

  • Een goed alumnibeleid versterkt het netwerk van een onderwijsteam

>

Een LOB-spel om jezelf én elkaar beter te leren kennen

Hoe goed ken jij je studenten en hoe goed kennen zij elkaar? Wil jij een duidelijker beeld  in wie zij zijn om hen beter te kunnen begeleiden?

 

Wat maakt dit praktijkvoorbeeld bijzonder?

Sanne van Uden is een van de ontwerpers van de Reflectietoolbox. Deze toolbox bevat allerlei creatieve ideeën om studenten te laten reflecteren op LOB-activiteiten en geeft inspiratie bij het maken van reflectieopdrachten binnen vo, mbo en hbo.

Naast de reflectietoolbox ontwierp Sanne een spel dat docenten en studenten de mogelijkheid biedt om op een laagdrempelige manier met elkaar in gesprek te gaan. Het spel kan worden gespeeld als losse opdracht, maar heeft ook een relatie met de reflectietoolbox.

“Wij kwamen er bij onze studenten achter dat zij totaal geen idee hebben over hoe zij overkomen en waar hun talenten liggen. Mensen denken vaak dat een talent is aangeboren en dat je vanzelf ergens goed in wordt. Maar dat is lang niet altijd waar! Als je bijvoorbeeld wel muzikaal bent, maar er niks aan vindt om een instrument te bespelen en daar heel veel mee te oefenen, dan wordt je er nooit goed in. Bij onze studenten wilde ik terug naar de basis: wie ben ik, wat wil ik en wat kan ik? En daarna: wat kan ik al een beetje en waar kan ik een van mijn talenten in gaan ontwikkelen?
Om studenten hierbij te helpen heb ik een spel ontwikkeld: het LOB-spel. Met het spel wil ik ook aan docenten laten zien hoe leuk het is om met LOB bezig te zijn. Je leert je studenten beter en op een andere manier kennen: het levert echt veel op!”

Het spel bestaat uit een groot aantal kaartjes met vragen die gaan over wie de student is, wat zijn of haar drijfveren zijn etc. Door het spelen van het spel leren de studenten zichzelf beter kennen, maar ook elkaar. Het spel kent vijf categorieën: beschrijvend, creatief, digitaal, muzikaal en beeldend. Binnen deze categorieën zijn verschillende opdrachten gemaakt die worden aangeduid met een symbooltje op het kaartje. Deze opdrachten gaan over: spreken, noteren, tekenen, uitbeelden of opzoeken. Veel kaartjes zijn voorzien van een QR-code waarmee wordt verwezen naar een beeld- of geluidsfragment. Je kunt ervoor kiezen om na het spelen van het spel de studenten een reflectieopdracht te laten maken via www.reflectietoolbox.nl , zodat ze nog een keer stilstaan bij alle antwoorden die ze hebben gegeven. Dit kun je dan als docent later nog individueel bespreken tijdens een loopbaangesprek.

Het spel is heel gemakkelijk in te zetten als kennismakingsactiviteit, binnen een LOB-les of binnen een reguliere les, bijvoorbeeld als energizer tussendoor. Je kunt alleen de kaartjes gebruiken, maar je kunt het ook als bordspel spelen. Het spel kan ook digitaal worden gespeeld, de kaartjes kun je dan projecteren. Een goede begeleiding van de docent is bij alle spelvormen belangrijk.

>

MBO-studenten ontdekken Het Concertgebouw als toekomstige werkplek

Op 14 juni jl. organiseerde Het Concertgebouw in Amsterdam voor de eerste keer een inspiratiedag voor mbo-studenten.
 

Het doel van deze dag was om studenten te laten zien dat er ook in Het Concertgebouw veel beroepen zijn te vinden die passen bij een mbo-opleiding.

Zo zijn er werkzaamheden in de sfeer van horeca en events, maar ook op het gebied van marketing, communicatie en verkoop. En uiteraard zijn er ook meer technische werkzaamheden, zoals bij de operationele dienst en bij theatertechniek. De dag was zeer geslaagd!

 

150 mbo-studenten die opleidingen volgen op het gebied van horeca & evenementen, marketing & verkoop én techniek, kregen een kijkje achter de schermen van Het Concertgebouw en konden zo kennismaken met uiteenlopende beroepen en afdelingen. Verschillende medewerkers van Het Concertgebouw vertelden boeiende verhalen vanuit hun eigen expertise en ervaring. Studenten kregen verhalen te horen over wat er allemaal moet gebeuren om een concert goed te laten verlopen en wie daar bij betrokken zijn, (veel) meer mensen dan de studenten op het eerste gezicht hadden gedacht. Er was ook ruimte voor anecdotes en grappige verhalen, zoals bijvoorbeeld wie van de medewerkers wordt ingeschakeld als iemand tijdens het concert door een stoel zakt of als er bij de ster van de avond een hak van de schoen breekt.

Het Amsterdamse Concertgebouw geldt als een van de belangrijkste concertzalen ter wereld vanwege de ongeëvenaarde akoestiek. De concertzaal heeft een grote traditie op het gebied van legendarische dirigenten. Een boeiende plek om te werken dus!

>

Muziek maken met een loopbaanvraag binnen het SWLO:

In het Studie Werk Leerorkest (SWLO) wordt met veel plezier gemusiceerd, maar het gaat hierbij vooral om de persoonlijke (loopbaan)ontwikkeling. Hoe zit dat?


Het Studie Werk Leerorkest is een orkest waar mensen – jong en oud – met elkaar musiceren zonder dat ze per se goed zijn in het bespelen van een instrument, dat is zelfs helemaal de bedoeling niet! Toch is er harmonie binnen het orkest en wordt er met veel plezier gemusiceerd, maar gaat het vooral om persoonlijke (loopbaan)ontwikkeling. Hoe zit dat?

Nono Poels, innovatiedocent op het Graafschap College, nam in 2018 het initiatief tot het oprichten van het Studie Werk Leerorkest. Een staaltje out of the box denken dat een project voortbracht dat betaalbaar is en verrassende resultaten oplevert op het gebied van loopbaanontwikkeling. Doel van het initiatief was om mensen uit verschillende domeinen (onderwijs po-vo-mbo-ho, bedrijfsleven en overheid) én van verschillende leeftijden bij elkaar te brengen en via het samen musiceren te werken aan een persoonlijk ontwikkelvraagstuk op het gebied van studie of loopbaan. Iedere ontwikkelvraag is goed, als mensen maar de stap naar verdere ontwikkeling willen zetten en bereid zijn dat te doen vanuit het bespelen van een instrument dat ze niet kennen. Nono: “Binnen het orkest is sprake van domeinoverschrijdend gedrag. Omdat je van nulniveau begint heeft niemand de hierarchie of de expertise, maar wel de wil en het doorzettingsvermogen om op zoek te gaan naar antwoorden.”

Hierarchie in leeftijd, opleiding of expertise spelen dus geen rol binnen het orkest. Wel zijn zeven professionele musici bij het orkest betrokken om alles muzikaal in goede banen te leiden, maar ook zij stellen zich lerend op en begrijpen dat interactie binnen de groep voorrang heeft op het ambacht. Leden van het orkest zijn verder bijvoorbeeld mensen die werken bij de overheid of in het bedrijfsleven, bassischoolleerlingen, leerlingen uit het vo met hun decaan of schoolleider, mbo- of hbo-studenten.

Het orkest komt 30 weken per jaar bij elkaar en binnen die 30 weken zijn er zes dialoogsessies, waarbij de ontwikkelvragen en ervaringen die mensen opdoen binnen het orkest worden besproken. De dialoogsessies worden steeds geleid door verschillende deelnemers van het orkest, dus ook door een tienjarige basisschoolleerling. Deze diversiteit aan begeleiders levert altijd verrassende inzichten op!

Gewerkt wordt vanuit het principe dat je je ontwikkelt vanuit het grote niet weten, 21st century skills spelen ook een rol bij deze ontwikkeling. Het vraagstuk, de worsteling en de zoektocht van de deelnemer vormen het uitgangspunt om collectief te bouwen aan het ontwikkelen van een Leven Lang Lerencultuur en een antwoord te vinden op de persoonlijke loopbaanvraag. Daarbij wordt ook gebruik gemaakt van elkaars netwerk.

Nono werkt bij haar project samen met professor Erik Scherder. Het SWLO is nu nog een regionaal project in de provincie Gelderland, maar er zijn plannen om het project uit te breiden naar de regio’s Brabant, Maastricht en Zoetermeer. Inmiddels hebben ruim 300 mensen deelgenomen aan het orkest. Op 5 oktober jl. waren de intakes van nieuwe leden voor dit schooljaar. Het SWLO is gekoppeld aan een onderzoek: Regie op kantelmomenten. Dit onderzoek is gebaseerd op vier kernlijnen: self-efficacy, doorzettingsvermogen, wendbaarheid en netwerkleren.
 

Tips

Wil je ook een SWLO opstarten in jouw regio?  Maak een stuurgroep waarin overheid, onderwijs en ondernemers zitten. Zorg ervoor dat binnen deze stuurgroep ook een directeur, financieel manager en iemand vanuit het werkveld zitten, zodat er snel beslissingen kunnen worden genomen. Aandachtspunten zijn:

  • Iedereen start vanuit het niet weten, het nulniveau (Theory U, Scharmer,O.)

  • Elke deelnemer komt minimaal in duo uit een ander netwerk. Bijvoorbeeld: docent-student of werkgever-werknemer etc.

  • SWLO is gericht op duurzame veranderingen en Leven Lang Ontwikkelen.

  • De 21 skills sluiten aan bij de keuzedelen: persoonlijk profileren, expressief talent, doorstroom hbo en ondernemend gedrag. Maak deze koppeling wanneer je gaat starten.

  • Kom 30 weken in een kalenderjaar bij elkaar. Twee uur per week: Kies in overleg de beste tijd voor de repetities

  • Het delen van netwerk en ervaringen staat voorop: samen leren delen.

 

>

LOB 2.0: Meet Your Future in Tilburg

Tijdens deze pilot kunnen leerlingen, in samenwerking met zowel het po- als het vo, kennis maken met de beroepen van de toekomst.

Daarbij gebruik makend van de praktijkvoorzieningen in de regio.

 

Monique Couwenbergh, docent en decaan branchevakken bij de Rooi Pannen, kreeg samen met Henk van den Hoek en Rolinde Duisters van het het ROC Tilburg, een mooie opdracht van de gemeente Tilburg: projectleider worden van een pilot met een praktijkgerichte invulling van LOB. Doel van deze pilot was om in samenwerking met zowel het primair- als het voortgezet onderwijs, leerlingen kennis te laten maken met de beroepen van de toekomst, daarbij gebruik makend van de praktijkvoorzieningen in de regio. Monique, Henk en Rolinde hebben verschillende achtergronden en ervaring, wat het samenwerken binnen deze pilot extra interessant maakte. Monique: “Door onze verschillende invalshoeken konden wij complementair werken, iets dat ik als heel prettig en waardevol heb ervaren”.

Bij het ontwikkelen van de pilot kwamen vele onderzoeksvragen voorbij, waarbij steeds werd gezocht naar een zo concreet mogelijke invulling van het thema ‘beroepen van de toekomst’. Uitgangspunt bij het ontwikkelen van de pilot was om klein te beginnen en daarna te gaan uitbreiden. Er moesten dus keuzes worden gemaakt. Zo werd ervoor gekozen om het primair onderwijs (nog) niet te betrekken, maar in te zetten op het vmbo. Ook moesten de plannen voor wat betreft de uitvoering van de pilot een aantal keer worden bijgesteld door de coronapandemie.

Uiteindelijk kwam er een samenwerking tot stand met twee vo-scholen in de regio waar nog weinig LOB-activiteiten waren ontwikkeld. Van deze scholen hebben 150 vmbo-leerlingen uit het derde leerjaar meegedaan aan de pilot. Voor wat betreft de samenwerking met het bedrijfsleven in de regio kon de projectgroep gebruik maken van de contacten met de Junior Kamer Midden Brabant (link), een vereniging van ambitieuze mensen uit verschillende beroepsgroepen, en Midpoint Brabant. Op 2 juni 2022 kon de pilot worden uitgevoerd. Leerlingen konden kiezen uit verschillende sectoren zoals bedrijven in de techniek, leisure en logistiek. Het werd een succesvolle dag waarbij de leerlingen op bezoek gingen bij twee bedrijven. Leerlingen, hun ouders, docenten en mentoren waren positief over de opbrengst van de dag en hebben ervan geleerd.

De samenwerking tussen de verschillende mbo-instellingen is door Monique, Henk en Rolinde ervaren als positief en inspirerend. Eens een kijkje nemen in de keuken van een andere mbo-school en hun onderwijs- en besluitvormingsprocessen, kan heel verrijkend zijn. Monique, Henk en Rolinde mogen nog een jaar langer bezig zijn met een vervolg op deze projectopdracht. Monique: “We hebben met veel plezier gewerkt aan deze pilot en gaan met alles wat we hebben geleerd werken aan een vervolg. Hierbij zouden we graag alle vmbo-scholen uit Tilburg betrekken en nóg meer bedrijven uit onze regio”. Het doel voor komend schooljaar is daarom om met behulp van externe partijen meer bedrijven en meer vmbo-scholen uit de regio te bereiken, waarbij alle partijen minder afhankelijk zijn van een jaarrooster. Ook is het de bedoeling dat de betrokken vo-scholen dan zelf bekijken welke doelgroep qua leerlingen het meest geschikt is. De input van externe partijen zal door het projectteam worden gevoed en het reflecteren op betekenisvolle ervaringen door leerlingen zal zeker onderdeel worden van de totale cyclus.

>

Zo maak je reflectie betekenisvol!

Reflectieverslagen schrijven – veel leerlingen en studenten hebben er een hekel aan, en uit onderzoek blijkt dat ze er (mede daardoor) vaak weinig van leren.

 

Innovatiedocent en lerarenopleider Sander Berendsen ontwikkelde een methodiek die studenten vrijer laat en beter werkt: leer studenten om aan de hand van betekenisvolle ervaringen hun eigen verhaal te vertellen. “Dan wordt reflectie écht een hefboom voor persoonlijke ontwikkeling.”

Reflectie speelt binnen LOB een belangrijke rol en het lijkt dan ook een logische opdracht om studenten door middel van verslagen te leren te reflecteren op hun ervaringen. Maar wat vinden studenten daar zelf eigenlijk van? Docent en onderzoeker Sander Berendsen deed onderzoek, en heeft een aantal van de reacties van mbo-studenten van het Graafschap College met hun toestemming achter elkaar gezet. Met plezier laat hij de opname horen.

‘Bij iedere vraag moet je gewoon zoveel mogelijk typen’, zegt een studente over de reflectieverslagen. Een ander vult aan: ‘De ene docent geeft het terug en zegt ‘Doe het maar wat uitgebreider’ en de andere docent speelt heel erg in op je gevoel.’ Studenten krijgen al snel door wat er van hen verwacht wordt. ’Dan kom je in de tweede en dan weet je precíes welke leraar wat wil horen’. Maar dat leidt niet tot meer inzicht. ‘Op een gegeven moment dacht je “Ik heb geen zin om er nóg weer een te maken. Ik heb er toch niks mee gedaan, dus waar doe je het dan voor?”’

Aan de stemmen hóór je hoe moedeloos ze zijn, en dat is ook niet raar: toen Sander Berendsen begon met zijn onderzoek (“We merkten een zekere reflectiemoeheid op bij onze studenten en waren benieuwd hoe dat kwam”) bleek dat sommige studenten in een lesperiode van tien weken twaalf reflectieverslagen moesten inleveren. “Twaalf! Studenten zaten dan vlak voor de deadline om een reflectieverslag in te leveren en dan zei de een: ‘Heb jij nog een reflectieverslag?’ Dan gingen ze reflectieverslagen uitwisselen, en met ‘Zoek en Vervang’ de namen veranderen. Dat werd dan opgestuurd en dan kreeg de één een negen en de ander een 6,5. Het was verschrikkelijk! En dan moesten ze op basis van die verslagen óók nog in gesprek met hun studieloopbaanbegeleider, of ze daar nou een klik mee hadden of niet. Het was allemaal totaal niet betekenisvol. Het kwam studenten alleen maar de neus uit.”

 

Nu is ‘reflectie’ voor veel mensen ook wel een vaag begrip, dat soms bijvoorbeeld wordt verward met ‘evaluatie’. Wanneer is reflectie volgens jou wél betekenisvol?

“Betekenisvolle reflectie gaat over het terugkijken op ervaringen, of het ter plekke bespreken van ervaringen, die betekenis voor jou hebben. Dan gaat het om ervaringen waar een emotie aan vast zit. Die emotie is uniek en essentieel: je vóelt wat voor jou van betekenis is. Je wordt ergens blij van, je krijgt er energie van of je raakt ergens door gefrustreerd. Studenten vinden iets spannend, ze lopen ergens tegenaan, ze vinden iets moeilijk of ze denken ‘Laat ik maar niets zeggen’ omdat ze het eng vinden om kwetsbaarheid te delen.

Bij het reflecteren kijk je terug op zo’n ervaring, waarbij je je ervan bewust wordt dat die emotie bij jóu hoort. Aan inzicht kun je een volgende leerstap verbinden. Dát is reflecteren.

Dus je kijkt terug op een betekenisvolle ervaring, je bent je ervan bewust dat die ervaring bij jou hoort, en als je denkt ‘ik wil dat de volgende keer anders of beter’, kun je daaraan werken. Dan zet je een volgende stap in je ontwikkeling, en daarna ga je het weer opnieuw proberen. Zo is betekenisvolle reflectie onderdeel van een doorlopend en levenslang leerproces.”

 

Reflectie is een belangrijk onderdeel van LOB, met name motievenreflectie en kwaliteitenreflectie. Hoe zie jij de rol van reflecteren binnen LOB?

“Ik zie binnen LOB nu twee uitersten. Aan de ene kant wordt reflectie natuurlijk wel als belangrijk gezien, maar toch blijft het onderwerp vaak beperkt tot een uurtje LOB in de week. Docenten hebben dertig leerlingen en weten soms de namen niet eens. Er wordt daarbij vooral instrumenteel gekeken: hoe zijn je cijfers?

Aan de andere kant wordt er, vooral in sociale opleidingen, veel ‘onder de ijsberg’ besproken. Wat vóel je? Wat dóet het met jou? Ik was zelf onder meer verbonden aan de opleiding Pedagogisch Werk en Onderwijs. Die studenten zijn overwegend meisjes tussen 16 en 21. Aan hen werd continu gevraagd: ‘Wat dóet het met jou?’ Die meiden gingen piekeren! Tom Luken heeft daar ook onderzoek naar gedaan en zegt: ‘Je moet daarbij uitkijken dat studenten die het goed willen doen, niet continu gaan piekeren, omdat ze helemaal nog geen handen en voeten kunnen geven aan die reflectie’ Kariene Mittendorff geeft in haar onderzoek ook aan dat reflectie eerst aangeleerd moet worden.”

Jullie zijn het bij het Graafschap College anders gaan doen. Vertel!

“We zijn begonnen bij de opleiding Pedagogisch Werk en Onderwijs. De eerste stap was dat studenten zelf een vorm mochten kiezen voor hun reflectieverslagen. Ze kozen vaak voor een Albelliboek, met foto’s van betekenisvolle ervaringen. Dat noemden we ‘Jaarboeken’. Studenten hoefden niet meer te reflecteren op een in beton gegoten thema, de vraag was: ‘Wat was voor jou betekenisvol, op school, thuis, of tijdens je werk of stage? Wat zegt iets over jóu, over jouw persoonlijke zelf?’

Dat werkte veel beter dan die reflectieverslagen. Nu gingen studenten zélf ontdekken waar ze bijvoorbeeld goed in waren of wat ze leuk vonden. Uiteindelijk probeerden we op die manier ook een vertaalslag te maken naar het professionele zelf, de rol van pedagogisch medewerker. Klein voorbeeld: een studente had in haar boek een foto opgenomen van Ajax-speler Victor Fischer, die ze bewonderde omdat hij terugkwam na een zware tegenslag. Een doorzetter bij tegenslag – dat zegt zoveel! Een ander liet een foto zien van haar volleybalteam, waardoor ik later bijvoorbeeld ook kon vragen of ze misschien een volleybal-clinic wilde geven tijdens een sportdag.

Die competenties konden studenten ook weer verbinden aan het kwalificatiedossier. Je krijgt op een hele andere manier contact met studenten.”

 

Werkt die vorm voor alle studenten?

“Nee, de studenten in de technische opleidingen en de maakindustrie zijn niet zo van die fotoboeken, die zijn meer van de actie. Een gesprek voor, tijdens of na het maken van een product werkt dan beter. Voor hen hebben we een polaroidwand gemaakt. De loopbaanbegeleiders maakten daarvoor polaroid-foto’s als hen iets opviel of verraste aan een student, bijvoorbeeld tijdens een praktisch vak of een stage.

Dat was trouwens wel wennen. In het begin zei een student wel eens: ‘Waarom heb je mijn foto opgehangen?’ en dan zei die studieloopbaanbegeleider: ‘Omdat ik vond dat je dat zo goed deed.’ Daar kwam dan een gesprek uit voort, dat leidde tot een keuze, actie of concrete vervolgstap. Door er op die manier aandacht aan te besteden, werden studenten zich er steeds meer van bewust wat ze goed deden. En als je een paar keer een compliment krijgt, dan is het geen toeval meer, dan zegt het iets over jouw talenten. Vervolgens gingen we dáárover praten.

Zo leren studenten gaandeweg hun eigen verhaal te vertellen, aan de hand van die betekenisvolle ervaringen. Dat is belangrijk, want we denken vaak wel dat we een verhaal kunnen vertellen, maar het is echt iets dat je moet leren. En juist door je verhaal te vertellen, wordt het een hefboom voor je persoonlijke ontwikkeling.“

 

Voor een persoonlijk verhaal zijn dus vooral betekenisvolle ervaringen nodig. Hoe creëer je die op school?

“Dat is best een lastige. Wij vroegen in ons onderzoek ook: ‘Als het gaat over betekenisvol leren, waar heb je dan het meeste geleerd? Was dat op school, werkplek, stage, bij verenigingen of clubs of bij familie en vrienden?’ En dan werd door studenten bijna álles genoemd, behalve school.”

 

We schieten nu in de lach, maar eigenlijk is het treurig!

“Er gebeuren op school natuurlijk ook mooie dingen, maar de betekenisvolste gesprekken worden bijna altijd buiten het klaslokaal gevoerd. Het mooie is: voor betekenisvolle ervaringen is vaak helemaal niet zoveel nodig, je kunt die best creëren. Al is het maar door gewoon de school uit te gaan. Aan het begin van een bijeenkomst met studenten hoorde ik eens dat de burgers bij MacDonalds in de aanbieding waren. Toen zijn we spontaan dáár naartoe gegaan. Daar kwamen zulke goede gesprekken uit voort, gewoon door het eens over een andere boeg te gooien. Bij een andere activiteit zijn economie-studenten samen met mensen uit het bedrijfsleven gaan suppen, dat kan hier vlakbij. Daaruit kwamen ook de mooiste gesprekken voort. Daar werden zoveel verhalen verteld, en daar werd zoveel geleerd, zowel door de studenten als door de CEO’s. We zijn ons er hier steeds meer van bewust dat beroepsgerichte didactiek echt anders is dan de vakdidactiek. Iets maken, dat leer je door van alles uit te proberen en ook dingen te laten mislukken. We moeten studenten meer ruimte geven om te prutsen. Zó ontdek je wat werkt en waar je goed in bent! Niet enkel in een klaslokaal terwijl je zit te luisteren naar een docent. Ik geloof dan ook steeds meer in een leer-ecosysteem, waarbij bijvoorbeeld onderwijs en bedrijven bij elkaar zitten en studenten ook ruimte hebben om te experimenteren en bijvoorbeeld zelf een bedrijf te starten.”

 

Waarom is juist dat vertellen van verhalen zo belangrijk, als het gaat om loopbaanontwikkeling?

“Het gaat over het verhaal van je leven. Bij LOB gaat het erom te ontdekken waar je zelf blij van wordt en na te denken over hoe je dát kunt verbinden met actuele beroepen en vraagstukken. Hoe complexer de wereld wordt, hoe dichter we bij onszelf moeten leren blijven. Hoe belangrijk verhalen daarbij zijn, zie ik ook ook bij ondernemers in de Achterhoekse maakindustrie. Ik heb bijvoorbeeld contact met Iginio Voorhorst, hij is CEO van bedrijf dat onder meer luchtveringen maakt. Hij vertelt in een jubileumboek van zijn bedrijf hoe hij in een tussenjaar met een camper door de wereld reisde, en last kreeg van zijn rug. Dáár is uiteindelijk zijn bedrijf uit ontstaan! En als je hem vraagt naar zijn mooiste ervaring, vertelt hij over een jongen van twaalf die ongeneeslijk ziek was, en die hij mee heeft laten rijden in zijn Ferrari. Dát soort verhalen… Als we daar in het onderwijs wat meer aandacht voor hebben, naast het leren van kennis en vaardigheden. Met die balans wordt het onderwijs écht betekenisvoller.”

