Praktijkvoorbeelden LOB

Expertisepunt LOB

Hoe geven vmbo, havo/vwo-, mbo- en hbo-scholen in Nederland vorm aan LOB? Hier vind je ter inspiratie praktijkvoorbeelden. Je kunt de voorbeelden vrij gebruiken voor je eigen LOB-programma. Wil je zelf een mooi praktijkvoorbeeld van jouw school met ons delen? Graag! Stuur ons een bericht naar info@expertisepuntlob.nl. Deze databank wordt periodiek aangevuld met nieuwe praktijkvoorbeelden.

Thema
Onderwijs
vmbo
Regio

We hebben weinig tijd, dus laten we vertragen!

Welke interventies zijn effectief als scholen besluiten om zoveel mogelijk mensen van het team te betrekken bij LOB?

 

Vooral niet te overhaast te werk gaan blijkt uit onderzoek. Mieke van Diepen, Daphne Wiersema en Japke Ebbinge van het Lectoraat Kansrijke Schoolloopbanen in een Diverse Stad en de Leergang Loopbaancoaching van de Hogeschool van Amsterdam, brachten met hun onderzoek ‘We hebben weinig tijd, dus laten we vertragen’ in kaart wat docententeams nodig hebben om loopbaanbegeleiding meer van iedereen te maken. Op basis van hun praktijkgerichte onderzoek geven de onderzoekers veel praktische tips om dit veranderproces tot stand te brengen. Het onderzoek werd uitgevoerd in samenwerking met verschillende onderwijsorganisaties, waarbij zoveel mogelijk mensen vanuit verschillende rollen betrokken waren.

De betrokken organisaties committeerden zich om stappen te zetten voor meer betrokkenheid bij LOB in een viertal doelstellingen: visievorming, draagvlak ontwikkelen voor de ontwikkelde visie, inzicht geven aan betrokken professionals op welke manier zij een rol kunnen spelen in de loopbaanbegeleiding van leerlingen én kennis en vaardigheden ontwikkelen om dit te kunnen doen. Maar voordat de schoolteams aan de slag gingen met de bovengenoemde doelstellingen, werd eerst vooral tijd en energie gestoken in het creëren van een context. Deze context moest aan drie voorwaarden voldoen: het slim organiseren van het versterken van LOB door managers of leidinggevenden, professionele ruimte creëren voor het schoolteam en het (voortdurend) aanjagen van het veranderproces door de experts binnen de organisatie. Deze drie voorwaarden beïnvloeden elkaar. Zo is slim organiseren door het management bijvoorbeeld nodig om de professionele ruimte voor docenten mogelijk te maken.


Slim organiseren

De onderzoekers hebben vijf sleutels geformuleerd die managers en leidinggevenden kunnen gebruiken om het proces om loopbaanbegeleiding meer van iedereen te maken te ondersteunen.

  • Begin klein en ga uit van wat er op school al gebeurt op het gebied van loopbaanontwikkeling- en begeleiding.

  • Toon interesse en geef steun, maak weloverwogen keuzes die laten zien dat je hecht aan het belang van loopbaanbegeleiding.

  • Houd de regie op het proces van docentprofessionalisering (door een aanjager) en bouw aan een gedeelde verantwoordelijkheid van het team.

  • Zet de aanjagers van het proces in positie en geef ze de ruimte om loopbaanbegeleiding een onderwerp te maken dat zichtbaar is en leeft binnen de gehele organisatie.

  • Zorg voor zogenaamde ‘sparringpartners’ voor de aanjagers. Deze ‘sparringpartners kunnen fungeren als maatje voor de aanjager of er bijvoorbeeld voor waken dat er te snel te grote stappen worden gezet in het veranderproces. Managers kunnen zelf ook de rol van ‘sparringpartner’ voor de aanjager vervullen.


Professionele ruimte benutten

Professionele ruimte geven en benutten blijkt uit het onderzoek, is noodzakelijk om loopbaanbegeleiding meer van iedereen te maken. Dit begint met het kiezen voor vertraging en verbinding. Vooral de tijd nemen om met elkaar te onderzoeken waarom een grotere betrokkenheid van zoveel mensen binnen de school bij LOB belangrijk is. Hiervoor kan de dialoog als middel worden ingezet, maar ook verschillende vormen van intervisie of andere ‘ontmoetingen-zonder-agenda’, zijn helpend bij het ontstaan van professionele ruimte.

Aanjagen

Aanjagers (bijvoorbeeld decanen) zijn nodig om het thema voortdurend onder de aandacht te brengen en te houden. Aanjagers die zichzelf (en het thema) zichtbaar maken, proactief handelen en ruimte innemen, kunnen managers helpen om slim te organiseren en docenten helpen om professionele ruimte te benutten. Andersom werkt het ook: als managers slim organiseren en docenten de professionele ruimte benutten, kan de aanjager zichzelf goed zichtbaar maken en invloed uitoefenen. Aanjagen en regie voeren vraagt om luisteren en ruimte maken voor ervaringen, gedachten en gevoelens van collega’s. Daarnaast om het inspireren van collega’s voor LOB en het verbinden van de visie van de instelling met dat wat al gebeurt.

____________________________________________

TIPS

Kennis en vaardigheden aanleren Bij het aanleren van kennis en vaardigheden (professionalisering) is het erg belangrijk dat eerst aan bovengenoemde drie voorwaarden wordt voldaan. Het is noodzakelijk dat het management slim organiseert, het docententeam leert om professionele ruimte te benutten en aanjagers aansluiten bij de behoeften die leven en hierin voortdurend in verbinding blijven. Het is daarbij een uitdaging om als organisatie te balanceren tussen het vervullen van behoefte aan ‘klassieke’ training of aanbod van concrete kennis en vaardigheden en de wetenschap dat soms het vertragen meer oplevert dan dergelijke trainingen.

____________________________________________

>

Oriëntatie in bedrijf

Vmbo-leerlingen beleven en ervaren op de werkvloer welke opleiding bij ze past
 

 

Als je als vierdejaars vmbo-leerling uit de regio Arnhem nog niet goed weet welke vervolgopleiding bij je past, kun je óp de werkvloer kennismaken met verschillende bedrijven uit de regio.

Bij het project ‘Oriëntatie in bedrijf’ zijn 14 bedrijven aangesloten die branches vertegenwoordigen als groen, zorg, welzijn, techniek, automotive, ICT, horeca en toerisme. Deze bedrijven geven leerlingen van 12 scholen uit de regio de kans om een bedrijf van binnenuit te leren kennen. Het gaat dan echt om ervaren en beleven: wat voor soort mensen werken bij dit bedrijf, wat doen zij voor werk, hoe is de sfeer en welke toekomstmogelijkheden zijn er bij dit bedrijf/deze branche? Op deze manier kunnen leerlingen veel beter beoordelen of een branche bij ze past en daardoor een betere studiekeuze maken.

Rien ter Veen en Marianne Vogels, beide werkzaam bij het Astrum College (mbo), coördineren dit project ‘Oriëntatie in bedrijf’. Zij zorgen voor een netwerk van regionale bedrijven, onderhouden het contact met de decanen van de bij het project aangesloten scholen en koppelen de leerlingen - die via de school worden ingeschreven - aan het juiste bedrijf.

“Van december tot en met maart kunnen de leerlingen die dat willen zich via hun decaan inschrijven voor maximaal drie bedrijfsbezoeken”, vertellen Rien en Marianne. “Belangrijk is dat leerlingen zich - voordat ze op bedrijfsbezoek gaan - al goed hebben voorbereid, zodat ze zoveel mogelijk profijt hebben van het bezoek. Hiervoor hebben wij een opdracht ontwikkeld die decanen door de betreffende leerlingen kunnen laten maken. In deze opdracht staan ook vragen die leerlingen beantwoorden nadat ze op bedrijfsbezoek zijn geweest. De rol van de decaan binnen ons project is erg belangrijk. De decaan is immers degene die de leerlingen informeert, selecteert en uiteindelijk inschrijft voor de bedrijfsbezoeken. Bij het terugkijken op de ervaring die de leerling heeft opgedaan bij het bedrijfsbezoek, is het belangrijk dat de decaan of de mentor daarover met de leerling in gesprek gaat. Wat heb je ervaren en beleefd en wat betekent dat voor jouw studiekeuze? Omdat we te maken hebben met 12 verschillende scholen, is het natuurlijk niet zo dat op iedere school precies hetzelfde gebeurt als het gaat om LOB. Maar begeleiding van de mentor en de decaan, in wat voor vorm dan ook, helpt leerlingen om zoveel mogelijk uit een bedrijfsbezoek te halen.

Bedrijven vragen we om een programma te maken dat gericht is op ontdekken en beleven. Op de dag van het bedrijfsbezoek gaat het dan het bijvoorbeeld om kennismaken met het bedrijf (en de branche), de mogelijkheid om in gesprek te gaan met een aantal werknemers en daarnaast een workshop of andere activiteit, waarbij het de bedoeling is dat leerlingen zelf aan de slag gaan, zodat leerlingen na het bezoek antwoord kunnen geven op vragen als: Waarom is het leuk (of niet) om bij dit bedrijf te werken? Pas ik hier? Wat vind ik van de sfeer en de werkzaamheden? Zie ik mezelf hier werken?

Bij de bedrijfsbezoeken doen leerlingen vaak bijzondere ervaringen op. Zo was er kortgeleden een groep leerlingen die op bedrijfsbezoek ging bij Philabruis, een leer- en werkplek voor mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt. Bij dit bezoek werkten de leerlingen samen met de werknemers aan het inpakken van producten. Dat was zowel voor de leerlingen als voor de werknemers een mooie en bijzondere ervaring!

Wij blijven op zoek naar nog meer bedrijven die zich willen aansluiten bij ons project. We gaan graag de samenwerking aan!

_________________________________

TIPS

  1. Zorg ervoor dat decanen in het voor- en na traject goed geïnformeerd zijn.
  2. Vervoer naar de bedrijven is belangrijk. Hoe krijg je alle leerlingen vanuit verschillende scholen op de juiste locatie?
  3. Help bedrijven bij het vormgeven van een programma. Leerlingen kunnen bijvoorbeeld niet 45 minuten stilzitten en luisteren.

_________________________________

 

>

Samenwerking tussen vmbo en mbo zorgt voor meer kansen

In Assen stromen meer vmbo-leerlingen beter door naar het mbo, sinds de scholen de handen ineensloegen en doorlopende leerlijnen creëerden.

 

Projectleiders Huubs Hubbeling van het Dr. Nassau College (vo) en Karin Stoffers van het ROC Drenthe College (mbo) namen het initiatief.

Het doel van doorlopende leerlijnen is een betere doorstroom van vmbo-leerlingen naar het mbo doordat het onderwijs beter op elkaar is afgestemd (zie kader). Via de qr-code is in de video te zien hoe de samenwerking tussen de vo-scholen Dr. Nassau College Penta, Vincent van Gogh Salland en Terra Assen met de mbo-instelling Drenthe College tot stand kwam en hoe de eerste ervaringen waren. Karin is nog steeds projectleider, Huubs is deels betrokken. Ze brengen collega’s samen en stimuleren ze.

 

Inzet en betrokkenheid

Vele medewerkers van de deelnemende scholen zijn al jaren betrokken bij de ontwikkeling van de doorlopende leerlijnen. Werkgroepen met mbo- en vo-leraren bespreken hun curriculum met elkaar en stemmen ze - waar mogelijk - op elkaar af, leidinggevenden ondersteunen hun werk, onder andere door te faciliteren. Mbo-docent Horeca Geert Jan Siebring: “Ik zie het als pioniers- met een stukje liefdadigheidswerk en zet me hier graag voor in.”

 

Doorlopende leerlijn als loopbaanoriëntatie

Een aantal jaren geleden is binnen de vijf profielen van vmbo-basis (bb) en vmbo-kader (kb) gestart met doorlopende leerlijnen. Voor elk mbo-profiel ziet de invulling er anders uit. Leerlingen kunnen meelopen met lessen op het Drenthe College en de vo-scholen zorgen voor inhoudelijke afstemming van de vakken. Geert Jan: “Leerlingen van het vmbo doen nu korte workshops bij Horeca, Bakkerij en Recreatie (HBR), zoals mini-barista, basisflamberen en zelf friet maken. Daarnaast vertellen we ze meer over deze opleiding op het mbo.” De leerlingen maken kennis met de vakken op het mbo en ze maken een weloverwogen keuze voor hun vervolgstudie. “Een doorlopende leerlijn zien wij als Loopbaanoriëntatie en begeleiding (LOB)-activiteit. De leerlingen volgen LOB-gerichte activiteiten in het bedrijfsleven of op het mbo om een goed beeld van de opleiding te krijgen en om zich te oriënteren”, legt Huubs uit. Karin: “Intussen hebben we ook een doorlopende leerlijn ontwikkeld van het vmbo-t (theoretische leerwegen) en gl (gemengde leerweg) naar mbo niveau 3 en 4.”

Lees verder op de website van de VO-raad

Bron: VO-raad

>

Je (vmbo)profiel al kiezen aan het eind van klas 1

Leg de focus in ieder leerjaar op het kennismaken met de beroepspraktijk en ervarend leren!
 

Op Beroepencollege de Swaef in Rotterdam-Zuid krijgen alle leerlingen vanaf de start van leerjaar 1 acht uur per week les in de vijf beroepsgerichte profielen die de school aanbiedt. Aan het eind van het eerste jaar kiezen de leerlingen welk profiel het best bij ze past en gaan ze dit profiel verder verkennen in leerjaar 2.

Peter van de Minkelis, docent economie en decaan op De Swaef, vertelt hoe dit concept werkt.

“Beroepencollege de Swaef is een van de locaties van de Scholengroep Driestar-Wartburg en wij zijn binnen deze groep een échte vmbo-locatie met drie leerwegen: de basisberoepsgerichte-, de kaderberoepsgerichte- en de gemengde leerweg. De theoretische leerweg hebben we als scholengroep ook, maar die is op een andere locatie gehuisvest.
Op De Swaef kun je kiezen uit vijf profielen: BWI, PIE, M&T, Z&W en E&O. Binnen het onderwijs op onze school ligt de focus in ieder leerjaar op kennismaken met de beroepspraktijk en ervarend leren. Al in leerjaar 1 voer je opdrachten uit zoals je dat ook in de bovenbouw van het beroepsgerichte onderwijs doet.

We zijn dit onderwijsconcept gestart in een periode waarin ons leerlingenaantal terugliep en we kunnen nu – terugkijkend – zeggen dat dit een heel succesvolle aanpak is geweest! Leerlingen die zich inschrijven voor onze school kiezen echt heel bewust voor ons beroeps- en ervaringsgerichte programma. Het is zelfs zo dat veel van onze leerlingen uit de gemengde leerweg een hele bewuste keuze hebben gemaakt voor deze leerweg bij ons op school en dus niet voor de theoretische leerweg hebben gekozen.

Al vanaf dag 1 in leerjaar 1 beginnen we met de voorbereiding op de profielkeuze: welke profielen zijn er en wat ga je dit leerjaar doen en leren? Alle vijf de profielen worden het hele jaar door binnen een contextrijk en praktisch programma aangeboden in twee dagdelen per week in de lessen ‘Mijn beroep’. Leerlingen doen binnen deze lessen ervaring op binnen alle vijf de profielen, ongeacht hun voorkeur. Halverwege het jaar – in februari – maken de leerlingen de voorlopige balans op. Er vindt dan een mol-gesprek plaats dat gaat over alle aspecten van het schoolleven en dus ook over de profielkeuze: welke profielen hebben jouw voorkeur, binnen welk profiel ben je denk je het meest op je plek?
Na de voorjaarsvakantie krijgen de leerlingen een thuisopdracht mee. Deze opdracht is ontworpen op basis van filmpjes die de collega’s hebben gemaakt over de vijf profielen. Zo krijgen de leerlingen en de ouders dus nog een keer informatie over alle profielen en wordt er thuis ook nog een keer overgesproken.
Op een avond in april komen de leerlingen dan samen met een van de ouders naar school. Samen gaan ze bij het voorlopig gekozen profiel aan de slag. Dat is ontzettend leuk om te zien! Het is een opdracht die je echt samen moet uitvoeren, bijvoorbeeld een moeder en dochter die samen aan een auto moeten sleutelen, iets dat voor de moeder soms even wennen is! Na de praktische opdracht gaan leerlingen met hun ouder/verzorger naar het lokaal van de mentor om in gesprek te gaan over hun ervaringen bij de praktische opdracht van die avond. Heel boeiend om te zien hoe leuk zowel de leerling als de ouder de samenwerkingsopdracht vaak hebben ervaren. Na deze avond maken de leerlingen de keuze voor hun profiel.

Natuurlijk is er altijd een klein deel van de leerlingen dat nog twijfelt. Deze leerlingen krijgen extra begeleiding en aandacht in leerjaar 2, want natuurlijk hebben ze gewoon het recht om tot het eind van klas 2 een ander profiel te kiezen. Daarmee volgen we de wettelijke bepaling rondom profielkeuze. In klas 2 krijgen de leerlingen acht uur per week les in het gekozen profiel in de lessen ‘Mijn beroep’. Ook dan is er aandacht voor de evaluatie van deze lessen, zoals bij het mol-gesprek halverwege het jaar of bij een gesprek met de mentor. Het mooie is dat in de bovenbouw verreweg de meeste leerlingen nog steeds tevreden zijn met hun profielkeuze.
Als leerlingen niet tevreden zijn, dan zijn dat doorgaans de leerlingen die niet bij ons in de onderbouw hebben gezeten, maar zijn ingestroomd. Deze leerlingen hebben niet kunnen kiezen op basis van de ervaringen die onze leerlingen in de onderbouw opdoen, en dat blijkt dus veel moeilijker te zijn!”

_________________________________________

TIPS:

  • Een mol-gesprek geeft leerlingen de regie en focus bij de profielkeuze.
  • Zorg voor een doorlopende leerlijn in klas 1 en 2 en daarna in de bovenbouw.
  • Betrek ouders bij de profielkeuze door thuisopdrachten in te zetten en interactieve ouderavonden te organiseren.

 

_________________________________________

 

>

1250 leerlingen bezoeken een bedrijven-netwerkbeurs buiten de reguliere openingstijden om

Contacta is hét zakelijke netwerkevent voor Zuidwest Nederland.


Bedrijven uit Zeeland, West-Brabant, Zuid-Holland en Vlaanderen komen hiervoor jaarlijks samen in de Zeelandhallen in Goes.

Maar dit jaar was er iets bijzonders aan de hand: op 8 november jl. gingen de deuren van de beurs, buiten de reguliere openingstijden om, open om 1250 Zeeuwse vmbo-leerlingen te ontvangen! Leerlingen konden zo kennismaken met 250 (regionale) organisaties en een groot aantal beroepen. Een uitstekende gelegenheid dus om meer te weten te komen over de (regionale) arbeidsmarkt en te ontdekken waar werk is. Deze bijzondere openstelling van de beurs kostte natuurlijk extra tijd voor de bedrijven, maar leverde ook veel op. Bedrijven waren enthousiast om zich op deze manier aan de Zeeuwse jongeren te kunnen presenteren.

Bedrijven werden goed voorbereid op het bezoek van de jongeren. Een speciale projectgroep verspreidde de avond tevoren een infobulletin met allerlei informatie, bijvoorbeeld over hoe je in gesprek kunt gaan met jongeren die het bezoek aan zo’n groot evenement best spannend vinden.

De leerlingen werden op hun eigen school ook goed voorbereid. Zo was er op iedere school zo’n vier uur ingeruimd voor allerlei voorbereidende opdrachten en hadden alle leerlingen bij het bezoek aan de beurs een opdrachtenboekje bij zich waarmee ze aan de slag moesten. Het evenement was dus mede zeer geslaagd omdat de voorbereiding zowel vanuit de kant van de bedrijven als vanuit de scholen optimaal is geweest.

De randvoorwaarden die er mede voor hebben gezorgd dat het evenement zo succesvol was zijn:

  • Tijdens het evenement reden acht bussen af en aan om de leerlingen vanuit alle delen van Zeeland af te leveren bij de beurslocatie in Goes. De kosten voor dit vervoer werden samen gedragen door de vervoersmaatschappij AMZ , de provincie Zeeland en LMG (het bedrijf dat de Contacta organiseert)

  • De leerlingen waren volgens een strak schema ongeveer 1,5 uur op de beursvloer en dit bleek ook voldoende.

  • Begeleidend docenten hadden een herkenbaar geel hesje aan en hadden de opdracht voor ALLE leerlingen (dus niet alleen van hun eigen school) het aanspreekpunt te zijn. Daarnaast waren een heel aantal hostesses in opleiding bij het mbo gevraagd om aanwezig te zijn voor de begeleiding van de leerlingen. Deze begeleiding bestond bijvoorbeeld uit het wegwijs maken tussen de vele stands, leerlingen helpen over de streep te trekken als ze de 1e stap naar het gesprek niet durfden te maken etc.

Zowel bedrijven, docenten en jongeren vinden het een experiment dat voor herhaling vatbaar is. Het doel is om dit jaarlijks te gaan herhalen en op te nemen in curriculum. Er is ook veel interesse bij havo- en vwo-scholen om aan te sluiten. Die vraag is ook vanuit het bedrijfsleven gekomen. Dan moet er nog wel even gepuzzeld worden over de aantallen bezoekende leerlingen…

QR programmaboekje 
QR code naar programmaboekje

 

 

 

>

De waarde van LOB zit in de gesprekken met de leerlingen

Wat zijn nu eigenlijk echt effectieve LOB-activiteiten voor jongeren in het vmbo?
 

Kunnen we wellicht iets leren van de aanpak in andere landen, zoals de Verenigde Staten? In een overzichtsstudie bundelde adjunct hoogleraar onderwijswetenschappen Hanke Korpershoek (Rijksuniversiteit Groningen) literatuur uit binnen- en buitenland, en ze komt op basis daarvan tot concrete adviezen.

 

Het eerste dat Hanke Korpershoek opviel, toen ze onderzoek ging doen naar de effectiviteit van LOB? Dat is dat er in Nederland eigenlijk weinig wetenschappelijk onderzocht wordt. “Er is natuurlijk wel het een en ander bekend, maar LOB wordt niet zo veelvuldig onderzocht als andere onderdelen van het curriculum, terwijl het wel een onderdeel is van de vmbo-exameneisen”, zegt ze.

Eens te meer reden om uitgebreid te kijken naar nationaal - en vooral internationaal onderzoek. Daarbij bleek dat er in de internationale literatuur, waar het gaat om career guidance of career orientation, een breder perspectief is dan bij LOB in Nederland. “Leerlingen in contact brengen met de beroepspraktijk en met vervolgopleidingen, dat gebeurt overal. Maar in het buitenland ligt de nadruk meer op kennis over opleidingen en beroepen, en op wat er allemaal mogelijk is. Van daaruit zoek je wat er aansluit bij jouw kwaliteiten en interesses. Die nadruk op kennisoverdracht zie ik minder in LOB-programma’s op Nederlandse scholen. De basis van LOB is hier meestal dat een leerling zelf zijn of haar eigen kwaliteiten en interesses gaat verkennen. Het uitzoeken van wat er allemaal mogelijk is op het gebied van opleidingen en beroepen, dat wordt in Nederland veel aan leerlingen zelf overgelaten.”

Omdat leerlingen meestal uitgaan van beroepen die ze al kennen, wordt de selectie dan best smal. Immers: als je nog nooit van een beroep gehoord hebt, kom je niet zo snel op het idee dat je dat leuk zou vinden. “Het is één van onze adviezen: vergroot de beroepsinteresse via kennisverwerving. Als leerlingen meer kennis hebben, krijgen ze ook meer zelfvertrouwen in het maken van een loopbaankeuze.”

 

Er is in het buitenland ook meer aandacht voor het omgaan met verwachtingspatronen, blijkt uit jullie studie.

“Dat is inderdaad opvallend. Vaak is dat gericht op genderverschillen: een jongen die een zorgopleiding wil gaan doen, of een meisje wat de bouw in wil. Maar het onderwerp is breder. Misschien moet je vooral omgaan met de verwachtingen van je ouders, je familie, of je hele culturele achtergrond. Als je hele familie in de bouw werkt, wordt er misschien van jou verwacht dat je ook de bouw in gaat. Sommige leerlingen willen dat zelf ook. Prima! Maar wat doe je als je hele andere interesses hebt, en iedereen tegen je zegt ‘Dat is toch niks voor jou?’ Of als je geen stageplaats krijgt, omdat ze denken ‘Dit is misschien niet de juiste plek voor jou’. Hoe ga je daar dan mee om?”

 

Jullie adviseren om van ‘omgaan met verwachtingen’ een extra LOB-competentie te maken.

“Inderdaad, juist omdat het iets is waarvan wij denken dat het goed aan te leren is. Zo'n competentie gaat over kennis en vaardigheden, maar ook over een bepaalde houding: weten dat er misschien stereotype verwachtingen zijn, als je een bepaalde richting kiest, en weten dat je in Nederland helemaal niet mag discrimineren op afkomst. Maar het gaat ook om vaardigheden: hoe ga je ermee om als je merkt dat je meer moeite moet doen voor een stage? Dat is iets dat echt speelt voor leerlingen uit gezinnen met een migratieachtergrond. In Nederland gebeurt er veel om stage-discriminatie tegen te gaan, maar dat gaat vooral over het veranderen van de omgeving. Je moet leerlingen zelf ook handvatten geven om weerbaar te zijn, als ze het toch tegenkomen.”

 

Zijn daar werkvormen voor ontwikkeld?

“Je kunt bijvoorbeeld met rollenspelen werken, om het uit de persoonlijke sfeer te halen. ‘Stel, iemand zegt dit-of-dit, hoe zou je dan kunnen reageren?’ Leerlingen bedenken dan verschillende reacties en spelen die uit, om te onderzoeken wat er dan gebeurt. Of: ‘Stel, je durft niet tegen je oudere broer te zeggen ‘Dat vind ik echt een stom beroep, dat is niks voor mij, dat wil ik helemaal niet’. Ontwerp dan je eigen super alter ego, die dat wél durft. Wat zou die doen?’ Het is niet zeker of dat soort werkvormen meteen effect heeft op de loopbaankeuzes, maar het geeft leerlingen wel handvatten, zodat ze wat steviger in hun schoenen staan als ze een richting op willen die misschien bij anderen verbazing wekt.”

 

Een ander advies is om aandacht te besteden aan beroepen met een gunstig arbeidsmarktperspectief. In hoeverre kun je leerlingen sturen naar een maatschappelijk gewenste richting?

“Daar is zeker discussie over. We zien ook terughoudendheid bij mentoren en decanen: ‘We willen daar niet in sturen, want de leerling mag gewoon zelf kiezen wat hij of zij wil’. Maar leerlingen hebben wel een realistisch beeld nodig van de arbeidsmarktkansen in verschillende sectoren. Vooral leerlingen op het vmbo en uit gezinnen met een migratieachtergrond denken vaak het beste arbeidsmarktperspectief te vinden in de sector economie. Als je economie kiest, dán krijg je een goede baan, en heb je later geen financiële problemen. Ze schatten de baankansen in de zorg en de techniek aanzienlijk lager in, terwijl daar de baankansen misschien juist hoger zijn dan in de sector economie. Het is belangrijk dat leerlingen dat weten. Anders denkt een leerling misschien ‘Ik moet zorgen dat ik mijn familie of mijn gezin straks goed financieel kan ondersteunen, dus ik kies maar economie’ terwijl hij of zij techniek eigenlijk interessanter vindt. Dat is dan echt een gemiste kans.”

Je hebt met je team in het afgelopen schooljaar op elf middelbare scholen gekeken naar het LOB-aanbod. Wat viel je op?

“Contact met de praktijk gebeurt op vrijwel elke school, in de vorm van korte stages, een stageweek, een bedrijfsbezoek of het bezoeken van open dagen in het mbo. Leerlingen worden gestimuleerd om daar naartoe te gaan, en vaak bouwen leerlingen ook aan een LOB-dossier of portfolio, met opdrachten. Maar de rode draad van die activiteiten is voor leerlingen vaak niet goed zichtbaar. Leerlingen ervaren een bedrijfsbezoek dan meer als een los uitje dan dat ze bezig zijn met hoe zo’n bezoek hen kan helpen met de keuze voor een vervolgopleiding. LOB-activiteiten komen daardoor soms ook op het verkeerde moment: ze krijgen ineens een beroepskeuzetest, terwijl ze zelf al in een volgende fase van het keuzeproces zitten.

Er zijn genoeg mentoren, LOB-coördinatoren en decanen die duidelijk met hun leerlingen bespreken hoe en waarom LOB-activiteiten bijdragen aan loopbaancompetenties en waarom dat belangrijk is voor het kunnen maken van loopbaankeuzes. Maar op scholen waar dat niet verteld wordt, is het voor een leerling niet inzichtelijk waarom ze een LOB-opdracht moeten uitvoeren of een reflectieverslag moeten schrijven.”

 

Over reflectieverslagen zijn jullie sowieso kritisch: die werken niet.

“Vaak gaat het zo: leerlingen bezoeken een open dag en moeten daar na afloop een verslagje over schrijven. Dat wordt dan vervolgens beoordeeld en afgetekend. Maar LOB begint al veel eerder, bij de voorbereiding. Wat wil je te weten komen, met wat voor loopbaanvragen ga je naar die open dag? Zo’n loopbaanvraag kan zijn ‘Vind ik het leuk om samen te werken?’ Of ‘Vind ik het leuk om met mijn handen te werken?’ Dan kom je er met een bepaald doel en daar kun je na afloop op reflecteren: ‘Heb ik mijn doel bereikt? En hoe ga ik nu verder?’ Dat kan best in een wat creatievere werkvorm dan alleen een reflectieverslag.”

 

En dat hoeft niet beoordeeld te worden?

“Nee, want het is helemaal niet duidelijk hoe je ‘goed reflecteren’ moet beoordelen. Misschien is het resultaat van dat bezoek aan die open dag wel ‘Nou, alle opleidingen waar ik was, daar vond ik echt niks aan’. Dat wordt dan misschien als een onvoldoende reflectie gezien, terwijl het wel degelijk goed kan weerspiegelen wat de leerling op dat moment dacht. Dat hoef je als mentor helemaal niet te beoordelen, het gaat erom dat je met die leerling in gesprek gaat: ‘Oké, dit was niet wat je zocht, hoe gaan we nu verder?’ Die gesprekken kosten natuurlijk tijd en dat moet ergens vandaan komen. Maar leerlingen vinden het fijn als er vaker met hen gepraat wordt over wat ze willen. Ze geven duidelijk aan dat dáár de waarde van LOB in zit.”

 

Ben je voorbeelden tegengekomen waarvan je dacht ‘Dit werkt echt goed’?

“De mooiste voorbeelden zijn die waar een mentor echt een kartrekker is, en zegt ‘We gaan voor elke leerling op zoek naar iets waardoor het vlammetje gaat branden.’ Sommige mentoren zien dat echt als een persoonlijk doel en voelen zich er verantwoordelijk voor. Die blijven dus zoeken, samen met de leerling. Soms is daar op school ook een structuur voor opgebouwd: als je er met de mentor niet uitkomt, ga je naar een decaan, en als dat niet werkt, ga je naar een loopbaancoach. We blijven net zo lang zoeken tot je iets vindt dat bij je past, en als het voor jou relevant is om een dag mee te lopen in een bedrijf, dan krijgt je een dag vrij om dat te doen. Dan heb je echt de essentie van LOB te pakken: zorgen dat elke leerling zich ontwikkelt om goede loopbaankeuzes te kunnen maken. Dát is het doel, niet dat dat portfolio gevuld is met testjes en opdrachten. Ik merk dat op de scholen waar LOB echt gedragen wordt, leerlingen zich ook ondersteund voelen en dat het hen ook echt helpt.”

