Praktijkvoorbeelden LOB

Expertisepunt LOB

Hoe geven vmbo, havo/vwo-, mbo- en hbo-scholen in Nederland vorm aan LOB? Hier vind je ter inspiratie praktijkvoorbeelden. Je kunt de voorbeelden vrij gebruiken voor je eigen LOB-programma. Wil je zelf een mooi praktijkvoorbeeld van jouw school met ons delen? Graag! Stuur ons een bericht naar info@expertisepuntlob.nl. Deze databank wordt periodiek aangevuld met nieuwe praktijkvoorbeelden.

Thema
visie beleid en kwaliteit
Onderwijs
Regio

We hebben weinig tijd, dus laten we vertragen!

Welke interventies zijn effectief als scholen besluiten om zoveel mogelijk mensen van het team te betrekken bij LOB?

 

Vooral niet te overhaast te werk gaan blijkt uit onderzoek. Mieke van Diepen, Daphne Wiersema en Japke Ebbinge van het Lectoraat Kansrijke Schoolloopbanen in een Diverse Stad en de Leergang Loopbaancoaching van de Hogeschool van Amsterdam, brachten met hun onderzoek ‘We hebben weinig tijd, dus laten we vertragen’ in kaart wat docententeams nodig hebben om loopbaanbegeleiding meer van iedereen te maken. Op basis van hun praktijkgerichte onderzoek geven de onderzoekers veel praktische tips om dit veranderproces tot stand te brengen. Het onderzoek werd uitgevoerd in samenwerking met verschillende onderwijsorganisaties, waarbij zoveel mogelijk mensen vanuit verschillende rollen betrokken waren.

De betrokken organisaties committeerden zich om stappen te zetten voor meer betrokkenheid bij LOB in een viertal doelstellingen: visievorming, draagvlak ontwikkelen voor de ontwikkelde visie, inzicht geven aan betrokken professionals op welke manier zij een rol kunnen spelen in de loopbaanbegeleiding van leerlingen én kennis en vaardigheden ontwikkelen om dit te kunnen doen. Maar voordat de schoolteams aan de slag gingen met de bovengenoemde doelstellingen, werd eerst vooral tijd en energie gestoken in het creëren van een context. Deze context moest aan drie voorwaarden voldoen: het slim organiseren van het versterken van LOB door managers of leidinggevenden, professionele ruimte creëren voor het schoolteam en het (voortdurend) aanjagen van het veranderproces door de experts binnen de organisatie. Deze drie voorwaarden beïnvloeden elkaar. Zo is slim organiseren door het management bijvoorbeeld nodig om de professionele ruimte voor docenten mogelijk te maken.


Slim organiseren

De onderzoekers hebben vijf sleutels geformuleerd die managers en leidinggevenden kunnen gebruiken om het proces om loopbaanbegeleiding meer van iedereen te maken te ondersteunen.

  • Begin klein en ga uit van wat er op school al gebeurt op het gebied van loopbaanontwikkeling- en begeleiding.

  • Toon interesse en geef steun, maak weloverwogen keuzes die laten zien dat je hecht aan het belang van loopbaanbegeleiding.

  • Houd de regie op het proces van docentprofessionalisering (door een aanjager) en bouw aan een gedeelde verantwoordelijkheid van het team.

  • Zet de aanjagers van het proces in positie en geef ze de ruimte om loopbaanbegeleiding een onderwerp te maken dat zichtbaar is en leeft binnen de gehele organisatie.

  • Zorg voor zogenaamde ‘sparringpartners’ voor de aanjagers. Deze ‘sparringpartners kunnen fungeren als maatje voor de aanjager of er bijvoorbeeld voor waken dat er te snel te grote stappen worden gezet in het veranderproces. Managers kunnen zelf ook de rol van ‘sparringpartner’ voor de aanjager vervullen.