____________________________________________________________

 


Vertel eens!

Drie tips van Sander Berendsen om te reflecteren aan de hand van verhalen

1. Praat mét studenten, niet tegen ze

Begin klein. Maak aan het begin van de les bijvoorbeeld tien minuten vrij voor de studenten die je op dat moment voor je hebt: hoe is het nu thuis, waar loop je tegenaan in je stage, wil iemand iets delen? Als een student een beetje bozig kijkt: ‘Vertel eens, wat is er aan de hand?’

2. Geef studenten de vrijheid om zelf een vorm te kiezen

Reflecteren hoeft echt niet altijd in de vorm van een geschreven verslag. Misschien kan het in de vorm van een blog, vlog, of een fotoboek. Of maak een polaroid-wand met foto’s van betekenisvolle ervaringen. De vraag is altijd: wat waren voor jou betekenisvolle ervaringen? Wat vind jij belangrijk?

3.  Neem de betekenisvolle ervaringen mee in LOB-gesprekken

Daarbij is het vooral belangrijk dat de lerende, de student dus, de auteur blijft van het verhaal. Stel je als docent of begeleider open op en laat de leerling of student het verhaal vertellen. Wat zou je willen bespreken? Waar liep je tegenaan en wat ga je ermee doen? Het begeleiden van die volgende stap in de ontwikkeling is een uitdagend proces.

____________________________________________________________

Meer informatie

Het boek ‘Leren van verhalen’ van Sander Berendsen is gratis in te zien of te downloaden via www.lerenvanverhalen.nl.

____________________________________________________________

Meer inspiratie

Tekst: Anne Wesseling,  Fotografie: Hetty van Oijen

>

Voor een goed loopbaangesprek is ook zelfkennis nodig

Podcast-serie De Loopbaancoach

 

In de podcast-serie ‘De Loopbaancoach’ interviewt Japke Ebbinge professionals en onderzoekers en geeft ze ook een kijkje in de keuken van de loopbaancoach: hoe verloopt een loopbaangesprek met een young professional? Welke coachingsinstrumenten worden ingezet, en waarom? “Als loopbaancoach moet je leren om óók naar jezelf te luisteren.”

 

 ‘Wat wil ik eigenlijk zélf?’, is de loopbaanvraag van studente Tess, die bijna klaar is met haar hbo-opleiding. ‘Wat zou ik doen en kiezen vanuit mijn ‘rustige zelf’, in plaats van vanuit stress, perfectionisme, emoties en bewijsdrang?’

Loopbaancoach Hadassa Kruithof gaat in gesprek met Tess. Ze reikt praktische handvatten aan (hoe kun je mindfulness momenten inbouwen in de dag?), behandelt een stukje psycho-educatie (hoe kijk je naar stress?) en gebruikt ACT-coaching (hoe kun je je niét verbinden met je negatieve gedachten?).

Bijzonder aan dit gesprek: je kunt erbij zijn. Niet live, maar door te luisteren naar de podcast ‘De loopbaancoach in actie’. “Het gesprek met Tess is een voorbeeld van hoe je een loopbaangesprek kunt aanpakken”, zegt psycholoog Japke Ebbinge, coördinator van de Leergang Loopbaancoaching aan de Hogeschool van Amsterdam (HvA) en presentator van de podcastserie. “Je hoort het gesprek van Hadassa en Tess, en daarnaast evalueren Hadassa en ik het loopgesprek en lichten we toe wat we doen. Je zit tijdens het luisteren naar de podcast dus echt in ónze hoofden. Welke keuzes maken we in het moment? Waar gaan we wel of niet op in, en waarom? Ons doel is om door middel van de podcast een inkijkje te geven in het loopbaancoaches, en loopbaanprofessionals een idee te geven van hoe je zo’n gesprek kunt aanpakken. Niet vanuit de gedachte ‘Dit is dé manier’, maar ter inspiratie, en ook om de verschillende coachingsinstrumenten te leren herkennen.”

 

Hoe kwam je op het idee van een podcast?

“Ik vind het leuk om radio te maken, dat had ik al bij de HvA al eerder gedaan. De laatste jaren namen podcasts een vlucht. Met mijn collega Daphne Wiersema maakte ik aanvankelijk een podcast voor de eerste lichting deelnemers aan de Leergang Loopbaancoaching. Daarvoor namen we de hoorcolleges op, en de podcast was alleen te beluisteren door deelnemers. We merkten dat die het luisteren naar een podcast echt een prettige manier van leren vonden.
De reacties waren zo positief dat we meer wilden doen met deze vorm, ook omdat we vanuit de leergang graag laagdrempelig onze kennis willen delen.

We zijn gaan kijken welke professionals voor onze doelgroep interessant zouden kunnen zijn om te interviewen. De eerste professional die meewerkte was Jouke Post, docent Theorie van de Loopbaanbegeleiding aan Saxion Hogeschool. Hij wilde graag iets doen met Kerr Inkson, die een boek schreef over negen metaforen voor loopbanen. Daarmee zijn we begonnen: een serie van negen afleveringen met Jouke Post over die metaforen. Daarna volgden nog meer interviews met professionals, en in de meest recente afleveringen, ‘De loopbaancoach in actie’, voeren we echte loopbaangesprekken.”

Die laatste zijn bijzonder omdat je als luisteraar echt bij het gesprek aanwezig bent – zo voelt het althans.

“We merkten bij onze deelnemers dat ze behoefte hadden aan een voorbeeld van hoe een loopbaangesprek verloopt. Ze genoten ervan als we dat tijdens de bijeenkomsten voordeden. We waren zelf gecharmeerd van de podcasts van Esther Perel, die daarin een inkijkje geeft in haar relatietherapie, en we vroegen ons af of wij misschien ook zoiets konden doen voor het loopbaangesprek – een podcast in de vorm van een écht gesprek, dus niet als rollenspel. We hebben een oproep gedaan onder studenten, en met drie studenten die zich hebben aangemeld, hebben we inmiddels een podcast-aflevering gemaakt.”

Bij de loopbaangesprekken passen jullie verschillende instrumenten toe. Bij de eerste aflevering, met studente Tess die voor de keuze staat wat ze na haar hbo-opleiding zal gaan doen, kozen jullie bijvoorbeeld voor een benadering vanuit ACT, de Acceptance and Committent Theory. Wat houdt die in en waarom kozen jullie daarvoor?

“Wij hebben als docenten een achtergrond in de psychologie, dus dat is hoe we de loopbaancoaching benaderen: vanuit psychologie, gedrag, mens en ontwikkeling. De basis van een loopbaangesprek is goed luisteren en aanwezig zijn, maar daarnaast zet je als coach ook je gereedschappen in. Je kijkt altijd: wat is de vraag, en welk instrument past daarbij? Bij de coachvraag van Tess speelde perfectionisme een belangrijke rol, vandaar vandaar dat we met haar kozen voor oefeningen in het ACT-spectrum. ACT is een instrument dat goed is in te zetten in loopbaanbegeleiding. Het is een ‘derde generatie gedragstherapie’, waarbij het gaat om het verhogen van de psychologische flexibiliteit: je leert anders om te gaan met je gedachten en gevoelens, in plaats van ze te willen veranderen. Je kunt je gedachten bijvoorbeeld op afstand zetten door niet meer te denken: ’ik ben mijn gedachten’ maar eerder ‘Ik heb gedachten’. ACT gaat ook over het accepteren van pijn in plaats van die te vermijden: soms is de pijn dat iets mislukt draaglijker dan wat je doet om die pijn te vermijden.

Dat laatste is vooral belangrijk als het gaat om doen wat waardevol voor je is. Daar komt namelijk bijna altijd spanning bij kijken. Hoe dichter je leeft naar je waarden, hoe spannender het wordt, want dan heb je écht wat te verliezen. Als je die spanning vermijdt, kan het je weghouden bij wat je juist belangrijk vindt. De gedachte wordt dan: ’Ik wil dit doen maar ik vind het spannend’. Het helpt al als je zou kunnen denken ‘Ik wil dit doen én ik vind het spannend’. Als je op die manier die spannende gedachten kunt ontrafelen, kun je meer gaan leven naar je waarden – precies wat Tess aan het eind van het gesprek het gevoel geeft dat ze vanuit rust haar keuzes kan maken.”

 

De gesprekken tussen jou en je collega Hadassa zijn ook persoonlijke gesprekken. Hoe belangrijk is zelfkennis eigenlijk, voor een loopbaancoach?

“Heel belangrijk! Bij coaching gaat het er uiteindelijk om dat je mensen bij hun eigenheid wilt brengen. Als je ruimte wilt maken voor hun verhalen, moet je durven kijken naar de verhalen in jezelf. Hoe dieper je bij jezelf kunt zijn, hoe dieper je bij de ander kunt komen. Loopbaancoaching is geen therapie, maar het kan soms wel therapeutisch werken, omdat je ook met jezelf aan de slag gaat. Dat zit ook in de opzet van het onderwijsprogramma van de leergang Loopbaancoaching: deelnemers passen instrumenten en technieken eerst toe op zichzelf en vervolgens bij een coachee.

Gisteren hadden we bijvoorbeeld een masterclass over zelfinzicht, en over hoe je je eigen schaduwkanten kunt inzetten bij een loopbaangesprek. Als we mensen willen leren om over zichzelf te leren, moeten we dat als leergangteam ook voorleven. Niet in een rollenspel, maar in een echt gesprek. Waar zit ík mee? Hoe zit het met míjn kernkwaliteiten en met míjn schaduwkanten? Heeft mijn collega een reële vraag, of een irritatie, dan voeren we daar echt een gesprek over. Je laat als trainer op die manier zien dat je zelf ook leert en ook kwetsbaar bent. Ik leer er zelf elke keer van.”

 

Tijdens de leergang Loopbaancoaching leer je niet alleen hoe je mensen kunt begeleiden, maar je ontwikkelt je zelf ook?

“In het begin willen deelnemers vooral meer kennis opdoen, maar gaandeweg leren veel ervan zichzelf beter kennen, en ze leren hoe ze die zelfkennis adequaat kunnen gebruiken in de begeleiding. Uiteindelijk leren we mensen ook om meer zichzelf te zijn in hun professie. Aan het eind van de leergang hoor ik vaak: ’Vroeger zag ik de leerlingen in het schoolsysteem, en was ik meer bezig, naar eer en geweten maar niettemin, om ze door een mal te duwen. Nu durf ik vrijer naar ze te kijken: wie ben jij als mens, en wat past daarbij?’

De deelnemers van de leergang Loopbaancoaching gaan gedurende de opleiding ook breder naar zichzelf kijken. Sommigen gaan zelfs hun werkdag anders inrichten, met meer rust. Ze voeren loopbaangesprekken bijvoorbeeld niet meer adhoc en overal tussendoor, maar op een vast moment in de week. Maar met aandacht en vertraging – voor zover die vertraging die mogelijk is binnen de kaders van een volle werkweek.”

 

Er zijn inmiddels bijna dertig afleveringen beschikbaar van podcastserie De Loopbaancoach. Waar kun je als luisteraar het beste beginnen?

“De podcastserie is bedoeld voor de doelgroep van loopbaanprofessionals, maar óók voor mensen die zelf loopbaanvragen hebben, of zich aan het oriënteren zijn op een volgende stap. Er zit geen vaste volgorde in, dus ik zou zeggen: kijk welke podcast je het meeste aanspreekt en beluister die het eerst.

Een aflevering die ik zelf heel interessant vind, is de aflevering met Kitlyn Tjin A Djie, over systemisch werken en over waarom de context belangrijk is voor wie je bent. We zijn vaak zo gericht op ‘je potentieel waarmaken’ en het idee van een meritocratie, waarin je wordt beloond voor je verdiensten. Maar uit steeds meer onderzoeken en publicaties blijkt dat we vaak meer een product zijn van onze context: waar je wiegje staat, bepaalt bijvoorbeeld ook hoeveel kansen je krijgt. Bovendien hebben we lang niet altijd alles in de hand, dat bleek ook in de coronatijd. Ik denk dat dat voor jongeren belangrijk is om te weten.”

____________________________________________________________

Informatie

  • Contactpersoon: Japke Ebbinge, j.ebbinge@hva.nl
  • De podcastserie ‘De loopbaancoach’ is te beluisteren via iTunes, Spotify, podcast-apps en ook via SoundCloud
  • Loopbaancoaching (Hogeschool van Amsterdam) is gericht op loopbaancoaches, mentoren en decanen, LOB-adviseurs en andere professionals die werken met jongeren die staan voor een studie- of loopbaankeuzes. De leergang bestaat uit masterclasses over onder meer identiteitsontwikkeling, stress, keuzestijlen en systemisch werken. 

____________________________________________________________

Hoe voer je een goed loopbaangesprek?

Drie tips van Japke Ebbinge

  1. Geef ruimte door vragen te stellen
    Je kunt als loopbaancoach natuurlijk informatie over studies aanreiken, maar het zoekproces naar ‘Wie ben ik, wat kan ik en wat wil ik?’ moet een coachee echt zelf doormaken. De kunst is om het zelfsturend vermogen van je coachee te vergroten. Dat kun je doen door vragen te stellen en samen te vatten, en vooral door op je handen te blijven zitten. Dat laatste is misschien wel de grootste uitdaging: niet de regie overnemen, maar je coachee de ruimte te geven om zélf zijn of haar eigenheid te ontdekken. In de fase van identiteitsontwikkeling waarin jong volwassenen zitten, is het überhaupt al een grote levensopgave om te ontdekken wie je bent, wat je kunt en wat je wilt!
  2. Maak leren betekenisvol
    In school is er vaak druk om te presteren en met concrete resultaten te komen, terwijl loopbaanbegeleiding een proces is, niet een eindresultaat. Bij dat proces is het belangrijk om ook naar je eigen werkwijze te kijken. Door welke bril kijk je zélf naar de wereld? Wat vind jij zélf belangrijk?
  3. Sluit aan bij het referentiekader van je coachee
    Een van de dingen die we coronatijd veel hoorden van loopbaanbegeleiders, is ‘Ik dácht dat ik deze leerling kende, maar wat weet ik weinig over hoe de leerling woont!’ Of leerlingen een eigen kamer hebben, of er überhaupt wifi is thuis, hoe de omgeving eruit ziet, of er broertjes en zusjes zijn. Verdiep je in het leven van je coachee, zodat je daar in het gesprek bij aan kunt sluiten.

____________________________________________________________

Tekst: Anne Wesseling, Fotografie: Hetty van Oijen

>

De Rode Loopbaan: tv-serie over LOB voor mbo’ers

Studenten informeren over loopbaanontwikkeling en doorstroom naar arbeidsmarkt
 

Vanuit haar rol als beleidsmedewerker LOB bij Landstede MBO, werd Sammie Visser benaderd om deel te nemen aan het project bestrijding jeugdwerkloosheid. Doel van dit project is om zoveel mogelijk (meer dan 1000) studenten dit schooljaar beter te informeren over LOB-thema’s, met het accent op loopbaanontwikkeling en doorstroom naar de arbeidsmarkt.

In eerste instantie was het de bedoeling om hier een event voor te organiseren, maar Corona gooide roet in het eten. Toen werd gezocht naar een manier om met name docenten zoveel mogelijk te betrekken bij LOB en op die manier de doelstelling te halen om 1000 studenten beter te informeren over bovengenoemde thema’s. En zo kwam er de tv-serie de Rode Loopbaan mét bijbehorende lesbrief die docenten kunnen gebruiken in de les.

“Het is zo makkelijk”, zegt Sammie Visser als docenten haar vragen waar ze moeten beginnen als ze iets willen doen aan LOB in de les. “LOB zit echt overal! Ga met je studenten eens ergens naartoe en ga het beleven. Of neem ze bijvoorbeeld mee naar een uitzendbureau in de buurt. Maar laat vooral ook de filmpjes zien die speciaal zijn gemaakt voor in de les en ga daarover in gesprek met je studenten.”

De tv-serie zorgt ervoor dat docenten op een laagdrempelige manier met hun studenten kunnen praten over LOB. Er zijn al zes filmpjes gemaakt en een zevende filmpje is in de maak. De filmpjes van de tv-serie duren allemaal zo’n tien minuten en hebben verschillende thema’s. Studenten die bijvoorbeeld hebben gekeken naar de aflevering over internationalisering komen er dan achter dat studeren in het buitenland ook voor hen een mogelijkheid is en leren dat er beurzen bestaan of dat ze hun OV-kaart voor een tijdje kunnen stopzetten.

Ga naar het Youtubekanaal van de Rode Loopbaan

>

LOB is cruciaal tijdens je middelbare schooltijd

LOB is vaak het terrein van mentoren en decanen, maar uiteindelijk draait het om de leerlingen. Hoe kijken zíj naar LOB?

 

Lina Boukhoubza is voorzitter van de leerlingenraad van het Calandlyceum in Amsterdam en zette daar LOB extra op de agenda. “Er gaat veel aandacht naar de lesstof, maar school is zoveel meer. Over tien jaar weet ik niet meer hoe een vulkaan precies werkt, maar de impact van een stage of een loopbaangesprek kan ik me dan nog precies herinneren.

Ze loopt een dag in de week stage bij het ministerie van Defensie, is betrokken bij het team dat zich bezighoudt met de Maatschappelijke Diensttijd (MDT), is politiek actief én draait mee met een programma van het Oranjefonds. “Mijn ouders houden het ook niet helemaal bij”, zegt Lina Boukhoubza lachend over wat ze allemaal doet náást haar school en het voorzitterschap van de leerlingenraad.

De activiteiten passen bij haar interesses: ze volgt al vanaf de brugklas het Technasium, niet zozeer vanwege de bètavakken, maar vooral vanwege de praktijk- en maatschappelijke kant. De stage bij Defensie kwam vooral voort uit de wens om uit haar eigen bubbels te breken en een compleet nieuwe wereld te ontdekken. “Mijn school faciliteert het ook”, zegt ze. “De stage heb ik zelf geregeld, maar zij zorgden wel dat ik het ook kon doen. Ik zit in een soort ‘topsport-programma’ met een aangepast rooster, daarin zit ook een leerling in die schaakt, en iemand die viool speelt. Het motto van mijn school is ‘Ontdek wat jij kunt bereiken’. School is er niet alleen voor het diploma en de cijfers, maar vooral voor de vorming.”

 

Je zit in de vijfde klas van het Technasium. Heb je dan meer te maken met LOB dan andere richtingen?

“Het Technasium is geweldig qua LOB, vanwege de praktijkopdrachten. In de eerste klas kregen wij bijvoorbeeld een opdracht voor het afvalbedrijf in Amsterdam, en gingen we daar met de klas ook naartoe voor een rondleiding. In de derde klas maakten we een lichtontwerp voor het Amsterdam Light Festival, en kwam een ontwerper in de klas. Het verbreedt je beeld, als Technasium leerling heb je wat dat betreft echt een voorsprong op andere leerlingen.

Maar we hebben ook de Caland College Tour gehad, dat was voor alle leerlingen. Dan was er bijvoorbeeld een officier van justitie te gast op school, en konden we vragen stellen. Het is belangrijk om de buitenwereld in de school naar binnen halen, om leerlingen te laten zien: ‘Hier kun je óók voor kiezen’. Zeker voor leerlingen die die voorbeelden niet in hun eigen omgeving hebben. Want je niet kent, kun je niet kiezen. Wat je niet voor je ziet, ga je ook niet kiezen. LOB heeft ook te maken met kansengelijkheid.”

 

Jullie zien als leerlingen dus echt belang van LOB?

“Je hebt aan LOB nog meer aan dan aan je cijfers. Het hangt wel af van de leerling. Weet je al wat je wilt gaan studeren, of heb je al een richting? De ene leerling heeft meer informatie nodig voor de studiekeuze, voor een leerling die al vanaf z’n vijfde weet wat hij wil worden is de belangrijkste vraag misschien ‘Wil je dit écht?’

Leerlingen om mij heen hebben echt door dat ze hulp nodig hebben bij het maken van een studiekeuze. Als je iets wilt bereiken, in een tijd waarin je zóveel te kiezen hebt, is het fijn dat je iemand kan spreken die je daarbij kan helpen. LOB is informeren, spanningspartner zijn, hulp bieden, inspireren. Het heeft al die functies, en bij elke leerling anders.”

 

Is voor leerlingen uit gezinnen met een migratie-achtergrond LOB nog belangrijker?

“Een flink percentage leerlingen op mijn school heeft een migratie-achtergrond of is de eerste die gaat studeren. Wat ik interessant vind, en terug zie in migrantengemeenschap in Nederland, is dat het onderwijs echt wordt gezien als verheffingsmiddel. De ouders of oma en opa zijn naar Nederland verhuisd zonder kennis van de taal of hoe van hoe alles hier werkt, en willen heel graag dat hun kinderen het beter krijgen. Onderwijs en ook bestaanszekerheid is belangrijk voor deze groep, omdat het de enige manier is om de maatschappelijke ladder op te klimmen. Leerlingen en studenten ervaren veel druk om te presteren en dan is het logisch om een studie te kiezen voor een duidelijk beroep, zoals arts of advocaat. Het is een safe option: je weet wat het je brengt.

Een opleiding wordt vooral gezien als een papier dat je nodig hebt voor een bepaalde baan, in plaats van een manier om jezelf te ontwikkelen. Als ik vertel dat ik misschien bestuurskunde of Liberal Arts and Sciences wil gaan studeren, vinden mijn ouders het goed, maar anderen uit de gemeenschap snappen het vaak niet.”

 

De vraag ‘Wat wil je later worden’ is niet zo gemakkelijk te beantwoorden.

“In die vraag ‘Wat wil je later worden’ zit eigenlijk al de drang om te kiezen op jonge leeftijd. Het zou moeten gaan over de vraag ‘waar wil je mee bezig zijn?’ Ik heb het idee dat leerlingen het idee hebben dat wat je kiest meteen vaststaat voor de rest van je leven. Ik vind het juist goed om je niet te snel vast te leggen. LOB draait erom dat je ontdekt wat je kan en wat je wilt en wat de weg ernaartoe is. De juiste LOB-keuze is de keuze die je verder brengt in je reis. Je hoeft echt niet meteen in de juiste trein te zitten. Je kunt uit- en overstappen, en misschien heb je de eerste trein nodig om de tweede trein te halen. Ik denk dat veel jongeren zich dat niet genoeg realiseren.”

 

LOB draait voor leerlingen dus niet alleen over voorlichting over bepaalde studies, maar ook over de hele route door het onderwijs?

“Dat geldt ook als je in je familie of je gezin de eerste bent die verder gaat studeren. Dan ben je ook de eerste die een bepaald pad op gaat. Het systeem an sich is dan vaag. Om op een hbo of universiteit echt ‘thuis’ te zijn, zijn er ongeschreven sociale regels die nieuw voor je zijn als je het boxje ‘migratie-achtergrond’ en het boxje ‘eerste die gaat studeren’ aanvinkt. Je bent misschien afwachtend, want je kent de regels niet, blenden is lastig. Het zit in kleine dingen die zorgen dat je je niet echt thuis voelt. Ik heb gelukkig ook vrienden die een paar jaar ouder zijn en me kunnen helpen. Maar als je je daarvan niet bewust bent, ga je daar te laat achter komen en mis je de aansluiting.”

 

Jullie hebben als leerlingenraad LOB ook aangekaart bij de directie van de school.

“LOB zit op onze school vooral verweven in bepaalde componenten, bijvoorbeeld het Technasium, de profielkeuze en de studiekeuze in de mentoruren. Maar uiteindelijk is het toch best minimaal, en wij vinden als leerlingenraad dat LOB niet een van de dingen is die je als school minimaal kunt doen. Het zou gedragen moeten worden door iedereen, niet alleen de mentoren. We wilden de directie scherp houden en onze directeur luistert echt, het is heel fijn dat zij er prioriteit aan geeft.

Scholen en docenten zijn nu vooral bezig met het inhalen van de achterstanden na corona. Ze zien LOB dan als nice to have, maar het is een cruciaal onderdeel van je middelbare schooltijd. Het zou in elke les moeten zitten, maar als docenten er niet echt zin in hebben of geen tijd voor hebben, valt het weg. De werkdruk onder docenten is hoog, dat speelt mee, maar dan nog: als docent kun je je rol herdefiniëren, juist als verder iedereen vooral bezig is met de inhoud van de stof. Dat lesboek is belangrijk, maar wat zit er in je ándere hand? Je kunt als docent echt een sleutelfiguur zijn voor een bepaalde leerling. Ik kan over tien jaar niet herinneren hoe een vulkaan precies in elkaar zit, maar de impact van een stage of een loopbaangesprek kan ik me dan nog precies herinneren.”

 

Heb je zelf een docent gehad die belangrijk voor je was?

“Dan denk ik aan meneer Van den Berg, onze docent Technasium. Het zit in zijn manier van lesgeven: hij heeft hele hoge verwachtingen van je, maar je mag óók heel erg falen. De lat ligt hoog, tegelijkertijd kun je een opdracht helemaal laten mislukken. Het voelt echt als onvoorwaardelijke steun.