 

Nog even terug naar de internationale studie: in de Verenigde Staten, bijvoorbeeld, spelen zomerscholen ook een rol bij LOB.

“Daar zijn Summer schools vaak bijspijkerscholen rond een bepaald thema, zoals techniek of zorg, en ook gericht op leerlingen die weinig in aanraking komen met buitenschools leren. Er is op die zomerscholen ook aandacht voor career guidance. Er is iemand die bijvoorbeeld tegen een leerling zegt ‘Wat kun je dit eigenlijk goed, wil je hier misschien later ook iets mee?’ Dat is een systeem dat we hier niet echt kennen, maar we hebben wel zomerkampen en naschoolse activiteiten. Ik kan me voorstellen dat je op brede scholen in de naschoolse activiteiten ook een link met LOB zou kunnen leggen. Misschien moet de mentor daar ook eens een keer gaan kijken, of kan een begeleider die link leggen naar LOB.

Als een vwo’er op zeilkamp laat zien hoe praktisch-technisch hij eigenlijk is, zou het mooi zijn als er iemand is die dat opmerkt en zegt: ‘Je zou een theoretische opleiding gaan doen, maar ik zie dat je hier helemaal opbloeit. Is dit misschien iets voor je?’ Dat kan echt helpen.”

 

Wat is de beste manier om LOB effectiever te maken?

“Dat is door meer te praten met de leerlingen. Bespreek doelbewust wat ze nodig hebben om te verkennen wat ze kunnen en wat ze willen. Je hebt een goede band nodig met leerlingen, want het kan best dat leerlingen in het begin helemaal niet veel prijs geven over wat ze eigenlijk willen of vinden, of over hun overwegingen. Daar kom je pas als je doorvraagt, en dan kun je ze ook helpen. Misschien kiezen ze bijvoorbeeld een profiel omdat ze bij hun vrienden in de klas willen blijven – dat kan óók door de algemene vakken gezamenlijk aan te bieden. Het hoeft trouwens niet altijd een formeel LOB-gesprek te zijn, het kan ook even tussendoor. Docenten onderschatten soms hoe belangrijk het is om het ook tegen de leerling zélf te zeggen, als je ziet dat die ergens goed in is, en niet alleen tegen je collega’s in de lerarenkamer. Ouders kunnen dat net zo goed doen, en klasgenoten kunnen het ook. Het gaat erom dat een leerling zich realiseert waar die goed in is, dat dat erkend wordt, en dat iemand de weg wijst naar een mogelijke vervolgopleiding. Want als leerling weet je het vaak gewoon niet zo goed. Dan is het fijn als iemand tegen je zegt ‘Hé, wist je dat er ook een opleiding Game Design bestaat?’”

________________________________________________________

[LITERATUUR]\strong><\span>

H. Korpershoek et al., Effectieve loopbaanoriëntatie en loopbaanbegeleiding (LOB) in het vmbo: een overzichtsstudie van nationale en internationale literatuur’ 

________________________________________________________

Welke vakken passen bij jou? Dat ontdek je met de Profielkeuzetool Speciaal voor vo-leerlingen ontwikkelde Hanke Korpershoek met collega’s de Profielkeuzetool. “Leerlingen moeten aan het eind van de onderbouw een profiel kiezen, maar ze weten dan nog niet goed wat een vak precies inhoudt. We hebben daarom voor de examenvakken van alle profielen uitgewerkt wat er in die vakken precies gebeurt in de bovenbouw. Wat zijn de onderwerpen, wat ga je doen als huiswerk? Op basis daarvan hebben we een profielkeuzetool gemaakt waarbij leerlingen steeds kiezen tussen twee opties, bijvoorbeeld ‘Wat lijkt je interessanter: hoe het menselijk lichaam werkt of rekenen met formules?’ Aan het eind hebben ze een overzicht van het profiel én de profielvakken die echt bij hen passen.” Het gebruik van de profielkeuzetool is gratis, en hij sluit aan bij alle niveaus van het vo. Meer informatie: www.profielkeuzetool.nl

________________________________________________________

 

Tekst Anne Wesseling, Fotografie Hetty van Oijen

>

Informatie is de sleutel voor een succesvolle overstap naar het mbo

Twee Overstapcoaches vertellen wat helpt bij de begeleiding van leerlingen bij de overstap van vmbo naar mbo.
 

Het project ‘Overstapcoaches’ van het Samenwerkingsverband VO Waterland heeft als doel het aantal schoolverlaters en thuiszitters te laten dalen door leerlingen intensief te begeleiden bij de overstap van vmbo naar mbo. Het project is succesvol en werd daarom onlangs verlengd. Overstapcoaches Rob Molenaar en Ashley Finch vertellen over hun aanpak, en waarom die zo goed werkt. “Je moet eerlijk zijn tegen leerlingen, anders blijven ze in hun bubbel.”

 

Hoe verminder je uitval van leerlingen in het mbo, en hoe verminder je het aantal leerlingen en studenten dat wel ingeschreven staat maar geen onderwijs volgt, de thuiszitters? Door ze intensief te begeleiden, bijvoorbeeld door een overstapcoach. Rob Molenaar en Ashley Finch zijn overstapcoach bij het Samenwerkingsverband VO Waterland en begeleiden leerlingen in de regio’s Purmerend en Edam/Volendam/Monnikendam van het vmbo naar het mbo. Ze geven voorlichting in vmbo-eindexamenklassen en begeleiden ook individuele leerlingen in een persoonlijk traject.

Ashley: “Ik praat met ze over hun studiekeuze en we gaan in op hun persoonlijkheid: waar ben je goed in? Het zijn sessies van een uur waarin het gaat over talenten, kwaliteiten, uitdagingen en valkuilen. Door interactie krijg ik dan de juiste informatie naar boven.”

Rob: “Soms is één telefoontje genoeg, maar ik heb ook een leerling wel eens drie jaar gevolgd. Er zijn leerlingen met een verstoorde schoolloopbaan, die misschien op de basisschool al op vier scholen zijn geweest, een te hoog advies hebben gehad en vervolgens zijn afgezwaaid naar kader en uiteindelijk basis. Dan zijn ze gedemotiveerd en teleurgesteld.”

Ashley: “Het is vooral belangrijk dat zo’n leerling weer een positief gevoel krijgt. Wij hebben goede contacten met het mbo in de regio. We weten wat de mogelijkheden zijn en we kunnen leerlingen bijvoorbeeld gemakkelijk plaatsen bij een meeloopdag, zodat ze een positieve school-ervaring krijgen.”

Rob: “Wij zijn eigenlijk een verlengstuk van het mentoraat en decanaat. Mentoren zijn vakdocenten, ze kunnen niet alle leerlingen individueel begeleiden. Waar het nodig is voor een succesvolle aansluiting tussen vmbo en mbo, nemen wij het over.”

 

Het aantal voortijdig schoolverlaters is in jullie regio’s drastisch gedaald. In Purmerend, bij jou Rob, zijn het er zelfs maar twee. Hoe krijgen jullie dat voor elkaar?

Rob: “Je moet scherp zijn. Ik kijk bijvoorbeeld elke dag in het overstap-dashboard. Als een leerling is afgemeld, of niet op komt dagen voor een intake, bel ik de mentor: ‘Wat is er aan de hand? Ga je wat doen?’”

Ashley: “Het heeft ook te maken met hoe je het gesprek aangaat. Wij zijn altijd positief. Ik zeg dan niet tegen zo’n leerling ‘Waarom ben je niet naar de intake geweest?’ Maar ‘Hoe gaat het met je?’ Dat de leerling niet naar de intake is geweest, maakt niet uit. Misschien is hij het gewoon vergeten, prima, dan maken we een nieuwe afspraak. Maar als het antwoord is ‘Eigenlijk wilde ik er niet heen’, dan gaan we de leerling en de ouders uitnodigen, want dan is er iets misgegaan. Vaak was dat dan al bij de profielkeuze of bij de stage.”

Rob: “Er wordt vaak gezegd: die profielkeuze is niet zo heel belangrijk, de leerlingen kunnen op het mbo nog alle kanten op. Maar de profielkeuze is wél belangrijk.”

Ashley: “Soms willen leerlingen na het vmbo alsnog iets technisch gaan doen, maar het mbo stelt in de technische richtingen best hoge eisen. Dan lopen ze vast omdat ze teveel moeten inhalen. Je wilt daarom vroeg beginnen met het informeren van ouders en leerlingen, het liefst al in de brugklas.”

 

Het gaat vaak mis bij de studiekeuze. Waardoor komt dat volgens jullie?

Ashley: “Informatie is de sleutel om te onderzoeken wat bij je past en om succesvol over te stappen naar een mbo-studie. Er zijn zoveel opleidingen en er kan zoveel, je kunt opleidingen bijvoorbeeld ook versneld doen. Ouders hebben daar ook geen kennis over, en van mentoren en decanen kun je ook niet verwachten dat die alle mbo-opleidingen kennen. Ik merk dat de kennis en expertise ontbreekt, en tegelijkertijd is er druk op de kinderen om een goede keuze te maken. Het is niet raar dat een kind dan blokkeert.”

Rob: “Sommige ideeën kloppen ook gewoon niet. Veel ouders vinden bijvoorbeeld de havo belangrijk. ‘Mijn kind moet naar de havo!’, zeggen ze dan. Maar voor wie dan? ‘Havo is beter!’ Dat is helemaal niet waar. Ik heb ook ouders die zeggen: ‘Mijn zoon heeft nu een mavo-diploma, hij weet nog niet wat hij hierna wil, zullen we dan maar havo doen?’ Nee! Dan krijg je over twee jaar precies hetzelfde probleem.”

Ashley: “Ik teken het uit voor de ouders: vanaf mbo 4 kun je eventueel óók naar het hbo. Na het mbo heb je in ieder geval een vakdiploma, daarna kun je altijd nog verder leren.”

 

Hoe geven jullie leerlingen een realistisch idee van hun loopbaanideeën?

Rob: “Als een leerling zegt dat hij misschien treinmachinist wil worden, vraag ik hem eerst: ‘Wat komt daar bij kijken?’ Het antwoord is meestal ‘Weet ik niet.’ Dan zeg ik: ‘Je gaat naar het station, je gaat zwaaien naar een machinist en dan ga je die machinist interviewen over het werk.’ Het moet gaan léven. Leerlingen zitten vaak niet in de realiteit en ze hebben geen idee van geld. Ze denken dat ze na twee jaar werken vierduizend euro per maand gaan verdienen. Dus ik laat het ze uitzoeken: als je straks achttien bent en je gaat een huis zoeken, hoeveel geld heb je dan nodig per maand? Wat kun je verwachten qua salaris, met verschillende opleidingen?”

Letten jullie vooral op wat de leerling wil, of ook naar de arbeidsmarkt in de regio?

Rob: “Allebei. Je moet niet alleen gaan doen wat je leuk vindt - het mbo heeft hele leuke opleidingen, waarin totaal geen werk te vinden is. Dus je moet ook kijken naar je talenten en naar wat de samenleving nodig heeft. Ik ben trouwens scherp op maatschappelijke ontwikkelingen: als je met auto’s wilt werken omdat je dat leuk vindt, heb je ook vakken als elektrotechniek en ict nodig, want de verbrandingsmotor bestaat over tien jaar niet meer. Ouders komen soms aan met ‘Mijn kind vindt niks leuk’. Dan zeg ik: ‘Er zijn duizend opties, dus als hij niks leuk vindt, hebben we een dringend probleem’. Uiteindelijk is het antwoord vaak gewoon: ‘Het leven ís niet alleen maar leuk.’ Ik heb altijd een top vijf van kansrijke sectoren bij de hand. Dat zijn handel en retail, bouw en techniek, zorg, ict en horeca.”

 

De uitval op het mbo komt voor een groot deel door switchen. Waar gaat dat mis?

Ashley: “Soms valt een vervolgopleiding tegen omdat de leerling geen realistisch beeld had. De inhoudelijke aansluiting is niet goed, omdat ze een aantal vakken niet hebben gehad die ze wel nodig hebben.”

Rob: “Van ouders hoor ik: ‘Het mbo is heel groot en er zijn heel veel prikkels’. Aan de andere kant hoor ik mbo-docenten zeggen ‘Sommige studenten doen een mbo 4-opleiding, maar in emotioneel opzicht zijn ze dertien.’ Dat heeft ook met corona te maken, veel leerlingen hebben lang online les gehad, maar er is op het vo ook te weinig aandacht voor sociale vaardigheden. Maar jongeren zijn soms ook te snel op iets uitgekeken. Dat is iets maatschappelijkers: alles is vluchtiger. Ik zou zeggen als ouder: je maakt dit af!”

 

Hoe belangrijk is de rol van ouders?

Rob: “Heel belangrijk. Veel kinderen hebben bijvoorbeeld geen idee wat hun ouders precies voor werk doen. Die vragen worden op school niet gesteld in een driehoeksgesprek, maar het is het eerste wat ik wil weten: wat doet je vader, wat doet je moeder? Veel ouders zijn niet gelukkig met hun baan. Kinderen weten dat en voelen dat, die zijn niet gek. Als het gaat om studie- en beroepskeuze, begint het daar eigenlijk al.

Daarnaast hebben leerlingen structuur en regelmaat nodig. Als je thuiskomt na school: drink een kop thee, gooi de telefoon in de la, kijk in je agenda en ga huiswerk maken, en pak om 20 uur je tas in voor de volgende dag. Soms ben ik echt de ouders aan het opvoeden. Het is eigenlijk raar dat ik dat soort advies moet geven. Maar daar zie ik het wel mis gaan.”

Zijn er eigenlijk verschillen tussen jullie regio’s?

Ashley: “Onze regio’s liggen maar tien kilometer uit elkaar, maar er speelt een hele andere problematiek. In mijn regio, Edam/Volendam/Monnikendam, zijn de mensen heel ondernemend. Het zijn schilders, vissers of ze werken in de bouw. De ouders zijn meestal al vroeg gaan werken, en de leerlingen hebben vaak ook al werk. Ze willen vaak liever werken dan naar school, maar we zitten nu eenmaal in een systeem waarbij je eerst een diploma moet halen, je moet gewoon een startkwalificatie hebben. Dus ik zoek dan naar mogelijkheden om een traject passend te maken. Soms kan een leerling in een later leerjaar instromen, omdat hij al veel praktijkervaring heeft. Of leerlingen stroomt uit naar arbeid, maar dan door middel van een leerwerktraject, zodat ze toch een mbo-diploma hebben.”

Rob: “Purmerend is veel multicultureler, we hebben 160 culturen, en veel gezinnen uit Somalië, Eritrea en Marokko. Veel ouders willen dat hun kind later advocaat of dokter wordt. Die droom prik ik door, we gaan daar niet naar kijken. ‘Advocaten en dokters hebben we genoeg. Wat is jouw talent en wat zijn jouw mogelijkheden?’ Vervolgens baken ik het af: je kunt wél mbo juridische dienstverlening gaan doen, en je kunt ook verpleegkundige worden. Ik laat ook zien dat je hard moet werken en dat de investering per opleiding anders is. Als je op het vmbo al nooit je huiswerk maakt, of als je nooit een boek leest, dan moet je niet iets met rechten gaan doen. Dat is die reality check waar we het al over hadden.”

 

Jullie komen op veel scholen. Hoe wordt het LOB-programma daar uitgevoerd?

Rob: “Ik kom op scholen waar een waterdicht LOB-plan ligt, maar vaak zijn dat vooral letters op papier en zie ik het niet terug in de praktijk. Een opdracht als ‘De LOB’er moet het managementteam informeren over de voortgang’ – ik word er blij van als ik het lees, maar ik weet zeker dat het in de praktijk niet gebeurt. Ik zie al dat dertig LOB-ers het managementteam moeten gaan informeren.”

Ashley: “Bij scholen die weinig doen aan LOB, merk ik dat ik met leerlingen in een individueel traject op nul moet beginnen. Die moeten eerst nog onderzoeken wie ze zijn. Sommige scholen investeren echt in LOB. Die hebben een eigen programma ontwikkeld, en geven decanen en mentoren genoeg tijd en ruimte om het goed op te pikken. De leerlingen van die scholen komen met meer bagage, ze hebben zelfkennis, ze weten ook al het een en ander over vervolgopleidingen. Dan kan ik veel verder in steken in mijn eigen traject.”

 

Wat zou in het algemeen helpen om de overstap vmbo-mbo soepeler te maken, volgens jullie?

Rob: “In het ideale geval zouden mentoren een logboek gaan bijhouden van alle stappen en de voortgang. Als alle mentoren dat gaan doen, zijn wij overbodig. Het doel van dit project is uiteindelijk dat scholen zeggen: ‘Rob en Ashley bedankt, we hebben de expertise en de passie, we kunnen het zelf’. Ik zou bij het mbo een propedeusejaar willen, waarin studenten eerst kunnen laten zien dat de gekozen richting bij hen past en dat ze succesvol kunnen zijn. En zo niet, dat ze bij een overstapcoach terecht kunnen om uit te zoeken wat dan wel bij ze past.”

Ashley: “Of een soort mbo-tussenjaar waarin studenten Nederlands, Engels, rekenen en burgerschap krijgen, en verder veel aandacht is voor loopbaanoriëntatie, stages en sociale vaardigheden, zodat leerlingen de tijd hebben om een persoonlijk plan te maken en een vervolgopleiding te kiezen. Het ROC Amsterdam biedt zoiets al aan: Izone.”

 

Hoe loopt het eigenlijk af met leerlingen die je soms al drie jaar begeleidt?

Rob: “Altijd goed. Het heeft ook gewoon te maken met de ontwikkeling van de frontale cortex, dat duurt bij jongens langer en het onderwijs is er niet op ingericht: we stoppen ze te vroeg in een keurslijf, en als ze dan niet passen, is er een probleem. Maar tegen de tijd dat ze 24 of 25 zijn, willen ze gewoon een huisje, beestje en een baan. Uiteindelijk komt het altijd goed. Alleen: daar kunnen we niet op wachten.”

_______________________________________________

TIPS 

  1. Informatie over opleidingen is belangrijk, maar zorg daarnaast voor ervaringen. Door een dag mee te draaien, ervaren leerlingen pas echt of een vervolgopleiding bij hen past.
  2. Wees niet bang voor een reality check, ook bij de ouders. Een vmbo-leerling die nooit huiswerk maakt en geen boeken leest, wordt later geen advocaat of arts. Kijk naar opties die wél realistisch zijn.
  3. Begin vroeg met de voorlichting, ook voor de profielen. En zorg voor goede contacten met mbo’s, zodat je op de hoogte bent van (nieuwe) vervolgopleidingen.

_______________________________________________

Tekst Anne Wesseling, Fotografie Hetty van Oijen

>

Een regionale samenwerking om leerlingen beroepen en opleidingen te laten ontdekken

Vanuit het principe ‘samen staan we sterk’ werken vijf scholen in een stichting samen aan drie grote manifestaties

In de gemeente Hardenberg werken vijf vo-scholen, te weten het Zeven Linden College, Greijdanus College, Vechtdal College Hardenberg, de Ambelt en De Nieuwe Veste Hardenberg, al 23 jaar samen om hun leerlingen zoveel mogelijk ervaringen te laten opdoen bij het ontdekken van beroepen en het kiezen van opleidingen.

 

Vanuit het principe ‘samen staan we sterk’ hebben de vijf scholen de stichting BOB (Bevordering Opleidings- en beroepskeuze) opgericht waarbij ze samenwerken aan drie grote manifestaties: de Beroepenmanifestatie, de Opleidingenmanifestatie en de Beroepen Doedagen, waarbij de Beroepen Doedagen ook voor andere scholen uit de regio toegankelijk zijn. Bij de Beroepenmanifestatie geven beroepsbeoefenaars uit de regio voorlichting over hun beroep en bij de Opleidingenmanifestatie geven mbo-scholen, hbo-scholen en universiteiten voorlichting over hun opleidingen.

Susanne van der Velde en Paulien Breukelman zijn decanen bij de Nieuwe Veste en vertellen namens de stichting BOB: “Met veel energie en plezier denken wij als stichting BOB na over hoe we onze leerlingen zo goed mogelijk kunnen voorbereiden op hun toekomst. Wij denken dat het belangrijk is om leerlingen op verschillende momenten én in verschillende leerjaren in aanraking te laten komen met beroepen en opleidingen. Dat is niet alleen goed voor leerlingen die het allemaal nog niet zo goed weten, maar ook voor leerlingen die al op jonge leeftijd wel denken te weten wat ze later willen worden. Door de activiteiten die wij organiseren komen ze in aanraking met beroepen en opleidingen en krijgen zo een goed beeld van de mogelijkheden die er zijn. Dat helpt hen bij het maken van een bewustere beroeps- en opleidingskeuze.”

 

Hoe zien de manifestaties er uit qua organisatie en inhoud?

“In leerjaar 2 doen alle vmbo-leerlingen mee aan de Beroepen Doedagen. De Doedagen zijn in december en verplicht voor alle leerlingen uit klas 2. Deze Doedagen worden georganiseerd met een aantal mbo-scholen en vakopleidingen uit de regio.

Binnen elke betrokken mbo-school is er een contactpersoon met wie we de activiteiten op elkaar afstemmen. Het gaat er bij de Doedagen niet om dat je als mbo-school je opleiding of school promoot, maar om leerlingen te laten ervaren wat een beroep inhoudt en welke opleidingen daarbij passen. De Doedagen worden georganiseerd op twee dagen. Leerlingen ontvangen van tevoren een document met beschrijvingen van alle zogenaamde doe-eilanden. Hieruit kiezen ze er vijf, waarbij de eerste keuze altijd wordt gehonoreerd. Daarna wordt gekeken naar de beschikbare ruimte per eiland. Elke ronde op een doe-eiland duurt 30 minuten. Op de avond van de tweede dag kunnen ouders en leerlingen standjes van de verschillende mbo-scholen bezoeken, zodat ze dan wel wat meer specifieke informatie vanuit de mbo-scholen kunnen ophalen. De Doedagen worden door de leerlingen op school (en soms ook thuis) voorbereid door het maken van een aantal opdrachten. Mentoren zijn op de Doedagen aanwezig, zodat ze later – tijdens een coachgesprek bijvoorbeeld –met hun leerling kunnen terugkijken op de activiteit. Op de verschillende doe-eilanden ontdekken de leerlingen echt nieuwe dingen. Ze lopen in de grote hallen en zien van alles. Verder is het natuurlijk ook heel mooi dat ze op de donderdagavond vrij kunnen rondlopen en nog verder op zoek kunnen gaan naar wat ze interessant vinden.”

In leerjaar 3 – in de maand november – komen tussen de 80 en 90 verschillende beroepsbeoefenaars vertellen over hun beroep tijdens de Beroepenmanifestatie. Doel hiervan is dat leerlingen van beroepsbeoefenaren horen wat hun beroep inhoudt en hoe hun dagelijkse werkzaamheden eruit zien. Bij deze activiteit moeten de leerlingen drie voorlichtingsrondes kiezen. “Elke ronde duurt 30 minuten. Bij dit evenement is het belangrijk dat de beroepsbeoefenaars goed op weg worden geholpen met hun presentaties: ze vertellen met passie over hun beroep, maar een half uur vullen is nog niet altijd makkelijk. De projectleider zorgt vooraf voor een goede instructie, zodat de presentator weet wat er van hem of haar wordt verwacht. De leerlingen schrijven zich van tevoren in. Ze krijgen een lijst waarop de beroepsbeoefenaars en de beschrijvingen van de beroepen staan, zodat zij zich hier goed in kunnen verdiepen. Op deze manier kunnen de leerlingen een gerichte keuze maken.”

Ook in leerjaar 3 – in de maand maart – vindt de Opleidingenmanifestatie plaats waar veel verschillende mbo-scholen, hbo-scholen en universiteiten aan meewerken. Voor leerlingen uit leerjaar 3 is dit een verplichte activiteit, waarbij ze ook weer kiezen voor drie voorichtingsrondes. “Wij zetten hierbij bewust in op leerlingen uit klas 3. Leerlingen van de havo en het vwo kunnen de opgedane kennis dan betrekken bij hun profielkeuze. Voor leerlingen van het vmbo is het een goed moment om nog eens na te denken over hun vervolgstap na klas 4. Als er leerlingen zijn uit leerjaar 4 die (nog) een keer willen kijken naar de verschillende opleidingen, dan zijn ook zij van harte welkom, wat dat betreft zijn we heel flexibel.”

“Reflectie op alle activiteiten die onze leerlingen ondernemen, vinden wij als stichting belangrijk. De deelnemende scholen hebben reflectie met de leerlingen aan de hand van de door de school gekozen methode of lob-programma. Daarnaast heeft de coach een begeleidende rol met het voeren van gesprekken met de coachleerlingen.

*) Zeven Linden College, Grijedanus College, Vechtdal College, Ambelt en De Nieuwe Veste Hardenberg

 

TIPS

  • Vanuit het principes samen sta je sterk kun je grote (regionale) activiteiten organiseren
  • Geef leerlingen veel keuzes, maar verplicht ze ook om deel te nemen aan dit soort grote opleidings- en beroepenmanifestaties
  • Maak de activiteiten betekenisvol voor leerlingen door ze vooraf een goede focus mee te geven: welke ervaring wil ik opdoen? En door hier achteraf op te reflecteren: wat heeft het je gebracht? Wat zegt dit over jou? Wat is, gezien wat je hier hebt ervaren, de volgende stap, wat wil je onderzoeken bijvoorbeeld en hoe ga je dat doen?
  • Geef vakdocenten de gelegenheid mee te gaan met leerlingen zodat ze hun lessen betekenisvol kunnen maken: wat draagt hun vak bij aan dat beroep? Zo houden de collega’s zicht op de arbeidsmarkt in de regio.
  • Een goede roostermaker is essentieel. Dit geldt voor alle drie de evenementen.
  • De Beroepenmanifestatie en de Opleidingenmanifestatie zijn opgenomen in het PTA voor het vmbo.
  • Begin op tijd met organiseren!
>

Een doorlopende leerlijn vmbo-mbo om beter te kunnen kiezen welke opleiding bij je past

“Wat wij willen bereiken met ons programma is dat leerlingen beter weten wie zij zijn zijn én beter weten wie wij zijn”.

Bianca de Jong en Susan Kuil zijn beiden docent Commercie op het Horizon College (mbo) in Heerhugowaard. Zij ontwikkelden een doorlopende leerlijn voor leerlingen uit klas 3 en 4 van het Huygens College in Heerhugowaard met het profiel E & O. Bianca werkt ook als voorlichter voor de afdeling Commercie, Transport en Logistiek van het Horizon College en Susan doet, naast haar werk als docent, een masteropleiding Leren & Innoveren.

 

Hoe ziet het programma van de doorlopende leerlijn er bij jullie op school uit?

Bianca: “Een paar jaar geleden heb ik samen met een collega aan de decanen in onze regio gevraagd ‘Wat willen jullié eigenlijk als het gaat om voorlichting over onze opleidingen?’. Daaruit zijn twee dingen ontstaan: een bezoek van alle leerlingen uit leerjaar 3 aan onze school, waarbij ze tijdens dat bezoek binnen drie van onze afdelingen een minilesje volgen, én een doorlopende leerlijn voor leerlingen uit klas 3 en 4 van het Huygens College met het profiel E&O.

We hebben dit programma ontwikkeld met het doel om de overstap van vmbo naar onze mbo-opleidingen soepeler te laten verlopen. Leerlingen hebben vaak geen idee waar ze voor kiezen op het mbo. Zeker bij onze opleidingen Commercie is het voor leerlingen lastig om een goed beeld te krijgen van de inhoud van de opleiding en het beroepsbeeld dat daarbij past. In leerjaar 3 ontwikkelden wij een programma met drie onderdelen, te beginnen met het onderdeel pitchen van jezelf. Wat zijn je kwaliteiten, wat zijn je toekomstbeelden, welke opleidingen zouden daarbij kunnen passen? Daarna gaat het over telefonische aquisitie. Leerlingen weten vaak niet hoe je een telefoon opneemt en denken dat als ze gebeld worden, dat de ander eerst moet praten voordat zij hun naam noemen. Daarna volgt het onderdeel verkoopgesprek. Hoe voer je een (verkoop)gesprek? We doen dit vanuit de salesgedachte, maar eigenlijk is het een lesje algemene vaardigheden. Met deze drie onderdelen van het programma krijgen je echt een kijkje in de keuken van wat de opleiding Commercie inhoudt.”

Susan: “In leerjaar 4 heeft het programma de status van een keuzedeel en kunnen leerlingen dus kiezen of ze er zich voor inschrijven of niet. Het mooie is dat dit programma bij ons op het Horizon College wordt gegeven. Driekwart jaar lang komen de leerlingen die meedoen aan het programma op maandagmorgen bij ons op school en volgen het programma Oriëntatie en Ondernemersschap. Ze krijgen hiermee echt een goede indruk van hoe het is om een eigen bedrijfje te starten, leren heel veel over zichzelf en de vervolgopleidingen die passen bij hun kwaliteiten.

Binnen het programma wordt samengewerkt met lokale bedrijven, waar leerlingen ervaringen kunnen opdoen in de praktijk.Dit keuzedeel wordt geëxamineerd met de E&O docent van het Huygens College. Bij een positieve beoordeling krijgen leerlingen een mbo verklaring met examenresultaat. Leerlingen kunnen hiermee een keuzedeel vrijstelling aanvragen.”

 

Hoe zit het met versnellen, kunnen leerlingen als ze dit programma hebben gevolgd versnellen als ze eenmaal bij jullie op school zitten?

Susan: “Versnellen binnen deze doorlopende leerlijn is geen doel op zich. Ook in andere regio’s in Nederland waar ze werken met een doorlopende leerlijn merk je dit. Persoonlijk twijfel ik of je leerlingen die in de vierde van het vmbo dit keuzedeel hebben gevolgd op het mbo moet laten versnellen. Halen we dan wel het beste uit de student? We weten vanuit onderzoek dat voorkennis en een bepaald beginniveau belangrijk zijn om tot leren te komen. Voorkennis maakt dat studenten beter presteren. De module die ze hebben gevolgd op het vmbo is wat mij betreft dan ook een prima voorbereiding op dit vak op het mbo. Studenten die deze module hebben gevolgd kun je wel extra uitdagen en verdieping bieden op het programma op het mbo. Voor het gevolgde keuzedeel krijgen de leerlingen een certificaat. Het is aan het vervolgonderwijs om te bepalen wat ze met dat certificaat doen. Op het Horizon College zijn we er nog niet zo goed uit of we een formele waardering willen toekennen aan dit certificaat.”

 

Hoe gaan jullie verder met het programma?

Bianca: “Leerlingen die tot nu toe hebben meegedaan aan het programma zijn erg positief over wat het hen heeft opgeleverd en wat ze hebben geleerd. Ons doel – leerlingen maken de juiste opleidingskeuze en verbeteren hun voorkennis en beginniveau – lijkt hiermee te zijn behaald. Maar, er zijn nog te weinig data om écht iets zinnigs te kunnen zeggen over de concrete opbrengst van dit programma. Met het verzamelen van die data gaan we de komende jaren verder aan de slag. Wij gaan in ieder geval door met het programma dat we hebben opgezet voor leerlingen uit leerjaar 3 en 4. We zijn twee jaar geleden gestart met 1 klas in leerjaar 3, daarna werden het dit schooljaar twee klassen en voor volgend schooljaar gaan vier klassen met het profiel E&O in het derde leerjaar ons programma volgen. Je kunt dus wel zeggen dat het programma succesvol is!” Wat zijn jullie ambities voor de toekomst? “Een van onze ambities is om docenten van het vmbo meer te betrekken bij het programma en ze uit te nodigen ook bij ons les te komen geven. Zo ontstaat er een mooie uitwisseling waar uiteindelijk zowel de leerlingen als de studenten, maar ook de docenten van zullen profiteren. Verder denken wij dat er sowieso voor het mbo nog zoveel kansen en mogelijkheden zijn. We moeten echt laten zien wat we allemaal in huis hebben en wat je daar als leerling mee kan in de toekomst. Ook op het mbo gaat het niet alleen om het opleiden voor hele specifieke beroepen. We denken dan ook dat we een goede concurrent van de havo kunnen zijn of worden. Werken vanuit een doorlopende leerlijn, waarbij een stevige samenwerking is met het vmbo, draagt daaraan bij, net zoals het nadenken over een tweejarige opleiding op mbo 4 niveau.”

