Praktijkvoorbeelden LOB

Expertisepunt LOB
< overzicht

‘Opleiden doe je voor het leven’

Docent van het Jaar Amin Asad

Als docent ben je een verbinder. Je belangrijkste taak is om je studenten echt te zíen en talent te herkennen. Amin Asad is Docent van het Jaar, binnenkort verschijnt zijn boek ‘Alles voor jullie’. Leerdoelen? Daar doet hij weinig aan. Toch heeft hij hoge slagingspercentages. Hoe doet hij dat?

Onlangs nog kreeg Amin Asad een mailtje van een oud-student. Die wilde hem bedanken voor de lessen, en vertelde dat hij zijn droom had waargemaakt: hij was advocaat geworden. Amin Asad krijgt dat soort mailtjes vaker en hij is elke keer geraakt. ’Dat ze de moeite nemen om me na tien jaar te schrijven en te zeggen “Meneer, dank u wel, uw lessen zijn me altijd bijgebleven”, dat doet me wel wat’, zegt hij.

Asad is docent Strafrecht aan de Hogeschool Utrecht, en docent Recht bij ROC Midden Nederland. Hij is Docent van het Jaar 2021, coördinator doorstroom mbo-hbo en binnenkort verschijnt zijn boek ‘Alles voor jullie’, over de geschiedenis van zijn familie én over zijn visie op het onderwijs. Zijn belangrijkste missie: de docent weer zien als verbinder, die de studenten voorbereidt op het leven.

 

Je studenten zijn zo blij met je. Wat is het precies dat je lessen hen zo bijblijven?

‘Soms snap ik het zelf ook niet: andere docenten geven dezelfde Powerpoint-presentatie, ze gebruiken dezelfde woorden als ik. Toch hoor ik van studenten: “Amin kan zo goed uitleggen”. Ze gunnen mij hun aandacht en dat heeft echt te maken met de relatie die ik met ze opbouw. Met het willen weten wie ze zijn. Het is een standaardriedel: “De relatie gaat voor de prestatie”, maar het is wèl zo. Het gaat erom dat je elkaar zíet. Van daaruit kun je het onderwijs vorm geven.

In het onderwijs gaat het nu om diploma’s en theorie, de taak van de docent is kennisoverdracht. Maar volgens mij is de docent in de eerste plaats een verbinder. Iemand die studenten zíet en hen verbindt met hun dromen én met het geloof dat ze het kunnen. Onderwijs gaat over studenten weerbaar maken, over opleiden voor het leven. Het gaat om zelfvertrouwen, geloof, hoop. Dat zijn onmeetbare dingen waar ik op inzet, en waar studenten mee weglopen.

Ik heb weinig met leerdoelen. Collega’s begrijpen er soms niks van: “Amin doet het minste aan leerdoelen, en hij heeft hele hoge slagingspercentages!” Maar als studenten het gevoel hebben dat ze gezien worden, raken ze intrinsiek gemotiveerd.’

 

Dat klinkt gemakkelijker dan het is. Hoe doe jij dat in de les?

‘Het is niet één ding, het gebeurt op heel veel momenten. Ik begin de les bijvoorbeeld vaak met een stelling waar we dan even over discussiëren, of ik vraag wat studenten op Netflix hebben gekeken. Mijn lessen zijn persoonlijk. Ik praat met studenten over hun dromen en ik vertel over mijn eigen situatie, dat is ook een uitnodiging voor hen om dingen met mij te delen. We hebben in Utrecht veel studenten uit families met een migratie-achtergrond, die kunnen zich met mij identificeren. Maar je kunt mij op een gymnasium in Oost-Groningen neerzetten en dan voelen studenten zich ook gezien. Wat ik doe, kunnen andere docenten ook, maar ik zeg niet dat het gemakkelijk is. Ik vraag studenten ook feedback, na elke les: “Hoe vind je het gaan, hoe wil je dat ik jullie benader?”’

De titel van je boek is ‘Alles voor jullie’. Dat verwijst onder meer naar je familiegeschiedenis. Kun je daar iets over vertellen?

‘Mijn ouders moesten Irak verlaten op straffe van executie, omdat mijn vader oorspronkelijk uit Iran kwam. Ze vluchtten eerst naar Iran, daarna naar Syrië en in 1988 naar Nederland. Dat was het jaar dat Nederland het EK voetbal won, de sfeer was euforisch, we waren welkom. We hebben tot mijn vierde in Middelstum gewoond, maar omdat mijn ouders stadsmensen waren, zijn we naar Nieuwegein verhuisd, waar ik nu nog woon, mijn ouders en broers wonen in de buurt. Het geluk viert nu hoogtij, bij ons, maar de familiegeschiedenis heeft me wel gevormd. Ik heb de verhalen van mijn ouders gehoord, hun pijn en verdriet meegemaakt. Zij deden alles voor mijn broers en mij. Ik ben enorm dankbaar voor wat ik heb, en ik besef héél goed hoe het anders kan. Die dankbaarheid voor de mogelijkheden die je hebt, dat wil ik mijn studenten ook meegeven.’