Hij gelooft ook dat je dingen kunt, terwijl je het zelf nog niet door hebt. Daarin was hij echt spot on. Ik was in de brugklas bijvoorbeeld heel verlegen, maar toen we in groepjes een idee zouden presenteren, moest ik dat doen voor mijn groepje. Ik had het nog nooit gedaan, maar hij geloofde erin dat ik het zou kunnen. Dan word je ook zelfverzekerder. Het was echt een katalysator.

De brugklas is een belangrijke en cruciale tijd. Je komt ineens in een nieuwe wereld, waar je nog niemand kent. Dan kun je best een steuntje in de rug gebruiken. Meneer van den Berg deed misschien niet de traditionele LOB, maar hij gaf me inzicht in wat ik leuk vond en hij heeft altijd in me geloofd, dat is cruciaal. Ik wilde in zijn lessen ook altijd héél erg graag presteren. Het ging niet om het cijfer, maar om de waardering. Tegelijkertijd mocht ik ook zeggen: ‘Hier loop ik vast’. Die persoonsvorming, daar hielp hij bij.”

 

Je doet veel praktijkervaring op naast je opleiding. Wat heb je geleerd, bijvoorbeeld tijdens je stage bij het ministerie van Defensie?

“Ik denk dat álle stappen die ik heb gezet, mijn beeld genuanceerd hebben. Ik heb gezien hoe hard mensen werken en hoeveel checks & balances zijn ingebouwd: alles wordt driedubbel gecheckt en verantwoord. Ik heb meer vertrouwen gekregen in de overheid. Doordat je tijdens een stage andere referentiekaders heb leren kennen, wordt je oordeel genuanceerder. Je leert snappen hoe anders mensen afwegingen maken, zeker in crisissituaties. Het maakt dat je minder snel je oordeel klaar hebt en minder getriggerd wordt door nieuwskoppen. Ik zal niet snel meer roepen ‘dit is goed’ of ‘dit is slecht’.”

 

De vraag ‘Wat wil je later worden’ is voor jou vast ook niet zo gemakkelijk te beantwoorden.

“Ik krijg constant de vraag wat ik later wil worden, maar ik voel niet veel drang om mijn toekomst helemaal uit te stippelen. Ik laat dan wel de richting weten: ‘Ik wil in ieder geval iets maatschappelijks doen’. Mensen denken in beroepen en willen je graag in een hokje stoppen, omdat dat dingen duidelijker en beter behapbaar maakt, maar juist het openstaan voor nieuwe dingen heeft me zoveel gebracht in kennis en ervaring.” Lacht: “En ik ben onderdeel van de flexgeneratie, dus eigenlijk hóef me ook niet vast te leggen: wat ik uiteindelijk ook kies, waarschijnlijk zal ik er toch drie banen bij doen.”

____________________________________________________________

Tips

Voor docenten

  1. Verwerk LOB in de lessen
    Een tekst voor Nederlands kan bijvoorbeeld over een bepaald beroep gaan. En ook in gesprekken kan LOB terugkomen: hoe zie je jezelf over een paar jaar?
  2. Maak leren betekenisvol
    Kijk altijd naar hoe de les verbonden is met de wereld buiten de school: wat héb je aan wat je leert? Wat kun je hiermee, welke impact kun je hebben? Er zijn bijvoorbeeld leerlingen die een 3D-printer leren gebruiken, daarmee kun je duurzame dingen ontwerpen.
  3. Geloof in de kracht van je leerlingen
    Kijk voorbij de cijfers. Als leerling voel je het aan als een docent jou echt ziet. En als een docent meer de rol van coach heeft, kan dat de les ook dynamischer maken.
___________________________________________________________

Voor leerlingen

  1. Vraag je af ‘Waar wil ik later mee bezig zijn?’
    Dat is belangrijker dan een specifiek beroep. Leg jezelf niet te vroeg vast. Je hoeft niet nu iets te kiezen voor de rest van je leven, het belangrijkste is dat je een richting op gaat die bij je past.
  2. Laat weten dat je LOB belangrijk vindt
    Doet je school niet genoeg aan LOB, dan kun je dat aankaarten via de leerlingenraad.
  3. LOB gebeurt niet alleen op school
    Je kunt bijvoorbeeld ook meedoen met de maatschappelijke diensttijd (doemeemetmdt.nl). Je doet ervaring op, ontdekt wat je talenten zijn en je doet iets voor een ander. Wil je uit je bubbel, kies dan iets in een sector waar je helemaal geen ervaring mee hebt.

___________________________________________________________

Tekst: Anne Wesseling, Fotografie: Hetty van Oijen

>

Informatie over het tussenjaar is een onmisbaar onderdeel van LOB

Neem de optie van een tussenjaar op in de LOB lessen voor álle leerlingen die na het behalen van hun diploma niet meer leerplichtig zijn.
 

Hiervoor pleit Daniëlle Vogels, oprichter van het Tussenjaar Kenniscentrum. Het is een manier om leerlingen aan het denken te zetten: ‘Wat heb jij nodig om straks succesvol te studeren, en welke risico’s en kansen zou een tussenjaar daarvoor kunnen opleveren?’"

Een eindexamenleerling in het voortgezet onderwijs wist zeker dat hij een tussenjaar wilde. ‘Prima’, zeiden de ouders. ‘Maar dan moet je wel een dóel hebben.’ Daar zat ‘m net de kneep: de jongen hád helemaal geen doel en wilde daar ook niet over nadenken.

Was dat erg? Volgens Daniëlle Vogels niet. “Een doel opdringen heeft geen zin, en dwingen tot studeren ook niet. Natuurlijk is een tussenjaar voor zulke jongeren een flink risico, maar met de juiste aanpak kan het ook voor hen hele positieve effecten hebben,” zegt ze.

Daniëlle Vogels richtte in 2019 het Tussenjaar Kenniscentrum op. Doel: objectieve informatie geven over het tussenjaar. Het is belangrijk dat daar een onafhankelijke instantie voor is, want commerciële partijen, die bijvoorbeeld taalreizen aanbieden, belichten de zaak maar van één kant. “We vinden het belangrijk dat leerlingen hierover open en goed geïnformeerd een keuze kunnen maken. Een tussenjaar kan voordelen hebben, maar kent ook risico’s.”

 

Je geeft onder meer workshops over het tussenjaar. Wat is het belangrijkste dat je jongeren daarin mee wilt geven?

“Ik laat ze in de eerste plaats nadenken over de vraag ‘Wat zou ik graag willen?’ En vooral ook: ‘Wat zou voor míj nuttig zijn om straks succesvol te kunnen gaan studeren?’ Bij LOB-lessen op school gaat het vaak vooral over de studiekeuze, maar er zijn nog meer zaken belangrijk. Je kunt de leukste studie kiezen, maar dan zitten er toch ook vakken in die je niet leuk vindt. Onder meer motivatie, zelfstandigheid, discipline en doorzettingsvermogen zijn ook belangrijk. Dat zijn dingen waar je eventueel aan kunt werken, in een tussenjaar.”

 

Vaak wordt gedacht aan een taalreis. Lekker Spaans leren aan de Costa!

“Dat kán een mooie invulling zijn, maar niet voor iedereen. Zo’n taalreis kan ook een grote party worden, dan wordt het tussenjaar meer een lange vakantie. Als je nog niet weet wat je wilt gaan studeren, is het trouwens maar de vraag of een taalcursus daarbij gaat helpen, want dan zit je wéér in de schoolbanken kennis tot je te nemen.

Een tussenjaar biedt kansen om jezelf beter te leren kennen. Dat doe je vooral door verschillende dingen mee te maken in het echte leven. Vervolgens kun je daarop reflecteren: wat vind ik ervan, wat zegt dat over mij? Dingen ervaren, dáár biedt het tussenjaar kansen voor leerlingen. En daar hoef je echt niet voor op reis. Misschien is een snuffelstage of vrijwilligerswerk voor jou veel nuttiger om jezelf te leren kennen. De laatste jaren zijn er met financiering van de overheid veel mooie vrijwilligersprojecten opgezet, die horen bij de maatschappelijke diensttijd. Dat is een fantastische mogelijkheid om het tussenjaar zinvol in te vullen. Het kost niets, en het is ontzettend waardevol voor je persoonlijke ontwikkeling én voor je netwerk.”

 

Vergroot een tussenjaar op zichzelf eigenlijk de kans op studiesucces?

“Die vraag krijg ik vaak, van zowel ouders als onderwijsprofessionals, maar op basis van onderzoek is daar niets over te zeggen. Gemiddeld vallen studenten na een tussenjaar niet minder vaak uit, maar een gemiddelde zegt niets over individuele gevallen, en ook niets over wat studenten dan hebben gedaan in hun tussenjaar.

Uit een promotieonderzoek in de Verenigde Staten bleek wel: jongeren die het tussenjaar hebben gebruikt voor hun persoonlijke ontwikkeling, bijvoorbeeld door te reizen, presteren daarna beter. Maar voor een goed tussenjaar hoef je echt niet per se te reizen. Uit onderzoek onder Nederlandse studenten blijkt dat maar eenderde van de jongeren met een tussenjaar heeft gereisd, dat zijn vaak jongeren met hogeropgeleide ouders. Wat de anderen doen, naast werken, en welke effecten dat heeft, daar is weinig over bekend.”

Zitten er ook risico’s aan een tussenjaar? Bijvoorbeeld dat je uit je studieritme raakt?

“Daar zijn veel mensen bang voor. Het kan best moeilijk zijn om na een tussenjaar weer in het studieritme te komen, maar dat kan na een lange vakantie aansluitend aan je eindexamen net zo goed lastig zijn. Je kunt je afvragen of dit een goede reden is om meteen door te studeren na je eindexamen. Je hebt hier in elk geval het minst last van als je goed weet wat je wilt studeren en echt gemotiveerd bent om te starten.

Een van de grootste risico’s van een tussenjaar is dat je er weinig aan hebt voor je studiekeuze. Dat je daarna nog steeds niet weet wat je wilt gaan studeren, of dat je net zo’n slecht gefundeerde keuze maakt als vooraf. Eenderde van de jongeren die een tussenjaar neemt, kiest uiteindelijk een andere studie dan ze vooraf van plan waren. Daarom is het belangrijk om je ook tijdens je tussenjaar goed te blijven oriënteren op vervolgstudies.

Een belangrijke factor is ook de mentale gezondheid van jongeren. Met de mentale gezondheid van veel studenten gaat het niet goed – dat was al zo vóór corona, onder meer door de prestatiecultuur. Ik hoor vaak dat jongeren gewoon toe zijn aan rust. De druk op middelbare scholen is ook best groot. Dat kan een goede reden zijn om even pauze te nemen, maar aan de andere kant: als je al niet lekker in je vel zit en dan ook nog niet weet wat je wilt gaan doen, raak je misschien nog dieper in de put. Om dit en andere risico’s te beperken is goede begeleiding van ouders belangrijk.”

 

Wat is de rol van ouders precies?

“Wanneer ik een workshop Tussenjaarplan geef, moeten zij verplicht meedoen. Jongeren maken natuurlijk zelf een plan voor hun tussenjaar, maar ouders hebben daarbij wel een rol. Ze hebben bijvoorbeeld, vaak onbewust, invloed op de vraag of een kind al dan niet voor een tussenjaar kiest. En áls het kind een tussenjaar kiest, hebben ouders invloed op wat het kan betekenen, in positieve of negatieve zin.

Er zijn bijvoorbeeld ouders die zich er volop mee bemoeien en van alles gaan regelen, dan beperk je wat je kind zelf kan leren. Wat wel goed kan werken, vooral als een jongere ongemotiveerd is om iets te gaan doen: de geldkraan dichtdraaien. Zolang je je kind financieel blijft ondersteunen, heb je kans dat het tussenjaar uitdraait op een grote vakantie. Veel ouders reageren blij als ik begin over het betalen voor kost en inwoning. Voor jongeren die weinig actiegericht zijn, kan het best lastig zijn als hun ouders de geldkraan dichtdraaien en ze een tijd fysiek moeten gaan werken.”

 

Er zijn ouders en professionals die zeggen: ‘Alleen een baantje in de supermarkt tijdens je tussenjaar, dat schiet niet op’.

“Maar voor sommige jongeren kan dat juist heel waardevol zijn! Een baantje onder je niveau kan wonderen doen voor je motivatie om te gaan studeren, maar ook voor je doorzettingsvermogen. Kom maar eens een flinke periode vroeg je bed uit voor een baantje waar je eigenlijk geen zin in hebt, daar is echt discipline voor nodig.

Ook voor ouders is het een belangrijke vraag: wat heeft je kind nodig om straks succesvol te studeren en wat zou je kind kunnen doen om aan díe dingen te werken? En wíl je kind eigenlijk wel studeren? Het is goed om na te denken over je wensen, ideeën en twijfels. Dán kun je bewust kiezen voor studeren en een eventueel tussenjaar goed vormgeven. Ongeveer de helft van de deelnemers aan mijn workshops Tussenjaarplan weet overigens nog niet zeker of ze een tussenjaar willen doen. Dat hoeft ook niet. Je hebt na afloop in ieder geval gekeken naar de mogelijkheden, en naar wat er nodig is om succesvol te gaan studeren. Dat is ook winst.”

 

Je pleit voor meer voorlichting vanuit het onderwijs omdat dat zou helpen kansenongelijkheid te verminderen. Hoe zit dat precies?

“In het afgelopen jaar ben ik op zoek gegaan naar jongeren met een migratieachtergrond en hun ervaringen met een tussenjaar. Vaak zeiden ze ‘Ik wist niet eens dat het bestond!’ En ook gaven ze aan dat een tussenjaar in hun omgeving taboe is, omdat ouders het zó belangrijk vinden dat ze het goed krijgen. Er is dan van huis uit veel druk om te gaan studeren, en om te kiezen voor een studie met status en carrièreperspectief.

Als die leerlingen niet vanuit school geïnformeerd worden over hoe een tussenjaar je kansen kan vergroten, hebben ze er geen kennis over. Daarom vind ik informatie over de kansen en risico´s van een tussenjaar een onmisbaar onderdeel van LOB. Als mensen twijfels hebben over een tussenjaar kijken ze trouwens meestal niet naar de risico’s van studeren. Veel studenten lopen vertraging op of vallen uit. In het hbo stopt bijvoorbeeld een op de drie studenten in het eerste jaar van de opleiding, dat is ook iets om over na te denken.”

 

Hoe liep het af met de jongen uit het voorbeeld?

“De ouders draaiden de geldkraan dicht, zodat hij moest gaan werken. Na een tijdje merkte hij dat hij het met dat baantje wel gehad had en daar was hij blij mee, want toen kwam alsnog de vraag op: ‘Wat wíl ik eigenlijk?’ Dus juist door er een tijdje níet mee bezig te zijn, kreeg hij de ruimte om echt na te denken over wat híj verder wilde en wat hij daarvoor nodig had.

Die vraag, ‘Wat heb jíj nodig?’, dat is uiteindelijk precies waar het om gaat bij het nadenken over een tussenjaar, en ook waarom het zo belangrijk is er op school in de LOB-lessen aandacht aan te besteden. Het hoeft niet veel tijd te kosten, en het levert ongelofelijk veel op. Want de vragen die je stelt bij het nadenken over een tussenjaar, over wat jij nodig hebt om succesvol te gaan studeren, zijn relevant voor álle leerlingen.”


__________________________________________________________________________

5 tips van Daniëlle Vogels

Een plek voor het tussenjaar in LOB

  1. Besteed er aandacht aan op school
    Het is in de eerste plaats belangrijk om álle leerlingen aan het denken te zetten, ongeacht of ze al dan niet een tussenjaar willen nemen.
  2. Laat het echt een open keuze zijn
    Een tussenjaar kent kansen en risico’s, net als doorstuderen. Let er bij een LOB-les op hoe je het insteekt, zodat het voor de leerlingen echt een open keuze is.
  3. De invulling is altijd persoonlijk
    Het gaat voor leerlingen om de vraag: ‘Wat heb jíj nodig, om straks succesvol te gaan studeren?’ Wil je bijvoorbeeld zelfstandiger worden, of discipline ontwikkelen, en hoe kan een tussenjaar daarbij helpen?
  4. Een tussenjaar hoeft geen geld te kosten
    Vaak wordt bij een tussenjaar meteen gedacht aan werken en reizen of zelfs een jaar high school, maar er zijn nog veel meer opties. Denk aan bijvoorbeeld een maatschappelijke stage, of vrijwilligerswerk: zinvol en ook goed voor je netwerk.
  5. Betrek ook ouders/verzorgers erbij
    Ouders hebben veel invloed op de keuze voor studeren en een belangrijke rol bij het goed invullen van een tussenjaar, al was het maar omdat zij vaak kunnen beslissen de geldkraan open of dicht te draaien.

__________________________________________________________________________

In onze opdrachtenbank vind je een docentenhandleiding en een jongerenopdracht over het thema tussenjaar. Bij de jongerenopdracht worden ook de ouders betrokken
Studiesucces en tussenjaar: kansen en risico’s | Expertisepunt LOB

 

Tekst Anne Wesseling | Fotografie Hetty van Oijen
>

“Stagiairs kunnen echt iets bijdragen aan je bedrijf”

"Studenten staan in de rij om stage te lopen bij het bedrijf Herbs&Spices, specialist in gezonde voedingsconcepten in Alphen.

 

Dat komt niet alleen door het concept (‘Wij maken van gezond eten een feestje!’) en de visie van het bedrijf, maar ook door eigenaresse en praktijkopleider Cindy van Egmond. Hoe begeleidt zij ‘haar’ studenten, wat wil ze hen meegeven en waarom vindt ze nieuwsgierigheid zo’n fijne eigenschap? “De vragen die ik aan studenten stel, stellen zij vaak ook aan mij. Zo word ik zelf ook weer aan het denken gezet.”

 

Tijdens een stage leren studenten hoe het er in de praktijk aan toe gaat, toch? Klopt. Maar als studenten van de opleiding food & future stage lopen bij Herbs&Spices, krijgen ze sommige dingen juist níet voorgedaan. Hoe je een bonbon vult, bijvoorbeeld. Daar zijn natuurlijk bekende technieken voor, maar probeer het eerst maar zélf – misschien bedenk je wel een andere manier die handiger is.
Werkt het bedrijf aan de ontwikkeling van een nieuw muffin-assortiment? Dan bedenken stagiairs nieuwe, gezonde muffins, op basis van wat zíj lekker vinden. Is het een succes, dan wordt die muffin opgenomen in het assortiment, zo niet dan is het ook prima – het ontwikkelen van voedingsconcepten is tenslotte een proces van experimenteren, fouten maken en daarover praten. Kortom: studenten komen bij Herbs&Spices om iets te leren, maar het bedrijf leert net zo hard van hén, legt Cindy van Egmond uit, eigenaresse en praktijkopleider van Herbs&Spices. “Wij betrekken ze tijdens hun stage echt bij de ontwikkeling van het bedrijf. Jongeren van nu zijn daaraan toe. Ze willen iets bijdragen, en ze willen geïnspireerd en gemotiveerd worden.”

 

Je werd door Curio uitgeroepen tot Leerbedrijf van het Jaar 2021, terwijl je nog maar net een paar jaar studenten begeleidde. Was je trots?

“Ik was natuurlijk trots, maar tegelijkertijd ook verbaasd. Mijn eerst reactie was ‘Wat dóe ik dan?’ Want ik ben heel chaotisch en ik heb adhd en bovendien had ik nog niet zoveel ervaring met het begeleiden van studenten. Maar toen ze het uitlegden, snapte ik het wel. De kern was dat ik enthousiast ben in wat ik doe, dat ik wat van mezelf laat zien en de studenten serieus neem. Het heeft natuurlijk voor een deel ook met het bedrijf te maken. We hebben hier een hele duidelijke visie: we willen mensen gezonder laten eten, door het ze zo leuk en gemakkelijk mogelijk te maken. Studenten die hier komen van de opleiding food & future omarmen die waarden, en er zijn nog niet zoveel bedrijven in de sector waar ze voor worden opgeleid.
Maar studenten maken hier ook echt onderdeel uit van het bedrijf en van het team. Dat is voor studenten ook belangrijk: dat wat ze doen niet zomaar iets is, maar dat het een functie heeft. Als ik graag een bepaalde nieuwe groep klanten wil aantrekken, doet een stagiair bijvoorbeeld onderzoek naar hoe ik dit kan realiseren. Zo leert zij om adviseur te worden, maar ík heb er ook echt iets aan.”

 

Een stagiair zei tegen je: ‘Volgens mij word jij heel blij als je iets van óns kunt leren!’

(Lachend) “Dat klopt! Ik ben echt heel nieuwsgierig. Als studenten hier binnenkomen wil ik ook alles van ze weten. Waarom kom je hier? Wat heb je met gezonde voeding? Wat wil je hier leren? Maar als ze hier eenmaal zijn, blijf ik ook vragen stellen. Wat eten jullie op school? Hoe wordt er bij jullie thuis tegen voedsel aan gekeken? Wat is jouw guilty pleasure, als het om eten gaat? Voor mijn bedrijf is dat allemaal relevante informatie.
Ik prikkel ook steeds de nieuwsgierigheid van studenten. Jongeren willen weten waaróm ze iets moeten doen, dus ik laat ze veel uitzoeken. ‘Waarom is het belangrijk dat het in de koelcel vier graden is? Zoek maar op!’ Ik ben echt blij als studenten nieuwsgierig zijn en veel vragen stellen, dan word ik zelf ook weer aan het denken gezet. Vraag maar!”

 

Waarom vind je die nieuwsgierigheid zo belangrijk?

“Omdat je op die manier zelf dingen ontdekt en zelf dingen leert. Het komt ook door mijn achtergrond. Mijn eigen nieuwsgierigheid is heel lang alleen maar als lastig gezien. Mijn biologische moeder was nog een tiener toen ze ons kreeg en had weinig opleiding, ze kon niets met alle vragen die ik stelde. Ik wist al jong dat ik kok wilde worden, op mijn vijftiende had ik al mijn lbo-diploma. Ik wilde zo graag verder leren, maar ik moest gaan werken, de gedachte was ‘Je bent maar een dubbeltje en je wordt toch nooit een kwartje’. Ik heb veel gejobhopt en bij elke baan vroeg ik na drie maanden: ‘Mag ik nu alsjeblieft een cursus?’ En steeds was het antwoord ‘Nee, want je hebt lbo-niveau’.”

Wanneer was er dan wél plek voor je nieuwsgierigheid?

“Mijn biologische ouders verdwenen uit mijn leven en ook op school was er geen oog voor mijn potentiële talenten. Uiteindelijk was het mijn pleegvader die me echt zag en mij ondersteunde in mijn ontwikkeling. Hij zei altijd: ‘Jij hebt pit en doorzettingsvermogen, Cindy, jij komt er wel’. Op mijn 25ste bleek bij een IQ-test dat ik hoogbegaafd ben. Met dat gegeven ben ik alsnog verder gaan leren, kort op het mbo en via een toelatingsexamen op het hbo en de universiteit. Op een van de eerste schooldagen zat ik buiten met een groepje jaargenoten en een kop goeie koffie. Niemand werd boos als je vragen stelde, je mócht nieuwsgierig zijn! Er ging zo’n wereld voor me open.
k heb door die ervaringen wel geleerd hoe essentieel het is dat iemand je echt zíet. Dat is ook waarom ik alles van stagiairs wil weten, en waarom ik ook echt wil dat ze leren communiceren over wat er in hen omgaat. Op die manier kan ik ze ook verder helpen met hun eigen zoektocht naar wat ze kunnen en willen.
Mijn pleegvader heet trouwens Herman, maar ik noemde hem altijd Herbs. Toen ik een eigen bedrijf begon, heb ik een naam gekozen die naar onze band verwijst.”

 

En dat bedrijf is voor studenten een warm bad.

“In mijn visie ben je als stagebedrijf en onderwijsinstelling een vangnet voor de minder mooie ervaringen die studenten onherroepelijk gaan hebben. Tijdens de studie hebben ze een mooi beeld van het vak, maar in de praktijk ís het niet altijd zo mooi. Je moet soms vroeg op, er mislukken dingen, de afwasmachine gaat stuk zodat je alles met de hand af moet wassen. Dat is niet leuk, maar het moet gewoon gebeuren. Dat ze dat ontdekken, valt onder levenservaring. Die sterkt je en ontwikkelt je juist verder.
Daarom is het ook belangrijk dat studenten leren om na te denken over wat ze hier meemaken en wat het voor hen betekent, en dat ze ook leren daarover te communiceren. Dat lukt alleen in een veilige omgeving. Volgens mij is dat ook de taak van het onderwijs en van een stagebedrijf: een veilige plek bieden, waar je jezelf mag zijn en waar je fouten mag, of eigenlijk móet, maken. Die veilige bedding is zó belangrijk. Maar verder kan ik ook best streng zijn, hoor.”