 

TIPS

  • Neem contact op met Bianca en Susan om meer te horen over hun successen én aandachtspunten

  • Maak het programma dat je vanuit het mbo organiseert zo praktijkgericht mogelijk. Daarmee maak je echt het verschil met het aanbod vanuit het vmbo

>

Over de streep: een spel om de overstap naar het mbo te verbeteren

Met 'Over de streep' kun je leerlingen maximaal in staat stellen zich te verdiepen in opleidingen, zodat ze betere studiekeuzes kunnen maken

Het Zaans Verbond is een samenwerking tussen het Regio College en vijf vo-scholen in de regio Zaandam. De scholen hebben regelmatig overleg en werken vanuit gezamenlijke ambities om ervoor te zorgen dat Zaanse leerlingen zich zo goed mogelijk voorbereiden op de overstap naar het mbo. Deze ambities gaan bijvoorbeeld over het werken vanuit een doorlopende leerlijn, maar ook is er een heel concreet project ontwikkeld: ‘Over de streep’. Saskia Bouma, teammanager loopbaanadvies bij het Regio College, heeft het programma voor dit project samen met verschillende mensen van de Zaanse vo-scholen ontwikkeld.

 

Wat is het belangrijkste doel van ‘Over de streep’?

“Wat we willen is dat leerlingen maximaal in staat worden gesteld om zich te verdiepen in opleidingen, zodat ze betere studiekeuzes kunnen maken. We weten allemaal dat dit voor leerlingen die nog zo jong zijn niet gemakkelijk is. Vaak weten ze niet goed welke kwaliteiten en talenten ze hebben en welke opleidingen daarbij kunnen passen. Om hier meer inzicht te krijgen, ontwikkelden wij ‘Over de streep’. Het programma is bedoeld voor vmbo-leerlingen en vindt plaats in oktober en/of november van het derde leerjaar.”

 

Hoe ziet het programma er in de praktijk uit?

Het programma bestaat uit drie lessen en iedere les heeft een centraal thema: wie ben ik, wat wil en wat kan ik?

De eerste les is echt een fysieke les, een spelletje eigenlijk. Het spel wordt binnen het onderwijs wel meer gespeeld, maar wij hebben het doorontwikkeld als échte LOB-les. In een ruimte (klaslokaal, gymzaal) trek je een streep. Leerlingen gaan allemaal aan een kant van de streep staan en krijgen stellingen voorgelegd die passen bij een bepaald menstype. Past deze stelling bij jou? Dan stap je over de streep. Bij ieder menstype hoort een bepaalde kleur, als de leerling over de streep is gestapt krijgt hij een stokje in de betreffende kleur. Aan het eind van de les wordt geteld van welke kleur stokjes het meest zijn verzameld. Daarna krijgen de leerlingen een overzicht van alle genoemde menstypen en de opleidingen die daarbij kunnen passen. Leerlingen kruisen vervolgens op een formulier aan welke van die opleidingen ze interessant lijken. Deze eerste les wordt vaak door mij of een van mijn collega’s op de vo-school gegeven, samen met de mentor van de klas. Daarna volgt een ‘train de trainer’ voor mentoren zodat tijdens de volgende twee lessen, de mentor het stokje van ons kan overnemen.

In de tweede les gaat het over complimentjes geven. Waar ben je goed in? Dit gaat ook aan de hand van stellingen: Is er een feestje, dan kun je mij vragen! (goed in organiseren). Leerlingen plakken bij zichzelf en bij klasgenoten stickers op om kwaliteiten in beeld te brengen. Leerlingen vinden dit vaak erg leuk om te doen! Aan het einde van deze les worden de kwaliteiten verzameld en opgeschreven. De leerlingen krijgen een huiswerkopdracht mee om thuis met hun ouders te doen. Herkennen de ouders de complimenten/kwaliteiten van hun kind? Hebben ze er kwaliteiten aan toe te voegen?

De leerlingen komen naar de derde les met een top 5 van hun kwaliteiten. In de derde les voeren de leerlingen in de digitale omgeving van het programma in wat ze de eerste twee lessen hebben opgehaald en geleerd over zichzelf. Als dat is gebeurd doen ze het (digitale)spelletje ‘wat wil ik?’. Dit gaat op basis van plaatjes en ja/nee vragen. Wil ik in een ziekenhuis werken? Wil ik op een kantoor werken? Aan het eind van de derde les maken de leerlingen binnen de digitale omgeving een actieplan, waarin ze onder andere noemen welke opleidingen ze gaan bezoeken op de open dag. Middels een thuisopdracht worden ouders betrokken om mee te kijken of zij de keuzes herkennen”

 

Wat een mooi programma! Hoe gaat het hierna verder, bijvoorbeeld in klas 4?

“In de eerste plaats kan de mentor nu zien wat de leerling in de drie lessen heeft gedaan en wat dat heeft opgeleverd, daar kan de mentor dan verder met de leerling over in gesprek. De leerling heeft als het goed is veel over zichzelf geleerd en gaat met een concreet plan naar de open dag en weet beter welke opleidingen voor hem of haar interessant zijn om daar te gaan bekijken.

We gaan nog een opdracht ontwikkelen voor vierdejaars leerlingen die aansluit bij ‘Over de streep’. Het loopbaanproces van een leerling is natuurlijk niet statisch en er kan nog van alles gebeuren, waardoor ze veranderen van idee over welke opleiding het best bij ze past. Feit is dat de verlengde intake voor wat betreft opleidingskeuze bij ons is gehalveerd. Het programma levert dus echt iets op! Een van onze andere ambities is om een vergelijkbaar programma te ontwikkelen voor onze mbo-studenten, waarbij de focus dan ligt op de overstap naar de arbeidsmarkt en op werkwaarden.”

 

Kunnen scholen die zelf met ‘Over de streep’ aan de slag willen contact met je opnemen?

“Zeker! Als je meer wilt weten over dit programma kun je sowieso een kijkje nemen op www.overdestreepnoordholland.nl Je kunt dan een persoonlijk account aanmaken en het programma digitaal uitproberen. Ook is er de mogelijkheid om bij ons een kratje te bestellen (tegen kostprijs plus verzendkosten), waarin je al het materiaal vindt dat nodig is voor de drie beschreven lessen: een streep, stokjes, lesbrieven etc.”

>

Een LOB-route waar je niet omheen kunt!

Een routekaart om het LOB-programma voor leerlingen te visualiseren.
 

 

Als je de school binnenloopt kun je er niet omheen: in de hal hangt een enorme afbeelding (2,5 x 3 meter) van de LOB-route die alle leerlingen van de school, Beroepscollege PL locatie Brandenberg, doorlopen.

Waarom hangt deze routekaart LOB in dit formaat in de hal van de school? Karin Mulders, docent Duits en decaan op deze school, vertelt.

“Wij hebben de afgelopen jaren hard gewerkt aan het ontwikkelen van een mooi en betekenisvol LOB-programma. We merkten echter dat de leerlingen het verband tussen de verschillende onderdelen van het programma niet goed genoeg begrepen. Voor hen waren het nog te vaak ‘losse eilandjes’, zij zagen niet dat het programma is ontworpen vanuit een doorlopende leerlijn en is gericht op leren kiezen en de verschillende keuzemomenten die daarbij horen. Daarom hebben we een routekaart LOB ontwikkeld zodat het programma visueel is gemaakt. We hebben de routekaart zo groot mogelijk laten afdrukken en laten ophangen op een centrale plek in de school. Hiermee laten we zien dat LOB op school belangrijk is en wordt de samenhang van het programma duidelijker.

De routekaart heb ik overigens samen met twee schoolcoaches zelf ontworpen. Wij vinden dat leuk om te doen en het scheelt natuurlijk in de kosten als je zoiets zelf ontwerpt.”

Van de eerste periode in klas 1 tot en met de laatste periode in klas 4 doorlopen alle leerlingen van de school een LOB-programma waarmee ze worden geholpen bewustere keuzes te maken op basis van wie ze zijn, wat ze goed kunnen of waar ze goed in kunnen worden. Binnen het programma is in ieder leerjaar veel ruimte voor het opdoen van ervaringen en worden er loopbaangesprekken gevoerd door de docenten/mentoren. Ook is er in de onderbouw, zowel in klas 1 als in klas 2, ruime aandacht voor het kiezen voor de profielkeuze.

Hoe ziet het programma er per leerjaar in grote lijnen uit?

Klas 1:

In klas 1 lopen alle leerlingen een bliksemstage via JINC. Voor wat betreft de voorbereiding op de profielkeuze staat er in leerjaar 1 het hele jaar, in carrouselvorm, het vak praktische profieloriëntatie op het rooster. In het eerste jaar zijn er zowel driehoeks- als coachgesprekken.

Klas 2:

Om ervaringen op te doen, organiseert de school snuffelstages voor alle leerlingen. Doel hierbij is dat leerlingen kennis maken met beroepen om hun interesses beter in beeld te krijgen. In klas 2 is er het hele jaar, tot de profielkeuze in april, veel aandacht voor profielkeuze en vakken zodat leerlingen goed weten waarvoor ze iezen. Ook in het tweede leerjaar vinden er coach- en driehoeksgesprekken plaats.

Klas 3 & 4:

In de bovenbouw lopen leerlingen zowel in leerjaar 3 als in leerjaar 4 stage binnen hun eigen profiel. In de bovenbouw zijn er ook in ieder leerjaar drie coach- en driehoeksgesprekken en werken leerlingen toe naar de uiteindelijke keuze van hun vervolgopleiding. De school werkt met de methode Beroepskeuzedagboek.

“Het ontwikkelen van loopbaancompetenties komt terug in ons hele LOB-programma. Binnen de coachgesprekken met de mentor is hier altijd aandacht voor. Mentoren voelen zich betrokken bij het programma, maar het is natuurlijk een flinke taak om per jaar met iedere leerling drie coachgesprekken te voeren. Daarom probeer ik de mentoren zoveel mogelijk te ondersteunen bij deze taak.

Het visueel maken van ons LOB-programma, de LOB-route, heeft ook de mentoren geholpen om ons LOB-programma inzichtelijker te maken en te weten welke stappen de leerling in een volgend leerjaar gaat zetten als het gaat om LOB. Wij hadden kortgeleden een open dag en ik stond bij de LOB-routekaart in de centrale hal. Ik kon de ouders daardoor meteen laten zien wat wij op school allemaal doen om hun kinderen zo goed mogelijk voor te bereiden op hun verdere loopbaan!”

_____________________________________________________

Tips

  • Alle docenten op de school hebben een training loopbaangesprekken gevolgd
  • Zet op papier welke activiteiten je organiseert en maak daar een logisch overzicht van. Zo zie je ook of alles elkaar in een logische chronologische volgorde en qua inhoud opvolgt. Houd het overzicht eenvoudig en goed leesbaar voor leerlingen

_____________________________________________________

>

Zo organiseer je een succesvol bedrijfsbezoek

Waaraan moet een bedrijfsbezoek voldoen zodat het een succes is voor de leerlingen én het bedrijf?
 

Linda Melis van STO Noord-Midden-Limburg organiseerde daarover een kennisdelingssessie.
Met stip op 1: zorg dat er iets lekkers te eten is! En verder: hou het kort, laat de leerlingen iets doen, maak het interactief en stop er een wedstrijdelement in. Dat wérkt, merkte ze tijdens een pilot. “Na een bedrijfsbezoek begonnen leerlingen zelfs spontaan te applaudisseren.”

Een rondleiding door het bedrijf, de mogelijkheid om wat vragen te stellen, en dan weer terug naar school. Dat is het standaard idee van een bedrijfsbezoek. Maar werkt dat eigenlijk wel, om leerlingen te enthousiasmeren voor het bedrijf en voor de techniek?

Linda Melis is bedrijvencoördinator bij STO Noord-Midden-Limburg, subregio Venlo. Toen ze zich bezig begon te houden met het verbinden van scholen en bedrijven op het thema bedrijfsbezoeken, had ze al snel het idee dat het ook anders kon.

“In gesprekken met bedrijven viel me op dat die het vaak lastig vinden om met name de jongere doelgroep aan te spreken en om de leerlingen te boeien. Veel leerlingen willen geen twee uur naar een presentatie luisteren, ze willen dingen dóen. Ze willen bezig zijn en dingen ervaren. Dus hoe zou je een bedrijfsbezoek zo kunnen inrichten dat je echt hun aandacht vasthoudt?” Het organiseren van een inspirerend bedrijfsbezoek was een mooi onderwerp voor de kennisdelingssessie die ze voor STO organiseerde. “Bij die kennisdelingssessie was een mooie mix van deelnemers aanwezig: 25 mensen uit het onderwijs, 25 vertegenwoordigers van bedrijven en 20 vo-leerlingen tussen twaalf en achttien jaar, uit verschillende richtingen en leerjaren. We hebben de leerlingen centraal op het podium gezet, en hen zelf aan het woord gelaten over vragen als ‘Wat maakt een leuke docent?’ en ‘Wat willen jullie doen of zien tijdens een bedrijfsbezoek?’ De leerlingen gaven echt waardevolle input voor het organiseren van een bedrijfsbezoek dat aansluit bij hun belevingswereld. Met stip op 1: zorg dat er eten en drinken is!”

 

Eten?

Dat is een uitkomst die je niet verwacht! “Wij schoten in eerste instantie ook in de lach, maar eten en drinken is echt doorslaggevend voor het succes van een bedrijfsbezoek. Eigenlijk is het logisch: het zijn pubers, ze eten gewoon veel. Zelf herinner ik me van de middelbare school ook nog goed dat ik met vriendinnen naar de supermarkt ging of iets lekkers te halen, of dat we frikandelbroodjes aten.”

 

Wat waren nog meer belangrijke punten die leerlingen aangaven?

“Het is iets bijzonders, dus maak er een feestje van! Humor is natuurlijk persoonlijk en je hoeft niet populair te doen als het gaat om taalgebruik, maar maak het niet te stijf en formeel, zet iemand voor de groep die bij de leerlingen aan kan sluiten, vooral qua taalgebruik. Een derde advies is: ’Hou het kort’. Medewerkers van bedrijven zijn vaak enthousiaste praters en vertellen graag veel, maar na tien minuten ben je de leerlingen kwijt. Ze hebben gewoon niet zo’n lange concentratie! Urenlang praten is dus echt een no go: hoe korter, hoe beter. En het is fijn als de leerlingen zelf input kunnen geven. Dus samengevat: maak er een feestje van, zorgt dat het kort en interactief is, doe er spelelementen in, liefst met een cadeautje, en hou het simpel. Met die informatie ben ik met een aantal bedrijven een pilot gestart.”

 

Een van de aanpassingen bij een ‘gewoon’ bedrijfsbezoek, is dat een medewerker van het bedrijf tijdens de pilot vooraf al een keer in de klas kwam. Waarom is dat belangrijk?

“Dan hebben de leerlingen de medewerker van het bedrijf alvast een keer gezien en vice versa. Ik had van tevoren niet verwacht hoe belangrijk dat is voor het succes van een bedrijfsbezoek. Leerlingen vinden het best spannend om een bedrijf te bezoeken. Nu staat er dan bij het hek iemand die ze al een beetje kennen. Het zorgt dat de sfeer tijdens het bedrijfsbezoek veel relaxter is.

Als bedrijven hun doelgroep al hebben ontmoet, kunnen ze hierop inspelen en de input gebruiken om het bedrijfsbezoek aan te passen aan wat de leerlingen willen doen of zien. Ze merken in de klas ook snel welk taalgebruik bij de leerlingen wel en niet aanslaat. Als je moeilijke woorden gebruikt, ben je ze bijvoorbeeld ook snel kwijt. Soms merk je in de klas dat er geen match is. Een medewerker van een van de bedrijven uit onze pilot kwam bijvoorbeeld in een klas waar de jongeren totaal niet gemotiveerd waren. Het bedrijf schrok ervan en concludeerde: ‘We doen de leerlingen hier geen plezier mee.’ In zo’n geval kun je een bezoek alsnog afblazen. Hoewel ik me achteraf toch afvraag hoe het gegaan was als het bedrijf tóch een bezoek had georganiseerd. Misschien was het dan wel goed gekomen. Bij een ander bedrijf maakte ik mee dat een leerling tijdens het bezoek in de klas schijnbaar ongeïnteresseerd onderuit hing – tijdens het bedrijfsbezoek was dát juist de leerling die overal vooraan stond en de meeste vragen stelde.”

Is er een verschil tussen een bedrijfsbezoek voor de onderbouw en de bovenbouw?

“In de onderbouw is het bezoek vooral gericht op ontdekken. Laat de leerlingen kennismaken met het bedrijf door dingen te doen en te ervaren, zonder over het proces uit te wijden. Als ze meer willen weten, gaan ze wel vragen stellen.

In de bovenbouw gaat het meer om LOB en kun je ook vakinhoudelijker op onderwerpen ingaan. De activiteiten kunnen ook uitdagender zijn, leerlingen vinden het bijvoorbeeld geweldig om zelf met een medewerker aan een echte machine te mogen sleutelen.”

De pilot is nog bezig, maar heb je al voorbeelden van succesvolle bedrijfsbezoeken? “

Een bezoek aan een champignonfabriek Okéchamp begon interactief, leerlingen mochten eerst vragen stellen. Vervolgens was er een een proeverij in het eigen laboratorium, waarbij leerlingen onder meer champignonpoeder en champignonburgers proefden. Ze mochten kijken in de productiehal, waar duizenden blikjes champignons van de lijn kwamen, dat was echt indrukwekkend.

Een afvalverwerker gaf een korte rondleiding van een kwartier. Vervolgens ging een groepje leerlingen helemaal ‘aan’ op een enorme shovel, dat vonden ze fantastisch om te zien. Er was ook een Kahoot-kwis waarmee leerlingen chocoladeletters konden winnen.

Bij WTD opleidingen mochten leerlingen met een orderpicker mee op een lader, tot hoog in het magazijn. En bij Limex, een producent van industriële wasmachines, gingen leerlingen met medewerkers samen ontwerpen, lassen en een machine monteren, en tussen de middag waren er broodjes frikandel. Na afloop van dit bezoek begonnen de leerlingen zelfs spontaan te applaudisseren. De leerlingen zagen hoeveel moeite het bedrijf had gedaan, en gaven bij de evaluatie aan dat ze dat heel erg waardeerden.”

 

Wat heb je zelf tot nu toe geleerd van de pilot?

“Vooral dat sommige dingen die heel vanzelfsprekend lijken, in de praktijk lang niet altijd worden toegepast. Iedereen zal het er bijvoorbeeld mee eens zijn dat het belangrijk is om aan te sluiten bij de doelgroep. Maar wie neemt de moeite om vooraf in de klas te komen en de leerlingen te vragen wat ze graag willen leren of ontdekken? Terwijl dat echt superwaardevol is! Wat ik vooraf niet zo had ingeschat, is dat zo’n bedrijfsbezoek best een drempel is voor de leerlingen én voor de bedrijven. Zoals ik eerder al zei, het komt echt de sfeer ten goede als je elkaar vooraf al een keer gezien hebt.

En misschien wel het belangrijkste: het ‘praatstuk’ van een bezoek moet écht kort zijn. Kort, korter, kortst. Soms worden rondleidingen gegeven door medewerkers die al vijftig jaar bij het bedrijf werken en vanuit hun eigen enthousiasme diep op de materie ingaan – dan haken leerlingen af. Gebruik ook gemakkelijk taalgebruik. Of leg de belangrijkste begrippen van tevoren uit, zoals ‘engineering’. Dan zijn de leerlingen daarop voorbereid.”

 

Is dit voor de bedrijven en docenten niet veel meer werk dan een gewoon bedrijfsbezoek?

“Het is iets meer werk, maar het brengt ook veel. De meeste bedrijven ontvangen wel vaker scholen voor een rondleiding. Tijdens deze pilot kregen ze meer inzicht in de doelgroep. Ze konden testen wat werkt en wat niet werkt, en welk taalgebruik geschikt is. Bovendien hebben ze nu korte lijntjes met de scholen, omdat ze docenten persoonlijk kennen. Daarnaast doet deze aanpak ook iets met de eigen medewerkers. Bij Limex was er een-op-een-begeleiding. Die medewerkers vonden dat supertof.

Voor docenten leverde het ook veel op. Bij sommige bedrijven maken de leerlingen kennis met technieken die ze in de klas niet leren, bijvoorbeeld tig-lassen. Docenten gaven na afloop ook aan dat ze het fijn vonden hun leerlingen op een andere manier en in een andere omgeving te zien. Ze waren trots en gaven complimenten aan hun leerlingen omdat die zulke geïnteresseerde vragen stelden. En dat kan allemaal doordat er echt is ingegaan op hun behoefte.”

 

Wat wordt de volgende stap?

“De handleiding voor een succesvol bedrijfsbezoek staat inmiddels online en blijf ik af en toe updaten. Er ligt nu echt iets moois en bruikbaars klaar voor scholen en bedrijven die hiermee aan de slag willen. Het mooie van deze aanpak is dat je onderdelen ervan ook op andere plekken kunt toepassen. Laatst had ik een bijeenkomst over de opzet van een serie bezoeken van leerlingen aan een bedrijf, en daar hebben we ook een aantal elementen meegenomen: hou het kort, laat de leerlingen iets doen, maak het interactief en stop er een wedstrijdelement in. Zorg ook hier voor een contactmoment vooraf, zodat de leerlingen het bedrijf en hun begeleider alvast een keer hebben gezien. En het belangrijkste: let op de beleving. Daar gaat het uiteindelijk om. Dan krijg je leerlingen enthousiast.”

_______________________________________________________________________

De route naar een succesvol bedrijfsbezoek

Stap 1 Voorbereiding

De docent en het bedrijf gaan om de tafel om de verwachtingen af te stemmen. Daarbij komen ook praktische zaken aan bod: waar kunnen leerlingen hun fietsen neerzetten, moeten ze zich aanmelden, hoe zit het met de veiligheid?

Stap 2 Het bedrijf komt in de klas

Dit is de eerste kennismaking – enorm belangrijk om het bezoek ontspannen te laten verlopen. De medewerker van het bedrijf kan peilen wat de klas graag wil weten over het product of het bedrijf en alvast uitleggen hoe het er op de werkvloer aan toegaat (geef je bijvoorbeeld een hand als je binnenkomt?). Ook niet onbelangrijk: hoe zou je het bezoek extra smakelijk kunnen maken?

Stap 3 De leerlingen bezoeken het bedrijf

Maak er een feestje van, hou de inleiding kort. Het is tijdens het bezoek vooral belangrijk dat er interactie is. Geef je toch een presentatie, doe het dan bijvoorbeeld in de vorm van een quiz. Linda Melis: “Een competitief element doet het altijd goed, zéker als leerlingen iets te eten kunnen winnen.”

Stap 4 Evaluatie

De evaluatie kan direct na afloop van het bezoek plaatsvinden of op een later moment in de klas. Wat vonden de leerlingen ervan, wat waren de tips en tops? Ook is er een follow up tussen de docent en het bedrijf: heeft het genoeg opgebracht, komt er een vervolg?

Download hier gratis alle informatie over ‘De route naar een succesvol bedrijfsbezoek’ 

_______________________________________________________________________

Tekst Anne Wesseling
Fotografie Hetty van Oijen
>

STO Haaglanden: de focus op een duurzame samenwerking tussen onderwijs en bedrijfsleven

Laat docenten ervaringen opdoen in het bedrijfsleven en samen met het bedrijfsleven onderwijs ontwikkelen.

 

Sterk Techniek Onderwijs Haaglanden (STOHA) werkt samen met 24 scholen in de regio. Dit zijn vooral vmbo-t scholen en groenscholen met een techniekaanbod, twee mbo-scholen en acht ‘harde’ techniek vmbo b/k-scholen. Binnen STOHA ligt de focus bij onderwijsinnovatie, de aansluiting van het technisch vmbo op het technisch mbo en de professionalisering van techniekdocenten. Een goede samenwerking tussen onderwijs en bedrijfsleven is daarbij essentieel. Hoe doet STOHA dat in de praktijk? Een gesprek met Janna Pot (coördinator Samenwerking onderwijs & bedrijfsleven STOHA), Henrique Dekkers (coördinator doorlopende leerlijnen STOHA) en Maaike van der Voort (docent en technator, Veurs Lyceum Leidschendam en deelnemer aan het STOHA-programma).

 

Henrique: “Wat wij graag willen is dat de docent de expert wordt op het gebied van bedrijfsactiviteiten en zelf onderwijs ontwikkelt dat daarbij past . Deze expertrol krijgt de docent door eerst zelf ervaringen op te doen binnen bedrijven en die ervaringen vervolgens te vertalen naar onderwijs. Om deze professionalisering te laten slagen is de samenwerking met het regionale (innovatieve) bedrijfsleven van groot belang. Dit doen wij vanuit de gedachte dat onderwijs iets is dat je samen met het bedrijfsleven maakt en vormgeeft. Dus niet alleen inspiratie opdoen binnen bedrijven, maar daadwerkelijk samen onderwijs ontwikkelen. Vanuit STOHA leggen wij contact met bedrijven die samen met ons én de scholen willen optrekken. Gelukkig zien steeds meer bedrijven in onze regio het nut van zo’n samenwerking.

Docenten kunnen bij een bezoek aan deze bedrijven van binnenuit zien en ervaren hoe het bedrijf te werk gaat, welke innovatieve ontwikkelingen er zijn en ontdekken welke mbo-opleidingen hierbij passen. Daarna vertalen de docenten hun eigen ervaringen bij het bedrijf naar onderwijs. Dit doen zij door het maken van (praktijk)opdrachten. Leerlingen worden zo beter voorbereid op stages en bedrijfsbezoeken, maar krijgen ook kennis van innovaties op de arbeidsmarkt, opleidingen en beroepen”

Janna: “Om docenten te professionaliseren hebben wij een aantal zogenaamde innovatiegroepen met docenten samengesteld waarmee wij op bedrijfsbezoek gaan. Zo is er bijvoorbeeld de innovatiegroep duurzame lifestyle. Met deze groep bezoeken wij bedrijven die van afvalproducten en reststromen nieuwe producten maken zoals bijvoorbeeld soepen, scheidingswanden voor de bouw of verpakkingsmateriaal. Voor leerlingen is het vaak onvoorstelbaar dat je afvalproducten op deze manier een tweede leven kunt geven! Belangrijk dus dat hun docenten begrijpen hoe dit soort processen werken en weten welke innovaties er spelen op de (regionale) arbeidsmarkt.”

Henrique: “Een ander voorbeeld hiervan is dat we door Corona hebben ontdekt dat sommige werkzaamheden ook op afstand, remote, kunnen worden uitgevoerd. Bijvoorbeeld extended experts die middels een VR-bril bij ingewikkelde reparatieklussen life kunnen meekijken met hun monteurs. Docenten moeten dit op z’n minst een keer hebben gezien om hun leerlingen hierover te kunnen informeren en leerlingen kunnen het daarna zelf gaan ervaren bij zo’n bedrijf.

 

Maaike: “Naast mijn werk als docent heb ik de coole functie van technator bij ons op school! Vanuit STOHA deed ik mee aan een bedrijfsbezoek bij Ventil, een bedrijf dat ventielen produceert. Ik vond het een luxe dat het bedrijfsbezoek voor mij werd georganiseerd, meestal moet ik namelijk zelf mijn best doen om zo’n bezoek te organiseren. De grootste opbrengst van het bezoek aan Ventil was voor mij de uitwisseling met de docenten van andere scholen. Toen merkte ik weer dat je echt niet allemaal je eigen wiel hoeft uit te vinden! Verder is Ventil een perfect bedrijf voor een bedrijfsbezoek met mijn vmbo-4 leerlingen. Ik ga dus zeker nog contact met ze opnemen.

Vanuit mijn rol als technator op school ben ik al gewend om zelf contact met bedrijven te leggen. Wij vragen bedrijven altijd om een echt vraagstuk aan ons voor te leggen waar wij met leerlingen (vmbo-havo en vwo) in de klas acht weken aan kunnen werken. Bij ieder vraagstuk schrijf ik samen met mijn collega een projectboekje. We starten het project meestal met een bezoek aan het betreffende bedrijf en aan het eind van het traject geven de leerlingen een presentatie over de oplossing van het vraagstuk aan de opdrachtgever.
Wel belangrijk om nog te zeggen dat ik uren krijg voor deze projecten. Dat is natuurlijk wel een voorwaarde om dit soort dingen te laten slagen.”

 

Janna: “Dat zie ik dan ook echt als een van onze taken: in gesprek gaan met directies om docenten te faciliteren met uren om deel te nemen aan onze projecten. Het is ons gelukt om veel docenten die betrokken zijn bij ons programma op donderdagmiddagen vrij te roosteren en dat werkt al heel goed! Je moet het gesprek over de projecten die wij met scholen organiseren ook echt op twee niveaus voeren: met de docenten én met de directies”

Henrique: “Wat ik ook van groot belang vind is dat alles wat we vanuit STOHA organiseren en stimuleren uiteindelijk geborgd wordt in het curriculum van scholen. Op deze manier krijgt het programma blijvende aandacht en wordt de professionalisering van docenten een vanzelfsprekend onderdeel van het techniekprogramma op school.

Techniek en technologie meer onder de aandacht brengen bij leerlingen en ze laten zien en ontdekken welke kansrijke keuzes en vervolgstappen daarbij passen, dat is uiteindelijk waar we het voor doen! ”

 

Tips

  • Het start ermee dat je je als school verantwoordelijk voelt om samen te werken met bedrijven. Zowel op directie als docentniveau vraagt dit verantwoordelijkheid.

  • Door innovatieve keuzes te maken als school wordt je aantrekkelijker voor bedrijven om mee samen te werken.

  • Als leerlingen zien wat ze kunnen met ‘echte’ bedrijfsactiviteiten motiveert dit hen, ook richting techniek.

>

De Walburg College Tour

Hoe het programma College Tour van Twan Huys, de ‘Walburg College Tour’ werd.
 

Mustapha Saidi, docent en projectleider D&P, vertelt hoe het programma College Tour van Twan Huys, de ‘Walburg College Tour’ werd.
“We waren op school al gewend om af en toe gastsprekers uit te nodigen om te komen vertellen over hun beroep en loopbaan. Wat ik echter merkte was dat leerlingen de verhalen van de gastsprekers niet altijd interessant vonden. Die waren soms monotoon en saai, waardoor het verhaal van de gastspreker niet goed overkwam. De gastspreker was ook niet altijd capabel om vragen van leerlingen op een goede manier te beantwoorden. Toen ik op een avond het programma College Tour op tv zag, dacht ik hé waarom kunnen wij dat niet op school organiseren? De schoolleiding vond het een goed idee en zo startte ik samen met mijn collega Esther Slaa de Walburg College Tour. Qua opzet moest het verfrissend worden, anders en vol met dynamiek en interactie tussen spreker en publiek, de leerlingen dus.”

Hoe is de College Tour bij jullie op school opgebouwd?