 

In je boek beschrijf je ook hoe je aan het eind van groep 8 maar nét een mavo/havo-advies kreeg. In de brugklas ging het vervolgens zo goed dat je overging naar 2 vwo en uiteindelijk een vwo-diploma haalde. Wat gebeurde er?

‘Ik was als kind ‘niet talig’. Maar op de middelbare school ging het licht aan. Ik begon de vakken interessant te vinden en ik merkte dat ik kon scoren met hoge cijfers. Maar ik had vooral een paar docenten die telkens zeiden dat ik het kón. Ik weet nog zo goed dat de docent Frans tegen me zei: “Jij bent een slimme jongen, ik zíe dat jij het kan”. Joh, ik haalde meteen een tien voor Frans! Ik ben heel competitief, dus ik wilde de beste zijn. Mijn laagste rapportcijfer aan het eind van de brugklas was een 9,3.’

 

Waar kwam dan dat mavo/havo-advies vandaan?

‘Ik heb die leraar die het advies gaf later nog gesproken, mijn dochters zitten nu op dezelfde basisschool. Hij zei: “Wat moest ik? Je cito-score was medium, je was nergens mee bezig”. Mijn ouders konden me ook niet ondersteunen, bij oudergesprekken schoof mijn broer aan om te tolken. Zij waren allang blij dat er geen bom op de school viel, dat was hún referentie.

Ergens valt het dus wel te begrijpen. Maar toch: die docent Frans in de brugklas zag meteen dat ik het eigenlijk heel goed kon. Dat talent had je dan toch ook kunnen ontdekken op de basisschool? Die onderadvisering, daar moeten we iets aan doen, want het is een probleem waar leerlingen en studenten met een migratie-achtergrond vaker mee te maken hebben. Ook hier weer: het gaat erom dat je een leerling zíet en talent herkent. Docenten beseffen niet dat je zo’n advies meeneemt. Het onbevangene gaat eraf. Zelfs nu ik een boek heb geschreven, denk ik nog: “Maar éigenlijk ben ik misschien niet zo talig”. Het heeft echt invloed.’

 

Jij bent LOB-begeleider. Hoe zorg je dat studenten zich daarbij gezien voelen?

‘Tijdens corona zette ik in op de frequentie: ik sprak studenten maar vijf minuten, maar wel regelmatig. Gewoon even checken: “Hoe gaat het daar bij jou, is er iets waarmee ik je kan helpen?”

Ik hoop als LOB-begeleider door individueel met studenten te praten te ontdekken waar hun passie ligt. Ik wil ze laten zien dat er keuzes zijn die ze zèlf maken, en ze inzicht geven in waarom ze die keuzes maken. Op zestienjarige leeftijd willen veel leerlingen en studenten bijvoorbeeld advocaat worden. Dat is in veel families een beroep met status. Ik ging zelf ook rechten studeren met het idee om advocaat te worden. Mijn vader zegt nog steeds trots: “Dit is mijn zoon, hij is advocaat”, als ik even niet oplet. Maar er zijn natuurlijk nog veel meer mogelijkheden. Ik wil studenten verbinden met hun droom.’

 

Je eigen passie lag uiteindelijk niet in de advocatuur. Hoe ben je in het onderwijs terecht gekomen?

‘Ik begon als bancair jurist. Een mooie baan, maar ik vond het de saaiste baan van de wereld. Ik had niet het idee dat ik iemand hielp of iets bijdroeg aan de maatschappij. Op een dag liep ik het roc aan de overkant binnen en vroeg of ik daar misschien een keer vrijwillig mocht lesgeven, gewoon om te onderzoeken of het onderwijs iets voor me was. Die eerste keer stond ik echt met trillende knieën voor de klas, maar na afloop kreeg ik een applausje van de studenten. Ze waren zo enthousiast: "Meneer, volgend week weer, hè!”

De week erna kon ik invallen en daarna kwam de vraag of ik het vak Inleiding Strafrecht kon geven aan mbo niveau 4. Mijn onderwijsbevoegdheid heb ik naast het lesgeven behaald. Ik ging in salaris achteruit, maar ik ga sindsdien alleen nog maar met plezier naar mijn werk. In het onderwijs kun je echt iets voor studenten betekenen. Ik voel ook een enorme verantwoordelijkheid om me volledig in te zetten. Zeker nu ik me twee dagen per week bezig houd met de doorstroom mbo-hbo. Ik hoor ook wel dat mensen dat jammer vinden: “Amin, je moet voor de klas!” Maar een docent is iemand die de studenten voorbereidt op hun vervolgstap, ik denk dat ik hier nu veel kan betekenen.’