 

Heb je een voorbeeld?

“Er was een stagiair die op haar tweede dag ’s ochtends een appje stuurde: ’Het lijkt me niet verstandig dat ik vandaag kom’. Het was een stage op therapeutische basis, maar toch, het was vlak voor het weekend, ze zou pas een aantal dagen later weer komen. De drempel zou alleen maar hoger worden. Dus ik belde: ‘Je komt gewoon hierheen en je gaat honderd bonbons maken, dan vul je een doosje met bonbons voor jezelf en ga je weer naar huis. Maar je kómt!’ Ik was ferm, ik verwachtte nog bijna dat ik een boze moeder aan de telefoon zou krijgen. Maar ik dacht: als ze vandaag niet komt, komt ze helemaal niet meer. En het ging goed. Ze kwam, ze huilde uit, kreeg thee, trok haar koksbuis aan en ging bonbons maken. En vanuit de bus op weg naar huis stuurde ze nog een appje, dat ze blij was dat ze tóch gekomen was.
Zelf was ik ook blij: zij kon aangeven wat er was, wij konden haar helpen. Ik wil dat studenten weten: als je hier stage loopt, ben je belangrijk. Niet omdat je die bonbons maakt, maar omdat je een van ons bent. Je hoort erbij!”

 

Gaat het ook wel eens mis?

“Een andere stagiair zei na twee weken: ‘Dit is niks voor mij’. Dan ga ik natuurlijk in gesprek. Hoezo dan, wat is er precies niks voor jou? Uiteindelijk bleek: ze wilde niet koken, maar liever achter de computer werken. Daar kom je achter door samen te zoeken naar iets dat ze wél leuk vindt. Uiteindelijk is ze na een volwaardige stageperiode hier weggegaan, en was ze toch heel blij met de stage, mailde ze later: ‘Door jou heb ik geleerd wat ik wél wilde’.”

 

Vanuit LOB gezien was dat een hele succesvolle stage! Wat is het belangrijkste dat jij studenten mee wilt geven?

“Uiteindelijk wil ik dat ze leren hoe verrijkend werk kan zijn, en dat je door werk je talenten kunt ontwikkelen. Een van onze stagiairs ging laatst mee naar een cateringopdracht. Na afloop gingen we even samen wat drinken en nagenieten van hoe goed het was gegaan. Even samen blíj zijn. Die werksatisfactie, daar gaat het om. Ik wil dat studenten ervaren hoe tof en verrijkend werk kan zijn. Dat het fijn het is als je zinvol werk doet, op een veilige plek waar je nieuwsgierig mag zijn en fouten mag maken en waar je echt iets bijdraagt. Waar je erbij hoort. Ik wil dat ze leren: kijk, dit is hoe werk kan zijn. Dat gevoel van ontdekken, bijdragen, ervaren en beleven. Dat is ook voor jóu weggelegd.

In mijn eigen loopbaan heb ik best een kronkelige weg afgelegd, maar uiteindelijk heb ik mensen gevonden die mij echt wilden zien. Ik ben dankbaar dat mijn leven een goede wending kreeg en dat ik daar ben waar ik wilde zijn. Daarom wil ik dit doen: ik wil het aan jonge mensen doorgeven.”

 

 

 

Tips van Cindy van Egmond

 

+ Zie stagiairs als een verrijkende factor voor de ontwikkeling van je bedrijf. De insteek mag zijn ‘Ik ga iets léren van deze student’.

+ Nodig de student uit zichzelf te laten zien door jezelf open op te stellen.

+ Heb je geen ervaring of weet je niet goed wat er van je verwacht wordt als stagebegeleider, dan kun je ook een cursus volgen.

+ Geef leerlingen en studenten de mogelijkheid om hun ervaringen te delen op een manier die aansluit bij hun belevingswereld. Een reflectieverslag hoeft niet altijd in geschreven vorm, het kan ook een vlog zijn, of een fotoserie..

+ Blijf zelf ook nieuwsgierig. Wie zijn de stagiairs, hoe zouden zij dingen aanpakken, welke bagage nemen ze mee? En moedig ze aan om vragen te stellen en dingen zelf te onderzoeken.

+ Lees jezelf in over de generatie van nu.  

 

 

Informatie:

www.herbsandspices.nl https://www.curio.nl/nieuws/leerbedr-van-het-jaar-2021-herbs-en-spices/

 

* Versnelteam LOB mbo
Het Expertisepunt LOB geeft dit schooljaar een extra impuls aan het stimuleren van LOB in het mbo. In een Versnelteam met 17 mbo-scholen creëren we nog meer impact op thema’s als het inzetten van alumni, het versterken van voorlichting vervolgonderwijs en arbeidsmarkt, LOB in de beroepscontext en het integraal aanpakken van LOB op school. Mooie voorbeelden vanuit de scholen worden gedeeld zoals dit voorbeeld vanuit het Frieslandcollege.

Tekst: Anne Wesseling Fotografie: Hetty van Oijen

>

Een goed loopbaangesprek over je leefstijl op Rijn IJssel

Test je leefstijl!

Rijn IJssel wil bij het opleiden van studenten niet alleen investeren in persoonlijke en professionele ontwikkeling, maar ook in gezondheid en welzijn. Daarom ondersteunen zij hun studenten graag bij het ontwikkelen van een gezonde leefstijl. Uit diverse onderzoeken blijkt dat negatieve gevoelens en psychische klachten tijdens Corona, ook bij jongeren, sterk zijn toegenomen. Ook is aangetoond dat mensen in coronatijd minder hebben bewogen en in het algemeen zwaarder en minder gezond zijn geworden. Rijn IJssel wil studenten die dat nodig hebben, graag ondersteunen bij het verbeteren van hun fysieke en psychische gezondheid en geeft aandacht aan dit thema bij het voeren van loopbaangesprekken.

Een goede gespreksstarter voor het bespreekbaar maken van het thema gezonde leefstijl binnen een loopbaangesprek, is de test Testjeleefstijl.nl. Alle studenten bij Rijn IJssel kunnen deze test maken, maar deelname is vrijwillig. Op basis van de uitkomsten van de test én op basis van eventuele eerdere signalering, maken coaches en docenten deze uitkomsten bespreekbaar als onderdeel van het loopbaangesprek. Inzichten in de aandachtspunten op het gebied van leefstijl geven zowel studenten als loopbaancoaches en docenten aanknopingspunten bij het voeren van het loopbaangesprek. Studenten worden zich hierbij bewust het feit dat leefstijl van invloed is op hun loopbaan en de keuzes die ze hierin maken. Studenten worden op basis van het gevoerde gesprek aangezet tot het maken van een actieplan om hun leefstijl daadwerkelijk te verbeteren.

>

“Wie weet vind je je droombaan langs je fietsroute naar school!”

Leerlingen kennen bedrijven in hun eigen regio vaak wel van naam, maar hebben geen idee welke prachtige kansen daar liggen als het gaat om hun toekomstige loopbaan. Het digitale platform en LOB-traject ‘Keyport Meets | Regio in je Rugzak’ gebruikt daarom onder meer slimme software om leerlingen en bedrijven te matchen. Projectleider Paul van Lienen: “We brengen bedrijven in beeld waar leerlingen anders niet zo snel mee in aanraking komen.”

Rockwool. Sekisui Alveo. UPS Healthcare Solutions. Leerlingen die in het Limburgse Herkenbosch wonen en in Roermond naar school gaan, passeren een industrieterrein met talloze bedrijfsnamen op de gevel. Maar weten ze ook wat voor soort bedrijf er achter de naam zit, en wat er daar achter de voordeur precies gebeurt? In de meeste gevallen niet.

Sterker: vo-leerlingen in Midden-Limburg denken vaak dat er in hun regio ‘helemaal niets’ is. Dat is pertinent onwaar, aldus Paul van Lienen, projectleider van Keyport Meets | Regio in je Rugzak. “We hebben hier álles en er liggen bij die bedrijven geweldige kansen – je moet er alleen mee in aanraking komen. Neem Sekisui Alveo: dat is een producent van schuimrubber, en het bedrijf heeft niet alleen een grote administratieve en logistieke afdeling, maar ook een eigen laboratorium. Dat is voor leerlingen hele relevante informatie. Wie weet vind je je droombaan langs je fietsroute naar school!”

Die informatie bij de leerlingen krijgen, dat is het doel van het online platform ’Keyport Meets’ | Regio in je Rugzak’. ‘Keyport Meets’ verwijst naar de verbinding tussen onderwijs, bedrijfsleven en overheid in de ‘Keyport’-regio in Midden-Limburg en een stukje Brabant. Het ‘Regio in je Rugzak’-gedeelte is, in eerste instantie, een anderhalf jaar durend LOB-traject voor vo-leerlingen: zij maken een ontdekkingsreis door hun eigen regio, en krijgen daarbij een denkbeeldige ‘rugzak’ mee met informatie en LOB-opdrachten. Gedurende hun reis vullen ze die rugzak met souvenirs, zoals de verslagen van bedrijfsbezoeken en gesprekken die ze hebben gevoerd, maar ook met zelfkennis op het gebied van hun LOB-competenties. “Het wordt een rugzak vol ervaringen, maar ook een sleutel naar je toekomst.”

 

Rugzak in je Regio omvat voor leerlingen een LOB-traject met zes fasen. Hoe is het traject opgebouwd?

“Aan de hand van LOB-opdrachten genereert de slimme software in de eerste fase voor elke leerling een zogeheten DNA-profiel, met onder meer de kwaliteiten en competenties van de leerling. Mede op basis daarvan matcht het programma de leerling met een aantal bedrijven.
Tijdens speciale ‘Regio in je Rugzak’-evenementen kunnen bedrijven vervolgens aan de leerlingen laten zien wat ze precies in huis hebben. Vervolgens bezoeken de leerlingen minimaal twee bedrijven, om een idee te krijgen van de dagelijkse gang van zaken – ze zien in hun digitale omgeving welke initiatieven er zijn, en kunnen zich daar dan ook meteen voor opgeven.
De volgende fasen draaien om verdieping: leerlingen maken kennis met verschillende vakgebieden, bijvoorbeeld door een bezoek aan Bouwmensen of het Foodlab Limburg, en lopen bijvoorbeeld snuffelstages bij bedrijven.
De laatste fase draait om de keuze voor een vervolgtraject: de leerling bezoekt bijvoorbeeld een vervolgopleiding en spreekt met studenten die vertellen hoe die opleiding eruit ziet.

Bij elke fase krijgt de leerling LOB-opdrachten, die grotendeels afkomstig zijn uit de opdrachtenbank van het Expertisecentrum LOB. Het hele traject duurt ongeveer anderhalf jaar. Scholen kunnen zelf invullen hoe ze het precies vorm willen geven, maar wij adviseren om te beginnen in het jaar voordat leerlingen een keuze maken voor een profiel of vervolgstudie. Het platform is uit te breiden naar meer leerjaren.”

 

Jullie maken gebruik van slimme software om kennis en vaardigheden in beeld te brengen en om leerlingen en bedrijven te matchen. Hoe moet ik me dat voorstellen?

“De slimme software is vooral een hulpmiddel om de leerlingen aan het denken te zetten. De vraag ‘Wat zijn je kennis en competenties?’ vinden leerlingen vaak best lastig om te beantwoorden. De software helpt daarbij, bijvoorbeeld door inzichtelijk te maken welke competenties bij jou passen, op basis van wat jíj aanlevert. We hopen natuurlijk dat de leerlingen dan een ‘Oh ja!’-ervaring hebben, maar klopt het niet, dan komen er andere suggesties.”

 

De software helpt de leerlingen ook om een weg te vinden in de regio, door ze te matchen met bedrijven die passen bij hun DNA-profiel.

“Het werkt verschillende kanten op: de leerlingen die geen idee hebben welke kant ze op willen, helpen we om het zoekveld smaller te maken, en leerlingen die juist een smal toekomstbeeld hebben, krijgen extra opties waaraan ze misschien niet gedacht hadden. Het kan overigens ook zijn dat een leerling op een bepaald spoor zat, waarvan hij of zij bij nader inzien denkt: ‘Dit wordt ‘m toch niet’. Dat is óók waardevol.

Door het gebruik van die slimme software komen bedrijven in beeld waar leerlingen anders niet zo snel mee in aanraking zouden komen. De evenementenbranche trekt bijvoorbeeld enorm, omdat leerlingen er een duidelijk beeld bij hebben. Maar stel, je hebt als leerling een profiel dat past bij de evenementensector. Dan zou jij misschien ook wel een héle goeie begrafenisondernemer kunnen zijn, want dat valt feitelijk in dezelfde sector. Je hóeft niet die kant op, maar leerlingen krijgen nu tenminste wel een keuze.”

 

De nadruk ligt meer op een kennismaking met vakgebieden dan op specifieke beroepen. Waarom hebben jullie die keuze gemaakt?

“Een beroep is al heel specifiek. In instantie kun je beter wat breder kijken: ‘Welk vakgebied past bij mij?’ De zorg heeft bijvoorbeeld zoveel facetten: je kunt in een jeugdinstelling werken, of met ouderen, of meer de technische kant op. Hetzelfde geldt voor de bouw: wil je met je handen werken of liever ontwerpen? De eerste vraag is toch in welke sector jij je op je plek voelt.
We kennen in onze regio veel initiatieven waar leerlingen kunnen kennismaken met een vakgebied, bijvoorbeeld Bouwmensen Limburg, die laten zien wat de bouw inhoudt, CIVIL voor installatietechniek, Foodlab Limburg voor de horeca, en ProfCore voor de procesindustrie. Tijdens hun reis door de regio kunnen leerlingen daar onderzoeken in welk vakgebied ze zich het meest op hun plek voelen. Dat beroep, dat komt later wel, dat komt vanzelf op je pad.”

Hoe reageren bedrijven op Regio in je Rugzak?

“Heel enthousiast! Normaalgesproken verloopt voor hen het contact met het onderwijs best moeizaam: ze moeten veel moeite doen om met leerlingen in contact te komen, en soms gaan alle scholen ineens naar één bedrijf, als bekend is dat daar bijvoorbeeld rondleidingen mogelijk zijn. Nu hoeven bedrijven als eerste stap alleen een profiel aan te maken en krijgen ze de leerlingen bij wijze van spreken op een presenteerblaadje.
Een groot voordeel is ook dat dit project niet draait om eenmalige activiteiten. Bedrijven blijven via dit platform gedurende een aantal jaren met de leerlingen in contact, en de leerling kan de regio blijven volgen. Een leerling kan straks na het afronden van de opleiding aangeven: ‘Ik ben beschikbaar’, en bedrijven kunnen in de toekomst ook op het platform aangeven dat ze vacatures hebben.”

 

En de scholen?

“In de pilotfase hebben leerlingen hun profielen ingevuld; daar wordt nu mee verder gewerkt in LOB-lessen. Door corona hebben we vertraging opgelopen, de komende tijd gaan we echt de slag naar de praktijk maken. Hopelijk kunnen we binnenkort ook weer evenementen gaan organiseren.
De bedoeling is trouwens dat docenten ook een profiel krijgen. Die gaan dus net als de leerlingen hun eigen regio ontdekken en contact leggen met bedrijven. Zo wordt het voor hen ook gemakkelijker om onderwijs buiten de school vorm te geven. Er gebeurt in het onderwijs veel van bovenaf, we willen in dit project juist graag dat de leerlingen en de docenten ontdekken waar zíj mogelijkheden zien om LOB en de samenwerking met bedrijven verder vorm te geven.”

 

Straks stapt zo’n docent zèlf nog over naar een andere sector!

Lacht: “En dat is prima! Mijn werkgever SOML (Stichting Onderwijs Midden-Limburg, red.) juicht het toe dat je als docent een kijkje neemt in het bedrijfsleven, en omgekeerd: dat mensen vanuit het bedrijfsleven een of twee dagen gaan lesgeven. Dit project draait om kansen in de regio, en het gaat erom dat het bedrijfsleven en onderwijs ontdekken dat ze sámen dingen van de grond kunnen krijgen. Bedrijven zouden, wanneer ze een nieuw project opzetten, daar bijvoorbeeld ook onderwijs van kunnen maken. Ze kunnen dan via het platform rechtstreeks een docent benaderen en aangeven dat ze open staan voor gastlessen. Er komt interactie! Daar worden we allemaal beter van.”

 

Hoe gaat het de komende tijd verder?

“We gaan een ‘Regio in je Rugzak’-app ontwikkelen, omdat dat echt past bij hoe jongeren communiceren. We onderzoeken daarnaast of we dit project kunnen doortrekken naar het mbo, en we gaan Regio in je Rugzak ook koppelen aan Meet the Youngsters, een soortgelijk platform voor studenten van mbo, hbo en wo, zodat de leerlingen hun Rugzak-profiel kunnen meenemen naar hun vervolgopleiding. Dan hebben we een echt een mooie doorlopend leerlijn.

Tot slot zou het natuurlijk mooi zijn als we het aantal regio’s kunnen uitbreiden. We zoeken nu om te beginnen aansluiting in Noord-Limburg. Bij het voorvoegsel ‘Keyport Meets’ kun je ‘Keyport’ vervangen door de naam van elke andere regio. Wat blijft is ‘Regio in je Rugzak’. De leerlingen de éigen regio laten ontdekken, zodat ze oog krijgen voor alle kansen en mogelijkheden bij bedrijven in hun omgeving – daar gaat het om.”

 

 

Tips van Paul van Lienen

1. Zie het belang van samenwerking

Samen kun je echt veel meer. Dus onderzoek altijd eerst of je kunt samenwerken met andere scholen en met bedrijvenplatforms, en maak gebruik van elkaars expertise.

2. Je hoeft niet alles zelf te ontwikkelen

Wij gebruiken bijvoorbeeld LOB-opdrachten van het Expertisepunt LOB.

3. Denk aan de lange termijn

Voor ondernemers: zie samenwerking met het onderwijs als een investering die verder gaat dan je eigen bedrijf. Misschien komt de leerling later niet bij jóu terecht, maar kun je hem of haar wel behouden voor je vakgebied.  

 

 

 

Informatie

Contactpersoon: Paul van Lienen, info@regioinjerugzak.nl

www.regioinjerugzak.nl

Tekst: Anne Wesseling Fotografie: Hetty van Oijen

>

Doorstroomcijfers kunnen helpen om LOB op de kaart te zetten

Hoe kunnen we de aansluiting tussen havo en hbo verbeteren? De Hogeschool van Amsterdam (HvA) gebruikt de doorstroomcijfers om daarover met middelbare scholen in gesprek te gaan. Marieke Siebrecht (HvA) en Stéphanie Dockx (Hervormd Lyceum Zuid) vertellen over wat dat oplevert, onder meer voor LOB.

Hoe doen havoleerlingen het eigenlijk op het hbo? Hoeveel van hen halen hun propedeuse, hoeveel wisselen van opleiding, welk percentage zwaait af of stroomt door naar de universiteit? Hogescholen houden die doorstroomcijfers bij, maar vervolgens gebeurt er vaak niet zoveel mee richting vo-scholen.

Dat is jammer, vinden ze bij de Hogeschool van Amsterdam. Die cijfers kunnen juist een mooie aanleiding zijn om met de school in gesprek te gaan over hoe de aansluiting tussen havo en hbo verbeterd kan worden.

Dat is dus precies wat er sinds een aantal jaren gebeurt, vertelt Marieke Siebrecht, adviseur aansluiting vo-hbo aan de HvA. “In onze doorstroomrapportages geven we een overzicht van onder meer de instroom vanuit de school, hoeveel leerlingen hun propedeuse behalen en hoeveel leerlingen in het eerste jaar stoppen met de opleiding, met of zonder propedeuse. Die cijfers sturen we door naar ruim honderd toeleverende vo-scholen. Vervolgens selecteren we elk jaar vijftig scholen om over de cijfers in gesprek te gaan. Dat kunnen scholen zijn met een hoog aandeel in de instroom, scholen met een nieuwe decaan, of scholen waar we al even geen contact mee hebben gehad.”

Na een eerste gesprek met Marieke besprak Stéphanie Dockx, decaan havo-bovenbouw van het Hervormd Lyceum Zuid (HLZ), de doorstroomrapportage met haar schoolleiding.

Stéphanie, de meerderheid van jullie havo-leerlingen kiest voor een vervolgstudie op de HvA. Hoe waren de doorstroomcijfers?

“Niet goed. Toen ik de cijfers zag, schrok ik in eerste instantie: de uitval in het eerste jaar is vrij hoog, zeker in het vakgebied economie. Naar aanleiding van de gegevens ging ik in gesprek met mijn teamleider havo-bovenbouw. We vroegen ons af: waar ligt het aan? Is het de lesinhoud waardoor de aansluiting naar het hoger onderwijs niet optimaal blijkt? Ligt het aan de studievaardigheden van onze oud-leerlingen en kunnen ze bijvoorbeeld niet goed genoeg presenteren of reflecteren? Of ligt het aan de voorlichting en oriëntatie op een vervolgopleiding? Het was in elk geval genoeg aanleiding om samen nogmaals met Marieke in gesprek te gaan. Als school waren we benieuwd naar de oorzaak van die cijfers en vooral naar wat we eraan konden doen. Was het een combinatie van de drie genoemde factoren, of was er eentje die eruit sprong en waar we dus extra op moesten inzetten?”

Marieke: “Zo heel specifiek zijn de cijfers niet. We kijken vooral naar trends, en wat dat betreft kon ik Stéphanie eigenlijk meteen geruststellen: de uitvalcijfers van het HLZ zijn niet echt hoger dan gemiddeld op de HvA. Sterker nog, eigenlijk gaat het wel de goede kant op. Met uitval bedoelen we trouwens de studenten die bij ons in hun eerste jaar stoppen en zich daarna veelal opnieuw oriënteren op een opleiding. De meesten vinden het jaar daarna een beter passende studie. Ze hebben door hun eerste ervaring meer over zichzelf geleerd en weten beter wat bij hen past.”

Hoge uitvalcijfers op het hbo zijn dus niet per definitie alarmerend?

Marieke: “In de cijfers zitten veel nuances. Er zijn bijvoorbeeld studenten die na hun hbo-propedeuse doorstromen naar de universiteit. Daarbij: de opleidingen binnen het vakgebied economie zijn heel verschillend en juist de leerlingen met E&M profiel vinden het lastig daarin hun weg te vinden.”

Stéphanie: “Het is fijn om met Marieke van gedachten te wisselen, want ongeacht de cijfers vinden we het als school belangrijk om aan de aansluiting met het hbo te werken. We hebben om de paar maanden een gesprek met Marieke samen met de teamleider en leerjaarcoördinator havo bovenbouw.”

Marieke: “Daar gaat het uiteindelijk ook om: de doorstroomcijfers zijn voor ons ook vooral een aanleiding om met scholen in gesprek te gaan over hoe we de aansluiting kunnen verbeteren. Daarbij gaat het om drie dingen: om kennen, kunnen en kiezen. Kennen gaat over de vakinhoud, kunnen over hbo-vaardigheden en kiezen over de loopbaanoriëntatie.”

Leren kiezen is binnen LOB een belangrijk thema.

Stéphanie, hoe begeleiden jullie leerlingen daarbij? “Het begint al in de brugklas. Leerlingen maken veel keuzes, maar ze maken ze niet bewust. Dus dat is de eerste stap: ze daarvan bewust te maken. Waarom koos je voor deze school? Welk profiel kies je en waarom? Waarom kies je voor Spaans en niet voor Frans? In kleine stapjes worden de keuzes steeds belangrijker. We willen als school de komende tijd meer inzetten op die doorlopende leerlijn omdat we er het belang van inzien.

Het valt me op dat veel leerlingen bang zijn om keuzes te maken. Sinds de drempelloze doorstroom zijn er ook meer leerlingen die naar het vwo willen doorstromen en natuurlijk moedigen we dat aan. Maar soms is het ook zo dat ze nog niet weten wat ze willen en hun keuze voor een vervolgopleiding willen uitstellen. Vervolgens is de gedachte af en toe dat je na het vwo per se naar de universiteit moet ‘anders is het zonde’.”

Hoe haal je iets van die keuzestress weg?

Stéphanie: “Onder meer door uit te leggen dat een keuze meestal niet allesbepalend is en dat er meerdere wegen naar Rome leiden. Dat vergeten leerlingen en ouders soms. Als leerlingen bijvoorbeeld een profiel hebben gekozen waardoor ze uiteindelijk een vak missen dat ze later toch nodig blijken te hebben voor een opleiding die ze willen gaan volgen, kunnen ze daarvoor alsnog een certificaat behalen.”

Marieke: “Kiezen ís ook lastig. Je wordt er al snel onzeker van, er is zoveel keuze. Jongeren zien vaak wel de mogelijkheden, maar vinden het lastig om die aan zichzelf te koppelen. Ze kiezen er dan voor om zoveel mogelijk opties open te houden. Maar dat hóeft niet. Als je leert welke aspecten voor jou van belang zijn, ben je minder bang om keuzes te maken. Het gaat erom dat jongeren leren autonome keuzes te maken. Wat past bij jóu? Kunnen kiezen is een levensvaardigheid.”