“Op onze school hebben we een theaterzaal waar 250 mensen in passen. Dat is dus een ideale ruimte voor de Tour. De spreker die komt houdt eerst een pitch over zichzelf van ongeveer 20 minuten, wordt daarna geïnterviewd door een van onze docenten en beantwoordt vragen van leerlingen uit de zaal. De docent is meestal een collega die een vak geeft dat past bij het verhaal van de spreker. Zo wordt een spreker die iets komt vertellen over cryptovaluta geïnterviewd door een docent economie. We voegen soms ook een stukje entertainment toe aan het verhaal van de spreker. Zo hadden we bij de spreker die kwam vertellen over klimaat en duurzaamheid (de Klimaatburgemeester), een woordkunstenaar gevraagd een rap te maken op basis van een aantal kernwoorden op het gebied van klimaat en duurzaamheid. Deze rap was zo’n groot succes dat er in samenwerking met de gemeente nu een clip van is gemaakt!”


Hoe kom je aan interessante sprekers?

“Soms vragen we een ouder van de school, maar meestal probeer ik via mijn eigen netwerk sprekers te vinden die passen bij onderwerpen die leerlingen interessant vinden. Via via is het bijvoorbeeld gelukt om één van de gebroeders Anker te ‘strikken’. Hij komt in 2023 zijn verhaal vertellen over de advocatuur en alles wat daarbij komt kijken. Ook hadden we een arts, een ouder, die aan de wieg stond van het coronamedicijn en verder twee goochelaars/illusionisten die zich tijdens hun verhaal ook richtten op keuzestress, studievaardigheden en LOB. Op het programma staat ook nog een voormalig profvoetballer die onder andere vertelt dat je je niet moet blind staren op 1 bepaald toekomstbeeld. In zijn geval lukte het niet om carrière te maken als profvoetballer en was hij blij dat hij kon terugvallen op een studie.”
 

Zijn er nog dingen die je wilt verbeteren?

“Ik vind dat de reflectie van leerlingen op de Tour nog beter kan en ook zou ik graag willen dat meer van mijn collega’s komen kijken en luisteren naar de sprekers, zodat zij meer betrokken raken bij LOB.”

De College Tour is bedoeld voor havo- en vwo-leerlingen uit klas 3 tot en met 6. Het is niet verplicht om aan de College Tour deel te nemen, maar bij deelname kunnen de leerlingen een reflectieverslag inleveren dat onderdeel vormt van hun LOB-dossier. Dit schooljaar zal er ook een versie van de College Tour voor de mavo worden ontwikkeld.

Wil je bij jou op school ook een College Tour organiseren? Je bent van harte welkom om een keer te komen kijken bij een College Tour op het Walburg College. Ook is Mustapha bereid om je te helpen bij het organiseren van jouw eerste Tour. Helemaal mooi zou het zijn als er een samenwerking ontstaat met een aantal scholen, zodat sprekers kunnen worden uitgewisseld.

--------------------------------------------------------------------------------------

TIPS

  • Zorg voor een goede screening van de spreker zodat je niet voor verrassingen komt te staan en zeker weet dat het cv van de spreker klopt.

  • Investeer in een goede voorbereiding van het gesprek met de spreker zodat er heldere afspraken gemaakt kunnen worden.

  • Informeer leerlingen én hun ouders op tijd. Op het Walburg College gebeurt dat onder andere via social media (Instagram en Facebook) en via de weekbrief.

>

Een Roadshow in de regio: op bezoek bij bedrijven waar werk is

Vanuit een gezamenlijke visie op LOB leerlingen praktijkgerichte ervaringen laten opdoen, waarbij de focus ligt op kansrijk werk in de regio.
 

Wat maakt dit praktijkvoorbeeld bijzonder?

Het Hogeland (Noordoost-Groningen) is een gemeente waar mooie dingen gebeuren op het gebied van loopbaanontwikkeling! Vanuit de stichting Vakland Het Hogeland  worden concrete, aantrekkelijke en laagdrempelige faciliteiten geboden om bewoners hierbij te helpen. Het onderwijs uit de regio is hier ook bij betrokken.

Bij een bijeenkomst die Vakland Het Hogeland organiseerde over leerwerkplekken, besloten Jelte Wolters, decaan op Terra Winsum en Annemien Rots, decaan op het Hogeland College, samen op te trekken bij onderdelen van hun LOB-programma. Vanuit een gezamenlijke visie op LOB is het hun doel om leerlingen praktijkgerichte ervaringen te laten opdoen, waarbij de focus ligt op kansrijk werk in de regio.
Zo ontstond het plan om Roadshows te gaan organiseren. Tijdens een Roadshow kunnen leerlingen met een bus allerlei ‘leer- en ontdekplekken’ bezoeken: bedrijven in de regio die laten zien welke beroepen er zijn en wat daarbij komt kijken. Bij het ontwikkelen van de Roadshows werkten Jelte en Annemien in beginsel samen met Bram van Houten, die vanuit Vakland Het Hogeland het project ondersteunt. Hij maakte in eerste instantie de verbindingen met zowel bedrijven uit de regio als het mbo. Zo is een prachtig project ontstaan om leerlingen rijke ervaringen te laten opdoen en tegelijkertijd informatie te geven over opleidingsmogelijkheden. De stichting Vakland Het Hogeland is nog steeds nauw betrokken bij de organisatie van de Roadshows en financiert een deel van de kosten.

Leerlingen uit leerjaar drie en vier krijgen door middel van een flyer informatie over de Roadshow. Bij welk profiel past deze Roadshow? Welke bedrijven zullen worden bezocht? Past dat bij hen qua interesses en mogelijkheden?
Deelname aan de Roadshow is vrijwillig, maar Jelte en Annemien merken dat steeds meer leerlingen enthousiast zijn en dus willen deelnemen aan een Roadshow. Bovendien zijn er ook steeds meer scholen in de regio geïnteresseerd in deze manier van oriëntatie. Zo is de decaan van het Hogeland College in Uithuizen nu ook aangesloten bij dit project en medeorganisator geworden.

Nadat de leerlingen op stap zijn geweest met een Roadshow vertellen ze aan hun mentor en ouders wat ze hebben geleerd en wat dat betekent voor hun loopbaankeuze. Door het succes van de Roadshows is er vanuit het bedrijfsleven en het mbo steeds meer enthousiasme om hieraan mee te doen. Bedrijven nemen nu vaak zélf contact op en hetzelfde geldt voor de verschillende mbo-instellingen. Dit maakt dat dat er meer Roadshows kunnen worden georganiseerd waarbij zoveel mogelijk bedrijven uit de regio zijn betrokken. Door de goede relatie die met het bedrijfsleven is opgebouwd, is er een waardevol netwerk ontstaan, waardoor het makkelijker wordt om in contact te komen met bedrijven om stageplaatsen voor leerlingen te regelen of een gastles te organiseren. “Mooie bijvangst is dat bedrijven nu ook met elkaar in gesprek gaan over de problematiek van de regionale arbeidsmarkt en daar zijn wij eigenlijk initiator van!”, aldus Jelte.

Hoe ziet een Roadshow eruit in de praktijk? De eerste Roadshow die Jelte en Annemien organiseerden was op het gebied van Horeca, Bakkerij en Recreatie. De eerste stop bij deze Roadshow was bij Landal Greenparks in Lauwersoog. Daar kregen de leerlingen door het maken van een speurtocht informatie over het bedrijf en de werkzaamheden die daarbij horen. Na de speurtocht werd nog even nagepraat over de vragen van de speurtocht bij een kampvuurtje: wat heb je geleerd, wat wil je nog weten? Daarna ging de reis verder naar Proef Lokaal Bakkerij Rutgers in Baflo, waar werd kennisgemaakt met de wereld van de Bakkerij. Hier maakten de leerlingen hun eigen lunch en reden vervolgens door naar een horecagelegenheid: Garnwerd aan Zee. Ook hier werden de leerlingen aan het werk gezet. Ze namen elkaars bestelling op, maakten het klaar bij de bar en serveerden het vervolgens uit bij de ‘klant’. Op de terugreis in de bus werden de leerlingen geïnformeerd over welke mbo-opleidingen allemaal passen bij de beroepen die ze die dag hadden ontdekt.
Tijdens de hele reis konden ze ook in gesprek gaan met aanwezige mbo-studenten, die vertelden over hun eigen keuzes en opleiding. Deze studenten waren oud-leerlingen van beide scholen, wat het extra interessant en waardevol maakte voor de vo-leerlingen. Al met al een hele leuke én leerzame dag!

Met onderstaande knoppen kun je informatie downloaden over andere Roadshows en thema's.

>

Een LOB-spel om jezelf én elkaar beter te leren kennen

Hoe goed ken jij je studenten en hoe goed kennen zij elkaar? Wil jij een duidelijker beeld  in wie zij zijn om hen beter te kunnen begeleiden?

 

Wat maakt dit praktijkvoorbeeld bijzonder?

Sanne van Uden is een van de ontwerpers van de Reflectietoolbox. Deze toolbox bevat allerlei creatieve ideeën om studenten te laten reflecteren op LOB-activiteiten en geeft inspiratie bij het maken van reflectieopdrachten binnen vo, mbo en hbo.

Naast de reflectietoolbox ontwierp Sanne een spel dat docenten en studenten de mogelijkheid biedt om op een laagdrempelige manier met elkaar in gesprek te gaan. Het spel kan worden gespeeld als losse opdracht, maar heeft ook een relatie met de reflectietoolbox.

“Wij kwamen er bij onze studenten achter dat zij totaal geen idee hebben over hoe zij overkomen en waar hun talenten liggen. Mensen denken vaak dat een talent is aangeboren en dat je vanzelf ergens goed in wordt. Maar dat is lang niet altijd waar! Als je bijvoorbeeld wel muzikaal bent, maar er niks aan vindt om een instrument te bespelen en daar heel veel mee te oefenen, dan wordt je er nooit goed in. Bij onze studenten wilde ik terug naar de basis: wie ben ik, wat wil ik en wat kan ik? En daarna: wat kan ik al een beetje en waar kan ik een van mijn talenten in gaan ontwikkelen?
Om studenten hierbij te helpen heb ik een spel ontwikkeld: het LOB-spel. Met het spel wil ik ook aan docenten laten zien hoe leuk het is om met LOB bezig te zijn. Je leert je studenten beter en op een andere manier kennen: het levert echt veel op!”

Het spel bestaat uit een groot aantal kaartjes met vragen die gaan over wie de student is, wat zijn of haar drijfveren zijn etc. Door het spelen van het spel leren de studenten zichzelf beter kennen, maar ook elkaar. Het spel kent vijf categorieën: beschrijvend, creatief, digitaal, muzikaal en beeldend. Binnen deze categorieën zijn verschillende opdrachten gemaakt die worden aangeduid met een symbooltje op het kaartje. Deze opdrachten gaan over: spreken, noteren, tekenen, uitbeelden of opzoeken. Veel kaartjes zijn voorzien van een QR-code waarmee wordt verwezen naar een beeld- of geluidsfragment. Je kunt ervoor kiezen om na het spelen van het spel de studenten een reflectieopdracht te laten maken via www.reflectietoolbox.nl , zodat ze nog een keer stilstaan bij alle antwoorden die ze hebben gegeven. Dit kun je dan als docent later nog individueel bespreken tijdens een loopbaangesprek.

Het spel is heel gemakkelijk in te zetten als kennismakingsactiviteit, binnen een LOB-les of binnen een reguliere les, bijvoorbeeld als energizer tussendoor. Je kunt alleen de kaartjes gebruiken, maar je kunt het ook als bordspel spelen. Het spel kan ook digitaal worden gespeeld, de kaartjes kun je dan projecteren. Een goede begeleiding van de docent is bij alle spelvormen belangrijk.

>

Muziek maken met een loopbaanvraag binnen het SWLO:

In het Studie Werk Leerorkest (SWLO) wordt met veel plezier gemusiceerd, maar het gaat hierbij vooral om de persoonlijke (loopbaan)ontwikkeling. Hoe zit dat?


Het Studie Werk Leerorkest is een orkest waar mensen – jong en oud – met elkaar musiceren zonder dat ze per se goed zijn in het bespelen van een instrument, dat is zelfs helemaal de bedoeling niet! Toch is er harmonie binnen het orkest en wordt er met veel plezier gemusiceerd, maar gaat het vooral om persoonlijke (loopbaan)ontwikkeling. Hoe zit dat?

Nono Poels, innovatiedocent op het Graafschap College, nam in 2018 het initiatief tot het oprichten van het Studie Werk Leerorkest. Een staaltje out of the box denken dat een project voortbracht dat betaalbaar is en verrassende resultaten oplevert op het gebied van loopbaanontwikkeling. Doel van het initiatief was om mensen uit verschillende domeinen (onderwijs po-vo-mbo-ho, bedrijfsleven en overheid) én van verschillende leeftijden bij elkaar te brengen en via het samen musiceren te werken aan een persoonlijk ontwikkelvraagstuk op het gebied van studie of loopbaan. Iedere ontwikkelvraag is goed, als mensen maar de stap naar verdere ontwikkeling willen zetten en bereid zijn dat te doen vanuit het bespelen van een instrument dat ze niet kennen. Nono: “Binnen het orkest is sprake van domeinoverschrijdend gedrag. Omdat je van nulniveau begint heeft niemand de hierarchie of de expertise, maar wel de wil en het doorzettingsvermogen om op zoek te gaan naar antwoorden.”

Hierarchie in leeftijd, opleiding of expertise spelen dus geen rol binnen het orkest. Wel zijn zeven professionele musici bij het orkest betrokken om alles muzikaal in goede banen te leiden, maar ook zij stellen zich lerend op en begrijpen dat interactie binnen de groep voorrang heeft op het ambacht. Leden van het orkest zijn verder bijvoorbeeld mensen die werken bij de overheid of in het bedrijfsleven, bassischoolleerlingen, leerlingen uit het vo met hun decaan of schoolleider, mbo- of hbo-studenten.

Het orkest komt 30 weken per jaar bij elkaar en binnen die 30 weken zijn er zes dialoogsessies, waarbij de ontwikkelvragen en ervaringen die mensen opdoen binnen het orkest worden besproken. De dialoogsessies worden steeds geleid door verschillende deelnemers van het orkest, dus ook door een tienjarige basisschoolleerling. Deze diversiteit aan begeleiders levert altijd verrassende inzichten op!

Gewerkt wordt vanuit het principe dat je je ontwikkelt vanuit het grote niet weten, 21st century skills spelen ook een rol bij deze ontwikkeling. Het vraagstuk, de worsteling en de zoektocht van de deelnemer vormen het uitgangspunt om collectief te bouwen aan het ontwikkelen van een Leven Lang Lerencultuur en een antwoord te vinden op de persoonlijke loopbaanvraag. Daarbij wordt ook gebruik gemaakt van elkaars netwerk.

Nono werkt bij haar project samen met professor Erik Scherder. Het SWLO is nu nog een regionaal project in de provincie Gelderland, maar er zijn plannen om het project uit te breiden naar de regio’s Brabant, Maastricht en Zoetermeer. Inmiddels hebben ruim 300 mensen deelgenomen aan het orkest. Op 5 oktober jl. waren de intakes van nieuwe leden voor dit schooljaar. Het SWLO is gekoppeld aan een onderzoek: Regie op kantelmomenten. Dit onderzoek is gebaseerd op vier kernlijnen: self-efficacy, doorzettingsvermogen, wendbaarheid en netwerkleren.
 

Tips

Wil je ook een SWLO opstarten in jouw regio?  Maak een stuurgroep waarin overheid, onderwijs en ondernemers zitten. Zorg ervoor dat binnen deze stuurgroep ook een directeur, financieel manager en iemand vanuit het werkveld zitten, zodat er snel beslissingen kunnen worden genomen. Aandachtspunten zijn:

  • Iedereen start vanuit het niet weten, het nulniveau (Theory U, Scharmer,O.)

  • Elke deelnemer komt minimaal in duo uit een ander netwerk. Bijvoorbeeld: docent-student of werkgever-werknemer etc.

  • SWLO is gericht op duurzame veranderingen en Leven Lang Ontwikkelen.

  • De 21 skills sluiten aan bij de keuzedelen: persoonlijk profileren, expressief talent, doorstroom hbo en ondernemend gedrag. Maak deze koppeling wanneer je gaat starten.

  • Kom 30 weken in een kalenderjaar bij elkaar. Twee uur per week: Kies in overleg de beste tijd voor de repetities

  • Het delen van netwerk en ervaringen staat voorop: samen leren delen.

 

>

LOB 2.0: Meet Your Future in Tilburg

Tijdens deze pilot kunnen leerlingen, in samenwerking met zowel het po- als het vo, kennis maken met de beroepen van de toekomst.

Daarbij gebruik makend van de praktijkvoorzieningen in de regio.

 

Monique Couwenbergh, docent en decaan branchevakken bij de Rooi Pannen, kreeg samen met Henk van den Hoek en Rolinde Duisters van het het ROC Tilburg, een mooie opdracht van de gemeente Tilburg: projectleider worden van een pilot met een praktijkgerichte invulling van LOB. Doel van deze pilot was om in samenwerking met zowel het primair- als het voortgezet onderwijs, leerlingen kennis te laten maken met de beroepen van de toekomst, daarbij gebruik makend van de praktijkvoorzieningen in de regio. Monique, Henk en Rolinde hebben verschillende achtergronden en ervaring, wat het samenwerken binnen deze pilot extra interessant maakte. Monique: “Door onze verschillende invalshoeken konden wij complementair werken, iets dat ik als heel prettig en waardevol heb ervaren”.

Bij het ontwikkelen van de pilot kwamen vele onderzoeksvragen voorbij, waarbij steeds werd gezocht naar een zo concreet mogelijke invulling van het thema ‘beroepen van de toekomst’. Uitgangspunt bij het ontwikkelen van de pilot was om klein te beginnen en daarna te gaan uitbreiden. Er moesten dus keuzes worden gemaakt. Zo werd ervoor gekozen om het primair onderwijs (nog) niet te betrekken, maar in te zetten op het vmbo. Ook moesten de plannen voor wat betreft de uitvoering van de pilot een aantal keer worden bijgesteld door de coronapandemie.

Uiteindelijk kwam er een samenwerking tot stand met twee vo-scholen in de regio waar nog weinig LOB-activiteiten waren ontwikkeld. Van deze scholen hebben 150 vmbo-leerlingen uit het derde leerjaar meegedaan aan de pilot. Voor wat betreft de samenwerking met het bedrijfsleven in de regio kon de projectgroep gebruik maken van de contacten met de Junior Kamer Midden Brabant (link), een vereniging van ambitieuze mensen uit verschillende beroepsgroepen, en Midpoint Brabant. Op 2 juni 2022 kon de pilot worden uitgevoerd. Leerlingen konden kiezen uit verschillende sectoren zoals bedrijven in de techniek, leisure en logistiek. Het werd een succesvolle dag waarbij de leerlingen op bezoek gingen bij twee bedrijven. Leerlingen, hun ouders, docenten en mentoren waren positief over de opbrengst van de dag en hebben ervan geleerd.

De samenwerking tussen de verschillende mbo-instellingen is door Monique, Henk en Rolinde ervaren als positief en inspirerend. Eens een kijkje nemen in de keuken van een andere mbo-school en hun onderwijs- en besluitvormingsprocessen, kan heel verrijkend zijn. Monique, Henk en Rolinde mogen nog een jaar langer bezig zijn met een vervolg op deze projectopdracht. Monique: “We hebben met veel plezier gewerkt aan deze pilot en gaan met alles wat we hebben geleerd werken aan een vervolg. Hierbij zouden we graag alle vmbo-scholen uit Tilburg betrekken en nóg meer bedrijven uit onze regio”. Het doel voor komend schooljaar is daarom om met behulp van externe partijen meer bedrijven en meer vmbo-scholen uit de regio te bereiken, waarbij alle partijen minder afhankelijk zijn van een jaarrooster. Ook is het de bedoeling dat de betrokken vo-scholen dan zelf bekijken welke doelgroep qua leerlingen het meest geschikt is. De input van externe partijen zal door het projectteam worden gevoed en het reflecteren op betekenisvolle ervaringen door leerlingen zal zeker onderdeel worden van de totale cyclus.

>

Voor een goed loopbaangesprek is ook zelfkennis nodig

Podcast-serie De Loopbaancoach

 

In de podcast-serie ‘De Loopbaancoach’ interviewt Japke Ebbinge professionals en onderzoekers en geeft ze ook een kijkje in de keuken van de loopbaancoach: hoe verloopt een loopbaangesprek met een young professional? Welke coachingsinstrumenten worden ingezet, en waarom? “Als loopbaancoach moet je leren om óók naar jezelf te luisteren.”

 

 ‘Wat wil ik eigenlijk zélf?’, is de loopbaanvraag van studente Tess, die bijna klaar is met haar hbo-opleiding. ‘Wat zou ik doen en kiezen vanuit mijn ‘rustige zelf’, in plaats van vanuit stress, perfectionisme, emoties en bewijsdrang?’

Loopbaancoach Hadassa Kruithof gaat in gesprek met Tess. Ze reikt praktische handvatten aan (hoe kun je mindfulness momenten inbouwen in de dag?), behandelt een stukje psycho-educatie (hoe kijk je naar stress?) en gebruikt ACT-coaching (hoe kun je je niét verbinden met je negatieve gedachten?).

Bijzonder aan dit gesprek: je kunt erbij zijn. Niet live, maar door te luisteren naar de podcast ‘De loopbaancoach in actie’. “Het gesprek met Tess is een voorbeeld van hoe je een loopbaangesprek kunt aanpakken”, zegt psycholoog Japke Ebbinge, coördinator van de Leergang Loopbaancoaching aan de Hogeschool van Amsterdam (HvA) en presentator van de podcastserie. “Je hoort het gesprek van Hadassa en Tess, en daarnaast evalueren Hadassa en ik het loopgesprek en lichten we toe wat we doen. Je zit tijdens het luisteren naar de podcast dus echt in ónze hoofden. Welke keuzes maken we in het moment? Waar gaan we wel of niet op in, en waarom? Ons doel is om door middel van de podcast een inkijkje te geven in het loopbaancoaches, en loopbaanprofessionals een idee te geven van hoe je zo’n gesprek kunt aanpakken. Niet vanuit de gedachte ‘Dit is dé manier’, maar ter inspiratie, en ook om de verschillende coachingsinstrumenten te leren herkennen.”

 

Hoe kwam je op het idee van een podcast?

“Ik vind het leuk om radio te maken, dat had ik al bij de HvA al eerder gedaan. De laatste jaren namen podcasts een vlucht. Met mijn collega Daphne Wiersema maakte ik aanvankelijk een podcast voor de eerste lichting deelnemers aan de Leergang Loopbaancoaching. Daarvoor namen we de hoorcolleges op, en de podcast was alleen te beluisteren door deelnemers. We merkten dat die het luisteren naar een podcast echt een prettige manier van leren vonden.
De reacties waren zo positief dat we meer wilden doen met deze vorm, ook omdat we vanuit de leergang graag laagdrempelig onze kennis willen delen.

We zijn gaan kijken welke professionals voor onze doelgroep interessant zouden kunnen zijn om te interviewen. De eerste professional die meewerkte was Jouke Post, docent Theorie van de Loopbaanbegeleiding aan Saxion Hogeschool. Hij wilde graag iets doen met Kerr Inkson, die een boek schreef over negen metaforen voor loopbanen. Daarmee zijn we begonnen: een serie van negen afleveringen met Jouke Post over die metaforen. Daarna volgden nog meer interviews met professionals, en in de meest recente afleveringen, ‘De loopbaancoach in actie’, voeren we echte loopbaangesprekken.”

Die laatste zijn bijzonder omdat je als luisteraar echt bij het gesprek aanwezig bent – zo voelt het althans.

“We merkten bij onze deelnemers dat ze behoefte hadden aan een voorbeeld van hoe een loopbaangesprek verloopt. Ze genoten ervan als we dat tijdens de bijeenkomsten voordeden. We waren zelf gecharmeerd van de podcasts van Esther Perel, die daarin een inkijkje geeft in haar relatietherapie, en we vroegen ons af of wij misschien ook zoiets konden doen voor het loopbaangesprek – een podcast in de vorm van een écht gesprek, dus niet als rollenspel. We hebben een oproep gedaan onder studenten, en met drie studenten die zich hebben aangemeld, hebben we inmiddels een podcast-aflevering gemaakt.”

Bij de loopbaangesprekken passen jullie verschillende instrumenten toe. Bij de eerste aflevering, met studente Tess die voor de keuze staat wat ze na haar hbo-opleiding zal gaan doen, kozen jullie bijvoorbeeld voor een benadering vanuit ACT, de Acceptance and Committent Theory. Wat houdt die in en waarom kozen jullie daarvoor?

“Wij hebben als docenten een achtergrond in de psychologie, dus dat is hoe we de loopbaancoaching benaderen: vanuit psychologie, gedrag, mens en ontwikkeling. De basis van een loopbaangesprek is goed luisteren en aanwezig zijn, maar daarnaast zet je als coach ook je gereedschappen in. Je kijkt altijd: wat is de vraag, en welk instrument past daarbij? Bij de coachvraag van Tess speelde perfectionisme een belangrijke rol, vandaar vandaar dat we met haar kozen voor oefeningen in het ACT-spectrum. ACT is een instrument dat goed is in te zetten in loopbaanbegeleiding. Het is een ‘derde generatie gedragstherapie’, waarbij het gaat om het verhogen van de psychologische flexibiliteit: je leert anders om te gaan met je gedachten en gevoelens, in plaats van ze te willen veranderen. Je kunt je gedachten bijvoorbeeld op afstand zetten door niet meer te denken: ’ik ben mijn gedachten’ maar eerder ‘Ik heb gedachten’. ACT gaat ook over het accepteren van pijn in plaats van die te vermijden: soms is de pijn dat iets mislukt draaglijker dan wat je doet om die pijn te vermijden.

Dat laatste is vooral belangrijk als het gaat om doen wat waardevol voor je is. Daar komt namelijk bijna altijd spanning bij kijken. Hoe dichter je leeft naar je waarden, hoe spannender het wordt, want dan heb je écht wat te verliezen. Als je die spanning vermijdt, kan het je weghouden bij wat je juist belangrijk vindt. De gedachte wordt dan: ’Ik wil dit doen maar ik vind het spannend’. Het helpt al als je zou kunnen denken ‘Ik wil dit doen én ik vind het spannend’. Als je op die manier die spannende gedachten kunt ontrafelen, kun je meer gaan leven naar je waarden – precies wat Tess aan het eind van het gesprek het gevoel geeft dat ze vanuit rust haar keuzes kan maken.”

 

De gesprekken tussen jou en je collega Hadassa zijn ook persoonlijke gesprekken. Hoe belangrijk is zelfkennis eigenlijk, voor een loopbaancoach?

“Heel belangrijk! Bij coaching gaat het er uiteindelijk om dat je mensen bij hun eigenheid wilt brengen. Als je ruimte wilt maken voor hun verhalen, moet je durven kijken naar de verhalen in jezelf. Hoe dieper je bij jezelf kunt zijn, hoe dieper je bij de ander kunt komen. Loopbaancoaching is geen therapie, maar het kan soms wel therapeutisch werken, omdat je ook met jezelf aan de slag gaat. Dat zit ook in de opzet van het onderwijsprogramma van de leergang Loopbaancoaching: deelnemers passen instrumenten en technieken eerst toe op zichzelf en vervolgens bij een coachee.

Gisteren hadden we bijvoorbeeld een masterclass over zelfinzicht, en over hoe je je eigen schaduwkanten kunt inzetten bij een loopbaangesprek. Als we mensen willen leren om over zichzelf te leren, moeten we dat als leergangteam ook voorleven. Niet in een rollenspel, maar in een echt gesprek. Waar zit ík mee? Hoe zit het met míjn kernkwaliteiten en met míjn schaduwkanten? Heeft mijn collega een reële vraag, of een irritatie, dan voeren we daar echt een gesprek over. Je laat als trainer op die manier zien dat je zelf ook leert en ook kwetsbaar bent. Ik leer er zelf elke keer van.”

 

Tijdens de leergang Loopbaancoaching leer je niet alleen hoe je mensen kunt begeleiden, maar je ontwikkelt je zelf ook?

“In het begin willen deelnemers vooral meer kennis opdoen, maar gaandeweg leren veel ervan zichzelf beter kennen, en ze leren hoe ze die zelfkennis adequaat kunnen gebruiken in de begeleiding. Uiteindelijk leren we mensen ook om meer zichzelf te zijn in hun professie. Aan het eind van de leergang hoor ik vaak: ’Vroeger zag ik de leerlingen in het schoolsysteem, en was ik meer bezig, naar eer en geweten maar niettemin, om ze door een mal te duwen. Nu durf ik vrijer naar ze te kijken: wie ben jij als mens, en wat past daarbij?’

De deelnemers van de leergang Loopbaancoaching gaan gedurende de opleiding ook breder naar zichzelf kijken. Sommigen gaan zelfs hun werkdag anders inrichten, met meer rust. Ze voeren loopbaangesprekken bijvoorbeeld niet meer adhoc en overal tussendoor, maar op een vast moment in de week. Maar met aandacht en vertraging – voor zover die vertraging die mogelijk is binnen de kaders van een volle werkweek.”

 

Er zijn inmiddels bijna dertig afleveringen beschikbaar van podcastserie De Loopbaancoach. Waar kun je als luisteraar het beste beginnen?

“De podcastserie is bedoeld voor de doelgroep van loopbaanprofessionals, maar óók voor mensen die zelf loopbaanvragen hebben, of zich aan het oriënteren zijn op een volgende stap. Er zit geen vaste volgorde in, dus ik zou zeggen: kijk welke podcast je het meeste aanspreekt en beluister die het eerst.

Een aflevering die ik zelf heel interessant vind, is de aflevering met Kitlyn Tjin A Djie, over systemisch werken en over waarom de context belangrijk is voor wie je bent. We zijn vaak zo gericht op ‘je potentieel waarmaken’ en het idee van een meritocratie, waarin je wordt beloond voor je verdiensten. Maar uit steeds meer onderzoeken en publicaties blijkt dat we vaak meer een product zijn van onze context: waar je wiegje staat, bepaalt bijvoorbeeld ook hoeveel kansen je krijgt. Bovendien hebben we lang niet altijd alles in de hand, dat bleek ook in de coronatijd. Ik denk dat dat voor jongeren belangrijk is om te weten.”

____________________________________________________________

Informatie

  • Contactpersoon: Japke Ebbinge, j.ebbinge@hva.nl
  • De podcastserie ‘De loopbaancoach’ is te beluisteren via iTunes, Spotify, podcast-apps en ook via SoundCloud
  • Loopbaancoaching (Hogeschool van Amsterdam) is gericht op loopbaancoaches, mentoren en decanen, LOB-adviseurs en andere professionals die werken met jongeren die staan voor een studie- of loopbaankeuzes. De leergang bestaat uit masterclasses over onder meer identiteitsontwikkeling, stress, keuzestijlen en systemisch werken. 

____________________________________________________________

Hoe voer je een goed loopbaangesprek?

Drie tips van Japke Ebbinge

  1. Geef ruimte door vragen te stellen
    Je kunt als loopbaancoach natuurlijk informatie over studies aanreiken, maar het zoekproces naar ‘Wie ben ik, wat kan ik en wat wil ik?’ moet een coachee echt zelf doormaken. De kunst is om het zelfsturend vermogen van je coachee te vergroten. Dat kun je doen door vragen te stellen en samen te vatten, en vooral door op je handen te blijven zitten. Dat laatste is misschien wel de grootste uitdaging: niet de regie overnemen, maar je coachee de ruimte te geven om zélf zijn of haar eigenheid te ontdekken. In de fase van identiteitsontwikkeling waarin jong volwassenen zitten, is het überhaupt al een grote levensopgave om te ontdekken wie je bent, wat je kunt en wat je wilt!
  2. Maak leren betekenisvol
    In school is er vaak druk om te presteren en met concrete resultaten te komen, terwijl loopbaanbegeleiding een proces is, niet een eindresultaat. Bij dat proces is het belangrijk om ook naar je eigen werkwijze te kijken. Door welke bril kijk je zélf naar de wereld? Wat vind jij zélf belangrijk?
  3. Sluit aan bij het referentiekader van je coachee
    Een van de dingen die we coronatijd veel hoorden van loopbaanbegeleiders, is ‘Ik dácht dat ik deze leerling kende, maar wat weet ik weinig over hoe de leerling woont!’ Of leerlingen een eigen kamer hebben, of er überhaupt wifi is thuis, hoe de omgeving eruit ziet, of er broertjes en zusjes zijn. Verdiep je in het leven van je coachee, zodat je daar in het gesprek bij aan kunt sluiten.