 

De doorstroom mbo-hbo is voor veel studenten lastig. Waar ligt dat aan, volgens jou, en wat is eraan te doen?

‘De kloof is te groot. Het idee is dat het mbo een beroepsopleiding is, maar de realiteit is: we leiden op voor doorstroom, niet voor een beroep. Tachtig procent van de mbo-studenten stroomt door naar het hbo, maar in het hbo valt vervolgens de helft uit. Het zijn toppers, dat verdienen ze niet. Het heeft niets te maken met cognitie, we moeten vooral iets doen aan verwachtingsmanagement. Het hbo is vergeleken bij het mbo heel hard: heb je een onvoldoende, dan ga je eruit. Wij werken nu met peer coaching: hbo-studenten die de overstap succesvol hebben gemaakt, zijn coach voor de mbo’ers. Ze trainen met hen bijvoorbeeld de executieve vaardigheden, zoals plannen, organiseren en schrijven, en vertellen ook over hun eigen studie. Dat werkt goed, de mbo’ers nemen van hbo-studenten vaak veel meer aan dan van docenten.

Het is ook belangrijk dat er meer aandacht komt voor taal. Het hbo is een talige opleiding. We geven studenten op het mbo een uurtje per week Nederlands, dat is te weinig. Ik begin nu elke les met tien minuten lezen. Als je dat bij élke les doet, dan lees je zo een boek weg. Dat soort kleine tools helpt echt.

In de derde plaats: gooi de deuren open op het hbo, zodat mbo-studenten het hele jaar door langs kunnen komen om rond te kijken of een les bij te wonen, zodat ze beter weten wat ze kunnen verwachten.’

 

Nog even je boek: de titel ‘Alles voor jullie’ verwijst ook naar je opvatting over onderwijs: alles voor de studenten.

‘Mijn boek is een pleidooi. Het onderwijs is nu zó gericht op kennisoverdracht en op toetsen en lesdoelen. Daar moeten we vanaf. Mijn liefste wens is dat we als docenten de focus terugkrijgen op waar we het voor doen: studenten opleiden voor het leven. Bij de competenties van docenten moet bovenaan staan “De docent is een verbinder, ziet de student en herkent talent”.

Het ultieme antwoord heb ik niet, maar we moeten in ieder geval het gesprek erover aangaan. Verleg je prioriteiten. Reserveer meer tijd voor de student. Zet ook in op talenten van docenten. Is een van de docenten goed in de verbinding met studenten, zet die dáár dan op in.

Maar weet je, dit verhaal is niet nieuw hè? Ik sta dit verhaal elke dag te vertellen en iedereen is het met me eens. Iedereen vindt dat het om de student moet gaan. We moeten er alleen naar gaan handelen. De student echt zíen, daar begint alles mee.’
 

 

 

 


Docent van het Jaar Verkiezingen: Amin Asad

Meer informatie: 

Amin Asad, ‘Alles voor jullie’ (Uitgeverij Deviant)

www.allesvoorjullie.nl

 

6 Tips voor (LO B)docenten van Docent van het Jaar Amin Asad 

FOCUS OP DE BAND MET JE STUDENTEN

1.  Breek het ijs:
begin de les eens met een stelling ‘Bijvoorbeeld “Wie zou voor een miljoen euro een jaar vast willen zitten?” Discussieer daarover, dan is het ijs gebroken.’

2.  Zoek de verbinding
‘Alle studenten hebben hun eigen belevingswereld. Probeer te achterhalen wat de verbindende factor is. Door bijvoorbeeld eens te vragen: “Wat heb je gekeken op Netflix gisteren?” of “Heb je de wedstrijd van Ajax gisteren gezien?”’  

3. Koester het een op een contact
‘In de coronaperiode had ik veel individueel contact met mijn studenten. Dat ging prima, via Teams kun je ook korte momenten inplannen. Even vijf minuten een op een: “Hoe gaat het thuis? Wat heb je nodig?”’

4.  Trek een parallel met je eigen verhaal
‘Maak je lessen persoonlijk Durf je kwetsbaar op te stellen. Vertel over jezelf, over wat jóu bezig houdt. Collega’s zeggen soms “Maar Amin, ik héb geen verhaal!”! Onzin. Iedereen heeft een verhaal.’ 

5. Vergeet de leerdoelen
‘Ga met je studenten praten over mógelijkheden. “Wat zou je willen, wat wil je leren van dit vak? Wat wil je in het leven?’

6. Betrek ook ouders bij de LOB-gesprekken
‘Ouders zijn soms best streng, ze vinden bijvoorbeeld dat hun kind per se moet door studeren. Het is fijn als ook ouders beseffen dat er nog veel meer mogelijk is.

Tekst: Anne Wesseling
Fotografie: Hetty van Oijen