Leiden jullie gesprekken ook tot meer samenwerking?

Stéphanie: “Ja, bijvoorbeeld bij de activiteit ‘Student in de klas’, dan vertellen studenten over hun ervaringen bij de overstap naar de HvA. We gebruiken ook een flow chart, een invulschema voor leerlingen. Daarbij vragen we hen expliciet of ze al weten wat ze willen gaan studeren, en kunnen ze kiezen uit ‘Ik heb nog geen idee’, ‘Ik twijfel’ of ‘Ik weet zeker wat ik wil studeren’. Met de leerlingen die het helemaal nog niet weten, wil ik een studiekeuzeworkshop doen.

Marieke bood aan om daarbij te helpen.” Marieke: “Wij hebben een ‘Hoe kies ik’-workshop ontwikkeld die daar goed bij aansluit. Daarin komt ook aan de orde wat er allemaal van invloed is op een keuze – alleen al zien dát het ingewikkeld is, helpt leerlingen om weer uit te ademen. Ik ben op mijn beurt trouwens heel benieuwd naar die flow chart en hoe Stéphanie daarmee werkt. Wij ontwikkelen naar aanleiding van de gesprekken met scholen soms ook nieuwe activiteiten en we verzamelen en ontwikkelen tools voor hbo-vaardigheden die we op onze website aanbieden.”

Marieke, binnen de faculteit Business en Economie is de uitval ook hoog omdat studenten vooraf geen duidelijk beeld hebben gekregen van de verschillen tussen de opleidingen.

Is dat reden om de voorlichting aan te passen? “Ja, bijvoorbeeld door minder vast te houden aan de voorlichting per studierichting. Het afgelopen studiejaar is door de faculteit Business en Economie een faculteitsbrede voorlichting ontwikkeld aan de hand van een casus over een sneaker. Dit sluit goed aan op de belevingswereld van aankomende studenten. Je kunt daar commercieel naar kijken: hoe zet ik die sneaker in de markt, aan wie kan ik hem verkopen? Je kunt kijken naar de financiële cijfers: wat moet je inkopen en hoe financier je dat? Je kunt het ook bekijken vanuit de logistiek, of vanuit HRM: hoe zorg je dat er goed voor de medewerkers van het bedrijf wordt gezorgd? Door het bedrijf op die manier van verschillende kanten te belichten, ontdekken leerlingen welke kant zíj interessant vinden en hoe ze dat kunnen koppelen aan, bijvoorbeeld, een opleiding Commerciële Economie of Finance & Control.”

Stéphanie, op het HLZ koppelen jullie LOB expliciet aan het profielwerkstuk. Daarbij gaat het ook om hbo-vaardigheden en studiekeuze. Hoe hebben jullie dat opgezet?

“We vinden het vooral belangrijk om onze havoleerlingen te stimuleren zich goed te oriënteren op vervolgstudies. We hebben het profielwerkstuk daarom gekoppeld aan voorlichtingsactiviteiten en stages [zie kader]. Voor elk onderdeel kunnen leerlingen punten verdienen. Al die LOB-activiteiten tellen dus mee voor het profielwerkstuk. Idealiter vormen de LOB-activiteiten dan een inspiratiebron voor een mooi profielwerkstuk en vice versa. De hoofdvraag voor je profielwerkstuk halen uit een interview met de baas van je stageplek, is natuurlijk prachtig.

Daarnaast vinden we het belangrijk om de samenhang te laten zien met de hbo-vaardigheden die leerlingen straks nodig hebben, zoals presenteren en reflecteren. Leerlingen zien die vaardigheden vaak als losstaand. Bij het PWS merken ze dat de trucjes die ze bij Engels leren om te presenteren, ook kunnen gebruiken bij de presentatie van hun profielwerkstuk. Zo worden ze zich hopelijk bewust van de samenhang. LOB helpt daarbij.”

Hoe kun je LOB nog meer inzetten om de aansluiting met het hbo te verbeteren?

Stéphanie: “Het zou mooi zijn als LOB meer een onderdeel kan zijn van elk schoolvak. Docenten zijn er nu ook al mee bezig, maar dat gebeurt vaak nog onbewust. Wanneer docenten bijvoorbeeld tijdens een les vertellen wat de leerlingen later kunnen doen met hun vak, zouden ze dat ook aan LOB kunnen koppelen: ’Als je dit interessant vindt, is misschien deze opleiding iets voor jou.’ Zo’n kort uitstapje tijdens de les geeft context.”

Marieke: “Dat is een belangrijk advies aan docenten: benoem het! Haal leerlingen even uit de lesstof en laat zien: zó kun je dit gebruiken, dít kun je er in de toekomst mee. Zo kun je leerlingen echt helpen.”

Stéphanie: “We kunnen wellicht docenten er ook meer bewust van maken hoe ze binnen het vakonderwijs al zouden kunnen aansluiten op het vervolgonderwijs. Ook op het gebied van hbo-vaardigheden. De HvA denkt hierin mee. Dat vind ik trouwens ook echt een pluspunt aan onze gesprekken: ze zijn een startpunt voor samenwerking in de toekomst. Marieke en ik hebben nu in ieder geval korte lijnen, we weten elkaar te vinden.”

Tot slot, wat zijn jullie adviezen voor vo-scholen?

Stéphanie: “Zoek actief contact met de hogescholen waar je leerlingen naar toe gaan. Het loont om je netwerk uit te bouwen en je houdt er goede contacten aan over. Het belangrijkste is om LOB bij de schoolleiding op de kaart te krijgen. Als je de schoolleiding mee hebt, kan er meer. Bij ons op school wordt LOB en de aansluiting met het vervolgonderwijs sterk gestimuleerd vanuit de schoolleiding, maar ik hoor vaak dat dat op andere scholen niet vanzelfsprekend is.”

Marieke: “Voor die gesprekken kunnen cijfers cruciaal zijn. Ga dus achter die doorstroomcijfers aan. Want let op, wij versturen onze cijfers voornamelijk naar de schooldecanen. Schoolleiders krijgen daarnaast de doorstroomcijfers van álle leerlingen vanuit het NCO, het Nationaal Cohortonderzoek Onderwijs. Een gesprek hierover tussen schooldecaan en management wordt niet altijd gevoerd. Vraag die cijfers dus op, want het kan je helpen om een gesprek over LOB te voeren. De cijfers leveren vragen op. Stél die. Dan ga je als vo-school ook merken: je bent maar een stukje in de leerloop-baan van de leerling. Ook wij zijn, als hbo, een stukje. Het is fijn als die losse stukjes op elkaar aansluiten, zodat daar een leerlijn in zit.”t en de leerlingen van havo 4 een meeloopstage. In het ideale geval hangt die samen met het onderwerp van hun profielwerkstuk (maar dat is geen must). 

 

LOB en het profielwerkstuk

Op het Hervormd Lyceum Zuid is het profielwerkstuk in havo 4 gekoppeld aan LOB. Dat gebeurt in vier stappen.

1.  In november en december bezoeken de leerlingen verplicht minimaal één open dag. Het driehoeks-gesprek met ouders, mentor en leerling begint daarna met een korte reflectie op die LOB-activiteit. Daarbij presenteren de leerlingen aan hun ouders en mentor wat ze hebben gedaan en wat dat hen heeft gebracht (of níet heeft gebracht, ook dat is waardevolle informatie).

2. In februari bezoeken de leerlingen een regionale voorlichtingsavond. Ook dit is een verplicht onder-deel. Dit bezoek wordt voorbereid in de mentorlessen en na afloop reflecteren de leerlingen op hun ervaringen: wat hadden ze eraan en wat zijn hun vervolgstappen? In de mentorles vertellen ze aan hun medeleerlingen welke voorlichtingen en open dagen ze hebben bijgewoond, en waarom een studie wel of niet bij hen past. 

3. In maart organiseert het HLZ een PWS-startweek. Die week begint met PWS-presentaties van havo 5-leerlingen, zodat de leerlingen van havo 4 een idee krijgen van wat er verwacht wordt. Zelf zetten ze in die week de eerste stappen: ‘Waar liggen mijn interesses en hoe koppel ik die aan een hoofdvraag voor mijn PWS?’ 

4.  Tot slot lopen de leerlingen van havo 4 een meeloopstage. In het ideale geval hangt die samen met het onderwerp van hun profielwerkstuk (maar dat is geen must).

 

 

Informatie

Informatie Op de website van de Hogeschool van Amsterdam is veel informatie en materiaal beschikbaar voor decanen en mentoren, niet alleen over hbo-opleidingen maar ook over hbo-vaardigheden. Ook zijn er instrumenten en materialen beschikbaar die scholen kunnen inzetten bij de keuzebegeleiding en het ontwikkelen van hbo-vaardigheden. www.hva.nl/scholen  

Tekst: Anne Wesseling Fotografie: Hetty van Oijen

>

Gilde: super trots op de route praktijkleren met praktijkverklaring in het mbo

Omdat mensen zonder startkwalificatie een relatief kwetsbare positie op de arbeidsmarkt hebben, ontwikkelde SBB in samenwerking met een aantal partners en in opdracht van de ministeries van OCW en SZW een pilot praktijkleren mét praktijkverklaring in het mbo.

Het is een scholingstraject op maat dat past zowel bij de deelnemer als bij het bedrijf. Deze nieuwe leerroute is bedoeld voor mensen voor wie het behalen van een mbo-diploma (inclusief entree) of mbo-certificaat (nog) niet haalbaar is. Met een praktijkverklaring kun je laten zien wat je kunt en wat je hebt geleerd in de praktijk. Hierdoor neemt het zelfvertrouwen toe en wordt de kans op het vinden van duurzaam werk vergroot.

De leerroute is op maat en bestaat uit van tevoren afgesproken werkprocessen van een mbo-opleiding (kwalificatiedossier) die studenten moeten doorlopen.

>

LOB op het Grafisch Lyceum Rotterdam

Wees creatief en kies een vorm die past bij je school en je studenten

Creatief, innovatief en eigenwijs. Dat is hoe het Grafisch Lyceum Rotterdam zichzelf omschrijft. En ja, dat heeft ook invloed op de aanpak van LOB. Sectordirecteur Ron van As en bestuurder Rianne van der Meij vertellen waarom ze kozen voor de term ‘profiel’ in plaats van ‘LOB’, en waarom opleidingen en docenten ruimte moeten krijgen om het traject op eigen wijze in te vullen. “Voor studenten Audiovisueel is een filmpje veel logischer dan een schriftelijk verslag.”

Waar gebeurd: in het trappenhuis van het Grafisch Lyceum Rotterdam stond een studente te huilen, want ze moest een stageadres bellen en had geen idee wat ze moest zeggen. Een klasgenoot sprak haar moed in: ‘Je moet gewoon zeggen waar je goed in bent!’ “Het is mooi hoe ze elkaar dan coachen”, zegt Rianne van der Meij, bestuurder van het Grafisch Lyceum Rotterdam (GLR). ‘Maar het is jammer dat ze niet al twee jaar eerder in de les hiermee bezig zijn geweest. Daar kunnen we in het onderwijs écht meer in doen.”

LOB was daarbij belangrijk, dat besef was er wel, een paar jaar geleden op het GLR (500 vmbo- en 3600 mbo-studenten). Maar hoe het vorm te geven in de praktijk? Met die vraag gingen Rianne van der Meij en sectordirecteur/projectleider Ron van As aan de slag.

Eerst door ‘in het land’ te informeren bij andere scholen en docentennetwerken naar voorbeelden, en toen dat niet veel opleverde (“Iedereen was ermee aan het stoeien”) door binnen de eigen school onderzoek te doen. Ron van As: “Er waren al veel LOB-activiteiten, maar er was geen samenhang. Diverse opleidingen hadden al LOB-methoden. Die hebben we naast elkaar gelegd en de gemeenschappelijke factor gezocht: waar vinden we elkaar? Wat is de rode draad?” Rianne van der Meij: “Vorig jaar waren er zoveel ideeën dat we zeiden: nú willen we het totale verhaal voor deze school formuleren in een visie en duidelijke kaders.” Die documenten liggen er nu. De visie berust op twee pijlers. Om te beginnen moeten álle studenten met LOB in aanraking komen – dus niet alleen de studenten met wie het tijdens de studie heel goed of juist minder gaat. In de tweede plaats moet het beleid niet dwingend worden. “We hebben veel opleidingen, op verschillende niveaus. Er moet binnen die opleidingen ruimte zijn om een eigen contextrijke invulling aan LOB te geven.”

Elke mbo-student gaat tijdens zijn of haar opleiding in elk geval twaalf ‘profielgesprekken’ voeren. Wat meteen opvalt: jullie kiezen voor het woord ‘profiel’ in plaats van ‘LOB’.

Ron: “Op het portal ‘Mijn GLR’ heet het ook ‘Mijn profiel’. Het zijn ‘profielgesprekken’ en we hebben het over een ‘profielcoach’. We kozen hiervoor omdat we het uit de categorie ‘vaag’ wilden halen, waar LOB voor veel docenten toch een beetje in zit. Voor studenten is het ook duidelijker. Het woord ‘profiel’ raakt meer aan zaken als je CV en je profiel op LinkedIn. We maken nu een onderscheid tussen de ‘warme’ en de ‘koude’ kant. De warme kant zit in het mentoraat; de mentor is sociaal-emotioneel betrokken. De profielcoach zit aan de koude kant en heeft een meer zakelijke rol.

Die verschillende rollen willen we eerst duidelijk hebben. Die zachte kant, het zorgen, dat doen we al heel goed. Als er problemen zijn, zíjn we er voor onze studenten. Maar LOB gaat over bewustwording, dat is iets anders. Bij de eerste evaluatie van de profielgesprekken zei een docent: ‘Ik begon al meteen met de verkeerde vraag. ‘Hoe voel je je?’ Maar dat is een vraag voor de mentor, niet voor de profielcoach’.”

Hoe gaat het traject de komende tijd vorm krijgen?

Ron: “We hebben om te beginnen een vakgroep ingesteld met uit elk docententeam een vertegenwoordiging. Dat zijn de ambassadeurs, die echt het belang hiervan inzien en meegaan in het idee dat onderwijs meer is dan alleen opleiden, dat het ook gaat om persoonsvorming. Die early adopters gaan we omarmen. De visie en de kaders helpen al enorm, de vakgroepen hebben nu houvast als het gaat om de koers. De profielcoaches krijgen handvatten voor een goed profielgesprek. Dat zijn we nu aan het optuigen. Maar in de formatie moet er ook rekening mee gehouden worden, en er moeten uren voor beschikbaar zijn. Dat worden onze aandachtspunten voor de komende tijd. Het uiteindelijke doel is om LOB te integreren in het beroepsonderwijs. Maar dan moeten alle docenten daarin mee willen, en de doelstelling met het belang van LOB moet voor iedereen duidelijk zijn, zo ver zijn we nu nog niet. Daarom hebben we het voorlopig naast de beroepsvakken gezet, als aparte leerlijn in een eigen traject.”

Jullie laten ruimte voor individuele invulling bij de studies. Heb je een voorbeeld van hoe dat eruit kan zien?

Ron: “Denk aan opdrachten die qua vorm passen bij onze studenten. Onze studenten zijn geen schrijvers, een filmpje maken ligt meer voor de hand dan een geschreven verslag. Bij Audiovisuele Media maken studenten bijvoorbeeld een visuele learning map. Een vraag daarbij is: ‘Wat heeft gezorgd dat je enthousiast werd voor deze opleiding? Was er bijvoorbeeld een filmpje of een beeld dat voor jou de doorslag gaf? Sluit dat inderdaad aan bij deze opleiding?’ Dan maak je iets concreet van wat de studenten echt zoeken in de opleiding. ‘Wat wil je later worden?’ is wat dat betreft een veel te brede vraag.”

Denk je dat studenten door de profielgesprekken minder gaan switchen tussen opleidingen?

Rianne: “Het zal ertoe bijdragen dat ze zich sneller bewust worden van wat de opleiding van ze vraagt en of een beroep echt bij ze past. Het kan ook eerder evident maken dat ze bij een opleiding niet goed zitten. Ik ben niet benauwd dat er veel studenten verdwijnen. Ik denk wel dat we bewustere studenten krijgen, en dat ze er bijvoorbeeld niet pas tijdens hun stage achterkomen dat dit niet hun studie is.”

Ron: “Veertig procent van de studenten gaat overigens na de studie al iets anders doen.” Rianne: “Als je dat bewust doet, is daar niets mis mee. Je hebt nog steeds een mbo-diploma, je hebt veel geleerd over jezelf. Je bent een wijzer mens, op je twintigste.” Ron: “De profielgesprekken helpen ook bij die persoonsvorming. Het gaat ook over hoe je omgaat met boosheid en stress, en over vragen als ‘Hoe ben ik als medewerker? Hoe word ik een prettig mens om mee te werken – ook voor mezelf?’ Het is bijna ‘leren leven’.”

Je zei net al: onderwijs gaat over méér dan alleen opleiden, het gaat ook over persoonsvorming. In hoeverre is dat een taak van het onderwijs?

Rianne: “Het onderwijs draait volgens mij om drie dingen: het leren van een beroep, opgroeien als mens én het vinden van je plek in de samenleving. Het gaat erom dat we mooie volwassenen afleveren en ik zie mezelf daarbij ook als opvoeder. LOB is ook verbonden met burgerschap. Hoe sta je in de wereld, welke plek in de maatschappij past bij jou? Wil je bijvoorbeeld liever in vaste dienst, of ben je echt op je plek als ZZP’er? Dat zijn hele relevante vragen, zeker binnen de grafische sector.”

Ron: “Wat mij triggerde waren gesprekken met bedrijven over wat ze daar belangrijk vinden. Dat is altijd persoonsgebonden, het zit minder direct in kennis en vaardigheden. Bedrijven zoeken in de eerste plaats mensen met een open houding, die nieuwsgierig, enthousiast en betrokken zijn en zich willen ontwikkelen. Ze willen iemand die de mores en sores van het bedrijf aanvoelt. Ze beginnen nooit over computerprogramma’s waar studenten mee kunnen werken – maar in het onderwijs hebben we ons tot nu toe juist dáárop gericht. Op de machines, de techniek en de software. De rest moeten studenten dan maar zelf ontdekken.” Rianne: ‘Na een pilot zeiden studenten: ‘LOB, ik snapte eerst niet waar het om ging, maar het was zó waardevol, zulke gesprekken heb ik thuis niet eens!’”

Dan voldoet LOB wel aan een behoefte.

Rianne: “We gaan er te gemakkelijk van uit dat er thuis ondersteuning is, maar voor veel studenten is die er niet. Daar komt bij: het idee is altijd ‘Als je maar hard genoeg werkt, kun je álles bereiken’. Maar studenten staan van alle kanten onder druk, van ouders, vrienden, van zichzelf. Als iedereen iets anders vindt, zit je klem. Daarom is het zo belangrijk om te ontdekken wat echt bij jóu past.”

Ron: “Er wordt veel van jongeren gevraagd, zeker van de 16- tot 19-jarigen. Ze moeten zoveel keuzes maken. We gaan er gemakkelijk van uit dat ze hun weg wel vinden. We merken dat ze bijvoorbeeld moeite hebben om hun tijd in te delen, en om keuzes te maken over geld. Veel studenten zitten krap, ook dat geeft stress. We zien het in de toename van zorgvragen. Maar bij LOB gaat het ook gewoon om vaardigheden. Studenten zijn zo gewend om via beeldschermen te werken, dat het soms al een enorme barricade is als ze moeten opbellen naar een stageplek, en vertellen waar ze goed in zijn. Terwijl: ontdekken waar je goed in bent, en dat ook tegenover anderen durven erkennen, dat kun je gewoon oefenen. Bijvoorbeeld tijdens de profielgesprekken en in de les.”

Verandert door dit traject ook de taak van de docent?

Rianne: “Het vraagt meer van het docentschap. Eigenlijk komt er een heel vakgebied bij. Het vraagt dat je op de hoogte bent van wat de student tijdens de studie meemaakt, dat je kunt spiegelen op het onderwijstraject. Het gaat over timing: welke loopbaanvraag stel je in welke fase van de studie?” R

on: “Een belangrijk punt is wel dat hier in de werving van docenten nog geen aandacht voor is. We vragen van nieuwe docenten wel praktijkervaring, maar we vragen nog niet dat ze gemakkelijk contact maken met studenten.”

Rianne: “Terwijl, je beroep is ‘docent’, niet ‘cameraman’. Je zou trouwens verwachten dat LOB inmiddels op de lerarenopleiding ook aan bod komt, maar daar zit het niet in het curriculum. Dat vind ik een gemis. Studenten op lerarenopleidingen leren wel om oudergesprekken te voeren, en mentorgesprekken met studenten. Burgerschap en LOB horen daar ook bij. Ik zou er voor willen pleiten dat studenten op lerarenopleiding er ook mee in aanraking komen.”

Wat wordt de eerstvolgende stap?

Ron: ‘De LOB-ambassadeurs en de vakgroep moeten stevig staan en daarna gaan we het beleid verankeren in projecten voor volgend schooljaar. We gaan ons nu eerst richten op de communicatie. Er komt op school een campagne over het profielgedeelte, en we gaan het idee verspreiden binnen de studies, het team en het management. Ik denk aan het opnemen van een filmpje, van pakweg anderhalve minuut.”

Rianne: “Onze studenten zijn geen schrijvers, maar onze docenten zijn ook geen lezers. We kiezen bij de voorlichting in ieder geval een vorm die past bij onze school!”

LOB Tips van Rianne van der Meij: 

Maak gebruik van wat er al is en vertaal dat naar je school”

“Mijn rol als bestuurder is enthousiasmeren en faciliteren. Ik zie om me heen dat bestuurders LOB wel belangrijk vinden, maar niet zo urgent dat er heel actief op wordt gestuurd. Het helpt als het College van Bestuur het belang van LOB niet alleen uitdraagt maar er ook echt werk van maakt. Zorg om te beginnen voor een projectgroep die goede doorsnede is van je school, en maak samen een kader en een visie. Net als bij een vakgroep Nederlands moet er ook voor LOB een groep docenten zijn die de scholingen doet, ideeën uitwisselt en plannen maakt. Zorg ook voor ruimte in het programma, zodat docenten en teamleiders het kunnen vertalen naar de school en naar de opleiding. Maak vooral gebruik van wat er al is. Je hoeft het wiel niet uit te vinden. Maar je wilt het wel vertalen naar je school en naar je opleiding.”

 

LOB Tips van Ron van As: 

Begin met een LOB-scan”

““Haal LOB uit de ‘mistige’ hoek, maak het concreet en laat het gaan over wat voor studenten op dát moment gaande is. Profielcoaches moeten goed op de hoogte zijn van opdrachten en de context van de studie. Sluit in de gesprekken bijvoorbeeld ook aan bij de stage. Betrek de stagebegeleiders erbij, die voeren die gesprekken vaak al. Verder: wees creatief in de vorm die je aan LOB geeft. Kijk naar je studenten en laat ruimte voor een eigen invulling. Laat ze liever geen ellenlange verslagen maken, het is al heel wat als ze kunnen reflecteren. Is er op school nog geen LOB-beleid, begin dan met een LOB-scan, die maakt snel duidelijk waar de aandachtspunten liggen.””

Tekst: Anne Wesseling, Fotografie: Hetty van Oijen

>

Durf hoge verwachtingen te hebben van een leerling

Louise Elffers over LOB en kansengelijkheid in het onderwijs

Docenten adviseren aan het eind van groep 8 vaak te voorzichtig. Met goede bedoelingen, ze willen leerlingen behoeden voor een faalervaring. Maar juist leerlingen met een achterstand hebben baat bij hoge verwachtingen, betoogt Louise Elffers, directeur van het Kenniscentrum Ongelijkheid.

Ze maakt het regelmatig mee, als ze ergens spreekt over kansengelijkheid in het onderwijs: dat een leraar of schooldirecteur zegt: “Die cijfers over onderadvisering zullen wel kloppen, maar wij geloven op onze school heel erg in kansengelijkheid en wíj maken altijd een zorgvuldige afweging.’ Dat er goede bedoelingen zijn, gelooft ze graag; niemand zit met valse bedoelingen leerlingen tegen te houden. ‘Maar goede bedoelingen zijn niet genoeg’, zegt Louise Elffers, directeur van het Kenniscentrum Ongelijkheid. ‘Het punt is: juist als je heel erg gelooft dat je bezig bent met gelijke kansen, doe je onbewust soms juist het tegenovergestelde. Bijvoorbeeld doordat je te beschermend bent of je verwachtingen naar beneden bijstelt, en daarmee bepaalde leerlingen onbedoeld tegenhoudt.’

Het pijnlijke gevolg: juist op scholen met kinderen van minder of niet in Nederland geschoolde ouders, komt vaker onderadvisering voor.

Wat is daaraan te doen? En hoe kan LOB helpen om kansengelijkheid in het onderwijs te bevorderen?