____________________________________________________________

Tekst: Anne Wesseling, Fotografie: Hetty van Oijen

>

LOB is cruciaal tijdens je middelbare schooltijd

LOB is vaak het terrein van mentoren en decanen, maar uiteindelijk draait het om de leerlingen. Hoe kijken zíj naar LOB?

 

Lina Boukhoubza is voorzitter van de leerlingenraad van het Calandlyceum in Amsterdam en zette daar LOB extra op de agenda. “Er gaat veel aandacht naar de lesstof, maar school is zoveel meer. Over tien jaar weet ik niet meer hoe een vulkaan precies werkt, maar de impact van een stage of een loopbaangesprek kan ik me dan nog precies herinneren.

Ze loopt een dag in de week stage bij het ministerie van Defensie, is betrokken bij het team dat zich bezighoudt met de Maatschappelijke Diensttijd (MDT), is politiek actief én draait mee met een programma van het Oranjefonds. “Mijn ouders houden het ook niet helemaal bij”, zegt Lina Boukhoubza lachend over wat ze allemaal doet náást haar school en het voorzitterschap van de leerlingenraad.

De activiteiten passen bij haar interesses: ze volgt al vanaf de brugklas het Technasium, niet zozeer vanwege de bètavakken, maar vooral vanwege de praktijk- en maatschappelijke kant. De stage bij Defensie kwam vooral voort uit de wens om uit haar eigen bubbels te breken en een compleet nieuwe wereld te ontdekken. “Mijn school faciliteert het ook”, zegt ze. “De stage heb ik zelf geregeld, maar zij zorgden wel dat ik het ook kon doen. Ik zit in een soort ‘topsport-programma’ met een aangepast rooster, daarin zit ook een leerling in die schaakt, en iemand die viool speelt. Het motto van mijn school is ‘Ontdek wat jij kunt bereiken’. School is er niet alleen voor het diploma en de cijfers, maar vooral voor de vorming.”

 

Je zit in de vijfde klas van het Technasium. Heb je dan meer te maken met LOB dan andere richtingen?

“Het Technasium is geweldig qua LOB, vanwege de praktijkopdrachten. In de eerste klas kregen wij bijvoorbeeld een opdracht voor het afvalbedrijf in Amsterdam, en gingen we daar met de klas ook naartoe voor een rondleiding. In de derde klas maakten we een lichtontwerp voor het Amsterdam Light Festival, en kwam een ontwerper in de klas. Het verbreedt je beeld, als Technasium leerling heb je wat dat betreft echt een voorsprong op andere leerlingen.

Maar we hebben ook de Caland College Tour gehad, dat was voor alle leerlingen. Dan was er bijvoorbeeld een officier van justitie te gast op school, en konden we vragen stellen. Het is belangrijk om de buitenwereld in de school naar binnen halen, om leerlingen te laten zien: ‘Hier kun je óók voor kiezen’. Zeker voor leerlingen die die voorbeelden niet in hun eigen omgeving hebben. Want je niet kent, kun je niet kiezen. Wat je niet voor je ziet, ga je ook niet kiezen. LOB heeft ook te maken met kansengelijkheid.”

 

Jullie zien als leerlingen dus echt belang van LOB?

“Je hebt aan LOB nog meer aan dan aan je cijfers. Het hangt wel af van de leerling. Weet je al wat je wilt gaan studeren, of heb je al een richting? De ene leerling heeft meer informatie nodig voor de studiekeuze, voor een leerling die al vanaf z’n vijfde weet wat hij wil worden is de belangrijkste vraag misschien ‘Wil je dit écht?’

Leerlingen om mij heen hebben echt door dat ze hulp nodig hebben bij het maken van een studiekeuze. Als je iets wilt bereiken, in een tijd waarin je zóveel te kiezen hebt, is het fijn dat je iemand kan spreken die je daarbij kan helpen. LOB is informeren, spanningspartner zijn, hulp bieden, inspireren. Het heeft al die functies, en bij elke leerling anders.”

 

Is voor leerlingen uit gezinnen met een migratie-achtergrond LOB nog belangrijker?

“Een flink percentage leerlingen op mijn school heeft een migratie-achtergrond of is de eerste die gaat studeren. Wat ik interessant vind, en terug zie in migrantengemeenschap in Nederland, is dat het onderwijs echt wordt gezien als verheffingsmiddel. De ouders of oma en opa zijn naar Nederland verhuisd zonder kennis van de taal of hoe van hoe alles hier werkt, en willen heel graag dat hun kinderen het beter krijgen. Onderwijs en ook bestaanszekerheid is belangrijk voor deze groep, omdat het de enige manier is om de maatschappelijke ladder op te klimmen. Leerlingen en studenten ervaren veel druk om te presteren en dan is het logisch om een studie te kiezen voor een duidelijk beroep, zoals arts of advocaat. Het is een safe option: je weet wat het je brengt.

Een opleiding wordt vooral gezien als een papier dat je nodig hebt voor een bepaalde baan, in plaats van een manier om jezelf te ontwikkelen. Als ik vertel dat ik misschien bestuurskunde of Liberal Arts and Sciences wil gaan studeren, vinden mijn ouders het goed, maar anderen uit de gemeenschap snappen het vaak niet.”

 

De vraag ‘Wat wil je later worden’ is niet zo gemakkelijk te beantwoorden.

“In die vraag ‘Wat wil je later worden’ zit eigenlijk al de drang om te kiezen op jonge leeftijd. Het zou moeten gaan over de vraag ‘waar wil je mee bezig zijn?’ Ik heb het idee dat leerlingen het idee hebben dat wat je kiest meteen vaststaat voor de rest van je leven. Ik vind het juist goed om je niet te snel vast te leggen. LOB draait erom dat je ontdekt wat je kan en wat je wilt en wat de weg ernaartoe is. De juiste LOB-keuze is de keuze die je verder brengt in je reis. Je hoeft echt niet meteen in de juiste trein te zitten. Je kunt uit- en overstappen, en misschien heb je de eerste trein nodig om de tweede trein te halen. Ik denk dat veel jongeren zich dat niet genoeg realiseren.”

 

LOB draait voor leerlingen dus niet alleen over voorlichting over bepaalde studies, maar ook over de hele route door het onderwijs?

“Dat geldt ook als je in je familie of je gezin de eerste bent die verder gaat studeren. Dan ben je ook de eerste die een bepaald pad op gaat. Het systeem an sich is dan vaag. Om op een hbo of universiteit echt ‘thuis’ te zijn, zijn er ongeschreven sociale regels die nieuw voor je zijn als je het boxje ‘migratie-achtergrond’ en het boxje ‘eerste die gaat studeren’ aanvinkt. Je bent misschien afwachtend, want je kent de regels niet, blenden is lastig. Het zit in kleine dingen die zorgen dat je je niet echt thuis voelt. Ik heb gelukkig ook vrienden die een paar jaar ouder zijn en me kunnen helpen. Maar als je je daarvan niet bewust bent, ga je daar te laat achter komen en mis je de aansluiting.”

 

Jullie hebben als leerlingenraad LOB ook aangekaart bij de directie van de school.

“LOB zit op onze school vooral verweven in bepaalde componenten, bijvoorbeeld het Technasium, de profielkeuze en de studiekeuze in de mentoruren. Maar uiteindelijk is het toch best minimaal, en wij vinden als leerlingenraad dat LOB niet een van de dingen is die je als school minimaal kunt doen. Het zou gedragen moeten worden door iedereen, niet alleen de mentoren. We wilden de directie scherp houden en onze directeur luistert echt, het is heel fijn dat zij er prioriteit aan geeft.

Scholen en docenten zijn nu vooral bezig met het inhalen van de achterstanden na corona. Ze zien LOB dan als nice to have, maar het is een cruciaal onderdeel van je middelbare schooltijd. Het zou in elke les moeten zitten, maar als docenten er niet echt zin in hebben of geen tijd voor hebben, valt het weg. De werkdruk onder docenten is hoog, dat speelt mee, maar dan nog: als docent kun je je rol herdefiniëren, juist als verder iedereen vooral bezig is met de inhoud van de stof. Dat lesboek is belangrijk, maar wat zit er in je ándere hand? Je kunt als docent echt een sleutelfiguur zijn voor een bepaalde leerling. Ik kan over tien jaar niet herinneren hoe een vulkaan precies in elkaar zit, maar de impact van een stage of een loopbaangesprek kan ik me dan nog precies herinneren.”

 

Heb je zelf een docent gehad die belangrijk voor je was?

“Dan denk ik aan meneer Van den Berg, onze docent Technasium. Het zit in zijn manier van lesgeven: hij heeft hele hoge verwachtingen van je, maar je mag óók heel erg falen. De lat ligt hoog, tegelijkertijd kun je een opdracht helemaal laten mislukken. Het voelt echt als onvoorwaardelijke steun.

Hij gelooft ook dat je dingen kunt, terwijl je het zelf nog niet door hebt. Daarin was hij echt spot on. Ik was in de brugklas bijvoorbeeld heel verlegen, maar toen we in groepjes een idee zouden presenteren, moest ik dat doen voor mijn groepje. Ik had het nog nooit gedaan, maar hij geloofde erin dat ik het zou kunnen. Dan word je ook zelfverzekerder. Het was echt een katalysator.

De brugklas is een belangrijke en cruciale tijd. Je komt ineens in een nieuwe wereld, waar je nog niemand kent. Dan kun je best een steuntje in de rug gebruiken. Meneer van den Berg deed misschien niet de traditionele LOB, maar hij gaf me inzicht in wat ik leuk vond en hij heeft altijd in me geloofd, dat is cruciaal. Ik wilde in zijn lessen ook altijd héél erg graag presteren. Het ging niet om het cijfer, maar om de waardering. Tegelijkertijd mocht ik ook zeggen: ‘Hier loop ik vast’. Die persoonsvorming, daar hielp hij bij.”

 

Je doet veel praktijkervaring op naast je opleiding. Wat heb je geleerd, bijvoorbeeld tijdens je stage bij het ministerie van Defensie?

“Ik denk dat álle stappen die ik heb gezet, mijn beeld genuanceerd hebben. Ik heb gezien hoe hard mensen werken en hoeveel checks & balances zijn ingebouwd: alles wordt driedubbel gecheckt en verantwoord. Ik heb meer vertrouwen gekregen in de overheid. Doordat je tijdens een stage andere referentiekaders heb leren kennen, wordt je oordeel genuanceerder. Je leert snappen hoe anders mensen afwegingen maken, zeker in crisissituaties. Het maakt dat je minder snel je oordeel klaar hebt en minder getriggerd wordt door nieuwskoppen. Ik zal niet snel meer roepen ‘dit is goed’ of ‘dit is slecht’.”

 

De vraag ‘Wat wil je later worden’ is voor jou vast ook niet zo gemakkelijk te beantwoorden.

“Ik krijg constant de vraag wat ik later wil worden, maar ik voel niet veel drang om mijn toekomst helemaal uit te stippelen. Ik laat dan wel de richting weten: ‘Ik wil in ieder geval iets maatschappelijks doen’. Mensen denken in beroepen en willen je graag in een hokje stoppen, omdat dat dingen duidelijker en beter behapbaar maakt, maar juist het openstaan voor nieuwe dingen heeft me zoveel gebracht in kennis en ervaring.” Lacht: “En ik ben onderdeel van de flexgeneratie, dus eigenlijk hóef me ook niet vast te leggen: wat ik uiteindelijk ook kies, waarschijnlijk zal ik er toch drie banen bij doen.”

____________________________________________________________

Tips

Voor docenten

  1. Verwerk LOB in de lessen
    Een tekst voor Nederlands kan bijvoorbeeld over een bepaald beroep gaan. En ook in gesprekken kan LOB terugkomen: hoe zie je jezelf over een paar jaar?
  2. Maak leren betekenisvol
    Kijk altijd naar hoe de les verbonden is met de wereld buiten de school: wat héb je aan wat je leert? Wat kun je hiermee, welke impact kun je hebben? Er zijn bijvoorbeeld leerlingen die een 3D-printer leren gebruiken, daarmee kun je duurzame dingen ontwerpen.
  3. Geloof in de kracht van je leerlingen
    Kijk voorbij de cijfers. Als leerling voel je het aan als een docent jou echt ziet. En als een docent meer de rol van coach heeft, kan dat de les ook dynamischer maken.
___________________________________________________________

Voor leerlingen

  1. Vraag je af ‘Waar wil ik later mee bezig zijn?’
    Dat is belangrijker dan een specifiek beroep. Leg jezelf niet te vroeg vast. Je hoeft niet nu iets te kiezen voor de rest van je leven, het belangrijkste is dat je een richting op gaat die bij je past.
  2. Laat weten dat je LOB belangrijk vindt
    Doet je school niet genoeg aan LOB, dan kun je dat aankaarten via de leerlingenraad.
  3. LOB gebeurt niet alleen op school
    Je kunt bijvoorbeeld ook meedoen met de maatschappelijke diensttijd (doemeemetmdt.nl). Je doet ervaring op, ontdekt wat je talenten zijn en je doet iets voor een ander. Wil je uit je bubbel, kies dan iets in een sector waar je helemaal geen ervaring mee hebt.

___________________________________________________________

Tekst: Anne Wesseling, Fotografie: Hetty van Oijen

>

D&P op Metameer: talentontwikkeling, brede oriëntatie en de leerling centraal

De combinatie van het brede karakter van het vmbo-profiel Dienstverlening & Producten (D&P) met een sterke LOB-component, maakt het tot een aantrekkelijk profiel.

 

Hoe lukt het scholen om LOB als rode draad in hun programma te integreren? Een kijkje in de keuken van Metameer, een Jenaplan D&P-school in Boxmeer.

De uitgangspunten van deze school zijn talentonwikkeling, brede oriëntatie en het centraal plaatsen van de leerling. Presentaties, kringgesprekken waarin ervaringen worden gedeeld en het profiel D&P past daar goed bij. Decaan en docent Henk Pouwels en vakgroepvoorzitter Angelique Aarts vertellen over de brede oriëntatiemogelijkheden binnen het profielvak D&P. Het gaat hierbij om ontdekken wat wel en wat niet bij een leerling past.

 

LOB zat altijd al in het DNA en de visie van de school, met de mentoren als spil. Vanuit de ‘luxe’ situatie dat alle mentoren ook D&P-docenten waren, was LOB een min of meer vanzelfsprekend onderdeel van het programma. Met de groei van de school zijn er ook niet D&P-docenten mentor geworden. Daardoor is de school steeds op zoek naar hoe de ervaringen op het gebied van LOB binnen de D&P-lessen ook bij die mentoren terechtkomt.

 

Het vmbo-profielvak Dienstverlening & Producten (D&P) is een breed sector overstijgend onderwijsprogramma. Binnen D&P staat de oriëntatie op uiteenlopende werkvelden met een geïntegreerde loopbaanbegeleiding centraal. Leerlingen doen ervaringen op binnen verschillende werkvelden en reflecteren hierop, waardoor zij zicht krijgen op eigen talenten en interesses. Het voordeel van het profielvak D&P is, dat leerlingen zich breed kunnen oriënteren waardoor zij eind klas vier van het vmbo, een weloverwogen keuze kunnen maken voor een vervolgopleiding. Meer weten? Kijk dan op www.platformdenp.nl

 

>

Informatie over het tussenjaar is een onmisbaar onderdeel van LOB

Neem de optie van een tussenjaar op in de LOB lessen voor álle leerlingen die na het behalen van hun diploma niet meer leerplichtig zijn.
 

Hiervoor pleit Daniëlle Vogels, oprichter van het Tussenjaar Kenniscentrum. Het is een manier om leerlingen aan het denken te zetten: ‘Wat heb jij nodig om straks succesvol te studeren, en welke risico’s en kansen zou een tussenjaar daarvoor kunnen opleveren?’"

Een eindexamenleerling in het voortgezet onderwijs wist zeker dat hij een tussenjaar wilde. ‘Prima’, zeiden de ouders. ‘Maar dan moet je wel een dóel hebben.’ Daar zat ‘m net de kneep: de jongen hád helemaal geen doel en wilde daar ook niet over nadenken.

Was dat erg? Volgens Daniëlle Vogels niet. “Een doel opdringen heeft geen zin, en dwingen tot studeren ook niet. Natuurlijk is een tussenjaar voor zulke jongeren een flink risico, maar met de juiste aanpak kan het ook voor hen hele positieve effecten hebben,” zegt ze.

Daniëlle Vogels richtte in 2019 het Tussenjaar Kenniscentrum op. Doel: objectieve informatie geven over het tussenjaar. Het is belangrijk dat daar een onafhankelijke instantie voor is, want commerciële partijen, die bijvoorbeeld taalreizen aanbieden, belichten de zaak maar van één kant. “We vinden het belangrijk dat leerlingen hierover open en goed geïnformeerd een keuze kunnen maken. Een tussenjaar kan voordelen hebben, maar kent ook risico’s.”

 

Je geeft onder meer workshops over het tussenjaar. Wat is het belangrijkste dat je jongeren daarin mee wilt geven?

“Ik laat ze in de eerste plaats nadenken over de vraag ‘Wat zou ik graag willen?’ En vooral ook: ‘Wat zou voor míj nuttig zijn om straks succesvol te kunnen gaan studeren?’ Bij LOB-lessen op school gaat het vaak vooral over de studiekeuze, maar er zijn nog meer zaken belangrijk. Je kunt de leukste studie kiezen, maar dan zitten er toch ook vakken in die je niet leuk vindt. Onder meer motivatie, zelfstandigheid, discipline en doorzettingsvermogen zijn ook belangrijk. Dat zijn dingen waar je eventueel aan kunt werken, in een tussenjaar.”

 

Vaak wordt gedacht aan een taalreis. Lekker Spaans leren aan de Costa!

“Dat kán een mooie invulling zijn, maar niet voor iedereen. Zo’n taalreis kan ook een grote party worden, dan wordt het tussenjaar meer een lange vakantie. Als je nog niet weet wat je wilt gaan studeren, is het trouwens maar de vraag of een taalcursus daarbij gaat helpen, want dan zit je wéér in de schoolbanken kennis tot je te nemen.

Een tussenjaar biedt kansen om jezelf beter te leren kennen. Dat doe je vooral door verschillende dingen mee te maken in het echte leven. Vervolgens kun je daarop reflecteren: wat vind ik ervan, wat zegt dat over mij? Dingen ervaren, dáár biedt het tussenjaar kansen voor leerlingen. En daar hoef je echt niet voor op reis. Misschien is een snuffelstage of vrijwilligerswerk voor jou veel nuttiger om jezelf te leren kennen. De laatste jaren zijn er met financiering van de overheid veel mooie vrijwilligersprojecten opgezet, die horen bij de maatschappelijke diensttijd. Dat is een fantastische mogelijkheid om het tussenjaar zinvol in te vullen. Het kost niets, en het is ontzettend waardevol voor je persoonlijke ontwikkeling én voor je netwerk.”

 

Vergroot een tussenjaar op zichzelf eigenlijk de kans op studiesucces?

“Die vraag krijg ik vaak, van zowel ouders als onderwijsprofessionals, maar op basis van onderzoek is daar niets over te zeggen. Gemiddeld vallen studenten na een tussenjaar niet minder vaak uit, maar een gemiddelde zegt niets over individuele gevallen, en ook niets over wat studenten dan hebben gedaan in hun tussenjaar.

Uit een promotieonderzoek in de Verenigde Staten bleek wel: jongeren die het tussenjaar hebben gebruikt voor hun persoonlijke ontwikkeling, bijvoorbeeld door te reizen, presteren daarna beter. Maar voor een goed tussenjaar hoef je echt niet per se te reizen. Uit onderzoek onder Nederlandse studenten blijkt dat maar eenderde van de jongeren met een tussenjaar heeft gereisd, dat zijn vaak jongeren met hogeropgeleide ouders. Wat de anderen doen, naast werken, en welke effecten dat heeft, daar is weinig over bekend.”

Zitten er ook risico’s aan een tussenjaar? Bijvoorbeeld dat je uit je studieritme raakt?

“Daar zijn veel mensen bang voor. Het kan best moeilijk zijn om na een tussenjaar weer in het studieritme te komen, maar dat kan na een lange vakantie aansluitend aan je eindexamen net zo goed lastig zijn. Je kunt je afvragen of dit een goede reden is om meteen door te studeren na je eindexamen. Je hebt hier in elk geval het minst last van als je goed weet wat je wilt studeren en echt gemotiveerd bent om te starten.

Een van de grootste risico’s van een tussenjaar is dat je er weinig aan hebt voor je studiekeuze. Dat je daarna nog steeds niet weet wat je wilt gaan studeren, of dat je net zo’n slecht gefundeerde keuze maakt als vooraf. Eenderde van de jongeren die een tussenjaar neemt, kiest uiteindelijk een andere studie dan ze vooraf van plan waren. Daarom is het belangrijk om je ook tijdens je tussenjaar goed te blijven oriënteren op vervolgstudies.

Een belangrijke factor is ook de mentale gezondheid van jongeren. Met de mentale gezondheid van veel studenten gaat het niet goed – dat was al zo vóór corona, onder meer door de prestatiecultuur. Ik hoor vaak dat jongeren gewoon toe zijn aan rust. De druk op middelbare scholen is ook best groot. Dat kan een goede reden zijn om even pauze te nemen, maar aan de andere kant: als je al niet lekker in je vel zit en dan ook nog niet weet wat je wilt gaan doen, raak je misschien nog dieper in de put. Om dit en andere risico’s te beperken is goede begeleiding van ouders belangrijk.”

 

Wat is de rol van ouders precies?

“Wanneer ik een workshop Tussenjaarplan geef, moeten zij verplicht meedoen. Jongeren maken natuurlijk zelf een plan voor hun tussenjaar, maar ouders hebben daarbij wel een rol. Ze hebben bijvoorbeeld, vaak onbewust, invloed op de vraag of een kind al dan niet voor een tussenjaar kiest. En áls het kind een tussenjaar kiest, hebben ouders invloed op wat het kan betekenen, in positieve of negatieve zin.

Er zijn bijvoorbeeld ouders die zich er volop mee bemoeien en van alles gaan regelen, dan beperk je wat je kind zelf kan leren. Wat wel goed kan werken, vooral als een jongere ongemotiveerd is om iets te gaan doen: de geldkraan dichtdraaien. Zolang je je kind financieel blijft ondersteunen, heb je kans dat het tussenjaar uitdraait op een grote vakantie. Veel ouders reageren blij als ik begin over het betalen voor kost en inwoning. Voor jongeren die weinig actiegericht zijn, kan het best lastig zijn als hun ouders de geldkraan dichtdraaien en ze een tijd fysiek moeten gaan werken.”

 

Er zijn ouders en professionals die zeggen: ‘Alleen een baantje in de supermarkt tijdens je tussenjaar, dat schiet niet op’.

“Maar voor sommige jongeren kan dat juist heel waardevol zijn! Een baantje onder je niveau kan wonderen doen voor je motivatie om te gaan studeren, maar ook voor je doorzettingsvermogen. Kom maar eens een flinke periode vroeg je bed uit voor een baantje waar je eigenlijk geen zin in hebt, daar is echt discipline voor nodig.

Ook voor ouders is het een belangrijke vraag: wat heeft je kind nodig om straks succesvol te studeren en wat zou je kind kunnen doen om aan díe dingen te werken? En wíl je kind eigenlijk wel studeren? Het is goed om na te denken over je wensen, ideeën en twijfels. Dán kun je bewust kiezen voor studeren en een eventueel tussenjaar goed vormgeven. Ongeveer de helft van de deelnemers aan mijn workshops Tussenjaarplan weet overigens nog niet zeker of ze een tussenjaar willen doen. Dat hoeft ook niet. Je hebt na afloop in ieder geval gekeken naar de mogelijkheden, en naar wat er nodig is om succesvol te gaan studeren. Dat is ook winst.”

 

Je pleit voor meer voorlichting vanuit het onderwijs omdat dat zou helpen kansenongelijkheid te verminderen. Hoe zit dat precies?

“In het afgelopen jaar ben ik op zoek gegaan naar jongeren met een migratieachtergrond en hun ervaringen met een tussenjaar. Vaak zeiden ze ‘Ik wist niet eens dat het bestond!’ En ook gaven ze aan dat een tussenjaar in hun omgeving taboe is, omdat ouders het zó belangrijk vinden dat ze het goed krijgen. Er is dan van huis uit veel druk om te gaan studeren, en om te kiezen voor een studie met status en carrièreperspectief.

Als die leerlingen niet vanuit school geïnformeerd worden over hoe een tussenjaar je kansen kan vergroten, hebben ze er geen kennis over. Daarom vind ik informatie over de kansen en risico´s van een tussenjaar een onmisbaar onderdeel van LOB. Als mensen twijfels hebben over een tussenjaar kijken ze trouwens meestal niet naar de risico’s van studeren. Veel studenten lopen vertraging op of vallen uit. In het hbo stopt bijvoorbeeld een op de drie studenten in het eerste jaar van de opleiding, dat is ook iets om over na te denken.”

 

Hoe liep het af met de jongen uit het voorbeeld?

“De ouders draaiden de geldkraan dicht, zodat hij moest gaan werken. Na een tijdje merkte hij dat hij het met dat baantje wel gehad had en daar was hij blij mee, want toen kwam alsnog de vraag op: ‘Wat wíl ik eigenlijk?’ Dus juist door er een tijdje níet mee bezig te zijn, kreeg hij de ruimte om echt na te denken over wat híj verder wilde en wat hij daarvoor nodig had.

Die vraag, ‘Wat heb jíj nodig?’, dat is uiteindelijk precies waar het om gaat bij het nadenken over een tussenjaar, en ook waarom het zo belangrijk is er op school in de LOB-lessen aandacht aan te besteden. Het hoeft niet veel tijd te kosten, en het levert ongelofelijk veel op. Want de vragen die je stelt bij het nadenken over een tussenjaar, over wat jij nodig hebt om succesvol te gaan studeren, zijn relevant voor álle leerlingen.”


__________________________________________________________________________

5 tips van Daniëlle Vogels

Een plek voor het tussenjaar in LOB

  1. Besteed er aandacht aan op school
    Het is in de eerste plaats belangrijk om álle leerlingen aan het denken te zetten, ongeacht of ze al dan niet een tussenjaar willen nemen.
  2. Laat het echt een open keuze zijn
    Een tussenjaar kent kansen en risico’s, net als doorstuderen. Let er bij een LOB-les op hoe je het insteekt, zodat het voor de leerlingen echt een open keuze is.
  3. De invulling is altijd persoonlijk
    Het gaat voor leerlingen om de vraag: ‘Wat heb jíj nodig, om straks succesvol te gaan studeren?’ Wil je bijvoorbeeld zelfstandiger worden, of discipline ontwikkelen, en hoe kan een tussenjaar daarbij helpen?
  4. Een tussenjaar hoeft geen geld te kosten
    Vaak wordt bij een tussenjaar meteen gedacht aan werken en reizen of zelfs een jaar high school, maar er zijn nog veel meer opties. Denk aan bijvoorbeeld een maatschappelijke stage, of vrijwilligerswerk: zinvol en ook goed voor je netwerk.
  5. Betrek ook ouders/verzorgers erbij
    Ouders hebben veel invloed op de keuze voor studeren en een belangrijke rol bij het goed invullen van een tussenjaar, al was het maar omdat zij vaak kunnen beslissen de geldkraan open of dicht te draaien.

__________________________________________________________________________

In onze opdrachtenbank vind je een docentenhandleiding en een jongerenopdracht over het thema tussenjaar. Bij de jongerenopdracht worden ook de ouders betrokken
Studiesucces en tussenjaar: kansen en risico’s | Expertisepunt LOB

 

Tekst Anne Wesseling | Fotografie Hetty van Oijen
>

Motivatieproject klas 5

Oefenen met het onder woorden brengen van je talenten!
 

Motiveren waarom je voor een bepaalde studie kiest is zo makkelijk nog niet. En wat als je nog helemaal niet weet wat je wilt gaan doen na je eindexamen?
Om leerlingen meer inzicht te laten krijgen in hun motieven en drijfveren bij studiekeuze, organiseren ze op het Ignatiusgymnasium in Amsterdam, voor leerlingen uit de vijfde klas, het Motivatieproject. Het Motivatieproject bestaat in de eerste plaats uit het verwoorden van je motivatie voor een bepaalde opleiding in de vorm van een (digitale)brief. Deze brief wordt geschreven tijdens een mentorles. Leerlingen die nog niet precies weten wat ze na hun eindexamen willen doen of zijn vastgelopen in het studiekeuzeproces, schrijven daarover: waar ben je goed in, wat vind je interessant, welke opleidingen passen daar eventueel bij, wat heb je tot nu toe gedaan om erachter te komen wat bij je past, wat heb je nodig van de school en je omgeving om een keuze te kunnen maken?

De brieven worden verzameld door de decaan en die deelt de leerlingen in in kleine groepjes. Deze groepjes gaan onder leiding van twee volwassenen ­ ouders van de school - in gesprek over hun motivatiebrieven. Tijdens de gesprekken krijgen de leerlingen niet alleen feedback van de betrokken ouders, maar ook van elkaar. Dit maakt de gesprekken extra waardevol: leerlingen zijn eerlijk naar elkaar toe en geven goede feedback is de ervaring. Ook leren ze veel van het luisteren naar elkaar en het ontdekken van elkaars motivatie voor wat betreft een studiekeuze. Er wordt ruim de tijd genomen voor de gesprekken.

>

“Wie weet vind je je droombaan langs je fietsroute naar school!”

Leerlingen kennen bedrijven in hun eigen regio vaak wel van naam, maar hebben geen idee welke prachtige kansen daar liggen als het gaat om hun toekomstige loopbaan. Het digitale platform en LOB-traject ‘Keyport Meets | Regio in je Rugzak’ gebruikt daarom onder meer slimme software om leerlingen en bedrijven te matchen. Projectleider Paul van Lienen: “We brengen bedrijven in beeld waar leerlingen anders niet zo snel mee in aanraking komen.”

Rockwool. Sekisui Alveo. UPS Healthcare Solutions. Leerlingen die in het Limburgse Herkenbosch wonen en in Roermond naar school gaan, passeren een industrieterrein met talloze bedrijfsnamen op de gevel. Maar weten ze ook wat voor soort bedrijf er achter de naam zit, en wat er daar achter de voordeur precies gebeurt? In de meeste gevallen niet.

Sterker: vo-leerlingen in Midden-Limburg denken vaak dat er in hun regio ‘helemaal niets’ is. Dat is pertinent onwaar, aldus Paul van Lienen, projectleider van Keyport Meets | Regio in je Rugzak. “We hebben hier álles en er liggen bij die bedrijven geweldige kansen – je moet er alleen mee in aanraking komen. Neem Sekisui Alveo: dat is een producent van schuimrubber, en het bedrijf heeft niet alleen een grote administratieve en logistieke afdeling, maar ook een eigen laboratorium. Dat is voor leerlingen hele relevante informatie. Wie weet vind je je droombaan langs je fietsroute naar school!”

Die informatie bij de leerlingen krijgen, dat is het doel van het online platform ’Keyport Meets’ | Regio in je Rugzak’. ‘Keyport Meets’ verwijst naar de verbinding tussen onderwijs, bedrijfsleven en overheid in de ‘Keyport’-regio in Midden-Limburg en een stukje Brabant. Het ‘Regio in je Rugzak’-gedeelte is, in eerste instantie, een anderhalf jaar durend LOB-traject voor vo-leerlingen: zij maken een ontdekkingsreis door hun eigen regio, en krijgen daarbij een denkbeeldige ‘rugzak’ mee met informatie en LOB-opdrachten. Gedurende hun reis vullen ze die rugzak met souvenirs, zoals de verslagen van bedrijfsbezoeken en gesprekken die ze hebben gevoerd, maar ook met zelfkennis op het gebied van hun LOB-competenties. “Het wordt een rugzak vol ervaringen, maar ook een sleutel naar je toekomst.”

 

Rugzak in je Regio omvat voor leerlingen een LOB-traject met zes fasen. Hoe is het traject opgebouwd?

“Aan de hand van LOB-opdrachten genereert de slimme software in de eerste fase voor elke leerling een zogeheten DNA-profiel, met onder meer de kwaliteiten en competenties van de leerling. Mede op basis daarvan matcht het programma de leerling met een aantal bedrijven.
Tijdens speciale ‘Regio in je Rugzak’-evenementen kunnen bedrijven vervolgens aan de leerlingen laten zien wat ze precies in huis hebben. Vervolgens bezoeken de leerlingen minimaal twee bedrijven, om een idee te krijgen van de dagelijkse gang van zaken – ze zien in hun digitale omgeving welke initiatieven er zijn, en kunnen zich daar dan ook meteen voor opgeven.
De volgende fasen draaien om verdieping: leerlingen maken kennis met verschillende vakgebieden, bijvoorbeeld door een bezoek aan Bouwmensen of het Foodlab Limburg, en lopen bijvoorbeeld snuffelstages bij bedrijven.
De laatste fase draait om de keuze voor een vervolgtraject: de leerling bezoekt bijvoorbeeld een vervolgopleiding en spreekt met studenten die vertellen hoe die opleiding eruit ziet.

Bij elke fase krijgt de leerling LOB-opdrachten, die grotendeels afkomstig zijn uit de opdrachtenbank van het Expertisecentrum LOB. Het hele traject duurt ongeveer anderhalf jaar. Scholen kunnen zelf invullen hoe ze het precies vorm willen geven, maar wij adviseren om te beginnen in het jaar voordat leerlingen een keuze maken voor een profiel of vervolgstudie. Het platform is uit te breiden naar meer leerjaren.”

 

Jullie maken gebruik van slimme software om kennis en vaardigheden in beeld te brengen en om leerlingen en bedrijven te matchen. Hoe moet ik me dat voorstellen?

“De slimme software is vooral een hulpmiddel om de leerlingen aan het denken te zetten. De vraag ‘Wat zijn je kennis en competenties?’ vinden leerlingen vaak best lastig om te beantwoorden. De software helpt daarbij, bijvoorbeeld door inzichtelijk te maken welke competenties bij jou passen, op basis van wat jíj aanlevert. We hopen natuurlijk dat de leerlingen dan een ‘Oh ja!’-ervaring hebben, maar klopt het niet, dan komen er andere suggesties.”

 

De software helpt de leerlingen ook om een weg te vinden in de regio, door ze te matchen met bedrijven die passen bij hun DNA-profiel.

“Het werkt verschillende kanten op: de leerlingen die geen idee hebben welke kant ze op willen, helpen we om het zoekveld smaller te maken, en leerlingen die juist een smal toekomstbeeld hebben, krijgen extra opties waaraan ze misschien niet gedacht hadden. Het kan overigens ook zijn dat een leerling op een bepaald spoor zat, waarvan hij of zij bij nader inzien denkt: ‘Dit wordt ‘m toch niet’. Dat is óók waardevol.

Door het gebruik van die slimme software komen bedrijven in beeld waar leerlingen anders niet zo snel mee in aanraking zouden komen. De evenementenbranche trekt bijvoorbeeld enorm, omdat leerlingen er een duidelijk beeld bij hebben. Maar stel, je hebt als leerling een profiel dat past bij de evenementensector. Dan zou jij misschien ook wel een héle goeie begrafenisondernemer kunnen zijn, want dat valt feitelijk in dezelfde sector. Je hóeft niet die kant op, maar leerlingen krijgen nu tenminste wel een keuze.”

 

De nadruk ligt meer op een kennismaking met vakgebieden dan op specifieke beroepen. Waarom hebben jullie die keuze gemaakt?

“Een beroep is al heel specifiek. In instantie kun je beter wat breder kijken: ‘Welk vakgebied past bij mij?’ De zorg heeft bijvoorbeeld zoveel facetten: je kunt in een jeugdinstelling werken, of met ouderen, of meer de technische kant op. Hetzelfde geldt voor de bouw: wil je met je handen werken of liever ontwerpen? De eerste vraag is toch in welke sector jij je op je plek voelt.
We kennen in onze regio veel initiatieven waar leerlingen kunnen kennismaken met een vakgebied, bijvoorbeeld Bouwmensen Limburg, die laten zien wat de bouw inhoudt, CIVIL voor installatietechniek, Foodlab Limburg voor de horeca, en ProfCore voor de procesindustrie. Tijdens hun reis door de regio kunnen leerlingen daar onderzoeken in welk vakgebied ze zich het meest op hun plek voelen. Dat beroep, dat komt later wel, dat komt vanzelf op je pad.”

Hoe reageren bedrijven op Regio in je Rugzak?

“Heel enthousiast! Normaalgesproken verloopt voor hen het contact met het onderwijs best moeizaam: ze moeten veel moeite doen om met leerlingen in contact te komen, en soms gaan alle scholen ineens naar één bedrijf, als bekend is dat daar bijvoorbeeld rondleidingen mogelijk zijn. Nu hoeven bedrijven als eerste stap alleen een profiel aan te maken en krijgen ze de leerlingen bij wijze van spreken op een presenteerblaadje.
Een groot voordeel is ook dat dit project niet draait om eenmalige activiteiten. Bedrijven blijven via dit platform gedurende een aantal jaren met de leerlingen in contact, en de leerling kan de regio blijven volgen. Een leerling kan straks na het afronden van de opleiding aangeven: ‘Ik ben beschikbaar’, en bedrijven kunnen in de toekomst ook op het platform aangeven dat ze vacatures hebben.”

 

En de scholen?

“In de pilotfase hebben leerlingen hun profielen ingevuld; daar wordt nu mee verder gewerkt in LOB-lessen. Door corona hebben we vertraging opgelopen, de komende tijd gaan we echt de slag naar de praktijk maken. Hopelijk kunnen we binnenkort ook weer evenementen gaan organiseren.
De bedoeling is trouwens dat docenten ook een profiel krijgen. Die gaan dus net als de leerlingen hun eigen regio ontdekken en contact leggen met bedrijven. Zo wordt het voor hen ook gemakkelijker om onderwijs buiten de school vorm te geven. Er gebeurt in het onderwijs veel van bovenaf, we willen in dit project juist graag dat de leerlingen en de docenten ontdekken waar zíj mogelijkheden zien om LOB en de samenwerking met bedrijven verder vorm te geven.”

 

Straks stapt zo’n docent zèlf nog over naar een andere sector!

Lacht: “En dat is prima! Mijn werkgever SOML (Stichting Onderwijs Midden-Limburg, red.) juicht het toe dat je als docent een kijkje neemt in het bedrijfsleven, en omgekeerd: dat mensen vanuit het bedrijfsleven een of twee dagen gaan lesgeven. Dit project draait om kansen in de regio, en het gaat erom dat het bedrijfsleven en onderwijs ontdekken dat ze sámen dingen van de grond kunnen krijgen. Bedrijven zouden, wanneer ze een nieuw project opzetten, daar bijvoorbeeld ook onderwijs van kunnen maken. Ze kunnen dan via het platform rechtstreeks een docent benaderen en aangeven dat ze open staan voor gastlessen. Er komt interactie! Daar worden we allemaal beter van.”

 

Hoe gaat het de komende tijd verder?

“We gaan een ‘Regio in je Rugzak’-app ontwikkelen, omdat dat echt past bij hoe jongeren communiceren. We onderzoeken daarnaast of we dit project kunnen doortrekken naar het mbo, en we gaan Regio in je Rugzak ook koppelen aan Meet the Youngsters, een soortgelijk platform voor studenten van mbo, hbo en wo, zodat de leerlingen hun Rugzak-profiel kunnen meenemen naar hun vervolgopleiding. Dan hebben we een echt een mooie doorlopend leerlijn.

Tot slot zou het natuurlijk mooi zijn als we het aantal regio’s kunnen uitbreiden. We zoeken nu om te beginnen aansluiting in Noord-Limburg. Bij het voorvoegsel ‘Keyport Meets’ kun je ‘Keyport’ vervangen door de naam van elke andere regio. Wat blijft is ‘Regio in je Rugzak’. De leerlingen de éigen regio laten ontdekken, zodat ze oog krijgen voor alle kansen en mogelijkheden bij bedrijven in hun omgeving – daar gaat het om.”

 

 

Tips van Paul van Lienen

1. Zie het belang van samenwerking

Samen kun je echt veel meer. Dus onderzoek altijd eerst of je kunt samenwerken met andere scholen en met bedrijvenplatforms, en maak gebruik van elkaars expertise.

2. Je hoeft niet alles zelf te ontwikkelen

Wij gebruiken bijvoorbeeld LOB-opdrachten van het Expertisepunt LOB.

3. Denk aan de lange termijn

Voor ondernemers: zie samenwerking met het onderwijs als een investering die verder gaat dan je eigen bedrijf. Misschien komt de leerling later niet bij jóu terecht, maar kun je hem of haar wel behouden voor je vakgebied.  

 

 

 

Informatie

Contactpersoon: Paul van Lienen, info@regioinjerugzak.nl

www.regioinjerugzak.nl

Tekst: Anne Wesseling Fotografie: Hetty van Oijen

>

LOB op de Open Schoolgemeenschap Bijlmer

De leerlingen perspectief geven, dat is het belangrijkste

Op Open Schoolgemeenschap Bijlmer in Amsterdam Zuidoost draait LOB vooral om perspectief, aldus directeur-bestuurder Maryse Knook. “Praat met leerlingen over hun dromen en ambities. Laat zien dat de wereld ook voor hén open ligt.”

Toen Maryse Knook haar team een YouTube-filmpje doorstuurde over bouwplannen in Amsterdam Zuidoost, maakte een docente er meteen een opdracht van voor haar leerlingen: ‘Welke beroepen kom je allemaal tegen in dit filmpje?’ Architect, die was gemakkelijk, die had iedereen. Maar er kwamen nog veel meer banen langs: beroepen in de bouw, een secretaresse, een stadsdeelbestuurder, gemeenteambtenaren, er was een school waar natuurlijk docenten werkten, maar ook een conciërge… Leerlingen reageerden verrast: waren er zóveel beroepen?

“Je hoorde hun hersens kraken,” zegt Maryse Knook. “Ze zagen ineens zoveel mogelijkheden.” Knook is directeur-bestuurder van de Open Schoolgemeenschap Bijlmer, een school met zo’n 1400 leerlingen in de richtingen vmbo (basis, kader en TL), havo en vwo. LOB ligt haar al langer aan het hart: eerder in haar loopbaan was ze loopbaanadviseur.

De wereld van de leerlingen groter maken en dromen naar boven halen, daar gaat het om bij LOB, zegt ze. “En vervolgens: aangeven dat het kán. Dat de wereld voor je open ligt. Oók als je uit Amsterdam Zuidoost komt. Dus perspectief bieden, dat is echt het belangrijkste.”

Waarom is dat perspectief zo belangrijk?

Maryse Knook: “Omdat het iets heel essentieels is voor leerlingen, zeker voor leerlingen uit dit stadsdeel. Zij krijgen dat perspectief namelijk niet vanzelfsprekend aangereikt. Voor veel van onze leerlingen is de wereld beperkt. Ze komen het stadsdeel niet uit, ook niet in de vakantie. Bovendien, ze verdienen het ook – ze hebben zoveel kwaliteiten, maar die komen minder snel naar boven dan in een gezinssituatie met hoogopgeleide ouders en voldoende geld voor bijlessen. Het is mooi dat je als school kunt helpen hun wereld te vergroten en het belangrijk om dat ook uit te stralen: ‘Ik zie je, je hebt talent. Die wereld ligt ook open voor jóu’.”

De OSB werkt met een tweejarige brugklas met heterogene groepen. Pas aan het begin van jaar drie is er een splitsing tussen vmbo en havo/vwo. Maakt dat uit voor LOB?

“Nee, in de klassen een en twee is LOB voor alle leerlingen hetzelfde. In het tweede jaar gaat LOB vooral over het onderzoeken wat bij je past en wat je talenten zijn. Of je luchtverkeersleider of timmerman wilt worden, maakt daarbij niet zoveel uit.

Wat wel ontzettend belangrijk is, is dat leerlingen sámen ontdekken wat er te koop is en wat bij hen past. Dat gebeurt in de les en in projecten binnen en buiten de school. De leerlingen kunnen elkaar daarbij ook prima bevragen. Veel leerlingen weten helemaal nog niet wat ze willen worden, hun toekomstdromen gaan niet verder dan voetballer, advocaat of arts. We hébben een paar voetballers op school, vanochtend sprak ik toevallig nog een leerlinge die al meedeed met de selectie van Ajax onder de zeventien. Maar dat is niet voor alle leerlingen weggelegd, dus we helpen leerlingen om na te denken over de toekomst.

Overigens: LOB is niet alleen een apart vak, het zit bij ons ook echt in de haarvaten van de school. We beginnen bijvoorbeeld alle lessen met een kringgesprek, en sluiten de lessen ook af met een kringgesprek. Daarbij gaat het over de inhoud van de les, over het bepalen van je leerdoelen, maar ook over hoe het met leerlingen gaat en wat hun interesses zijn. Ze leren daarin bijvoorbeeld ook al feedback geven.”

Een voorbeeld van een LOB-project is de Week van de Ambitie die jullie organiseerden. Wat hield die precies in?

“Het was een superintensieve week: leerlingen bepaalden hun eigen leerdoelen, brachten hun netwerk in kaart, ontwierpen hun eigen visitekaartjes en volgden workshops over onder meer beleggen, zelfrijdende auto’s of forensische opsporing. Ook waren er speeddates waarbij leerlingen professionals interviewden. We hadden daarvoor zo’n zeventig ouders en mensen uit de buurt gevraagd om mee te werken, dat ging van stewardess en piloot tot arts en dj. Vooraf hadden de leerlingen al nagedacht over vragen die ze konden stellen. Alleen al een vraag als ‘Waarom bent u dit vak gaan doen?’ of ‘Wist u op uw zestiende al wat u wilde worden?’, leidde tot boeiende gesprekken.

De week werd afgesloten met presentaties aan de eigen klas, waarin leerlingen aan elkaar vertelden wat ze hadden geleerd. Het trof me hoe makkelijk ze dat deden en hoe goed ze elkaar feedback gaven – dat is echt de invloed van de oefening die ze in de kringgesprekken hebben gehad.”

Nog een bijzonder project: vlak voor de coronaperiode liepen twintig leerlingen van de OSB mee op de redactie van het Nederlandse tijdschrift Vogue.

“Ze werden geïnterviewd en er was een fotoshoot waarin leerlingen gefotografeerd werden in hun favoriete outfit. Drie van onze leerlingen stonden op de cover van het oktobernummer 2020. Dit project kwam tot stand via de schoonzus van een van onze docenten, die bij Vogue werkte. Het tijdschrift wilde meer diversiteit laten zien en zo kwamen we met elkaar in contact. Dit was ook echt een voorbeeld van hoe de wereld van leerlingen plotseling veel groter kan worden. Het gevoel bij de leerlingen achteraf was ‘Wow, ik dóe ertoe, ik mag er zijn!’ Dat is waar het om gaat.”

Welke rol speel jij als schoolleider bij LOB?

“Het belangrijkste is dat ik mijn netwerk inzet voor mijn leerlingen. Ik heb een behoorlijk netwerk met bedrijven en instellingen in Amsterdam Zuidoost en daarbuiten. Daardoor kan ik samen met decanen lijnen uitzetten, bijvoorbeeld als het gaat om stages – de decanen richten zich op de uitvoering, ik leg de contacten op bestuursniveau.

Mijn netwerk schakel ik ook in voor individuele leerlingen. Bij de laatste diploma-uitreiking vertelde een leerling dat hij sportanalist wilde worden. Ik heb hem gevraagd of hij al iemand kende in de sportwereld. Want we hébben die contacten, bijvoorbeeld bij de Arena, Ajax of bij AT5. Dus: ’Stuur maar een mailtje, jij bent aan zet!’ Dat blijft wel een stap voor een leerling, maar op die manier kan ik wel helpen om de drempel te verlagen. Verder word ik natuurlijk regelmatig geïnterviewd door leerlingen en binnenkort loopt een leerling een dag met me mee. Ik maak graag een praatje met leerlingen, en dan gaat het ook al snel over dromen en ambities.”

Heb je een voorbeeld van hoe een gesprek een LOB-gesprek kan worden?

“Een tijdje geleden boog onze jongerenrechtbank zich over het geval van een leerling die een mes had meegenomen naar school. Een ernstige zaak, maar de leerlingen in de rechtbank snapten zijn verdediging wel: dat hij het had gedaan omdat hij eigenlijk zelf bang was op straat. Uiteindelijk werd besloten dat hij met mij in gesprek zou gaan over hoe we de veiligheid op school nog verder zouden kunnen verbeteren. Dat werd een ongelofelijk leuk en zinvol gesprek, over zaken als: Wat gebeurt er als je een mes zou moeten gebruiken, wat kunnen we doen als school? Het was voor mij ook leerzaam, maar ook hier weer vond ik het vooral belangrijk om de leerling perspectief te bieden: wat zijn jouw dromen, wat wil jij doen, hoe koppel je dat aan veiligheid? Uiteindelijk was het ook echt een LOB-gesprek.”

Je bent ook een afwisselende loopbaan gehad, je was onder meer loopbaancoach. Wat geef je leerlingen mee?

“Vooral: wees niet bang om in je opleiding een verkeerde keuze te maken. Mensen van mijn generatie dachten altijd dat we op ons 65ste met pensioen zouden gaan en vaak bij hetzelfde bedrijf zouden blijven. Leerlingen nu weten niet op welke leeftijd ze later kunnen stoppen met werken en ze weten ook niet wat voor banen er in de toekomst zijn. Mijn advies aan hen is daarom: ‘Ga iets doen dat nú bij je past, iets dat je leuk vindt en waar je energie uit haalt. Je kunt altijd iets anders gaan doen.’

Mijn tweede advies is: ‘Zet altijd zo hoog mogelijk in’. Dat geldt voor zowel docenten als leerlingen. Lef is de eerste stap. Wil je bij een bedrijf een dag meelopen, vraag dan of je met de directeur mee kunt lopen. Heb je geen naam, typ dan op LinkedIn de naam in van het bedrijf en ‘directeur’, en benader die gewoon. Want echt: íedereen zegt ja. Ze vinden het allemaal veel te leuk! En de leerlingen groeien drie meter, door zo’n ervaring. Het geeft ze de boodschap dat ze ertoe doen. Ze krijgen het gevoel dat alles kan, en dat de wereld voor hen open ligt.”

 

Drie LOB-tips van Maryse Knook:

1 Schroom niet om je schooldirecteur in te zetten voor je netwerk. Dat geldt voor docenten én voor leerlingen.

2 Zet zo hoog mogelijk in. Wil je bij een bedrijf een dag meelopen, vraag dan of je met de directeur mee mag lopen.

3 Wees niet bang om een verkeerde studiekeuze te maken. Ga iets doen wat nú bij je past en waar je energie uit haalt – je kunt altijd iets anders gaan doen. 

 

Tekst: Anne Wesseling Fotografie: Hetty van Oijen

>

Durf hoge verwachtingen te hebben van een leerling

Louise Elffers over LOB en kansengelijkheid in het onderwijs

Docenten adviseren aan het eind van groep 8 vaak te voorzichtig. Met goede bedoelingen, ze willen leerlingen behoeden voor een faalervaring. Maar juist leerlingen met een achterstand hebben baat bij hoge verwachtingen, betoogt Louise Elffers, directeur van het Kenniscentrum Ongelijkheid.

Ze maakt het regelmatig mee, als ze ergens spreekt over kansengelijkheid in het onderwijs: dat een leraar of schooldirecteur zegt: “Die cijfers over onderadvisering zullen wel kloppen, maar wij geloven op onze school heel erg in kansengelijkheid en wíj maken altijd een zorgvuldige afweging.’ Dat er goede bedoelingen zijn, gelooft ze graag; niemand zit met valse bedoelingen leerlingen tegen te houden. ‘Maar goede bedoelingen zijn niet genoeg’, zegt Louise Elffers, directeur van het Kenniscentrum Ongelijkheid. ‘Het punt is: juist als je heel erg gelooft dat je bezig bent met gelijke kansen, doe je onbewust soms juist het tegenovergestelde. Bijvoorbeeld doordat je te beschermend bent of je verwachtingen naar beneden bijstelt, en daarmee bepaalde leerlingen onbedoeld tegenhoudt.’

Het pijnlijke gevolg: juist op scholen met kinderen van minder of niet in Nederland geschoolde ouders, komt vaker onderadvisering voor.

Wat is daaraan te doen? En hoe kan LOB helpen om kansengelijkheid in het onderwijs te bevorderen?

 

Er zijn, is je stelling, in het onderwijs mechanismen die zorgen voor kansenongelijkheid. Klopt het dat dat ook met name zit in de overstap van basisonderwijs naar de middelbare school?

‘Niet alleen daar, maar het is wel een brandpunt van ongelijkheid. Daar gaan schoolloopbanen verder uit elkaar lopen naar sociale achtergrond. Kinderen gaan in Nederland relatief laat naar school en we selecteren ze vroeg, dus hebben ze maar een paar jaar de tijd om zich aan de hand van het onderwijs te ontwikkelen. Dat is relatief kort, vooral voor leerlingen die meer van de school afhankelijk zijn voor de ontwikkeling van hun leerpotentieel, omdat ze van huis uit niet zoveel meekrijgen als andere kinderen. Daar zit dus al een verschil in kansen.

Maar we zien daarnaast dat leerlingen die in groep 8 op gelijk niveau presteren, tóch ongelijk geselecteerd worden voor het vervolgonderwijs. Als de ene leerling anderstalige ouders heeft, is de neiging bijvoorbeeld om wat voorzichter te adviseren. Leraren zitten echt niet bewust te discrimineren, het gebeurt met de beste bedoelingen. Maar als je een kind op basis van zijn achtergrond vooral ziet als een kwetsbare leerling, worden we snel te voorzichtig: “Jij presteert weliswaar op vwo-niveau, maar ik zie jou toch niet zo erg op dat gymnasium. Doe maar niet.” Door corona kwamen die ongelijkheden nog scherper in beeld. Leerlingen die te maken kregen met onderadvisering, hadden niet de mogelijkheid om aan de hand van de eindtoets alsnog een hoger advies te krijgen. We zien dat er lager is geadviseerd in het jaar dat er geen eindtoets is gegeven en dat de sociale ongelijkheid in de adviezen weer toenam. Dat liet weer zien: hoe minder gestandaardiseerde toetsen, hoe meer die ongelijkheid erin komt. Vandaar mijn pleidooi: pin leerlingen alsjeblieft niet te vroeg vast op een niveau, maar zorg juist dat ze in het voortgezet onderwijs ruimte hebben om alsnog te groeien en te laten zien dat ze misschien meer in hun mars hebben.’

 

Jouw oplossing is om later te selecteren.

‘Ja, maar niet om later te differentiëren, dat is een belangrijke nuance. Ik zeg niet dat alle leerlingen op de middelbare school drie jaar lang hetzelfde onderwijs moeten krijgen. Dat is vaak de eerste paniek: “Maar kinderen die goed kunnen leren worden daarmee tegengehouden!” Nee. Het gaat erom dat de definitieve selectie wordt uitgesteld.

Leerlingen die zich in groep 7 en 8 al dood vervelen op de basisschool, kunnen prima op een hoger niveau instromen, en op het hoogste niveau wiskunde volgen, bijvoorbeeld. Net zo krijgen leerlingen die veel extra begeleiding nodig hebben, ook op hún eigen niveau les. Waar het om gaat is dat er binnen de school ruimte is voor leerlingen om dat instroomniveau te ontstijgen of juist een stapje terug te doen Er zit tussen leerlingen op de verschillende niveaus een veel grotere overlap in vaardigheidsniveau dan vaak gedacht. Zeker voor leerlingen voor wie het niveau zich nog niet volledig heeft uitgekristalliseerd, is het gunstig als ze de ruimte krijgen om een hoger niveau te proberen als het lekker gaat, of juist een stapje terug te doen als dat hogere niveau toch te pittig blijkt. Zonder dat dat betekent dat een leerling van school af moet, of dat het negatieve consequenties heeft voor een school als het gaat om de rendementsberekening. Die flexibiliteit zit leerlingen voor wie het wél al heel duidelijk is op welk niveau ze functioneren niet in de weg.

Ik denk dat zo’n brede scholengemeenschap bovendien voor leerlingen op alle niveaus een interessant aanbod kan geven, omdat je kunt verbreden, verdiepen, versnellen, vertragen, en ook je breder kunt oriënteren. Op het gymnasium krijg je nooit de kans om een keer met je handen te werken, of om te ontdekken dat meubelmaker iets voor je kan zijn. Waarom eigenlijk niet? En misschien zijn er ook wel havisten die het leuk vinden om Grieks en Latijn te leren.’

Welke rol zou LOB spelen, als je het onderwijs op deze manier organiseert?

‘LOB is daarbij de centrale motor. Om te beginnen omdat er meer overstapmomenten zijn, en ook meer verbredings-, verdiepings- en versnellingsmogelijkheden, zodat je eigenlijk continu met zo’n leerling in gesprek bent over hoe het gaat: “Waar wil je uiteindelijk naar toe, waar sta je nu, wat zou je nodig hebben om daarnaartoe te gaan, wat is er nu mogelijk?” En bij elke stap samen te evalueren: “Hoe ging het?”

De tweede reden is dat, zodra je leerlingen meer ruimte geeft om keuzes te maken, het extra belangrijk is dat ze weten wat de consequenties van bepaalde keuzes zijn voor hun vervolgmogelijkheden. Leerlingen moeten kunnen reflecteren op hun loopbaan en weten wat er in het onderwijs te koop is, om goede afwegingen te maken over wat hun volgende stap wordt. Daarbij speelt LOB een belangrijke rol.

Zodra het over ambities van leerlingen gaat, wordt er vaak grappend gedaan. “Oh ja, ze willen allemaal arts en advocaat worden”. Maar als je twaalf bent, wat weet je dan over wat er allemaal te koop is? Als je weinig kennis hebt van het systeem, zijn arts en advocaat de enige beroepen die je kent.’

 

Hoe zou je daar als LOB-coach op in kunnen spelen?

‘Die wens om arts of advocaat te worden, kan juist een prima basis zijn voor een loopbaangesprek: “Oké je zit nu op vmbo-kader en je hebt medische interesse, wat zou voor jou een volgende stap kunnen zijn?”

Ik begeleidde leerlingen in een brugklas vmbo/havo. Die kinderen stonden vaak onder een enorme druk dat ze door moesten stromen naar de havo. Hun ouders hadden zelf geen onderwijs in Nederland gevolgd en wisten maar één ding: vermijd het vmbo.

Die kinderen wilden allemaal iets medisch worden, en kenden daarvoor uitsluitend de route via de universiteit. Die leerlingen waren zó blij als ik vertelde: “Weet je dat je na het vmbo bijvoorbeeld ook een mbo-opleiding voor operatiekamer-assistent kan doen? En dat je dus nog steeds in een ziekenhuis kan gaan werken als je nu niet door mag naar de havo? En vanuit het mbo kun je verder naar hbo, of zelfs door naar de universiteit…”

Het gaat er niet om of ze dat uiteindelijk gaan doen, maar dat ze weten dat het kán. Het gaat om horizonverbreding: zorgen dat leerlingen weten wat er te koop is en daar hun eigen plek in kunnen vinden.’

 

Nog even terug naar de huidige kansenongelijkheid. Hoe erg is het eigenlijk als leerlingen een voorzichtig advies krijgen?

‘Ik doe onderzoek naar studenten die aan het eind van groep 8 een laag advies kregen en uiteindelijk van het vmbo via het mbo naar het hbo zijn gegaan. Die zeggen “Ik heb me acht jaar lang dood verveeld op school.” Die leerlingen raken gedemotiveerd en gaan steeds minder hard werken, omdat ze denken “Wat zit ik hier nou helemaal te doen?”. Die hebben steeds het gevoel “Ik kan meer en ik wil meer, en het wordt niet gezíen”.

Het schooladvies is steeds bepalender geworden voor het verdere verloop van de schoolloopbaan. Dit gaat over de kansen van leerlingen. Ik zie de cijfers over onderadvisering, en ik schrik me elke keer een hoedje. We doen het gewoon echt niet goed bij de overgang naar het voortgezet onderwijs: een deel van de kansenongelijkheid in het onderwijs wordt daar gecreëerd.’

 

Waar schrik je het meest van?

‘Van de ontkenning. Dat leraren zeggen: “Bij ons gebeurt dat niet”. Want we zien het elke keer in de cijfers: het gebeurt overal en juist vaker op scholen die zich met hart en ziel inzetten voor kansengelijkheid. Je ziet daar leraren met een enorm hart voor hun leerlingen, en tegelijkertijd de neiging om de verwachtingen van hun leerlingen naar beneden bij te stellen en dus lager te adviseren dan gelijkpresterende leerlingen op andere scholen.’

 

Heel concreet: wat kun je als docent doen, als je die voorzichtigheid herkent?

‘‘Wees jezelf er echt van bewust dat we allemaal geneigd zijn in stereotypen te denken. Het willen voorkomen dat er teveel geëist wordt van leerlingen, ze beschermen tegen mogelijk falen: het gebeurt écht met goede bedoelingen. Maar er zit ook paternalisme in. Leraren zeggen dan “Ik kan al heel snel zien of het wat gaat worden met die leerling”. Dat geloof ik graag. Maar geef die leerling altijd de ruimte om jouw verwachting te ontstijgen.

Blijf ook altijd checken of je echt het individuele kind nog ziet, of dat je onbewust afgaat op een beeld over een groep. Op het moment dat je denkt “Ik zal maar niet teveel van deze leerling vragen, want deze ouders kunnen hem misschien niet altijd goed ondersteunen”, zou je dat beeld eigenlijk moeten omdraaien: kennelijk presteert die leerling ondanks die mogelijk beperkte ondersteuning op dit niveau, dus dat zegt juist veel over wat dit kind in z’n mars heeft. Durf hoge verwachtingen te hebben, niet alleen in groep 8, maar bijvoorbeeld ook als een leerling na de TL naar de havo wil. Laat dat risicomijdende los. Zeg liever “Laat het maar zien! Je krijgt van ons de kans en we stimuleren je om het te proberen”.

Die uitnodigende houding zie ik nog te weinig en dat is jammer. Want wat is nou erger: de leerling een kans geven met het risico dat hij het niet redt, of een leerling tegenhouden het te proberen? Natuurlijk, afstroom is vervelend, zeker wanneer dat betekent dat een leerling van school af moet. Juist daarom ben ik zo’n voorstander van brede schoolgemeenschap. Maar ook als je het uiteindelijk niet redt, heb je het tenminste wél mogen proberen. De massale onderbenutting van potentieel, met name onder bepaalde groepen leerlingen, is minstens zo frustrerend. En daar kunnen we echt iets aan doen.’