 

Er zijn, is je stelling, in het onderwijs mechanismen die zorgen voor kansenongelijkheid. Klopt het dat dat ook met name zit in de overstap van basisonderwijs naar de middelbare school?

‘Niet alleen daar, maar het is wel een brandpunt van ongelijkheid. Daar gaan schoolloopbanen verder uit elkaar lopen naar sociale achtergrond. Kinderen gaan in Nederland relatief laat naar school en we selecteren ze vroeg, dus hebben ze maar een paar jaar de tijd om zich aan de hand van het onderwijs te ontwikkelen. Dat is relatief kort, vooral voor leerlingen die meer van de school afhankelijk zijn voor de ontwikkeling van hun leerpotentieel, omdat ze van huis uit niet zoveel meekrijgen als andere kinderen. Daar zit dus al een verschil in kansen.

Maar we zien daarnaast dat leerlingen die in groep 8 op gelijk niveau presteren, tóch ongelijk geselecteerd worden voor het vervolgonderwijs. Als de ene leerling anderstalige ouders heeft, is de neiging bijvoorbeeld om wat voorzichter te adviseren. Leraren zitten echt niet bewust te discrimineren, het gebeurt met de beste bedoelingen. Maar als je een kind op basis van zijn achtergrond vooral ziet als een kwetsbare leerling, worden we snel te voorzichtig: “Jij presteert weliswaar op vwo-niveau, maar ik zie jou toch niet zo erg op dat gymnasium. Doe maar niet.” Door corona kwamen die ongelijkheden nog scherper in beeld. Leerlingen die te maken kregen met onderadvisering, hadden niet de mogelijkheid om aan de hand van de eindtoets alsnog een hoger advies te krijgen. We zien dat er lager is geadviseerd in het jaar dat er geen eindtoets is gegeven en dat de sociale ongelijkheid in de adviezen weer toenam. Dat liet weer zien: hoe minder gestandaardiseerde toetsen, hoe meer die ongelijkheid erin komt. Vandaar mijn pleidooi: pin leerlingen alsjeblieft niet te vroeg vast op een niveau, maar zorg juist dat ze in het voortgezet onderwijs ruimte hebben om alsnog te groeien en te laten zien dat ze misschien meer in hun mars hebben.’

 

Jouw oplossing is om later te selecteren.

‘Ja, maar niet om later te differentiëren, dat is een belangrijke nuance. Ik zeg niet dat alle leerlingen op de middelbare school drie jaar lang hetzelfde onderwijs moeten krijgen. Dat is vaak de eerste paniek: “Maar kinderen die goed kunnen leren worden daarmee tegengehouden!” Nee. Het gaat erom dat de definitieve selectie wordt uitgesteld.

Leerlingen die zich in groep 7 en 8 al dood vervelen op de basisschool, kunnen prima op een hoger niveau instromen, en op het hoogste niveau wiskunde volgen, bijvoorbeeld. Net zo krijgen leerlingen die veel extra begeleiding nodig hebben, ook op hún eigen niveau les. Waar het om gaat is dat er binnen de school ruimte is voor leerlingen om dat instroomniveau te ontstijgen of juist een stapje terug te doen Er zit tussen leerlingen op de verschillende niveaus een veel grotere overlap in vaardigheidsniveau dan vaak gedacht. Zeker voor leerlingen voor wie het niveau zich nog niet volledig heeft uitgekristalliseerd, is het gunstig als ze de ruimte krijgen om een hoger niveau te proberen als het lekker gaat, of juist een stapje terug te doen als dat hogere niveau toch te pittig blijkt. Zonder dat dat betekent dat een leerling van school af moet, of dat het negatieve consequenties heeft voor een school als het gaat om de rendementsberekening. Die flexibiliteit zit leerlingen voor wie het wél al heel duidelijk is op welk niveau ze functioneren niet in de weg.

Ik denk dat zo’n brede scholengemeenschap bovendien voor leerlingen op alle niveaus een interessant aanbod kan geven, omdat je kunt verbreden, verdiepen, versnellen, vertragen, en ook je breder kunt oriënteren. Op het gymnasium krijg je nooit de kans om een keer met je handen te werken, of om te ontdekken dat meubelmaker iets voor je kan zijn. Waarom eigenlijk niet? En misschien zijn er ook wel havisten die het leuk vinden om Grieks en Latijn te leren.’

Welke rol zou LOB spelen, als je het onderwijs op deze manier organiseert?

‘LOB is daarbij de centrale motor. Om te beginnen omdat er meer overstapmomenten zijn, en ook meer verbredings-, verdiepings- en versnellingsmogelijkheden, zodat je eigenlijk continu met zo’n leerling in gesprek bent over hoe het gaat: “Waar wil je uiteindelijk naar toe, waar sta je nu, wat zou je nodig hebben om daarnaartoe te gaan, wat is er nu mogelijk?” En bij elke stap samen te evalueren: “Hoe ging het?”

De tweede reden is dat, zodra je leerlingen meer ruimte geeft om keuzes te maken, het extra belangrijk is dat ze weten wat de consequenties van bepaalde keuzes zijn voor hun vervolgmogelijkheden. Leerlingen moeten kunnen reflecteren op hun loopbaan en weten wat er in het onderwijs te koop is, om goede afwegingen te maken over wat hun volgende stap wordt. Daarbij speelt LOB een belangrijke rol.

Zodra het over ambities van leerlingen gaat, wordt er vaak grappend gedaan. “Oh ja, ze willen allemaal arts en advocaat worden”. Maar als je twaalf bent, wat weet je dan over wat er allemaal te koop is? Als je weinig kennis hebt van het systeem, zijn arts en advocaat de enige beroepen die je kent.’

 

Hoe zou je daar als LOB-coach op in kunnen spelen?

‘Die wens om arts of advocaat te worden, kan juist een prima basis zijn voor een loopbaangesprek: “Oké je zit nu op vmbo-kader en je hebt medische interesse, wat zou voor jou een volgende stap kunnen zijn?”

Ik begeleidde leerlingen in een brugklas vmbo/havo. Die kinderen stonden vaak onder een enorme druk dat ze door moesten stromen naar de havo. Hun ouders hadden zelf geen onderwijs in Nederland gevolgd en wisten maar één ding: vermijd het vmbo.

Die kinderen wilden allemaal iets medisch worden, en kenden daarvoor uitsluitend de route via de universiteit. Die leerlingen waren zó blij als ik vertelde: “Weet je dat je na het vmbo bijvoorbeeld ook een mbo-opleiding voor operatiekamer-assistent kan doen? En dat je dus nog steeds in een ziekenhuis kan gaan werken als je nu niet door mag naar de havo? En vanuit het mbo kun je verder naar hbo, of zelfs door naar de universiteit…”

Het gaat er niet om of ze dat uiteindelijk gaan doen, maar dat ze weten dat het kán. Het gaat om horizonverbreding: zorgen dat leerlingen weten wat er te koop is en daar hun eigen plek in kunnen vinden.’

 

Nog even terug naar de huidige kansenongelijkheid. Hoe erg is het eigenlijk als leerlingen een voorzichtig advies krijgen?

‘Ik doe onderzoek naar studenten die aan het eind van groep 8 een laag advies kregen en uiteindelijk van het vmbo via het mbo naar het hbo zijn gegaan. Die zeggen “Ik heb me acht jaar lang dood verveeld op school.” Die leerlingen raken gedemotiveerd en gaan steeds minder hard werken, omdat ze denken “Wat zit ik hier nou helemaal te doen?”. Die hebben steeds het gevoel “Ik kan meer en ik wil meer, en het wordt niet gezíen”.

Het schooladvies is steeds bepalender geworden voor het verdere verloop van de schoolloopbaan. Dit gaat over de kansen van leerlingen. Ik zie de cijfers over onderadvisering, en ik schrik me elke keer een hoedje. We doen het gewoon echt niet goed bij de overgang naar het voortgezet onderwijs: een deel van de kansenongelijkheid in het onderwijs wordt daar gecreëerd.’

 

Waar schrik je het meest van?

‘Van de ontkenning. Dat leraren zeggen: “Bij ons gebeurt dat niet”. Want we zien het elke keer in de cijfers: het gebeurt overal en juist vaker op scholen die zich met hart en ziel inzetten voor kansengelijkheid. Je ziet daar leraren met een enorm hart voor hun leerlingen, en tegelijkertijd de neiging om de verwachtingen van hun leerlingen naar beneden bij te stellen en dus lager te adviseren dan gelijkpresterende leerlingen op andere scholen.’

 

Heel concreet: wat kun je als docent doen, als je die voorzichtigheid herkent?

‘‘Wees jezelf er echt van bewust dat we allemaal geneigd zijn in stereotypen te denken. Het willen voorkomen dat er teveel geëist wordt van leerlingen, ze beschermen tegen mogelijk falen: het gebeurt écht met goede bedoelingen. Maar er zit ook paternalisme in. Leraren zeggen dan “Ik kan al heel snel zien of het wat gaat worden met die leerling”. Dat geloof ik graag. Maar geef die leerling altijd de ruimte om jouw verwachting te ontstijgen.

Blijf ook altijd checken of je echt het individuele kind nog ziet, of dat je onbewust afgaat op een beeld over een groep. Op het moment dat je denkt “Ik zal maar niet teveel van deze leerling vragen, want deze ouders kunnen hem misschien niet altijd goed ondersteunen”, zou je dat beeld eigenlijk moeten omdraaien: kennelijk presteert die leerling ondanks die mogelijk beperkte ondersteuning op dit niveau, dus dat zegt juist veel over wat dit kind in z’n mars heeft. Durf hoge verwachtingen te hebben, niet alleen in groep 8, maar bijvoorbeeld ook als een leerling na de TL naar de havo wil. Laat dat risicomijdende los. Zeg liever “Laat het maar zien! Je krijgt van ons de kans en we stimuleren je om het te proberen”.

Die uitnodigende houding zie ik nog te weinig en dat is jammer. Want wat is nou erger: de leerling een kans geven met het risico dat hij het niet redt, of een leerling tegenhouden het te proberen? Natuurlijk, afstroom is vervelend, zeker wanneer dat betekent dat een leerling van school af moet. Juist daarom ben ik zo’n voorstander van brede schoolgemeenschap. Maar ook als je het uiteindelijk niet redt, heb je het tenminste wél mogen proberen. De massale onderbenutting van potentieel, met name onder bepaalde groepen leerlingen, is minstens zo frustrerend. En daar kunnen we echt iets aan doen.’

Meer informatie: 

Het volgende boek van Louise Elffers, over kansenongelijkheid in het onderwijs, verschijnt bij AUP/Walburg Pers.

Tekst: Anne Wesseling, Fotografie: Hetty van Oijen

>

Het Toptraject

Doorgaand leertraject voor het creëren van kansen

Het Toptraject is een zogenaamde ketengerichte aanpak die zich richt op vmbo-leerlingen die een succesvolle vmbo-mbo-hbo route willen en kunnen volgen.

In het Toptraject werken twaalf vmbo scholen in de regio Twente, het ROC van Twente en Saxion samen aan het realiseren van deze route. Het Toptraject is een doorgaand leertraject (vmbo-mbo-hbo) voor ambitieuze en praktisch ingestelde vmbo’ers die via het mbo een hbo-diploma willen halen. De centrale focus van het Toptraject is het creëren van kansen voor individuele leerlingen.

>

Keuzedeel ‘Voorbereiding hbo’ bij ROC Mondriaan en mboRijnland

Rondkijken, sfeerproeven, reflecteren: past een hbo-studie echt bij mij?

Ga ik na het mbo verder met een hbo-studie, of ga ik toch liever werken? Het is een belangrijke vraag voor mbo-studenten. Tijdens het keuzedeel ‘Voorbereiding hbo’ werken ze een week op het hbo in groepjes aan een adviesopdracht, onder leiding van hbo-docenten. Zo ontdekken ze of een hbo-studie echt bij hen past, én werken ze alvast aan hun competenties.

Het keuzedeel ‘Voorbereiding hbo’ werd in de regio Haaglanden/Rijnstreek ontwikkeld door zeven mbo- en hbo-scholen. Jaarlijks volgen zo’n 750 mbo-studenten dit keuzedeel (30 groepen van gemiddeld 25 studenten). Ze zijn afkomstig van ROC Mondriaan en mboRijnland en volgen met name opleidingen in de zakelijke dienstverlening. Het keuzedeel is een belangrijke LOB-tool, zegt projectleider Liesbeth van der Meer. ‘Veel van deze mbo-studenten zien het mbo als een tussenstap – eigenlijk willen ze naar het hbo. Dat is een vaste gedachte die ze vaak al hebben op het vmbo, maar tijdens hun mbo-opleiding begint dat idee te wankelen. Ze komen jong binnen, en als ze na een tijdje stage gaan lopen, bevalt dat van beide kanten vaak zo goed dat ze door de bedrijven al gevraagd worden om daar na hun studie te komen werken. Wat doe je dan? Toch doorstuderen? Of liever werken? Wat past bij jou, wat wil je écht? Dat is wat ze bij dit keuzedeel onderzoeken.’

 

Hoe is het keuzedeel ‘Voorbereiding hbo’ precies opgebouwd?

’Het keuzedeel omvat vier werkprocessen. Het eerste werkproces is een oriëntatie op hbo-opleidingen en -beroepen. Het draait om de student zelf: Wie ben ik, wat past bij mij, wat is er te koop? Werkprocessen twee en drie gaan over het werken aan een studieopdracht en het samenwerken in projectgroepen. Hiervoor volgen de studenten een week lang lessen op een hbo-school. In de ochtend krijgen ze colleges, vervolgens werken ze in groepen aan een deelopdracht. Aan het eind van de week presenteren ze een adviesrapport, waarin ze voor een groot bedrijf aangeven wat het moet doen om over vijf jaar nog succesvol te zijn.

Werkproces vier draait om reflectie op gedrag en resultaten. Studenten houden een logboek bij en werken aan een portfolio. Ze sluiten het keuzedeel af met een mondeling examen, met het logboek als uitgangspunt.’

 

De studenten worden echt ondergedompeld in het hbo.

‘Ja, het belangrijkste is dat ze een week los zijn van hun eigen school. Door het programma in één week te gieten, gaan ze mee in de stroom van het hbo. Ze komen meer in contact met hbo-studenten en de kans is ook groter dat ze iemand tegenkomen die ze al kennen, bijvoorbeeld van een sportclub. Ze kunnen vragen stellen en echt ervaren hoe het is om aan een hbo te studeren. Toen we begonnen met dit keuzedeel, was de opzet overigens nog anders. Toen volgden de studenten tien weken lang één dagdeel per week het keuzedeel Voorbereiding hbo. Dat had als nadeel dat ze dan elke keer weer opnieuw moesten opstarten. De huidige opzet is een ‘snelkookpan’ van vijf volle dagen les op het hbo, dat werkt beter. Ze leren nu in korte tijd heel veel. Een ontwikkelproces kun je natuurlijk niet in een week persen, maar toch kiezen we er bewust voor. De voordelen wegen zwaarder dan de nadelen. En we zien ook dat wat de studenten leren op het hbo ze daarna toepassen als ze weer terug zijn op hun eigen school.’

 

Het keuzedeel is een samenwerking tussen twee roc’s en vijf hogescholen. Hoe is deze samenwerking tot stand gekomen?

‘Het initiatief ging uit van onze onderwijsdirecteur Marie-Claire Gambon. Zij vond dat we iets moesten doen aan de overstap naar het hbo, want we zagen daar te vaak studenten vastlopen of van studie switchen. Ze heeft een rondje ‘langs de velden’ gemaakt om het onderwerp bespreekbaar te maken en te onderzoeken of de scholen gezamenlijk zouden kunnen optrekken. Al snel bleek dat iedereen achter dit idee stond, er was meteen een goede chemie. Er werd een convenant gesloten en er werden werkafspraken gemaakt.

Vanuit de directie werd dus een goede basis gelegd. In maart 2018 werd ik projectleider voor de scholengroep Economie/Retail, dit keuzedeel is een van mijn projecten. Jaarlijks evalueren we met docenten, coördinatoren, studenten van de verschillende scholen hoe het gaat en wat er beter kan.’

 

Is de opzet van het keuzedeel veranderd de afgelopen jaren? ‘

De grootste aanpassing noemde ik al: van tien weken één dagdeel per week gingen we over naar een week voltijd op het hbo, voor werkprocessen 2 en 3. Verder hebben we toegevoegd dat de studenten in de projectweek dagelijks pitchen. Aanvankelijk hielden de studenten alleen aan het eind van de week een presentatie. Ze kregen dus ook maar één keer feedback van de hbo-docent. Nu krijgen ze elke dag feedback en handvatten voor de volgende stappen in het proces. Dat werkt beter, de docent kan ook beter bijsturen. Die dagelijkse pitch geeft bovendien een stok achter de deur. Dat is extra belangrijk nu de studenten veel online les krijgen. Als je aan het eind van de dag echt iets moet afleveren geeft dat nét een duwtje om actief bij de les te blijven.’

 

De studenten houden tijdens dit keuzedeel een logboek bij en werken aan een portfolio. Het portfolio is ook de basis voor het mondelinge examen. Ze worden niet beoordeeld op het adviesrapport en de presentaties. Waarom hebben jullie daarvoor gekozen?

‘Het examineren met een logboek en mondeling examen doet meer recht aan het keuzedeel. Het doel is om studenten te helpen bij hun keuze of ze na het mbo verder willen studeren op het hbo. Als een student na afloop tot de conclusie komt dat hij of zij na het mbo liever wil gaan werken, is dat ook prima. Je hebt voor dit vak allerlei hbo-vaardigheden ingezet, als je aan het eind besluit dat een hbo-studie niet is wat je wilt, heb je nog wel alle stappen gezet. De vraag ‘Wil je verder studeren of werken?’, kun je dan gefundeerd beantwoorden. Daar gaat het om. Het zou oneerlijk zijn om een laag cijfer te geven omdat de gemaakte opdrachten naar hbo-maatstaven nog niet voldoende zijn.’

 

Elke groep mbo-studenten krijgt begeleiding van een of twee hbo-studentassistenten. Wat is hun rol?

‘Zij zijn ervaringsdeskundigen. Ze helpen bij de projectopdrachten, maar ze kunnen daarnaast antwoord geven op álle vragen. “Waar liep jij tegenaan bij de overstap naar het hbo?”, “Heb ik op het hbo nog tijd voor mijn bijbaantje?” “Kan ik drie keer per week blijven voetballen?” Dat soort vragen stellen mbo-studenten veel gemakkelijker aan een hbo-student dan aan een docent. De hbo-studenten laten tussendoor ook vaak zien waar ze op dat moment zelf voor hun studie mee bezig zijn, dat helpt de mbo-studenten ook bij het beantwoorden van de vraag “Wil ik dit?” We proberen dus vooral hbo’ers met een mbo-achtergrond in te zetten. Die weten ook waar je als mbo’er tegenaan kunt lopen na de overstap naar het hbo. De mbo-studenten hoeven geen ideaalplaatje te krijgen, het gaat erom dat ze de échte hbo-wereld ervaren en een realistisch beeld krijgen van wat een hbo-studie inhoudt.

Die hbo’ers vinden het trouwens ook vaak erg leuk om zo’n groep te begeleiden. Ze krijgen studiepunten en soms een kleine vergoeding, maar er zijn er die al voor de derde keer meedoen. Ze zijn ook ambassadeurs voor hun studie.’

 

Wat zijn in jullie ervaring de dingen waar mbo’ers in het hbo vooral tegenaan lopen?

‘Wat ik van hbo-docenten hoor is: “Die vakinhoud leren we ze wel. Maar de studievaardigheden is een veel grotere uitdaging.” Het is natuurlijk deels afhankelijk van de studie: studenten die bij Marketing en Events vandaan komen, hebben al ervaring met presenteren. Maar plannen is bijvoorbeeld voor alle studenten belangrijk. In het mbo nemen we de studenten meer aan de hand, op het hbo moeten ze gelijk zelfstandig hun weg vinden. Ze moeten vaak meteen planmatig en in een groep aan de slag, en als ze iets niet snappen, moeten ze er zélf mee komen.

In dit keuzedeel proberen we een mix te vinden. De eindopdracht hebben we in delen opgesplitst, waarbij ze elke dag een deel doen. Ze krijgen ’s ochtends een college over marketing, en werken daarna in groepjes aan de deelopdracht. Aan het einde van de dag komt de hbo-docent terug en pitchen ze wat ze hebben gedaan. Ze krijgen dan meteen feedback, maar ook feed forward: handvatten voor de volgende stappen.’

 

Merk je dat het keuzedeel effect heeft? Wordt de overstap er gemakkelijker door?

‘Dat is op basis van cijfers nog moeilijk te zeggen. In het eerste jaar dat we dit programma aanboden, schooljaar 2017-2018, volgden vooral tweedejaars mbo-studenten dit keuzedeel. Die gingen pas in schooljaar 2019-2020 naar het hbo. Maar toen kwam corona, dat was natuurlijk niet ideaal.

Ik denk zelf dat de studenten er veel aan hebben, ook al zijn ze zich er misschien niet eens zo van bewust. We zien het echt aan ze, als ze na de hbo-week terug komen op het mbo. Er worden in die week hoge eisen aan ze gesteld, ze hebben een adviesrapport gemaakt en presentaties gegeven, ze hebben feedback gekregen. Het vormt ze. Je merkt het aan hoe ze dingen aanpakken. Ze gaan weg als mbo-studenten, na afloop zijn het pré-hbo-studenten. Dat geldt ook voor de studenten die er aanvankelijk niet veel zin in hebben of die het lastig vinden. Bij hen zien we vaak halverwege de week een kentering. Ze weten: op vrijdag moet ik deze opdracht afleveren. Dat levert een andere mindset op. Voorheen maakte dit keuzedeel geen onderdeel uit van de zak/slaag-regeling. Nu wel. De vrijblijvendheid is eraf.

Studenten zelf zeggen na afloop: het heeft me geholpen in mijn ideevorming, maar ik weet nog niet wát ik wil studeren. Daarom adviseren we ze ook om de zoektocht voort te zetten in het derde jaar, bij de LOB-lessen.’

 

Je zei dat jullie jaarlijks evalueren en kijken wat er beter kan. Zijn er nog dingen die jullie aan dit keuzedeel willen toevoegen of veranderen?

‘We hebben doorstroomlessen ontwikkeld om de overstap naar het hbo te vergemakkelijken. Met name voor Nederlands, Engels en wiskunde, omdat daar voor studenten vaak inhoudelijk nog een flinke stap te overbruggen is.

Komend jaar gaan we daarnaast een pilot draaien waarbij werkproces 1 van het keuzedeel, de oriëntatiefase, deel uit gaat maken van LOB. De mbo-studenten die daarna al zeker weten dat ze niet naar het hbo willen, kunnen dat andere stappen nemen en zich oriënteren op de uitstroom naar werk. Want de overstap van mbo naar passend werk in de regio moet óók aandacht krijgen. Daarvoor gaan we met het bedrijfsleven aan de slag.

Onze toekomstvisie is dat studenten de hbo-oriëntatie in leerjaar 2 doen. Studenten die door willen studeren op het hbo, kunnen dan in het derde studiejaar kiezen voor extra doorstroomlessen, en voor verdiepende keuzedelen met de focus op hun vervolgstudie.’


Vijf LOB-tips om de doorstroom mbo-hbo te verbeteren

1.     Betrek hbo-studenten erbij

’‘Peer-to-peer coaching werkt het beste. Q&A-sessies met hbo-studenten werken bijvoorbeeld heel goed, ook online. Ook na corona-tijd houden we dat erin.’

2.     ‘Zet in op studievaardigheden
‘’‘Ook dit kan in samenwerking met hbo-studenten. Zij geven bij ons bijvoorbeeld workshops over studievaardigheden, zoals zelfstandig werken, plannen, het lezen van een artikel of het analyseren van gegevens. De workshops werken goed bij onze mbo-studenten, want ze zijn laagdrempelig en de studenten krijgen handvatten om beter te studeren.’’’

3.     Breng componenten in in je LOB
‘‘‘Het hoeft niet zo groot als een heel keuzedeel. We hadden een online hbo-dag, waarbij studenten twee mini-colleges volgden bij Hogeschool Inholland en de Haagse Hogeschool. De mbo-studenten maakten daarna een opdracht en aan het eind van de dag was er een Q&A met de twee instellingen.’

4.     Investeer in de relatie
‘Wij werken ook met de zelfdeterminatie theorie van Deci & Ryan: je kunt de intrinsieke motivatie van studenten verhogen door in te spelen op gevoelens van competentie, autonomie en relatie. De laatste is voor ons een hele belangrijke! Je bouwt als Pitstop-docent echt een relatie op met de studen-ten. Daardoor accepteren ze meer, durven ze meer en doen ze ook meer.’ ’

4.     Maak goede werkafspraken

‘‘Zorg voor een levendige samenwerking met andere scholen en hóu dat zo. Maak goede werkafspraken en formeer een vaste club. Het is fijn als er een projectleider is, die kan de samenwerking aanjagen en is het aanspreekpunt. Wij hebben met de zeven deelnemende scholen een regiegroep die regelmatig bij elkaar komt en de bakens uitzet.’