Meer informatie: 

Het volgende boek van Louise Elffers, over kansenongelijkheid in het onderwijs, verschijnt bij AUP/Walburg Pers.

Tekst: Anne Wesseling, Fotografie: Hetty van Oijen

>

Het Toptraject

Doorgaand leertraject voor het creëren van kansen

Het Toptraject is een zogenaamde ketengerichte aanpak die zich richt op vmbo-leerlingen die een succesvolle vmbo-mbo-hbo route willen en kunnen volgen.

In het Toptraject werken twaalf vmbo scholen in de regio Twente, het ROC van Twente en Saxion samen aan het realiseren van deze route. Het Toptraject is een doorgaand leertraject (vmbo-mbo-hbo) voor ambitieuze en praktisch ingestelde vmbo’ers die via het mbo een hbo-diploma willen halen. De centrale focus van het Toptraject is het creëren van kansen voor individuele leerlingen.

>

Pitstop MBO: een tussenjaar voor je persoonlijke ontwikkeling

Als je een duidelijk plan hebt voor je leven, is de studiekeuze een inkopper. Dat is de gedachte achter Pitstop MBO, een eenjarig programma speciaal voor leerlingen die hun vmbo-diploma hebben, maar nog geen keuze kunnen maken voor een vervolgopleiding. Het belangrijkste vak: IK-ologie.

De oefening uit het programma Pitstop MBO waar leerlingen het meeste van leren?
Lastig kiezen, maar Daniëlle Meijer en René Hendrikx kiezen voor ‘levend Mastermind’, een spel waarbij de studenten in groepen tegen elkaar strijden en onder tijdsdruk lastige opdrachten moeten maken terwijl er knetterharde heavymetalmuziek opstaat. Doel: aan den lijve ervaren wat stress met je doet. ‘Dan zie je hoe verschillend studenten op stress reageren’, legt René Hendrikx uit. ‘Sommigen worden bloedfanatiek, compleet met schreeuwen tegen de andere groep, anderen staan perplex te kijken – ‘Wat gebéurt hier?’ – en nog weer anderen trekken zich terug en verlaten hun groepje.’ ’Een betere illustratie kun je je niet indenken van hoe mensen onder druk terugvallen op het ‘reptielenbrein’, de oerinstincten vluchten, vechten of bevriezen’, vult Daniëlle Meijer aan. ’Vervolgens leggen wij ze uit: als jij dus straks met iemand samenwerkt en diegene staat onder druk, snáp je dat mensen op een van die drie manieren gaan reageren. Omdat ze het echt hebben ervaren, vergeten ze het nooit meer.’

Daniëlle Meijer en René Hendrikx zijn docenten van Pitstop MBO, een programma van een jaar dat de afgelopen twee jaar als pilot draaide bij Gilde Opleidingen in Roermond. Pitstop MBO werd speciaal ontwikkeld voor leerlingen die hun vmbo-diploma hebben, maar niet weten welke vervolgopleiding ze willen kiezen. Tijdens hun Pitstop-tussenjaar volgen ze vijf dagen per week in de ochtend generieke vakken (Nederlands, Engels, sport, keuzedelen) en werken ze in de middag aan hun persoonlijke ontwikkeling, afgewisseld met workshops en bezoeken aan bedrijven. Belangrijke vakken in het middagprogramma zijn ‘IK-ologie’, ‘WIJ – de psychologie van het gunnen’ en ‘Verbaal meesterschap’. Deze vakken zijn gebaseerd op het gedachtengoed van Remco Claassen, management-trainer op het gebied van persoonlijk leiderschap en communicatie.

 

Wat was de aanleiding om Pitstop MBO te ontwikkelen?

René: ‘Daniëlle en ik waren allebei docent binnen de sector Economie van Gilde Opleidingen, en we zagen vaak dat studenten na een paar maanden al aangaven: “Deze opleiding gaat hem niet worden, want het is niet wat ik dacht”. Als ik vroeg wat ze dan wél wilden, zeiden negen van de tien studenten “Dat weet ik eigenlijk niet”. “Waar ben je goed in?” “Dat weet ik óók niet.” We vonden dat we er iets mee moesten doen.’

Daniëlle: ‘We hadden contact met Remco Claassen, die het idee van een ‘Pitstop’ rond persoonlijk leiderschap ontwikkelde. Hij kreeg tijdens trainingen vaak van managers de vraag waarom de stof die hij behandelt nog nooit in het onderwijs behandeld was. Wij hebben toen de materie van Remco Claassen vertaald naar een eenjarige opleiding voor het mbo.’ René: ‘Mick Wauthers was op dat moment directeur van de sector economie bij Gilde Opleidingen. Hij bood ons de mogelijkheid om tijdens een tweejarige pilot te onderzoeken hoe het programma zich in de praktijk zou bewijzen. In 2019 volgden vijftien studenten de eerste Pitstop MBO, dit studiejaar zijn er twee klassen van negentien studenten. Overigens geeft Remco zelf geen les op Pitstop, maar hij is natuurlijk wel eigenaar en geestelijk vader van het programma.’

 

Het belangrijkste vak is ‘IK-ologie’. Wat houdt dat precies in?

Daniëlle: ‘IK-ologie is een vak dat echt over ‘ik’ gaat, over de student zelf. Het gaat niet alleen over motieven en kwaliteiten, maar ook over inzicht: wat is mijn gebruiksaanwijzing en waarom functioneer ik zoals ik functioneer? Remco Claassen heeft in zijn Pitstop-programma de belangrijkste inzichten op het gebied van persoonlijk leiderschap samengebracht en gecombineerd in dit vak.’ René: 'IK-ologie bestaat uit drie delen. Eerst het ‘Ik’-verhaal: wie ben ik wat wil ik, wat zijn mijn passies en talenten, hoe zit ik zelf in elkaar? Dan het ‘Wij’-stuk: als je weet wat je stip op de horizon is, hoe kun je dan andere mensen in zetten om je doelen te bereiken? Het derde onderdeel is ‘Verbaal meesterschap’, waarbij de studenten onder meer leren om te spreken met impact, dus op zo’n manier dat mensen écht naar ze luisteren. Dat is lastig, maar we merken dat ze daar op sociaal gebied enorm veel aan hebben.’ Daniëlle: ‘Tijdens een dagdeel IK-ologie ligt de nadruk op doen, we werken zo min mogelijk met vragenlijstjes en geschreven opdrachten. De studenten gaan echt met elkaar aan de slag, ze krijgen inzichten doordat ze samen dingen ervaren.’

IK-ologie gaat dus verder dan LOB?

Daniëlle: ‘Het heeft wel veel raakvlakken, maar het is niet helemaal hetzelfde. Alle dingen die je bij LOB doet, zitten er bij ons wel in. ‘IK-ologie’ gaat over motieven- en kwaliteitenreflectie. ‘WIJ’ gaat erg over netwerken en over hoe je anderen in kunt zetten om je ambities waar te maken. De loopbaan- en werkexploratie zit in de stages en de bezoeken aan opleidingen en bedrijven. Maar bij IK-ologie krijgen de studenten daarnaast ook alle managementtools om de regie te pakken over hun eigen leven. We behandelen bijvoorbeeld ook de inzichten van Robert Cialdini, de ‘zeven gewoonten’ van Stephen Covey en het ‘begin met waarom’ van Simon Sinek. Dat is ook wat dit programma zo bijzonder maakt. Normaalgesproken moet je eerst een burn-out krijgen, of een zescijferig salaris verdienen om echt iets te leren over persoonlijk leiderschap. Wij leren de studenten dat nú al en daar hebben ze de rest van hun leven profijt van.’

 

In het eerste jaar hadden jullie 15 studenten en in tweede jaar meteen 38. Dat ging snel!

Daniëlle: ‘Het probleem van studenten die moeite hebben met hun studiekeuze is redelijk huge.’ René: ‘Dit was zonder reclame te maken. De angst van Gilde Opleidingen was: als je het meteen helemaal open gaat gooien, heb je straks acht klassen gevuld. Dan krijg je ook studenten die denken: “Ik ga daar een jaar zitten en lekker niks doen”.’ Daniëlle: ‘Zo werkt het niet, dat maken we van tevoren ook wel duidelijk. We voeren met alle studenten intake-gesprekken, met de ouders erbij. Daarin geven we aan dat er hier flinke eisen gesteld worden. Als studenten op zoek zijn naar een chilljaar, moeten ze niet bij ons komen. Het is hier iedere dag een feestje, maar wel een ‘hard werken’-feestje.’ René: ‘Het draait om persoonlijke groei, dus ze lopen ook tegen dingen aan die niet altijd prettig zijn en die ze wel moeten veranderen. Ze worden continu aangesproken op gedrag dat in onze ogen anders zou moeten. Altijd een weerwoord hebben, bijvoorbeeld. Er zijn studenten die altijd “Ja maar” zeggen, tegen ons of collega-studenten. We behandelen dan de theorie daarover en we spreken ze erop aan.’

Bij Pitstop moeten studenten dus best hard werken. Hoe zit het met de motivatie?

René: ‘Het belangrijkste is dat ze een plan maken voor hun leven. Als studenten dan ook nog een studierichting hebben gevonden die echt bij ze past, gaan ze echt ‘aan’. Een voorbeeld: Pitstop is bedoeld voor leerlingen van vmbo-kader en tl, maar we hadden vorig jaar twee jongens van basis die dit programma zó graag wilden volgen, dat we ze toch hebben toegelaten – het was niet voor niets een pilot. Een van die jongens besloot tijdens Pitstop dat hij de sportkant op wilde, een niveau 4-opleiding. Dat ging eigenlijk niet, maar hij mocht toch bij de opleiding op gesprek komen en dat ging zó goed dat hij werd toegelaten, op de capaciteitstest scoorde hij bovengemiddeld. Hij is tijdens Pitstop hard gaan werken aan rekenen en Nederlands. Hij heeft zijn richting bepaald, hij heeft z’n focus. Hij weet dat hij rekenen moet halen om die opleiding te volgen, dus hij werkt er keihard voor.’

 

Pitstop MBO is een tussenjaar, maar leerlingen volgen wel generieke vakken. Hoe is daarna de aansluiting bij vervolgopleidingen?

René: ‘Als studenten hard werken, mogen ze bij ons gewoon verder met de stof van de generieke vakken. Dat motiveert zo dat ze soms echt snel door de stof gaan. Ik denk dat over vier jaar de Pit-stop-studenten in veel gevallen kunnen instromen in het tweede jaar van een opleiding. Soms gebeurt dat nu al: een studente van vorig jaar had tijdens Pitstop rekenen en Nederlands al op het hoogste niveau afgerond, dus zij gaat nu de opleiding voor onderwijsassistente in 2,5 jaar doen, in plaats van in 3,5 jaar. Maar nog niet alle opleidingen zijn al zover. In dat geval starten studenten na Pitstop gewoon in het eerste jaar van de opleiding, en krijgen dan bijvoorbeeld in plaats van rekenen extra opdrachten. Tegen ouders en studenten zeggen we: “Hou er rekening mee dat je na Pitstop gewoon instroomt in het eerste jaar van je opleiding. Alles wat je inhaalt, is meegenomen”.

 

Hoe reageren ouders daarop? Het kost toch een extra jaar.

René: ‘We hebben nog geen ouder gehad die daar moeite mee had. Integendeel. Elke ouder zegt: “Geweldig! Laat ‘m maar lekker groeien, zich ontwikkelen en z’n richting bepalen, dan fluit-ie dadelijk door alles heen en heeft er z’n hele leven plezier van.” Ze zien tijdens Pitstop ook dat hun kind er sterker uit komt.

Dat zien wij hier ook voor onze ogen gebeuren. We hadden in het eerste jaar een student die op de middelbare school altijd spijbelde en problemen had, maar die door Pitstop echt z’n richting en z’n vervolgopleiding heeft gevonden. Hij vindt school nu leuk. Hij heeft nooit meer ruzie met zijn ouders, hij heeft een bijbaantje, een nieuwe vriendin… Hij is echt ‘aangegaan’. Nog een voorbeeld: we hadden een jongen in de Pitstop-groep die best moeite had met sociale vaardigheden, en zijn moeder vroeg me na een tijdje: “Wat heb je met mijn zoon gedaan? Hij begint te práten, over de opleiding en over wat-ie wil!” Dat soort verhalen, daar krijg je kippenvel van.’

 

Na dit jaar gaat Pitstop MBO een vaste richting worden op Gilde Opleidingen. Hoe gaat het verder en wat is jullie ambitie?

Daniëlle: ‘Uiteindelijk willen we met dit programma Nederland veroveren. Er zijn al veel scholen die belangstelling hebben. Als Remco Claassen ergens op een podium zijn verhaal heeft gedaan, stroomt meteen onze LinkedIn vol. Het gaat echt snel!’ René: ‘We willen om te beginnen in iedere provincie een of twee mbo’s vinden waar we Pitstop MBO kunnen opzetten, zodat studenten door heel Nederland dit tussenjaar kunnen doen. Er worden al gesprekken gevoerd om mensen op te gaan leiden in het gedachtengoed van Remco Claassen en IK-ologie. De docenten die Pitstop MBO mogen gaan geven, krijgen vervolgens een gedegen opleiding, deels van Remco en deels van ons, om de kwaliteit te waarborgen.’ Daniëlle: ‘Er is al een format voor hoe we het willen gaan inrichten. Als een school zegt: “We willen graag én we hebben docenten om op te leiden”, dan kan er vrij snel gestart worden.’ René: ‘Daarnaast is er belangstelling om een deel van het programma als keuzedeel op te nemen in het curriculum van het mbo, zodat ook studenten van andere opleidingen het kunnen volgen. Met een tal hbo- en vo-scholen scholen voeren we gesprekken om te kijken hoe we Pitstop zouden kunnen inpassen in die onderwijsvormen. Het vak IK-ologie betekent zoveel voor je persoonlijke ontwikkeling en voor hoe je levensdoelen gaat bereiken. We gunnen het iedere student in Nederland!’


Vijf LOB-tips uit de praktijk van pitstop mbo van René Henrikx en Daniëlle Meijer

1.     Hang posters op

’We hebben twee vaste lokalen en in beide hangen posters en flip-overvellen met uitleg bij theorieën die we hebben behandeld. Dat doen we in steekwoorden, of in de vorm van een tekening. Zo kunnen we er direct naar verwijzen als die situatie zich voordoet die aansluit bij de theorie. We hebben hier bijvoorbeeld een tekening van een bruine broek hangen waar een verhaal bij hoort over dat je risico moet nemen. Op die manier vergeten ze de theorie nooit meer.’’

2.     ‘Eigenaarschap’ is meer dan een multomap met opdrachten
‘’Een opdrachtenklapper is geen ‘regie over het leerproces’. Eigenaarschap houdt in dat je jezelf verantwoordelijk voelt om de regie te pakken op je eigen leerproces. Als leerlingen bijvoorbeeld bij docenten tegen dingen aanlopen, moeten ze van ons eerst zelf formuleren wat ze anders willen en dat bij de docent aankaarten, pas als ze er met de docent zelf niet uitkomen, komen ze terug bij ons. Op die manier laat je ze zien dat ze zélf kunnen sturen en zijn ze echt met hun eigen leerproces bezig.’’

3.     Investeer in een gevoel van veiligheid in de groep
‘‘Wij besteden in de eerste helft van het schooljaar veel tijd en energie aan het creëren van veiligheid in de groep. We stellen studenten de vraag: “Wat heb jij nodig om veilig te kunnen groeien?” Vervolgens bedenken ze samen de tien geboden voor de klas. Die veiligheid moet er zijn zodat studenten ook de dingen durven te doen die spannend zijn. Bij ons doen alle studenten met álles mee, dat spreken we ook af tijdens de intake.’

4.     Investeer in de relatie
‘Wij werken ook met de zelfdeterminatie theorie van Deci & Ryan: je kunt de intrinsieke motivatie van studenten verhogen door in te spelen op gevoelens van competentie, autonomie en relatie. De laatste is voor ons een hele belangrijke! Je bouwt als Pitstop-docent echt een relatie op met de studen-ten. Daardoor accepteren ze meer, durven ze meer en doen ze ook meer.’ ’

4.     LOB hoort bij elk vak

‘In de praktijk is het voor docenten in het vo vaak lastig om voldoende tijd voor LOB te vinden. In het vierde jaar ben je vooral met de examens bezig. Er zijn al zoveel dingen die docenten moeten doen en LOB is dan nog een vak erbij en wordt dan in een uurtje even gedaan. Een oplossing is om LOB een onderdeel te laten zijn van alle vakken: solliciteren moet bij Nederlands, netwerken bij de stage, en een stukje werkexploratie bij de praktijkvakken. Of maak een taakverdeling samen met het mbo. Focus in het vmbo dan op de kwaliteiten- en motievenreflectie, zodat leerlingen een gedegen keuze voor een vervolgopleiding te maken, en ga op het mbo vooral aan de slag met netwerken, werkex-ploratie en loopbaansturing.

 
 

‘Ik geef al ruim 25 jaar training aan hoofdzakelijk hoogopgeleide professionals in het bedrijfsleven en ze vragen mij steevast “Waarom heb ik deze stof niet twintig jaar geleden gehad?!” Vandaar mijn passie om het beste wat de managementgoeroes te bieden hebben ook toegankelijk te maken bin-nen het onderwijs. Dat begon tien jaar geleden met een droom en is nu werkelijkheid geworden met de Pitstop MBO!’

Remco Claassen

M-Jaar Pitstop is niet het enige tussenjaarprogramma voor leerlingen die hun vmbo-diploma hebben be-haald. Aan ROC TOP in Amsterdam kunnen studenten zich inschrijven voor M-jaar en sinds kort ook voor het H-jaar. Lees het praktijkvoorbeeld over het H-jaar!’

Tekst Anne Wesseling
Fotografie Hetty van Oijen

>

Studenten inzetten op school

Landelijk platform om examenleerlingen te ondersteunen en visie op een duurzame aanpak van het lerarentekort

Studenteninzetopschool.nl is een landelijk platform van initiatieven waarbij studenten uit het hoger onderwijs worden ingezet om leerlingen (van de eindexamenklassen) in het voortgezet onderwijs te ondersteunen. Het platform (not-for-profit ) bundelt de krachten en wil de negatieve gevolgen van de coronacrisis minimaliseren door vo-leerlingen te helpen bij bijvoorbeeld de voorbereiding op hun examens en door docenten uit het vo een steuntje in de rug te geven.

De ondersteuning van leerlingen heeft meestal de vorm van één-op-één bijles die in principe zowel online als offline te organiseren is. Maar ook andere vormen van ondersteuning, zoals groepslessen, zijn bespreekbaar. De studenten geven aan in welke vakken ze ondersteuning kunnen geven. De school geeft aan welke leerlingen ondersteuning nodig hebben en waarin. Daarna wordt er gezocht naar een match.

De studenten krijgen een door een lerarenopleiding verzorgde cursus over de meest adequate begeleiding richting het eindexamen. Deze cursus wordt aangevuld met terugkombijeenkomsten en webinars om van elkaar te leren. Zo kan een kwalitatief hoogstaande begeleiding worden gegarandeerd. Voor de studenten is deze ondersteuning een leuke bijbaan met maatschappelijke impact. Voor sommige leerlingen is het misschien wel het verschil tussen zakken of slagen in 2021!

>

Een stage moet echt de blik van de leerling verruimen

Hoe maak je van een stage een echte LOB-stage? Vooral door buiten de kaders te kijken, zegt Cristel van Doorn van het Stagebureau in Meppel. Kies voor een stage dus in elk geval een nieuwe omgeving, niet de plek waar de leerling al een bijbaantje heeft. Dat is misschien niet de gemakkelijkste optie en soms schuurt dat. ‘Maar is het zó waardevol.’

Een leerlinge met het profiel Zorg & Welzijn kon wegens corona moeilijk een stage vinden, en ging uiteindelijk stage lopen op een melkveebedrijf. Je zou denken: dat past niet. Maar volgens de boerin die de leerlinge zou begeleiden, paste het juist prima. ‘Als ze hier met de kalfjes werkt, moet ze die de fles geven, ze moet zorgen voor de medicatie en de gezondheid monitoren. Dat is óók zorg!’

Het is een voorbeeld dat Cristel van Doorn, hoofd van het Stagebureau in Meppel, gebruikt om aan te geven dat stages buiten de geijkte kaders heel waardevol kunnen zijn. ’Deze stage was zelfs zo’n succes dat de leerlinge nu denkt aan een vervolgopleiding op het gebied van veehouderij.’

Cristel van Doorn is hoofd van het Stagebureau in Meppel. Het Stagebureau is onderdeel van Stad en Esch, een scholengemeenschap met ruim 2000 leerlingen verdeeld over vier scholen voor vmbo, praktijkonderwijs, vso, havo en vwo. De stages variëren van een schaduwstage in het eerste jaar tot en met beroepsgerichte stages van twee dagen per week waarna leerlingen doorstromen naar een baan. De drie medewerkers van het Stagebureau onderhouden onder meer de contacten met ruim 800 bedrijven waar leerlingen stages lopen en regelen de stagecontracten. ‘Het Stagebureau ontzorgt’, zegt Cristel van Doorn. ‘Daarnaast regelen we ook gastlessen en excursies, letten we op de verbinding met LOB en zetten we projecten op.’

 

Wat is eigenlijk een goede stage, als je het vanuit LOB bekijkt?

’Eigenlijk is een stage al heel gauw goed. Omdat kinderen nog niet zoveel referentiekaders hebben, is vrijwel elke ervaring nieuw. Ook als de stage niet leuk is, of niet goed gaat, leer je in elk geval wat níet bij je past, dus vanuit LOB gezien is het dan een hele goede stage. Waar we hier vooral naar streven, is dat de stage de blik van de leerling verruimt. Dus wil een leerling stage lopen bij de supermarkt van zijn zaterdagbaantje, dan zegt een docent toch: ‘Je mag daar best heen als je het kunt motiveren, maar als je daar al werkt, is het handiger als je dan bij een ándere supermarkt je stage gaat lopen’. Dat roept soms weerstand op want het is niet de gemakkelijkste weg, het schuurt en het wringt. Maar je helpt ze ook om boven zichzelf uit te stijgen en dat is zo waardevol.’

 

Een stage hoeft niet per se aan te sluiten bij het profiel?

‘Nee, dat hoeft niet per se. We hebben nu bijvoorbeeld een leerling Mobiliteit die stage loopt bij een herenmodezaak. Prima! De stage is er voor LOB, en als je weet dat je niet verder wilt in de motor-techniek, dan moet je een stage kunnen lopen in een ander vakgebied om te onderzoeken of dat beter bij je past. Overigens sprak ik een PIE-docent die zei: ‘Ik vind dat mijn leerlingen hun eerste stage in elk geval wel in de richting PIE moeten doen’. Daar heeft hij een punt, want je moet toch eerst ontdekken of het inderdaad iets voor je is of niet. Ik vind het leuk dat we dit soort gesprekken voeren. Het geeft ook een ontwikkeling aan: een paar jaar geleden was een stage buiten het profiel nog niet bespreekbaar geweest.’

 

Het Stagebureau ging vier jaar geleden van start. Hoe reageerden docenten erop dat jullie een deel van de taken overnamen?

‘In eerste instantie was er weerstand. Veel docenten vinden een stage regelen juist léuk, en nu was er ineens iemand die het anders deed en beter wist. Maar inmiddels is die weerstand wel weg, want docenten merken dat ik helemaal niets overneem, ik ben er voor de ondersteuning. Ik schrijf de brieven, regel de stage-contracten en zorg dat de stageboekjes er goed uitzien. Ik faciliteer en informeer en ik kan helpen om LOB op een hoger plan te brengen, bijvoorbeeld door te zorgen dat leerlingen van verschillende profielen in hun stageboekjes vergelijkbare opdrachten krijgen, die volgens dezelfde normen worden beoordeeld.

Maar de uitvoering en begeleiding van de stages ligt nog steeds bij de docenten. De rol van de mentor/coach ligt in de voorbespreking: wat ga je doen, waarom? En in het samen reflecteren: wat vond je leuk en wat niet? Daarmee verbind je de stage met LOB.’

 

Jullie werken met het CRM-systeem Teamspot. Hoe bevalt dat?

‘Teamspot is voor ons echt de rode draad. De leerlingen kunnen inloggen, ze vinden er bedrijven waar ze stage kunnen lopen, maar ook lesmateriaal. Wat ik vooral fijn vind aan Teamspot, is dat je het langzaam uit kunt bouwen. Teamspot had aanvankelijk een beperkte functionaliteit, dat is inmiddels enorm uitgebreid. De procedures zijn bijvoorbeeld gestroomlijnd: als een stage is goedgekeurd, wordt er automatisch een stagecontract gegenereerd.

We hebben inmiddels ook icoontjes voor de loopbaancompetenties bij de opdrachten gezet, zodat leerlingen zien wat de link is met de vijf loopbaancompetenties van Marinka Kuijpers. Leerlingen kunnen nu ook filmpjes toevoegen en als de stageboekjes klaar zijn, kunnen ze die uploaden in hun LOB-dossier. Het implementeren van het CRM-systeem was in het begin een uitdaging, maar we hebben er nu veel plezier van. We hebben een database met 800 bedrijven waar leerlingen de afgelopen vier jaar stage hebben gelopen, en heel belangrijk: alle gegevens zijn up-to-date. Onze STO-bedrijven zitten er bijvoorbeeld ook in, met de contactpersonen en de activiteiten of gastlessen die ze kunnen verzorgen. We zijn nu een keuzemodule ‘Maritiem’ aan het ontwikkelen, en in ons systeem kan ik snel en gemakkelijk en aantal bedrijven zoeken die daarbij passen. Geweldig, echt zo fijn!’

 

Het Stagebureau bestaat nu vier jaar. Wat is het belangrijkste dat je hebt geleerd?

‘Dat je hele grote stappen kunt zetten als je gewoon begint. Ga van start met een klein clubje enthousiaste mensen, dan kun je daarna gaandeweg uitbreiden en verbeteren. Het voordeel is dat je veel sneller kunt werken dan wanneer alles eerst uitgebreid door het management beoordeeld en goedgekeurd moet worden.

Die aanpak past ook bij de visie van Stad en Esch. We werken met zelfsturende teams en er is veel ruimte voor eigen initiatief en ideeën. ‘De zeven eigenschappen van effectief leiderschap’, van Steven Covey, hebben we hier omarmd: proactief zijn, werk met het doel in gedachten. We bedenken iets en dan gaan we het dóen. En dan voeren we stapje voor stapje verbeteringen door. Zo worden bijvoorbeeld de Stageboekjes elk jaar beter. Dit jaar zijn er ook Stageboekjes voor de havo en het valt me op dat de havo-docenten heel kritisch zijn op het taalgebruik in de opdrachten. Daar komt weer een nieuwe verbeteringsslag uit voort, zo houden we elkaar scherp.’

 

Geldt dat ook voor de projecten die jullie vanuit het Stagebureau opzetten?

‘Zeker! Ik heb dit schooljaar bijvoorbeeld de cyclus ‘Solliciteren kun je leren’ ontwikkeld, samen met een van onze docenten Nederlands. Het is een serie lessen voor de derde klassen vmbo, waarbij leerlingen onder meer op een fictieve vacature solliciteren. Ze schrijven een sollicitatiebrief en voeren via Zoom een sollicitatiegesprek. We hadden mensen uit ons netwerk erbij betrokken, zodat de leerlingen echt in een realistische setting konden oefenen.

Ook hier was onze aanpak: bedenken, snel beginnen, en gaandeweg verbeteren. We begonnen met 100 leerlingen en 25 begeleiders en we hebben van tevoren duidelijk gezegd: ‘Dit is de eerste keer dat we dit doen, dus misschien gaan er dingen niet helemaal goed, we zijn blij met jullie feedback!’ Op zo’n manier is het niet erg als het niet meteen vlekkeloos verloopt. Maar het was echt een succes, de reacties waren heel positief. Een moeder vertelde: ‘Mijn zoon is niet zo’n prater dus hij was zó zenuwachtig voor het sollicitatiegesprek, maar hij heeft wel een uur gezoomd en hij had een tien voor zijn gesprek, hij was zo blij!’ Het leuke is dat deze leerling had gesproken met een student HRM, die op deze manier ook kon oefenen met het voeren van een sollicitatiegesprek. Ik wil nu graag dat alle leerlingen in de derde dit vak kunnen volgen, ook op de havo en het vwo. Daarvoor moeten we opschalen. Dat kan bijvoorbeeld door samen te werken met een opleiding HRM. Dan heb je een hartstikke mooie win-winsituatie, want de studenten kunnen dan oefenen met het voeren van sollicitatiegesprekken. Ik heb net een mailtje gestuurd naar de Regiocampus, de bemiddelaar tussen bedrijfsleven en onderwijs, om dit groter te maken.’

 

Wat zijn verder jullie plannen voor de toekomst?

‘We streven ernaar dat binnenkort ook vwo-leerlingen een stage gaan lopen. We willen meer gaan samenwerken met andere scholen, ook vanuit het programma Sterk Techniekonderwijs. Daarnaast willen we de gastlessen en excursies verder professionaliseren en ook de professionalisering van docenten blijft belangrijk, bijvoorbeeld als het gaat om de LOB-cyclus en het voeren van LOB-gesprekken. Het is ook een cultuurverandering, dat gaat niet zo snel, je moet het de organisatie indruppelen. Maar ook hier geldt: het beste is om gewoon te beginnen, met elkaar in gesprek te gaan en te zorgen voor mooie voorbeelden. En dan gaandeweg verbeteren.’

 

Nog een laatste vraag: klopt het dat bij jullie de leraren voor LOB ook stage lopen?

‘Ja, een keer per twee jaar lopen onze docenten een dag stage. Dat mag bij een andere school zijn of bij een bedrijf. Voor die stages geldt hetzelfde als voor de leerlingen: het doel is om je horizon te verbreden. Ik vind het mooi dat dezelfde visie erachter zit niet alleen de leerlingen, maar óók de docenten worden gestimuleerd om zich in de breedte te ontwikkelen!’

 


Drie kenmerken van een goede LOB-stage

1.     Een stage verruimt de wereld van de leerling

Cristel van Doorn: ’In de eerste plaats is het belangrijk dat leerlingen op een voor hen vreemde, nieuwe plek komen. Ga niet te snel voor het gemak van, bijvoorbeeld, het bedrijf waar de leerling al een bijbaantje heeft. Vraag altijd: waarom deze stageplek? Wat wil je hier leren? In het eerste jaar is het prima om een korte stage te doen bij ouders of familie, maar bij een serieuze stage gaat het er-om dat de leerlingen echt onbekend terrein betreden.’

2.     De stagebegeleider geeft feedback
‘Tijdens hun stage hebben de leerlingen een andere rol dan ze gewend zijn: niet kind of leerling, maar een meer volwassen rol, waarbij ander gedrag hoort. De leerling leert bijvoorbeeld van alles over omgangsvormen, samenwerken en organiseren. De stagebegeleider begeleidt de leerlingen in die nieuwe rol.’

3.     Gesprek met de LOB coach
‘Het is belangrijk dat er na de stage op school een gesprek plaatsvindt tussen de LOB-coach en de leerling. Onderwerp: hoe heb je de stage ervaren en wat betekent het voor je toekomst? Is deze rich-ting iets wat jij je past, waarom wel om waarom niet? Op deze wijze verbind je stage en LOB.’

 

 


Informatie

Teamspot,  www.teamspot.nl

Stad en Esch, www.stadenesch.nl

De schoolwiki van het Stagebureau, https://stadenesch.schoolwiki.nl/stagebureau Waar willen de leerlingen van Stad en Esch zijn over vijftien jaar?

Over 15 jaar - Meppel from Stad & Esch on Vimeo.