5.     Betrokkenheid moet groeien

‘‘We hebben bij de hbo-scholen een vaste groep van docenten die dit keuzedeel geven. We organiseren werksessies, bijvoorbeeld bij het schrijven van de lessen, en evalueren jaarlijks met elkaar. Zo’n vaste club voelt zich meer betrokken en er is veel interactie. Zet een mbo- en hbo-docent naast elkaar, en ze vinden elkaar heel snel.’

 
Tekst: Anne Wesseling
Fotografie: Hetty van Oijen
>

Pitstop MBO: een tussenjaar voor je persoonlijke ontwikkeling

Als je een duidelijk plan hebt voor je leven, is de studiekeuze een inkopper. Dat is de gedachte achter Pitstop MBO, een eenjarig programma speciaal voor leerlingen die hun vmbo-diploma hebben, maar nog geen keuze kunnen maken voor een vervolgopleiding. Het belangrijkste vak: IK-ologie.

De oefening uit het programma Pitstop MBO waar leerlingen het meeste van leren?
Lastig kiezen, maar Daniëlle Meijer en René Hendrikx kiezen voor ‘levend Mastermind’, een spel waarbij de studenten in groepen tegen elkaar strijden en onder tijdsdruk lastige opdrachten moeten maken terwijl er knetterharde heavymetalmuziek opstaat. Doel: aan den lijve ervaren wat stress met je doet. ‘Dan zie je hoe verschillend studenten op stress reageren’, legt René Hendrikx uit. ‘Sommigen worden bloedfanatiek, compleet met schreeuwen tegen de andere groep, anderen staan perplex te kijken – ‘Wat gebéurt hier?’ – en nog weer anderen trekken zich terug en verlaten hun groepje.’ ’Een betere illustratie kun je je niet indenken van hoe mensen onder druk terugvallen op het ‘reptielenbrein’, de oerinstincten vluchten, vechten of bevriezen’, vult Daniëlle Meijer aan. ’Vervolgens leggen wij ze uit: als jij dus straks met iemand samenwerkt en diegene staat onder druk, snáp je dat mensen op een van die drie manieren gaan reageren. Omdat ze het echt hebben ervaren, vergeten ze het nooit meer.’

Daniëlle Meijer en René Hendrikx zijn docenten van Pitstop MBO, een programma van een jaar dat de afgelopen twee jaar als pilot draaide bij Gilde Opleidingen in Roermond. Pitstop MBO werd speciaal ontwikkeld voor leerlingen die hun vmbo-diploma hebben, maar niet weten welke vervolgopleiding ze willen kiezen. Tijdens hun Pitstop-tussenjaar volgen ze vijf dagen per week in de ochtend generieke vakken (Nederlands, Engels, sport, keuzedelen) en werken ze in de middag aan hun persoonlijke ontwikkeling, afgewisseld met workshops en bezoeken aan bedrijven. Belangrijke vakken in het middagprogramma zijn ‘IK-ologie’, ‘WIJ – de psychologie van het gunnen’ en ‘Verbaal meesterschap’. Deze vakken zijn gebaseerd op het gedachtengoed van Remco Claassen, management-trainer op het gebied van persoonlijk leiderschap en communicatie.

 

Wat was de aanleiding om Pitstop MBO te ontwikkelen?

René: ‘Daniëlle en ik waren allebei docent binnen de sector Economie van Gilde Opleidingen, en we zagen vaak dat studenten na een paar maanden al aangaven: “Deze opleiding gaat hem niet worden, want het is niet wat ik dacht”. Als ik vroeg wat ze dan wél wilden, zeiden negen van de tien studenten “Dat weet ik eigenlijk niet”. “Waar ben je goed in?” “Dat weet ik óók niet.” We vonden dat we er iets mee moesten doen.’

Daniëlle: ‘We hadden contact met Remco Claassen, die het idee van een ‘Pitstop’ rond persoonlijk leiderschap ontwikkelde. Hij kreeg tijdens trainingen vaak van managers de vraag waarom de stof die hij behandelt nog nooit in het onderwijs behandeld was. Wij hebben toen de materie van Remco Claassen vertaald naar een eenjarige opleiding voor het mbo.’ René: ‘Mick Wauthers was op dat moment directeur van de sector economie bij Gilde Opleidingen. Hij bood ons de mogelijkheid om tijdens een tweejarige pilot te onderzoeken hoe het programma zich in de praktijk zou bewijzen. In 2019 volgden vijftien studenten de eerste Pitstop MBO, dit studiejaar zijn er twee klassen van negentien studenten. Overigens geeft Remco zelf geen les op Pitstop, maar hij is natuurlijk wel eigenaar en geestelijk vader van het programma.’

 

Het belangrijkste vak is ‘IK-ologie’. Wat houdt dat precies in?

Daniëlle: ‘IK-ologie is een vak dat echt over ‘ik’ gaat, over de student zelf. Het gaat niet alleen over motieven en kwaliteiten, maar ook over inzicht: wat is mijn gebruiksaanwijzing en waarom functioneer ik zoals ik functioneer? Remco Claassen heeft in zijn Pitstop-programma de belangrijkste inzichten op het gebied van persoonlijk leiderschap samengebracht en gecombineerd in dit vak.’ René: 'IK-ologie bestaat uit drie delen. Eerst het ‘Ik’-verhaal: wie ben ik wat wil ik, wat zijn mijn passies en talenten, hoe zit ik zelf in elkaar? Dan het ‘Wij’-stuk: als je weet wat je stip op de horizon is, hoe kun je dan andere mensen in zetten om je doelen te bereiken? Het derde onderdeel is ‘Verbaal meesterschap’, waarbij de studenten onder meer leren om te spreken met impact, dus op zo’n manier dat mensen écht naar ze luisteren. Dat is lastig, maar we merken dat ze daar op sociaal gebied enorm veel aan hebben.’ Daniëlle: ‘Tijdens een dagdeel IK-ologie ligt de nadruk op doen, we werken zo min mogelijk met vragenlijstjes en geschreven opdrachten. De studenten gaan echt met elkaar aan de slag, ze krijgen inzichten doordat ze samen dingen ervaren.’

IK-ologie gaat dus verder dan LOB?

Daniëlle: ‘Het heeft wel veel raakvlakken, maar het is niet helemaal hetzelfde. Alle dingen die je bij LOB doet, zitten er bij ons wel in. ‘IK-ologie’ gaat over motieven- en kwaliteitenreflectie. ‘WIJ’ gaat erg over netwerken en over hoe je anderen in kunt zetten om je ambities waar te maken. De loopbaan- en werkexploratie zit in de stages en de bezoeken aan opleidingen en bedrijven. Maar bij IK-ologie krijgen de studenten daarnaast ook alle managementtools om de regie te pakken over hun eigen leven. We behandelen bijvoorbeeld ook de inzichten van Robert Cialdini, de ‘zeven gewoonten’ van Stephen Covey en het ‘begin met waarom’ van Simon Sinek. Dat is ook wat dit programma zo bijzonder maakt. Normaalgesproken moet je eerst een burn-out krijgen, of een zescijferig salaris verdienen om echt iets te leren over persoonlijk leiderschap. Wij leren de studenten dat nú al en daar hebben ze de rest van hun leven profijt van.’

 

In het eerste jaar hadden jullie 15 studenten en in tweede jaar meteen 38. Dat ging snel!

Daniëlle: ‘Het probleem van studenten die moeite hebben met hun studiekeuze is redelijk huge.’ René: ‘Dit was zonder reclame te maken. De angst van Gilde Opleidingen was: als je het meteen helemaal open gaat gooien, heb je straks acht klassen gevuld. Dan krijg je ook studenten die denken: “Ik ga daar een jaar zitten en lekker niks doen”.’ Daniëlle: ‘Zo werkt het niet, dat maken we van tevoren ook wel duidelijk. We voeren met alle studenten intake-gesprekken, met de ouders erbij. Daarin geven we aan dat er hier flinke eisen gesteld worden. Als studenten op zoek zijn naar een chilljaar, moeten ze niet bij ons komen. Het is hier iedere dag een feestje, maar wel een ‘hard werken’-feestje.’ René: ‘Het draait om persoonlijke groei, dus ze lopen ook tegen dingen aan die niet altijd prettig zijn en die ze wel moeten veranderen. Ze worden continu aangesproken op gedrag dat in onze ogen anders zou moeten. Altijd een weerwoord hebben, bijvoorbeeld. Er zijn studenten die altijd “Ja maar” zeggen, tegen ons of collega-studenten. We behandelen dan de theorie daarover en we spreken ze erop aan.’

Bij Pitstop moeten studenten dus best hard werken. Hoe zit het met de motivatie?

René: ‘Het belangrijkste is dat ze een plan maken voor hun leven. Als studenten dan ook nog een studierichting hebben gevonden die echt bij ze past, gaan ze echt ‘aan’. Een voorbeeld: Pitstop is bedoeld voor leerlingen van vmbo-kader en tl, maar we hadden vorig jaar twee jongens van basis die dit programma zó graag wilden volgen, dat we ze toch hebben toegelaten – het was niet voor niets een pilot. Een van die jongens besloot tijdens Pitstop dat hij de sportkant op wilde, een niveau 4-opleiding. Dat ging eigenlijk niet, maar hij mocht toch bij de opleiding op gesprek komen en dat ging zó goed dat hij werd toegelaten, op de capaciteitstest scoorde hij bovengemiddeld. Hij is tijdens Pitstop hard gaan werken aan rekenen en Nederlands. Hij heeft zijn richting bepaald, hij heeft z’n focus. Hij weet dat hij rekenen moet halen om die opleiding te volgen, dus hij werkt er keihard voor.’

 

Pitstop MBO is een tussenjaar, maar leerlingen volgen wel generieke vakken. Hoe is daarna de aansluiting bij vervolgopleidingen?

René: ‘Als studenten hard werken, mogen ze bij ons gewoon verder met de stof van de generieke vakken. Dat motiveert zo dat ze soms echt snel door de stof gaan. Ik denk dat over vier jaar de Pit-stop-studenten in veel gevallen kunnen instromen in het tweede jaar van een opleiding. Soms gebeurt dat nu al: een studente van vorig jaar had tijdens Pitstop rekenen en Nederlands al op het hoogste niveau afgerond, dus zij gaat nu de opleiding voor onderwijsassistente in 2,5 jaar doen, in plaats van in 3,5 jaar. Maar nog niet alle opleidingen zijn al zover. In dat geval starten studenten na Pitstop gewoon in het eerste jaar van de opleiding, en krijgen dan bijvoorbeeld in plaats van rekenen extra opdrachten. Tegen ouders en studenten zeggen we: “Hou er rekening mee dat je na Pitstop gewoon instroomt in het eerste jaar van je opleiding. Alles wat je inhaalt, is meegenomen”.

 

Hoe reageren ouders daarop? Het kost toch een extra jaar.

René: ‘We hebben nog geen ouder gehad die daar moeite mee had. Integendeel. Elke ouder zegt: “Geweldig! Laat ‘m maar lekker groeien, zich ontwikkelen en z’n richting bepalen, dan fluit-ie dadelijk door alles heen en heeft er z’n hele leven plezier van.” Ze zien tijdens Pitstop ook dat hun kind er sterker uit komt.

Dat zien wij hier ook voor onze ogen gebeuren. We hadden in het eerste jaar een student die op de middelbare school altijd spijbelde en problemen had, maar die door Pitstop echt z’n richting en z’n vervolgopleiding heeft gevonden. Hij vindt school nu leuk. Hij heeft nooit meer ruzie met zijn ouders, hij heeft een bijbaantje, een nieuwe vriendin… Hij is echt ‘aangegaan’. Nog een voorbeeld: we hadden een jongen in de Pitstop-groep die best moeite had met sociale vaardigheden, en zijn moeder vroeg me na een tijdje: “Wat heb je met mijn zoon gedaan? Hij begint te práten, over de opleiding en over wat-ie wil!” Dat soort verhalen, daar krijg je kippenvel van.’

 

Na dit jaar gaat Pitstop MBO een vaste richting worden op Gilde Opleidingen. Hoe gaat het verder en wat is jullie ambitie?

Daniëlle: ‘Uiteindelijk willen we met dit programma Nederland veroveren. Er zijn al veel scholen die belangstelling hebben. Als Remco Claassen ergens op een podium zijn verhaal heeft gedaan, stroomt meteen onze LinkedIn vol. Het gaat echt snel!’ René: ‘We willen om te beginnen in iedere provincie een of twee mbo’s vinden waar we Pitstop MBO kunnen opzetten, zodat studenten door heel Nederland dit tussenjaar kunnen doen. Er worden al gesprekken gevoerd om mensen op te gaan leiden in het gedachtengoed van Remco Claassen en IK-ologie. De docenten die Pitstop MBO mogen gaan geven, krijgen vervolgens een gedegen opleiding, deels van Remco en deels van ons, om de kwaliteit te waarborgen.’ Daniëlle: ‘Er is al een format voor hoe we het willen gaan inrichten. Als een school zegt: “We willen graag én we hebben docenten om op te leiden”, dan kan er vrij snel gestart worden.’ René: ‘Daarnaast is er belangstelling om een deel van het programma als keuzedeel op te nemen in het curriculum van het mbo, zodat ook studenten van andere opleidingen het kunnen volgen. Met een tal hbo- en vo-scholen scholen voeren we gesprekken om te kijken hoe we Pitstop zouden kunnen inpassen in die onderwijsvormen. Het vak IK-ologie betekent zoveel voor je persoonlijke ontwikkeling en voor hoe je levensdoelen gaat bereiken. We gunnen het iedere student in Nederland!’


Vijf LOB-tips uit de praktijk van pitstop mbo van René Henrikx en Daniëlle Meijer

1.     Hang posters op

’We hebben twee vaste lokalen en in beide hangen posters en flip-overvellen met uitleg bij theorieën die we hebben behandeld. Dat doen we in steekwoorden, of in de vorm van een tekening. Zo kunnen we er direct naar verwijzen als die situatie zich voordoet die aansluit bij de theorie. We hebben hier bijvoorbeeld een tekening van een bruine broek hangen waar een verhaal bij hoort over dat je risico moet nemen. Op die manier vergeten ze de theorie nooit meer.’’

2.     ‘Eigenaarschap’ is meer dan een multomap met opdrachten
‘’Een opdrachtenklapper is geen ‘regie over het leerproces’. Eigenaarschap houdt in dat je jezelf verantwoordelijk voelt om de regie te pakken op je eigen leerproces. Als leerlingen bijvoorbeeld bij docenten tegen dingen aanlopen, moeten ze van ons eerst zelf formuleren wat ze anders willen en dat bij de docent aankaarten, pas als ze er met de docent zelf niet uitkomen, komen ze terug bij ons. Op die manier laat je ze zien dat ze zélf kunnen sturen en zijn ze echt met hun eigen leerproces bezig.’’

3.     Investeer in een gevoel van veiligheid in de groep
‘‘Wij besteden in de eerste helft van het schooljaar veel tijd en energie aan het creëren van veiligheid in de groep. We stellen studenten de vraag: “Wat heb jij nodig om veilig te kunnen groeien?” Vervolgens bedenken ze samen de tien geboden voor de klas. Die veiligheid moet er zijn zodat studenten ook de dingen durven te doen die spannend zijn. Bij ons doen alle studenten met álles mee, dat spreken we ook af tijdens de intake.’

4.     Investeer in de relatie
‘Wij werken ook met de zelfdeterminatie theorie van Deci & Ryan: je kunt de intrinsieke motivatie van studenten verhogen door in te spelen op gevoelens van competentie, autonomie en relatie. De laatste is voor ons een hele belangrijke! Je bouwt als Pitstop-docent echt een relatie op met de studen-ten. Daardoor accepteren ze meer, durven ze meer en doen ze ook meer.’ ’

4.     LOB hoort bij elk vak

‘In de praktijk is het voor docenten in het vo vaak lastig om voldoende tijd voor LOB te vinden. In het vierde jaar ben je vooral met de examens bezig. Er zijn al zoveel dingen die docenten moeten doen en LOB is dan nog een vak erbij en wordt dan in een uurtje even gedaan. Een oplossing is om LOB een onderdeel te laten zijn van alle vakken: solliciteren moet bij Nederlands, netwerken bij de stage, en een stukje werkexploratie bij de praktijkvakken. Of maak een taakverdeling samen met het mbo. Focus in het vmbo dan op de kwaliteiten- en motievenreflectie, zodat leerlingen een gedegen keuze voor een vervolgopleiding te maken, en ga op het mbo vooral aan de slag met netwerken, werkex-ploratie en loopbaansturing.

 
 

‘Ik geef al ruim 25 jaar training aan hoofdzakelijk hoogopgeleide professionals in het bedrijfsleven en ze vragen mij steevast “Waarom heb ik deze stof niet twintig jaar geleden gehad?!” Vandaar mijn passie om het beste wat de managementgoeroes te bieden hebben ook toegankelijk te maken bin-nen het onderwijs. Dat begon tien jaar geleden met een droom en is nu werkelijkheid geworden met de Pitstop MBO!’

Remco Claassen

M-Jaar Pitstop is niet het enige tussenjaarprogramma voor leerlingen die hun vmbo-diploma hebben be-haald. Aan ROC TOP in Amsterdam kunnen studenten zich inschrijven voor M-jaar en sinds kort ook voor het H-jaar. Lees het praktijkvoorbeeld over het H-jaar!’

Tekst Anne Wesseling
Fotografie Hetty van Oijen

>

‘De manier waarop je LOB optuigt, is bepalend voor het succes’

In Zeeland is Mayke de Jong Florisse een van de aanjagers van de regionale LOB-website én van het LOB-programma binnen haar eigen school, vmbo gl/tl CS Walcheren Van de Perre in Middelburg. Haar visie: LOB moet door álle medewerkers in de school gedragen worden om het te laten slagen. Hoe bereikt ze dat?

 

Decaan/LOB-coördinator Mayke de Jong Florisse kreeg net een mailtje van iemand van het Maritiem College in Vlissingen: ‘Wij willen best wel eens een vakles wiskunde bij jullie geven, om uit te leggen hoe je met een zeekaart kunt navigeren.’ Een aanbod waar ze blij van wordt, want het is precies een voorbeeld van waar het volgens haar bij LOB om gaat: de leerlingen een idee geven van hoe de kennis die ze op school opdoen écht van pas komt in de praktijk. Niet alleen tijdens de lessen over LOB, maar in alle lessen, dus ook bij wiskunde. ’Zo’n praktische les is leuk voor de docent wiskunde, maar natuurlijk vooral voor de leerlingen,’ zegt ze. ‘Op deze manier gaat de stof leven.’

 

LOB is dus niet alleen een zaak voor decanen en mentoren?

‘Het doel is dat LOB vanaf leerjaar één ondersteund wordt. Dat lukt niet als een decaan of mentor het in z’n eentje doet, je hebt iedereen in de organisatie nodig. Op alle niveaus en in alle lessen kun je de praktijk meer de school in halen, en de nadruk meer leggen op ‘leren door ervaren’. Het is ook helemaal niet zo ingewikkeld. Vaak zijn de opdrachten er al, en hoef je ze alleen te herschrijven om er een LOB-perspectief in te brengen. Moeten de leerlingen bij Engels of Frans een zakelijke mail schrijven? Maak er dan bijvoorbeeld van dat de leerling stage wil lopen bij een bedrijf. Of koppel de opdracht aan een bezoek aan een camping, waar veel Duits gesproken wordt. De kennis koppelen aan een praktische situatie, dat gaat eigenlijk om een verandering van mindset.’

 

Hoe krijg je alle docenten daarin mee?

‘Dat ‘omdenken’ is in het begin best lastig. Je wilt ook niet dat collega-docenten het gevoel hebben dat ze iets opgelegd krijgen, dat dit weer iets is dat móet. De insteek is juist positief: ‘Je dóet al veel, het is alleen even een vertaalslag om te maken. Je kunt eruit filteren wat goed werkt voor jezelf, maar ook voor de leerlingen’.

Die positieve insteek is belangrijk, want hebt het draagvlak onder alle docenten wel echt nodig. De leerlingen krijgen het vak LOB en de verantwoordelijkheid voor de LOB-leerlijn ligt bij de vakdocent. Maar als de mentor LOB niks vindt, krijg je de leerlingen ook niet mee. In het begin is denk ik een derde van de docenten meteen enthousiast is over LOB, en op den duur is dat twee derde. Een aantal leraren zal er misschien nooit enthousiast over worden, maar op termijn worden die wel meegenomen door de rest.

Je moet dus best een lange adem hebben. Daarom is het ook zo belangrijk dat je wat je als decaan doet, in de visie van de school past. Dat je gesteund voelt en dat je de tijd krijgt om het LOB-programma uit te rollen. Hier op school wordt het belang van LOB gelukkig heel erg gezien: de directie steunt mij en het LOB-beleid wordt schoolbreed opgepakt. Ook mijn collega’s van havo en vwo zijn er actief mee bezig, en waar mogelijk werken we nauw samen. Dat is zó belangrijk. Je krijgt alleen dingen voor elkaar door het samen te doen.’

 

Hoe betrekken jullie de ouders bij LOB?

‘Ouderbetrokkenheid is echt een onderdeel van LOB. Op de LOB-website staan ook opdrachten waarbij de ouders meedoen, bijvoorbeeld bij opdrachten waarin leerlingen ontdekken wat voor soorten vervolgopleidingen er zijn.

De ouderavonden zijn bij ons ook altijd samen met de kinderen. Zo’n driehoeksgesprek is per leerjaar anders, we behandelen andere vragen en de leerlingen bereiden die vragen thuis voor, samen met hun ouders. Het is gekoppeld aan opdrachten in de LOB-website: hoe gaat het met de leerling? Wat gaat goed, wat is nog moeilijk? Waarmee zouden we kunnen helpen? Die voorbereiding hoort echt bij LOB. Pas daarná heb je het gesprek.

Wat trouwen ook echt bij LOB hoort, is dat je na altijd na afloop altijd zegt: hoe is het gegaan, welke afspraken zijn gemaakt? Zodat je daar bij een volgend gesprek weer op in kunt gaan.’

 

Jullie hebben het profielwerkstuk gekoppeld aan LOB-opdrachten. Hoe ziet dat er precies uit?

‘De leerlingen maken om te beginnen een loopbaanblog. Daarmee beginnen ze al in leerjaar 1. Het loopbaanblog is gekoppeld aan de loopbaancompetenties. Er komt bijvoorbeeld aan de orde: wie ben ik, wat wordt mijn vervolgstap, waar wil ik zijn over vijf jaar, welke meeloopdagen heb ik bijgewoond? Dat loopbaanblog is onderdeel van het profielwerkstuk dat de leerlingen maken in leerjaar drie en vier. Dat profielwerkstuk bevat onder meer ook de uitslagen van de interessetest en een sterkte/zwakte analyse en de leerlingen maken een presentatie over zichzelf, in de vorm van een YouTube-filmpje waarin ze laten zien wie ze zijn, welke ervaringen ze hebben en wat hun motivatie is voor hun vervolgopleiding. Het profielwerkstuk bevat ook een verslag van een gesprek met een beroepsbeoefenaar, en een motivatiebrief, die ook meetelt als opdracht voor het vak Nederlands. Er zitten opdrachten in voor de intake van het mbo, en ook een evaluatieopdracht over hoe de leerling het maken van het profielwerkstuk heeft ervaren.

De afronding van het profielwerkstuk is een voorwaarde om examen te kunnen doen. Het is ook het uitgangspunt bij het intakegesprek voor een vervolgopleiding. De intakers gebruiken bijvoorbeeld het loopbaanblog om met de leerlingen over de vervolgstappen te praten.’

 

Alle vo- en mbo-scholen in Zeeland werken met hetzelfde LOB-programma, Intergrip. Wat is het voordeel?

‘Zo’n LOB-programma is natuurlijk een middel, geen doel, maar het is wel helpend. We willen dat alle middelen op één plek staan, zodat er ook voor de kinderen een overzicht is. Via de site kan ik een loopbaangesprek inplannen, de leerling kan ook zelf een gesprek met mij inplannen. Je kunt er aan de hand van vragen gesprekken voorbereiden en achteraf verslagen vastleggen. Het voordeel van de samenwerking is dat we nu met z’n allen de site kunnen verbeteren en dat alle scholen opdrachten kunnen aanleveren voor de opdrachtenbank.

Het is ook heel fijn om samen op te trekken met de mbo-opleidingen. Bijvoorbeeld bij meeloopdagen. Leerlingen krijgen eerst een LOB-opdracht: welke beroepen zijn er, welke competenties heb je daarvoor nodig en welke opleidingen kun je daarvoor volgen? Aan de hand van die opdracht leiden we de leerlingen eigenlijk naar een keuze voor een opleiding waar ze graag een dag mee willen lopen. Vervolgens kunnen ze zich ook via de LOB-site rechtstreeks inschrijven voor een meeloopdag op een van de Zeeuwse mbo-scholen. Ze krijgen dan automatisch een aantal daaraan gekoppelde LOB-opdrachten. Ze schrijven bijvoorbeeld een zakelijke e-mail: ‘Ik wil bij u graag een meeloopdag meemaken, is dat mogelijk?’ Vooraf krijgen leerlingen de opdracht alvast de website van de opleiding te bekijken, en om tien vragen te bedenken die ze tijdens de meeloopdag kunnen stellen aan studenten en docenten. Na afloop is er ook een reflectieopdracht. Nu maak ik die opdrachten nog vanuit de school, de bedoeling is dat de mbo-opleidingen ook opdrachten aan gaan leveren; zij weten natuurlijk het beste welke competenties ze verwachten van hun toekomstige studenten.

De site geeft trouwens ook voor mij veel overzicht, dat is prettig. Bij ons heeft, zie ik, al 97% van de leerlingen een keuze voor een vervolgstudie ingevuld, drie zijn in behandeling. Je zou het tussen scholen bijna als een soort wedstrijdje kunnen gaan zien, misschien is het een extra stimulans om goed te monitoren.’

 

Zo’n netwerk in de provincie Zeeland opbouwen, dat is best een klus!

‘Zeker. Nu moet ik zeggen: het is voor ons relatief gemakkelijk. We hebben in de hele regio te maken met dertien vmbo- en mbo-scholen, in een regio als Rotterdam of Den Haag zal het lastiger zijn. Evengoed is het best een hele weg geweest. Dat is gelukt doordat we het samen hebben gedaan, en dankzij Bianca van der Meijden, zij werkt nu voor het Expertisepunt LOB. Bianca is een echte netwerker. Scalda en het Expertisepunt LOB faciliteren haar. We werken veel samen met Iris Verbruggen van Scalda, die tussenpersoon is voor Intergrip. Daarnaast zijn er werkgroepen van decanen, bijvoorbeeld over de warme overdracht – wat vooral belangrijk is voor kwetsbare leerlingen. De Zeeuwse vmbo- en mbo-scholen hebben ook samen de student journey in kaart gebracht. Het was een initiatief van Scalda, met het doel om de activiteiten meer op elkaar af te stemmen.’

 

Die student journey, wat houdt die precies in?

‘In de student journey staat wat we aan LOB-activiteiten en opdrachten aanbieden en hoe dat aansluit op waar de leerlingen op dat moment mee bezig zijn. We brengen de hele route van de leerlingen in kaart, met de LOB-activiteiten: wie biedt wat aan, met welk doel, en doen we het op de juiste plek, in welk leerjaar?

Om zo’n student journey te maken, moet je denken in het belang van de leerling op een bepaalde leeftijd. Als je van het vmbo wilt doorstromen naar de havo, wat voor competenties heb je dan nodig? Als je vanaf mavo 2 naar kader 3 wilt: welke profielen zijn er? Dat soort opdrachten wil je aanbieden op momenten dat leerlingen ermee te maken hebben.

Bijvoorbeeld ook bij de profielkeuze. Leerlingen gaan al in de tweede klas naar een meeloopdag. Ze moeten dan eigenlijk al kiezen voor een meeloopdag, bijvoorbeeld verpleegkunde, terwijl ze nog niet eens weten welke profielen ze in de derde kunnen kiezen. Daarom heb ik opdrachten gemaakt naar aanleiding van de website KiesMBO.nl, zodat de leerlingen in de tweede eerst rustig kunnen rondsnuffelen en, bijvoorbeeld, ontdekken dat je na de mavo een mbo-niveau 4 opleiding kunt doen.’

 

Wat wordt in Zeeland de volgende stap?

‘We zijn nu ook bezig Zeeuwsbreed speeddates op te zetten, waarbij mbo-leerlingen op een vaste dag in het jaar op bezoek bij hun oude vo-school, om voorlichting te geven over hun opleiding aan leerlingen die een vervolgopleiding gaan kiezen. Daar willen we een gezamenlijk evenement van maken.

Verder willen we ons meer gaan richten op de samenwerken met bedrijven. De mbo-student blijft na de studie meestal in Zeeland wonen, en Zeeland is daar ook bij gebaat, vanwege de werkgelegenheid. Daarom willen we binnen LOB meer gaan inzoomen op de regionale werkgelegenheid. De sector maritiem is bijvoorbeeld echt een verbindende factor in Zeeland, met de visserij en de loodsboten. Maar ook in de sectoren groen en technologie zijn veel banen. Er zijn straks gigantisch veel mensen nodig om windmolenparken op zee aan te leggen, daar start binnenkort een mbo-opleiding voor.’

 

Best een leuk vak, decaan en LOB-coördinator!

‘Ik vind het het mooiste vak dat er is. De functienaam is natuurlijk van oorsprong ‘decaan’, maar sinds de invoering van LOB ben ik me meer LOB-coördinator gaan voelen. Ik ben trouwens ook nog steeds mentor en gymleraar. Er zijn raakvlakken: je ziet een kind voor wie het is en wat het kan. Je kunt leerlingen daardoor ook helpen, als ze niet lekker in hun vel zitten en niks leuk vinden. Door het om te draaien: wat vind je wél leuk? Wat heb je nodig? Je ziet leerlingen soms in hun onhandigheid, maar je ziet ze ook groeien. Een leerling die heel graag archeoloog wil worden en die aardrijkskunde stom vindt, raakt intrinsiek gemotiveerd als hij ziet dat aardrijkskunde nuttig en belangrijk is voor wat hij later wil gaan doen. Dát vuurtje, dat moeten we met z’n allen aan krijgen.’

 


3 tips van LOB-coördinator Mayke de Jong Florisse

1.     Zorg dat je zelf enthousiast bent en erin gelooft

‘Het begint bij jou. Dat jij als LOB-coördinator echt enthousiast bent en gelooft in LOB, is een voorwaarde om het een succes te maken.’

2.     Zorg dat je de schoolleiding mee krijgt

‘Om LOB door de hele school uit te rollen is het echt een voorwaarde dat de directie erachter staat en het faciliteert.’

3.     Maak een plan van aanpak

‘Zomaar aan opdrachten werken is leuk, maar wat is je doelstelling en wat is je visie? Het is belangrijk om daarover na te denken. De manier waarop je LOB vervolgens optuigt, is bepalend voor het succes.’

 

 


Contactpersoon:

Mayke de Jong Florisse, JGM@cswalcheren.nl

Informatie:

 

Tekst Anne Wesseling
Fotografie Hetty van Oijen

>

De reflectietoolbox

Inzetten op diversiteit en creativiteit

Omdat iedere leerling anders is, heeft een team van ROC de Leijgraaf (en als onderdeel van het desginteam Niveau2Plus), de Reflectietoolbox ontworpen.

In een digitale leeromgeving worden studenten door middel van verschillende werkvormen uitgedaagd te reflecteren op (bpv-)ervaringen, situaties, competenties, activiteiten en andere zaken die te maken hebben met de ontwikkeling van hun loopbaancompetenties. De opdrachten zijn zeer divers en sluiten daarmee aan bij verschillende leervoorkeuren en leerstijlen.

Op deze manier kan iedere student zo optimaal mogelijk leren en gestimuleerd worden om zijn/haar competenties verder te ontwikkelen. Zo kunnen studenten bijvoorbeeld kiezen uit beschrijvende opdrachten, presentaties, video en vlogs, werken met tools als Scrumbler of CANVA, audio, fotografie, pitchen, het maken van een stripverhaal, song, rap of gedicht.

>

Neem ook je eigen ervaringen mee in een LOB-gesprek

Rijn IJssel ontwikkelt een LOB-werkwijze waarmee studenten snel inzicht krijgen in de LOB-competenties en hoe ze die kunnen verbeteren. 

Interview met Pascal Mariany, LOB-intermediair

ICT-docent Pascal Mariany ontwikkelde samen met collega’s voor de studenten Software Developer op Rijn IJssel een LOB-werkwijze waarmee ze snel inzicht hebben in de LOB-competenties en hoe ze die kunnen verbeteren. De pilot verliep zo succesvol dat hij de komende jaren wordt uitgerold over de andere opleidingen van Rijn IJssel. Wat houdt de werkwijze in, hoe verliep de pilot en heeft hij tips voor collega’s op andere scholen?

De favoriete LOB-activiteit van Pascal Mariany? Dat is de opdracht ‘Terugblikken op een bepaalde periode’. ’Bij die oefening krijg je een aantal vragen om terug te blikken, maar ook om alvast vooruit te kijken,’ zegt Mariany, ICT docent en LOB Intermediair op Rijn IJssel. ‘Zo ervaren de studenten hoe zelfreflectie werkt. Ontzettend leerzaam!’ Dat komt goed uit: we blikken met Mariany terug op de LOB-pilot die de afgelopen twee jaar op Rijn IJssel draaide voor studenten Software Developer. Mariany ontwierp een ‘LOB-Rubric’ samen met collega Marjon Dullenmond van de opleiding laboratoriumtechniek, een beoordelingsmatrix die aansluiten bij de vijf LOB competenties. Rita Sessink, een beleidsmedewerker met de portefeuille loopbaancoaching, heeft hier ook in meegedacht. Studenten kunnen nu met behulp van een meetinstrument (De Peilstok) voor elke LOB-competentie bepalen op welk niveau ze zitten, ‘Oriëntatie’, ‘Ontwikkel’ of ‘Expert’. Vervolgens kunnen ze LOB-activiteiten uitkiezen die daarbij aansluiten, met het doel om voor alle competenties het niveau ‘Expert’ te halen. De activiteiten en resultaten houden ze bij in hun digitale LOB Portfolio.

LOB werd bij Rijn IJssel zo’n twee jaar geleden op de agenda gezet. Waar begin je dan?

’Met inventariseren. LOB voelde in eerste instantie als iets dat er extra bij kwam, maar we ontdekten dat we eigenlijk al best veel deden. We hadden het alleen niet inzichtelijk, waardoor we ons er niet zo van bewust van waren. De eerste stap was dus om te onderzoeken wat we al aan LOB deden en waar nog hiaten zaten. Die gaten hebben we vervolgens opgevuld met LOB-activiteiten, die we onder meer vonden in de database van het Expertisepunt LOB. Vervolgens hebben we er een programma omheen gemaakt. Twee jaar geleden hebben we met een stuk of acht studenten een pilot gedraaid. Daar kregen we positieve reacties op. Na overleg met het docententeam van Software Developer hebben we hetzelfde programma vorig jaar met alle zestig eerstejaars gedraaid.’

Hoe hebben jullie LOB ingebed in het normale onderwijs?

‘Bij Rijn IJssel liep de introductie van LOB bijna gelijk op met de omslag naar een vorm van onderwijs die we RIJK noemen: Rijn IJssel Kwalitatief onderwijs. We willen studenten stimuleren om steeds meer zelf de regie te nemen over hun ontwikkeling, en de docent heeft meer een coachende rol. Onze docenten krijgen daarvoor ook trainingen, bijvoorbeeld hoe je een coachend gesprek voert. LOB was een soort katalysator, het werkte ontzettend goed om die twee lijnen tegelijk te hebben. Daarnaast kregen we een nieuw online systeem, SBIS. We werken bij RIJK onderwijs met leereenheden van vijf of tien weken, daarbinnen valt dan een aantal leeractiviteiten rond een praktijkgericht doel. LOB is ook zo’n leereenheid, de werkwijze is ontwikkeld op basis van het sjabloon ‘Leeractiviteiten’ in het online systeem. Voor de studiebelasting staat in dit geval 750 minuten. Dat is trouwens wel een beetje natte vingerwerk, ook afhankelijk van of een student een opdracht alleen of in een groepje doet. Sommige activiteiten, zoals de Belbin teamroltest, heb ik zelf doorlopen, dat duurt ongeveer een kwartier en dat is ook wat we terughoren dat een student er mee bezig is.’

Studenten werken voor een flink deel zelfstandig aan hun LOB-activiteiten. Hoe verliep dat tijdens de pilot?

‘Het viel me op dat het verschilt per leeftijdsgroep: de studenten jonger dan achttien zijn er wat minder zelfstandig in, die moet je af en toe sturen, bijvoorbeeld door te zeggen ‘Ik verwacht dat je volgende week die-en-die activiteit hebt gedaan. Onder de studenten van achttien plus pikt het gros het zelfstandig op. Ik vroeg dan tussendoor aan een student ‘Hoe gaat het met je LOB?’ en dan was het antwoord ‘Goed, kijk maar in mijn portfolio, ik heb al drie opdrachten gedaan!’ Een toevoeging van mijn collega-docent Luuk Burgers is dat we twee keer LOB-dag hebben georganiseerd, waarop studenten aan elkaar presenteren wat ze aan LOB hebben gedaan. Dat werkt heel goed, het is een beetje een stok achter de deur.’

Zijn er onderdelen die je op basis van die pilot hebt bijgesteld?

‘Sommige LOB-activiteiten zijn inhoudelijk en tekstueel wat verduidelijkt of aangepast. Soms was niet duidelijk hoe een student het moest vastleggen, of was de tekst te moeilijk. Daarnaast hebben we feedback gevraagd aan een handvol studenten: wat vonden jullie ervan? Sommigen zeiden eerlijk dat ze LOB wel een beetje een ‘moetje’ vonden, al snapten ze wel de beweegredenen erachter. Maar de meeste studenten waren en zijn echt positief en ook intrinsiek gemotiveerd. Omdat ze begrijpen ‘Oké, dit is een proces, uiteindelijk is er een gevuld portfolio, dat ik mee kan nemen naar een vervolgopleiding of werkgever.’

Merk je dat de studenten door de LOB-activiteiten ècht meer inzicht krijgen in wat ze willen en hoe ze zich ontwikkelen?

‘Ik wil dat graag gaan onderzoeken zodat ik het met grafieken kan aantonen, maar als ik studenten ernaar vraag zijn ze er in elk geval positief over. Een heel concreet voorbeeld: een student had twee keer een Belbin teamroltest gedaan en merkte dat er de tweede keer een andere rol uitkwam: van ‘Plant’ was hij nu meer een ‘Groepswerker’. Hij vond dat fijn om terug te zien, want dat was ook echt wat hij wilde. Hij zit nu net een paar dagen op stage en ik ben benieuwd hoe hij het ervaart, of het klopt. Studenten kunnen in overleg trouwens ook zelf LOB-activiteiten toevoegen. Een student was bij zijn middelbare school gevraagd om een presentatie te geven over de studie Software developer, om leerlingen te inspireren. Dat heeft hij gedaan en daarmee heeft hij meerdere LOB-competenties in één klap geslagen, want het viel behalve onder kwaliteitenreflectie ook onder netwerken.’

Nog even over de docent als coach. Voor veel docenten is zo’n coachende rol best een verandering!

‘Ik vind het zelf echt mooi dat de het traject met loopbaancoaching erbij is gekomen, het was voor mij ook een reden om bij Rijn IJssel te willen werken. Ik zie wel dat het voor sommige docenten een omslag is, die voelen zich comfortabeler in de rol van traditionele docent die informatie overdraagt en halen het meeste plezier uit het geven van hun vak. Je kunt het natuurlijk best combineren. In een team is er altijd wel íemand die LOB erg leuk vindt of er affiniteit mee heeft, of die het op natuurlijke wijze al doet. Juist diegene zou voorloper of ambassadeur van LOB kunnen zijn. Ik heb zelf gemerkt dat LOB na een tijdje steeds meer gedragen wordt door de rest van het team. Het besef dringt steeds meer door dat ‘Een leven lang leren en ontwikkelen’ niet alleen voor de studenten geldt, maar ook voor ons.’

Hoe zijn eigenlijk jouw eigen ervaringen met loopbaanbegeleiding? Neem je die ook mee in je gesprekken?

‘Ik kom uit een gezin waar aan de opvoeding niet echt veel aandacht werd besteed, ik was zo’n jongetje dat altijd lief met z’n autootjes zat te spelen, het idee was ‘Pascal redt zich wel’. Ik wil niet alle ouders over een kam scheren, maar alle ouders zijn druk en ik herken mezelf in de studenten van nu: ze zijn een beetje lost, ze zijn verloren in de keuzes die ze moeten maken. Dat is niet erg, dat hoort ook gewoon bij hun ontwikkeling. Maar wat mij motiveert, is dat wij op school daarbij ook een soort kompas kunnen bieden en dat af en toe kunnen helpen bijsturen. Gewoon door te zeggen ‘Kom er even bij, dan kijken we samen naar je loopbaan’.’

Bij zo’n LOB-gesprek horen ook persoonlijke vragen: Hoe gaat het thuis, hoe zit je in je vel, voel je je hier op je plek? We hebben als docent allemaal een loopbaan achter de rug, je hebt een rugzak vol ervaringen. Het is mooi als je daar bij een LOB-gesprek af en toe iets uit kunt halen dat misschien kan helpen. ‘Dit is mijn ervaring, hoe kijk jij ertegenaan, misschien heb je er iets aan?’ Je moet natuurlijk altijd even checken of studenten daarvoor open staan, als het niet zo is, dan is het ook prima. Maar mijn ervaring is dat studenten er zeker voor open staan.’ Deze LOB-werkwijze wordt nu standaard opgenomen in de opleiding Software Developer. Hoe gaat het verder?

‘Ik heb inmiddels de taak en de uren gekregen om LOB op eenzelfde manier op te pakken voor het hele cluster Techniek/ICT, dat zijn meer dan dertig teams. De stip aan de horizon is dat in schooljaar 2022/2023 álle teams LOB hebben opgenomen in de online leeromgeving van hun opleidingen. Dat wordt een hele klus, want bij sommige opleidingen hebben nog niet alle studenten een laptop. Misschien moet je dan focussen op de LOB-gesprekken en op het portfolio en is dat voor die opleiding voldoende. Het begint in elk geval altijd met contact leggen en inventariseren: wat wordt er al aan LOB gedaan, waar zitten de hiaten en hoe kun je die invullen op een manier die past bij de opleiding?’

Tot slot: heb je tips voor collega-docenten die LOB ontwikkelen?

‘Ik zou zeggen: ga als team eerst na wie de kartrekker kan zijn voor wat betreft LOB. Misschien kan hij of zij samenwerken met iemand die alles coördineert. Verder is het belangrijk om ‘de broodjes warm te houden’. Ook in de plenaire overleggen met de docenten. Zet LOB gewoon op de agenda! Ook al heb je niks bedacht, er komt vanzelf een gesprek en dat kan uitmonden in een intervisiemoment, een evaluatiemoment of nieuwe ideeën.

Als docent: kijk ook eens naar hoe je je eigen loopbaan hebt ervaren en hoe je je hebt ontwikkeld, en neem die ervaring mee in je gesprekken met studenten. Zoek de verbinding. Juist vanuit je eigen levenservaring kun je iets bijdragen waar een student wat aan heeft.’

Tekst: Anne Wesseling 
Fotografie: Hetty van Oijen

 

 

 


 

Meer weten?

LOB als doorlopende leerlijn

Binnen de LOB-werkwijze die Pascal Mariany ontwierp is het voor de student gemakkelijk om het LOB Portfolio bij te werken en actueel te houden: activiteiten worden eenvoudig toegevoegd, metingen van de Peilstok worden automatisch bewaard en wanneer studenten met hun loopbaancoach hun voortgang evalueren, maken ze een LOB-reflectie en slaan die ook op in hun LOB Portfolio. Zo’n actueel Portfolio heeft meerdere pluspunten. ’In het examenplan is een inspanningsverplichting LOB opgenomen en het LOB-portfolio is een prachtige manier om het traject te stroomlijnen en aantoonbaar te maken. Daarnaast willen we dat studenten aan het eind van hun opleiding hun LOB-portfolio als pdf kunnen downloaden, zodat ze het kunnen meenemen naar een vervolgopleiding, of naar een sollicitatie.’

Het portfolio kan ook daarbij helpen bij het ontwikkelen van een doorlopende leerlijn. ‘In het voortgezet onderwijs zijn ze al langer met LOB bezig, dus veel leerlingen zijn er al mee in aanraking geweest. Ik wil ervoor pleiten om dat ook mee te nemen in de intake. Misschien hebben de studenten zelfs al een LOB-portfolio gemaakt, en kun je dat aan laten sluiten. Het gaat bij LOB immers om een blijvende persoonlijke ontwikkeling. Daar past ook een doorlopende leerlijn bij.’ Bekijk de uitleg van Pascal Mariany over een doorlopende leerlijn LOB


 

Wat is een rubric?

Een rubric is een beoordelingsmatrix die snel duidelijk welke niveaus er zijn en volgens welke criteria een prestatie wordt beoordeeld. Bij de LOB-Rubric van Rijn IJssel is voor elk van de vijf loopbaancompetenties (motievenreflectie, kwaliteitenreflectie, werkexploratie, loopbaansturing en netwerken) aangegeven wat de drie niveaus zijn: ‘Oriëntatie’, ‘Ontwikkel’ of ‘Expert’. Met behulp van een online test (De Peilstok) kunnen studenten voor elke competentie hun huidige niveau bepalen. Vervolgens kiezen ze bijpassende LOB-activiteiten waarmee ze hun niveau kunnen te verbeteren. Doel is om voor alle competenties het niveau ‘Expert’ te bereiken.

Tijdens LOB-gesprekken met hun docent/coach evalueren ze hun voortgang. Groot voordeel van een rubric is dat studenten snel inzicht hebben in waar ze nu staan, wat het einddoel is, en wat ze moeten of kunnen doen om het doel te bereiken. Bekijk de uitleg van Pascal Mariany over de rubric


 

>

Een padlet bij de doorstroom mbo-hbo

Een padlet met veel informatie en inspiratie voor een soepele doorstroom van mbo naar hbo!

De afgelopen 2 jaar heeft de projectgroep doorstroom mbo-hbo, met daarin 6 docenten die betrokken zijn bij de overstap naar het hbo, gewerkt aan het versterken van het doorstroomrendement van studenten niveau 4 die de overstap naar het hbo maken. Doel van het project is studenten nieuwe leerervaringen laten opdoen en ze in contact brengen met mhbo-ambassadeurs (ervaringsdeskundigen die de overstap zelf al hebben gemaakt). Om te zien wat er is gemaakt en opgeleverd vanuit de projectgroep zijn een aantal van de producten verzameld op een padlet. In één oogopslag kun je naar keuze producten terugvinden waar jij binnen je team en met je studenten direct mee aan de slag kunt.

>

TL-profielwerkstuk samen met mbo

Kennis maken met de dagelijkse praktijk op het mbo

Op het mbo, onder leiding van mbo-docenten en studenten, werken Twentse vierdejaars TL-leerlingen twee tot drie dagdelen aan hun profielwerkstuk. Leerlingen maken zo kennis met de dagelijkse praktijk op het mbo en kunnen ervaren of de gekozen opleiding bij hem/haar past. Het profielwerkstuk, dat onderdeel is van hun examen, krijgt op deze manier een beroeps- en opleidingsoriënterend karakter.

>

Gaan voor een baan!


Aan de bak garantie
 

In Rotterdam Zuid is sprake van een mismatch tussen onderwijs en de vraag van de arbeidsmarkt. Nog te veel leerlingen kiezen na het vmbo voor financiële, administratieve en juridische opleidingen, terwijl de banen in deze sectoren afnemen. Bovendien weten leerlingen vaak niet goed wat ze leuk vinden en waar ze goed in zijn.

Het programma voor loopbaanoriëntatie en -begeleiding in Rotterdam Zuid is daarom gericht op een hogere uitstroom van mbo-studenten naar werk in kansrijke beroepen in de haven, techniek en zorg. Het lob-programma bestaat uit verschillende onderdelen waarbij de ontwikkeling van de loopbaancompetenties centraal staat. In een doorlopende leerlijn lob van po tot mbo worden scholen gefaciliteerd uit verschillende lob-activiteiten te kiezen.
Voorbeelden van deze activiteiten zijn bliksemstages, activiteiten in de overstap po-vo en vo-mbo, loopbaangesprekken, kennismaken met bedrijfssectoren en proefstuderen.
 

Wat maakt dit praktijkvoorbeeld zo bijzonder?

Het project is een langlopend onderwijsoverstijgend project om leerlingen te ondersteunen bij het maken van kansrijke loopbaankeuzes en te begeleiden bij het voltooien van hun opleiding.

 

Tips

Om dit project te kunnen laten slagen moeten er goede afspraken gemaakt worden tussen onderwijs en overheid. Ook moet de financiering en de ruimte om het project uit te voeren meerdere jaren geborgd zijn. Daarnaast is hechte samenwerking tussen scholen en ouders cruciaal in het maken van positieve keuzes en het voorkomen van schooluitval. Maar ook mede- of oud-leerlingen en vrienden hebben grote invloed op de keuzes die jongeren maken, evenals de verschillende bedrijven waarmee leerlingen tijdens hun schoolperiode kennismaken.

Zo helpen alle partijen samen de leerling goede keuzes te maken voor een succesvolle loopbaan! En vergeet niet op de website te kijken voor meer inspiratie!

 

 

>