Tekst Anne Wesseling
Fotografie Hetty van Oijen

>

‘De manier waarop je LOB optuigt, is bepalend voor het succes’

In Zeeland is Mayke de Jong Florisse een van de aanjagers van de regionale LOB-website én van het LOB-programma binnen haar eigen school, vmbo gl/tl CS Walcheren Van de Perre in Middelburg. Haar visie: LOB moet door álle medewerkers in de school gedragen worden om het te laten slagen. Hoe bereikt ze dat?

 

Decaan/LOB-coördinator Mayke de Jong Florisse kreeg net een mailtje van iemand van het Maritiem College in Vlissingen: ‘Wij willen best wel eens een vakles wiskunde bij jullie geven, om uit te leggen hoe je met een zeekaart kunt navigeren.’ Een aanbod waar ze blij van wordt, want het is precies een voorbeeld van waar het volgens haar bij LOB om gaat: de leerlingen een idee geven van hoe de kennis die ze op school opdoen écht van pas komt in de praktijk. Niet alleen tijdens de lessen over LOB, maar in alle lessen, dus ook bij wiskunde. ’Zo’n praktische les is leuk voor de docent wiskunde, maar natuurlijk vooral voor de leerlingen,’ zegt ze. ‘Op deze manier gaat de stof leven.’

 

LOB is dus niet alleen een zaak voor decanen en mentoren?

‘Het doel is dat LOB vanaf leerjaar één ondersteund wordt. Dat lukt niet als een decaan of mentor het in z’n eentje doet, je hebt iedereen in de organisatie nodig. Op alle niveaus en in alle lessen kun je de praktijk meer de school in halen, en de nadruk meer leggen op ‘leren door ervaren’. Het is ook helemaal niet zo ingewikkeld. Vaak zijn de opdrachten er al, en hoef je ze alleen te herschrijven om er een LOB-perspectief in te brengen. Moeten de leerlingen bij Engels of Frans een zakelijke mail schrijven? Maak er dan bijvoorbeeld van dat de leerling stage wil lopen bij een bedrijf. Of koppel de opdracht aan een bezoek aan een camping, waar veel Duits gesproken wordt. De kennis koppelen aan een praktische situatie, dat gaat eigenlijk om een verandering van mindset.’

 

Hoe krijg je alle docenten daarin mee?

‘Dat ‘omdenken’ is in het begin best lastig. Je wilt ook niet dat collega-docenten het gevoel hebben dat ze iets opgelegd krijgen, dat dit weer iets is dat móet. De insteek is juist positief: ‘Je dóet al veel, het is alleen even een vertaalslag om te maken. Je kunt eruit filteren wat goed werkt voor jezelf, maar ook voor de leerlingen’.

Die positieve insteek is belangrijk, want hebt het draagvlak onder alle docenten wel echt nodig. De leerlingen krijgen het vak LOB en de verantwoordelijkheid voor de LOB-leerlijn ligt bij de vakdocent. Maar als de mentor LOB niks vindt, krijg je de leerlingen ook niet mee. In het begin is denk ik een derde van de docenten meteen enthousiast is over LOB, en op den duur is dat twee derde. Een aantal leraren zal er misschien nooit enthousiast over worden, maar op termijn worden die wel meegenomen door de rest.

Je moet dus best een lange adem hebben. Daarom is het ook zo belangrijk dat je wat je als decaan doet, in de visie van de school past. Dat je gesteund voelt en dat je de tijd krijgt om het LOB-programma uit te rollen. Hier op school wordt het belang van LOB gelukkig heel erg gezien: de directie steunt mij en het LOB-beleid wordt schoolbreed opgepakt. Ook mijn collega’s van havo en vwo zijn er actief mee bezig, en waar mogelijk werken we nauw samen. Dat is zó belangrijk. Je krijgt alleen dingen voor elkaar door het samen te doen.’

 

Hoe betrekken jullie de ouders bij LOB?

‘Ouderbetrokkenheid is echt een onderdeel van LOB. Op de LOB-website staan ook opdrachten waarbij de ouders meedoen, bijvoorbeeld bij opdrachten waarin leerlingen ontdekken wat voor soorten vervolgopleidingen er zijn.

De ouderavonden zijn bij ons ook altijd samen met de kinderen. Zo’n driehoeksgesprek is per leerjaar anders, we behandelen andere vragen en de leerlingen bereiden die vragen thuis voor, samen met hun ouders. Het is gekoppeld aan opdrachten in de LOB-website: hoe gaat het met de leerling? Wat gaat goed, wat is nog moeilijk? Waarmee zouden we kunnen helpen? Die voorbereiding hoort echt bij LOB. Pas daarná heb je het gesprek.

Wat trouwen ook echt bij LOB hoort, is dat je na altijd na afloop altijd zegt: hoe is het gegaan, welke afspraken zijn gemaakt? Zodat je daar bij een volgend gesprek weer op in kunt gaan.’

 

Jullie hebben het profielwerkstuk gekoppeld aan LOB-opdrachten. Hoe ziet dat er precies uit?

‘De leerlingen maken om te beginnen een loopbaanblog. Daarmee beginnen ze al in leerjaar 1. Het loopbaanblog is gekoppeld aan de loopbaancompetenties. Er komt bijvoorbeeld aan de orde: wie ben ik, wat wordt mijn vervolgstap, waar wil ik zijn over vijf jaar, welke meeloopdagen heb ik bijgewoond? Dat loopbaanblog is onderdeel van het profielwerkstuk dat de leerlingen maken in leerjaar drie en vier. Dat profielwerkstuk bevat onder meer ook de uitslagen van de interessetest en een sterkte/zwakte analyse en de leerlingen maken een presentatie over zichzelf, in de vorm van een YouTube-filmpje waarin ze laten zien wie ze zijn, welke ervaringen ze hebben en wat hun motivatie is voor hun vervolgopleiding. Het profielwerkstuk bevat ook een verslag van een gesprek met een beroepsbeoefenaar, en een motivatiebrief, die ook meetelt als opdracht voor het vak Nederlands. Er zitten opdrachten in voor de intake van het mbo, en ook een evaluatieopdracht over hoe de leerling het maken van het profielwerkstuk heeft ervaren.

De afronding van het profielwerkstuk is een voorwaarde om examen te kunnen doen. Het is ook het uitgangspunt bij het intakegesprek voor een vervolgopleiding. De intakers gebruiken bijvoorbeeld het loopbaanblog om met de leerlingen over de vervolgstappen te praten.’

 

Alle vo- en mbo-scholen in Zeeland werken met hetzelfde LOB-programma, Intergrip. Wat is het voordeel?

‘Zo’n LOB-programma is natuurlijk een middel, geen doel, maar het is wel helpend. We willen dat alle middelen op één plek staan, zodat er ook voor de kinderen een overzicht is. Via de site kan ik een loopbaangesprek inplannen, de leerling kan ook zelf een gesprek met mij inplannen. Je kunt er aan de hand van vragen gesprekken voorbereiden en achteraf verslagen vastleggen. Het voordeel van de samenwerking is dat we nu met z’n allen de site kunnen verbeteren en dat alle scholen opdrachten kunnen aanleveren voor de opdrachtenbank.

Het is ook heel fijn om samen op te trekken met de mbo-opleidingen. Bijvoorbeeld bij meeloopdagen. Leerlingen krijgen eerst een LOB-opdracht: welke beroepen zijn er, welke competenties heb je daarvoor nodig en welke opleidingen kun je daarvoor volgen? Aan de hand van die opdracht leiden we de leerlingen eigenlijk naar een keuze voor een opleiding waar ze graag een dag mee willen lopen. Vervolgens kunnen ze zich ook via de LOB-site rechtstreeks inschrijven voor een meeloopdag op een van de Zeeuwse mbo-scholen. Ze krijgen dan automatisch een aantal daaraan gekoppelde LOB-opdrachten. Ze schrijven bijvoorbeeld een zakelijke e-mail: ‘Ik wil bij u graag een meeloopdag meemaken, is dat mogelijk?’ Vooraf krijgen leerlingen de opdracht alvast de website van de opleiding te bekijken, en om tien vragen te bedenken die ze tijdens de meeloopdag kunnen stellen aan studenten en docenten. Na afloop is er ook een reflectieopdracht. Nu maak ik die opdrachten nog vanuit de school, de bedoeling is dat de mbo-opleidingen ook opdrachten aan gaan leveren; zij weten natuurlijk het beste welke competenties ze verwachten van hun toekomstige studenten.

De site geeft trouwens ook voor mij veel overzicht, dat is prettig. Bij ons heeft, zie ik, al 97% van de leerlingen een keuze voor een vervolgstudie ingevuld, drie zijn in behandeling. Je zou het tussen scholen bijna als een soort wedstrijdje kunnen gaan zien, misschien is het een extra stimulans om goed te monitoren.’

 

Zo’n netwerk in de provincie Zeeland opbouwen, dat is best een klus!

‘Zeker. Nu moet ik zeggen: het is voor ons relatief gemakkelijk. We hebben in de hele regio te maken met dertien vmbo- en mbo-scholen, in een regio als Rotterdam of Den Haag zal het lastiger zijn. Evengoed is het best een hele weg geweest. Dat is gelukt doordat we het samen hebben gedaan, en dankzij Bianca van der Meijden, zij werkt nu voor het Expertisepunt LOB. Bianca is een echte netwerker. Scalda en het Expertisepunt LOB faciliteren haar. We werken veel samen met Iris Verbruggen van Scalda, die tussenpersoon is voor Intergrip. Daarnaast zijn er werkgroepen van decanen, bijvoorbeeld over de warme overdracht – wat vooral belangrijk is voor kwetsbare leerlingen. De Zeeuwse vmbo- en mbo-scholen hebben ook samen de student journey in kaart gebracht. Het was een initiatief van Scalda, met het doel om de activiteiten meer op elkaar af te stemmen.’

 

Die student journey, wat houdt die precies in?

‘In de student journey staat wat we aan LOB-activiteiten en opdrachten aanbieden en hoe dat aansluit op waar de leerlingen op dat moment mee bezig zijn. We brengen de hele route van de leerlingen in kaart, met de LOB-activiteiten: wie biedt wat aan, met welk doel, en doen we het op de juiste plek, in welk leerjaar?

Om zo’n student journey te maken, moet je denken in het belang van de leerling op een bepaalde leeftijd. Als je van het vmbo wilt doorstromen naar de havo, wat voor competenties heb je dan nodig? Als je vanaf mavo 2 naar kader 3 wilt: welke profielen zijn er? Dat soort opdrachten wil je aanbieden op momenten dat leerlingen ermee te maken hebben.

Bijvoorbeeld ook bij de profielkeuze. Leerlingen gaan al in de tweede klas naar een meeloopdag. Ze moeten dan eigenlijk al kiezen voor een meeloopdag, bijvoorbeeld verpleegkunde, terwijl ze nog niet eens weten welke profielen ze in de derde kunnen kiezen. Daarom heb ik opdrachten gemaakt naar aanleiding van de website KiesMBO.nl, zodat de leerlingen in de tweede eerst rustig kunnen rondsnuffelen en, bijvoorbeeld, ontdekken dat je na de mavo een mbo-niveau 4 opleiding kunt doen.’

 

Wat wordt in Zeeland de volgende stap?

‘We zijn nu ook bezig Zeeuwsbreed speeddates op te zetten, waarbij mbo-leerlingen op een vaste dag in het jaar op bezoek bij hun oude vo-school, om voorlichting te geven over hun opleiding aan leerlingen die een vervolgopleiding gaan kiezen. Daar willen we een gezamenlijk evenement van maken.

Verder willen we ons meer gaan richten op de samenwerken met bedrijven. De mbo-student blijft na de studie meestal in Zeeland wonen, en Zeeland is daar ook bij gebaat, vanwege de werkgelegenheid. Daarom willen we binnen LOB meer gaan inzoomen op de regionale werkgelegenheid. De sector maritiem is bijvoorbeeld echt een verbindende factor in Zeeland, met de visserij en de loodsboten. Maar ook in de sectoren groen en technologie zijn veel banen. Er zijn straks gigantisch veel mensen nodig om windmolenparken op zee aan te leggen, daar start binnenkort een mbo-opleiding voor.’

 

Best een leuk vak, decaan en LOB-coördinator!

‘Ik vind het het mooiste vak dat er is. De functienaam is natuurlijk van oorsprong ‘decaan’, maar sinds de invoering van LOB ben ik me meer LOB-coördinator gaan voelen. Ik ben trouwens ook nog steeds mentor en gymleraar. Er zijn raakvlakken: je ziet een kind voor wie het is en wat het kan. Je kunt leerlingen daardoor ook helpen, als ze niet lekker in hun vel zitten en niks leuk vinden. Door het om te draaien: wat vind je wél leuk? Wat heb je nodig? Je ziet leerlingen soms in hun onhandigheid, maar je ziet ze ook groeien. Een leerling die heel graag archeoloog wil worden en die aardrijkskunde stom vindt, raakt intrinsiek gemotiveerd als hij ziet dat aardrijkskunde nuttig en belangrijk is voor wat hij later wil gaan doen. Dát vuurtje, dat moeten we met z’n allen aan krijgen.’

 


3 tips van LOB-coördinator Mayke de Jong Florisse

1.     Zorg dat je zelf enthousiast bent en erin gelooft

‘Het begint bij jou. Dat jij als LOB-coördinator echt enthousiast bent en gelooft in LOB, is een voorwaarde om het een succes te maken.’

2.     Zorg dat je de schoolleiding mee krijgt

‘Om LOB door de hele school uit te rollen is het echt een voorwaarde dat de directie erachter staat en het faciliteert.’

3.     Maak een plan van aanpak

‘Zomaar aan opdrachten werken is leuk, maar wat is je doelstelling en wat is je visie? Het is belangrijk om daarover na te denken. De manier waarop je LOB vervolgens optuigt, is bepalend voor het succes.’

 

 


Contactpersoon:

Mayke de Jong Florisse, JGM@cswalcheren.nl

Informatie:

 

Tekst Anne Wesseling
Fotografie Hetty van Oijen

>

De reflectietoolbox

Inzetten op diversiteit en creativiteit

Omdat iedere leerling anders is, heeft een team van ROC de Leijgraaf (en als onderdeel van het desginteam Niveau2Plus), de Reflectietoolbox ontworpen.

In een digitale leeromgeving worden studenten door middel van verschillende werkvormen uitgedaagd te reflecteren op (bpv-)ervaringen, situaties, competenties, activiteiten en andere zaken die te maken hebben met de ontwikkeling van hun loopbaancompetenties. De opdrachten zijn zeer divers en sluiten daarmee aan bij verschillende leervoorkeuren en leerstijlen.

Op deze manier kan iedere student zo optimaal mogelijk leren en gestimuleerd worden om zijn/haar competenties verder te ontwikkelen. Zo kunnen studenten bijvoorbeeld kiezen uit beschrijvende opdrachten, presentaties, video en vlogs, werken met tools als Scrumbler of CANVA, audio, fotografie, pitchen, het maken van een stripverhaal, song, rap of gedicht.

>

LOB als pijler van het onderwijs

Montessori Lyceum Oostpoort in Amsterdam is dit jaar begonnen met een praktische havo-afdeling. LOB is een van de pijlers van het onderwijs. Teamleider Anita Alsemgeest en decaan Claudia van der Heijden leggen uit waarom LOB zo belangrijk is en hoe dat op de praktische havo wordt vormgegeven.

Interview met Anita Alsemgeest en Claudia van der Heijden, teamleider en decaan bij Montessori Lyceum Oostpoort

Een voorbeeld van hoe praktische kennismaking meer inzicht geeft dan alleen theorie? Decaan Claudia van der Heijden hoeft er niet lang over na te denken: een bezoek aan de rechtbank, vorig schooljaar. ’Een van onze leerlingen wilde advocaat worden. We hebben met haar klas als LOB-activiteit een bezoek gebracht aan de rechtbank om een zitting bij te wonen. Toen ze buitenkwam, zei ze: “Is dát wat een advocaat doet? Dan hoef ik het niet meer!” Haar idee van wat een advocaat doet, was gebaseerd op het geromantiseerde beeld dat je ziet in Amerikaanse televisieseries. Het bijwonen van een rechtbankzitting liet zien hoe het écht was, daar kon geen gesprek tegenop. Het fijne is dat de weg daarna ook meteen open was om het over allerlei andere beroepen te hebben. Want soms zijn leerlingen zo gefixeerd op wat ze willen, dat er over iets anders gewoon niet valt te praten.’

Die praktische kennismaking met werk en beroepen en het opdoen van vaardigheden is precies wat voorop staat bij de nieuwe praktische havo op Montessori Lyceum Oostpoort in Amsterdam, die dit jaar van start ging met 20 leerlingen in de eerste klas en 23 in de vierde. De onderbouw werkt met dagdelen en domeinen, zoals Mens en maatschappij, Mens en natuur, Sport en bewegen en Kunst en cultuur. In de ochtend krijgen de leerlingen instructiemomenten en uitleg. In de middag wordt er vakoverstijgend gewerkt, aan de hand van projectlijnen en thema’s. De vierdeklassers krijgen instructie in dagdelen.

De praktische havo ging dit jaar van start met een eerste klas en een vierde klas. Wat was precies de aanleiding?

Anita Alsemgeest, teamleider: ‘Het Montessori Lyceum Oostpoort is een brede vmbo-school en heeft daarnaast Internationale Schakel Klassen voor alle niveaus. We raken dus de leerlingen kwijt die na hun vmbo-diploma naar de havo willen, en ook de ISK-leerlingen die naar de havo uitstro-men. Die leerlingen wilden we graag binnenhouden en daarom wilden we een havo/vwo opstarten. We kozen ervoor om te beginnen met een eerste en vierde klas: de eerste voor nieuwe leerlingen, en de vierde voor onze eigen leerlingen die doorstromen vanuit het vmbo en vanuit de ISK.

Dat het een praktische havo werd, lag voor de hand, omdat we vanuit het vmbo al prachtige praktijk-lokalen hebben en ook de kennis al in huis is. Het paste bovendien goed binnen het Amsterdamse scholenlandschap. Maar we hebben natuurlijk ook naar de leerlingen gekeken. We zien dat de havo-leerlingen het fijn vinden om praktisch aan het werk te gaan, in plaats van alleen maar te leren en te reproduceren. De leerlingen die het op de havo nét niet redden, hebben in de onderbouw vaak moeite met stilzitten en om zich te concentreren. Daarvoor is hier wél ruimte.’

Decaan Claudia van der Heijden: ‘Wat ik bijzonder vind, is dat we op de praktische havo de leerlingen een kans geven om na het vmbo nog twee jaar een algemeen vormende opleiding te doen. Dat gaat om ISK-leerlingen, maar ook om de mavo-leerlingen die wel een vaag plan hebben van wat ze zouden willen gaan doen, maar die zich nog breder willen oriënteren. Die bieden wij nu via de havo de kans en ruimte om te ontdekken wat voor hen de juiste weg is.’

LOB is een grote pijler van de praktische havo

Anita: ‘Het is vooral een geïntegreerde pijler. In de brugklas is LOB nog vrij algemeen. Het gaat dan echt om de basis: Wie ben ik, wat kan ik, wat vind ik leuk? Bij alles wat de leerlingen doen, leren we ze om zich constant af te vragen wat er goed en niet goed ging, wat ze leuk vinden en wat juist niet. Alle leerlingen beginnen de dag met het maken van een planning en sluiten af met een moment voor reflectie over wat ze die dag gedaan hebben en waar ze de komende dagen aan gaan werken. Omdat LOB geïntegreerd is, zijn ze zich er overigens vaak niet echt bewust van dat activiteiten onder LOB vallen.’

Claudia: ‘We zeggen in de bovenbouw ook niet: “Je gaat nu LOB doen”, maar eerder: “Je bent nu in gesprek over je toekomst”. De leerlingen ervaren het niet bewust als LOB, maar dat vind ik eerlijk gezegd niet erg. Ik denk namelijk dat het resultaat er wél is. Het gaat erom dat ze zichzelf leren kennen en steeds beter weten wat ze later willen gaan doen.’

Anita: ‘We werken met vijf periodes per jaar, elk met een thema, bijvoorbeeld ‘Wie ben ik?’ Of ’Ik en de ander’. In de onderbouw maakten de leerlingen een drieluik, waarbij ze in allerlei talen dingen over zichzelf vertelden. In de bovenbouw zijn ze met elkaar mee naar huis gegaan om een cultureel portret van de ander te maken. De uitwerking zit bij CKV, maar maatschappijleer en Nederlands zijn helemaal geïntegreerd. Een leerling heeft bijvoorbeeld een fotoserie gemaakt, er zitten prachtige portretten tussen. En natuurlijk heeft het alles te maken met LOB, want het draait om vragen als: wat is je identiteit, waar kom je vandaan, wat heb je meegemaakt dat maakt dat je bent wie je bent?’

De nadruk op de praktische havo ligt op context gericht onderwijs

Hoe sluit het aan bij LOB? Anita: ‘Het doel van zulke vakoverstijgende, contextuele onderwerpen is dat dat beter inzicht geeft in wat je met de theoretische vakken kunt doen. Een goed voorbeeld is het slaapkamerproject, waar de eerste klas nu mee bezig is. Daarbij maken de leerlingen een maquette van hun droomslaapkamer, met als uitgangspunt hun kamer thuis. In de ochtend krijgen ze instructies: bij Mens en natuur gaat het bijvoorbeeld over technisch tekenen, bij wiskunde over schaalmodellen en bij de talen zit thematische woordenschat. In de middag gaan ze praktisch aan het werk: ontwerpen, een plan van aanpak maken, een maquette bouwen. Ze presenteren dat aan de docenten en de groep, dus ze pakken ook meteen presentatievaardigheden mee.’

Claudia: ‘Het mooie is ook dat leerlingen op die manier al in de praktijk ervaren wat beroepen inhouden en wat ze leuk vinden of juist niet. Een van onze ISK-leerlingen wil nu bijvoorbeeld allround timmerman worden óf bouwkundig tekenaar. Ze spreekt nauwelijks Nederlands en heeft nog niet echt een beeld van wat een timmerman of bouwkundig tekenaar doet. Als leerlingen in 1 havo al met technisch tekenen bezig zijn, kunnen we daar later naar verwijzen. En als docententeam krijgen we ook meer zicht op de talenten van de leerlingen.’

Alle 4 havo-leerlingen hebben individuele mentoren en voeren ook gesprekken met de decaan, wat zijn daarbij de  belangrijkste onderwerpen?

Claudia: ’Ze willen vooral weten of ze wel het juiste profiel hebben voor wat ze hierna willen gaan doen, of ze nog iets kunnen veranderen en of wat ze willen ook reëel is. Een aantal wil geneeskunde gaan doen, dan zoeken we samen uit wat de weg daarnaartoe is. De ene leerling denkt dan “Dat duurt me te lang, laat maar!” Maar de ander wil er echt voor gaan. Als een leerling chirurg wil worden, leg ik ook uit dat er tegen de tijd dat ze zich gaan specialiseren wel een opleidingsplaats moet zijn. Als die er niet is, kan het zomaar zijn dat je oogarts wordt, in plaats van chirurg. Het is best lastig, vind ik, want aan de ene kant wil je een kind niet demotiveren, maar aan de andere kant vind ik wel dat ze dat moeten weten.’

Anita: ‘Ze geven ook aan dat ze zich serieus genomen voelen. Onze 4 havo-leerlingen zijn een of twee jaar ouder dan de gemiddelde leerling en dan moet je ze ook behandelen als jongvolwassenen. We laten ze veel reflecteren en terugkijken op wat ze hebben gedaan. Dat is vanaf de start onze instelling geweest: laten we op zoek gaan naar waar je goed in bent, wat je kunt en wat je wilt. Wat je níet wilt en níet kunt is daar een onderdeel van, maar de insteek is zo positief mogelijk.’

Hebben ISK-leerlingen eigenlijk behoefte aan andere LOB-activiteiten dan leerlingen die in Nederland geboren en getogen zijn?

Claudia: ‘Ze hebben geen behoefte aan ándere activiteiten, maar ze hebben wel meer uitleg nodig. Ik heb ook veel gesprekken met ouders, want die snappen gewoon het hele onderwijssysteem in Nederland niet. Ze hebben bijvoorbeeld geen idee dat het mbo verschillende niveaus heeft. Een belangrijk punt is ook de aansluiting met het Nederlandse onderwijs, die is vaak lastig. Een leerling die bijvoorbeeld in Suriname naar mulo 4 zou gaan, kan hier niet naar mavo 4, omdat er in de derde al schoolexamens worden gedaan. Zo’n leerling moet dan opnieuw naar de derde en die vindt dat natuurlijk niet leuk. Als ouders uit Suriname bellen, adviseer ik dan ook om liever eerst dáár de mulo af te maken, en daarna hier naar het mbo te gaan.’

Anita: ‘Leerlingen hebben soms het gevoel dat ze overnieuw moeten beginnen en soms ís dat ook zo. De taalachterstand speelt daarbij ook mee. Er zijn ISK-leerlingen die moeiteloos een vwo-opleiding hadden kunnen doen. Maar als je zestien bent als je in Nederland komt en je moet eerst de taal leren, ben je te laat om die aansluiting naadloos te kunnen maken, dus dan ga je eerst naar een vmbo-opleiding of een mbo-opleiding. Uiteindelijk kom je heus wel waar je terecht moet komen, het duurt alleen langer.’

Claudia: ‘Als ze eenmaal een richting hebben, is het LOB-programma bij ons voor alle leerlingen hetzelfde: vanaf leerjaar 2 in het vmbo gaan we bijvoorbeeld bij verschillende profielen kijken en bedrijven bezoeken. Daarbij maakt het niet uit of een leerling nu wel of niet in Nederland geboren is.’

Wat zou er volgens jullie verbeterd kunnen worden op het gebied van LOB?

Claudia: ‘Het zou vooral fijn zijn LOB-portfolio’s makkelijker uitgewisseld konden worden. Toen we hier het LOB-dossier wilden invoeren, hebben we een stuk of zes mensen laten komen van verschil-lende LOB-programma’s. Vanuit allerlei disciplines hebben er mensen meegekeken: mentoren, do-centen, systeembeheerders, roostermakers, de medezeggenschapsraad, de leerlingen. Zo kwam er voor ons een LOB-programma uit waarin je een portfolio kunt opbouwen, opdrachten kunt uitvoeren en testen kunt doen.

Maar in feite kiest iedere school dus op die manier zijn eigen LOB-portfolio. Dat is logisch, want het moet ook bij type school en leerlingen passen. Maar als leerlingen overstappen naar een andere school, kunnen ze na een tijdje dat portfolio online niet meer in. Dat zijn ze dan dus kwijt. Terwijl de bedoeling was, en zo is het ons ook gepresenteerd, dat leerlingen het LOB-portfolio mee konden nemen naar hun vervolgopleiding. Het zou zo mooi zijn als dat opgelost werd, zodat LOB echt een doorlopende leerlijn kan worden. En dat vervolgopleidingen daar dan ook echt naar kijken, zodat niet, zoals nu wel gebeurt, een leerling op het mbo opnieuw een persoonlijkheidstest doet die ze bij ons ook al gedaan hebben.’

Hoe gaat het verder na dit eerste jaar?

Anita: ‘Wij hebben een vmbo-t en we blijven de ISK-leerlingen houden, dus die aparte instroom aan de bovenkant van de havo blijft. Ook als de praktische havo van onderaf volloopt, blijven die twee stromen hier waarschijnlijk naast elkaar bestaan.

Het leuke is trouwens dat we nu al projecten hebben waarbij de eersteklassers en de vierdeklassers samenwerken. Dan organiseert de bovenbouw iets voor de eersteklassers. Laatst moest ik even uit een les weg en vroeg aan een van de meiden van de bovenbouw of ze even op kon letten. Toen ik terugkwam had ze de leerlingen, omdat ze hun taak af hadden, uit eigen initiatief een vervolgopdracht laten doen. Dat was echt leuk om te zien. De eersteklassers nemen de oudere leerlingen ook onmiddellijk aan als autoriteit. Ze zijn echt met elkaar verbonden.’

Scholenmarkt online? Laptop mee naar school!

De Amsterdamse scholenmarkt voor havo- en vwo-leerlingen vindt dit jaar online plaats. Montessori Lyceum Oostpoort organiseert dan op school een speciale avond voor de leerlingen van 4 havo. De leerlingen nemen hun laptops mee en er zijn docenten aanwezig om de avond te begeleiden. ‘De leerlingen hóeven voor zo’n online informatiemarkt niet naar school,’ zegt teamleider Anita Alsemgeest, ‘maar thuis zitten ze in hun eentje achter de computer. Op deze manier kunnen ze hun ervaringen direct met elkaar delen en met hun docenten bespreken. Het heeft echt meerwaarde.’

 

Meer Informatie: Montessori Lyceum Oostpoort www.oostpoort.nl

 

>

Leren kiezen voor de toekomst

Tips en opdrachten via YouTube

Errol Hogenkamp en Els Dillerop, decanen op het Montessori College in Arnhem startten een eigen YouTubekanaal en maakten een studiekeuzechallenge van 30 filmpjes om leerlingen aan het denken te zetten over hun loopbaankeuzes. Daarnaast voerden zij interviews met beroepsbeoefenaren om hun leerlingen te inspireren en aan te zetten tot zelf interviews houden.

>

TL-profielwerkstuk samen met mbo

Kennis maken met de dagelijkse praktijk op het mbo

Op het mbo, onder leiding van mbo-docenten en studenten, werken Twentse vierdejaars TL-leerlingen twee tot drie dagdelen aan hun profielwerkstuk. Leerlingen maken zo kennis met de dagelijkse praktijk op het mbo en kunnen ervaren of de gekozen opleiding bij hem/haar past. Het profielwerkstuk, dat onderdeel is van hun examen, krijgt op deze manier een beroeps- en opleidingsoriënterend karakter.

>

Gaan voor een baan!


Aan de bak garantie
 

In Rotterdam Zuid is sprake van een mismatch tussen onderwijs en de vraag van de arbeidsmarkt. Nog te veel leerlingen kiezen na het vmbo voor financiële, administratieve en juridische opleidingen, terwijl de banen in deze sectoren afnemen. Bovendien weten leerlingen vaak niet goed wat ze leuk vinden en waar ze goed in zijn.

Het programma voor loopbaanoriëntatie en -begeleiding in Rotterdam Zuid is daarom gericht op een hogere uitstroom van mbo-studenten naar werk in kansrijke beroepen in de haven, techniek en zorg. Het lob-programma bestaat uit verschillende onderdelen waarbij de ontwikkeling van de loopbaancompetenties centraal staat. In een doorlopende leerlijn lob van po tot mbo worden scholen gefaciliteerd uit verschillende lob-activiteiten te kiezen.
Voorbeelden van deze activiteiten zijn bliksemstages, activiteiten in de overstap po-vo en vo-mbo, loopbaangesprekken, kennismaken met bedrijfssectoren en proefstuderen.
 

Wat maakt dit praktijkvoorbeeld zo bijzonder?

Het project is een langlopend onderwijsoverstijgend project om leerlingen te ondersteunen bij het maken van kansrijke loopbaankeuzes en te begeleiden bij het voltooien van hun opleiding.

 

Tips

Om dit project te kunnen laten slagen moeten er goede afspraken gemaakt worden tussen onderwijs en overheid. Ook moet de financiering en de ruimte om het project uit te voeren meerdere jaren geborgd zijn. Daarnaast is hechte samenwerking tussen scholen en ouders cruciaal in het maken van positieve keuzes en het voorkomen van schooluitval. Maar ook mede- of oud-leerlingen en vrienden hebben grote invloed op de keuzes die jongeren maken, evenals de verschillende bedrijven waarmee leerlingen tijdens hun schoolperiode kennismaken.

Zo helpen alle partijen samen de leerling goede keuzes te maken voor een succesvolle loopbaan! En vergeet niet op de website te kijken voor meer inspiratie!

 

 

>