Professionele ruimte benutten

Professionele ruimte geven en benutten blijkt uit het onderzoek, is noodzakelijk om loopbaanbegeleiding meer van iedereen te maken. Dit begint met het kiezen voor vertraging en verbinding. Vooral de tijd nemen om met elkaar te onderzoeken waarom een grotere betrokkenheid van zoveel mensen binnen de school bij LOB belangrijk is. Hiervoor kan de dialoog als middel worden ingezet, maar ook verschillende vormen van intervisie of andere ‘ontmoetingen-zonder-agenda’, zijn helpend bij het ontstaan van professionele ruimte.

Aanjagen

Aanjagers (bijvoorbeeld decanen) zijn nodig om het thema voortdurend onder de aandacht te brengen en te houden. Aanjagers die zichzelf (en het thema) zichtbaar maken, proactief handelen en ruimte innemen, kunnen managers helpen om slim te organiseren en docenten helpen om professionele ruimte te benutten. Andersom werkt het ook: als managers slim organiseren en docenten de professionele ruimte benutten, kan de aanjager zichzelf goed zichtbaar maken en invloed uitoefenen. Aanjagen en regie voeren vraagt om luisteren en ruimte maken voor ervaringen, gedachten en gevoelens van collega’s. Daarnaast om het inspireren van collega’s voor LOB en het verbinden van de visie van de instelling met dat wat al gebeurt.

____________________________________________

TIPS

Kennis en vaardigheden aanleren Bij het aanleren van kennis en vaardigheden (professionalisering) is het erg belangrijk dat eerst aan bovengenoemde drie voorwaarden wordt voldaan. Het is noodzakelijk dat het management slim organiseert, het docententeam leert om professionele ruimte te benutten en aanjagers aansluiten bij de behoeften die leven en hierin voortdurend in verbinding blijven. Het is daarbij een uitdaging om als organisatie te balanceren tussen het vervullen van behoefte aan ‘klassieke’ training of aanbod van concrete kennis en vaardigheden en de wetenschap dat soms het vertragen meer oplevert dan dergelijke trainingen.

____________________________________________

>

Samenwerking tussen vmbo en mbo zorgt voor meer kansen

In Assen stromen meer vmbo-leerlingen beter door naar het mbo, sinds de scholen de handen ineensloegen en doorlopende leerlijnen creëerden.

 

Projectleiders Huubs Hubbeling van het Dr. Nassau College (vo) en Karin Stoffers van het ROC Drenthe College (mbo) namen het initiatief.

Het doel van doorlopende leerlijnen is een betere doorstroom van vmbo-leerlingen naar het mbo doordat het onderwijs beter op elkaar is afgestemd (zie kader). Via de qr-code is in de video te zien hoe de samenwerking tussen de vo-scholen Dr. Nassau College Penta, Vincent van Gogh Salland en Terra Assen met de mbo-instelling Drenthe College tot stand kwam en hoe de eerste ervaringen waren. Karin is nog steeds projectleider, Huubs is deels betrokken. Ze brengen collega’s samen en stimuleren ze.

 

Inzet en betrokkenheid

Vele medewerkers van de deelnemende scholen zijn al jaren betrokken bij de ontwikkeling van de doorlopende leerlijnen. Werkgroepen met mbo- en vo-leraren bespreken hun curriculum met elkaar en stemmen ze - waar mogelijk - op elkaar af, leidinggevenden ondersteunen hun werk, onder andere door te faciliteren. Mbo-docent Horeca Geert Jan Siebring: “Ik zie het als pioniers- met een stukje liefdadigheidswerk en zet me hier graag voor in.”

 

Doorlopende leerlijn als loopbaanoriëntatie

Een aantal jaren geleden is binnen de vijf profielen van vmbo-basis (bb) en vmbo-kader (kb) gestart met doorlopende leerlijnen. Voor elk mbo-profiel ziet de invulling er anders uit. Leerlingen kunnen meelopen met lessen op het Drenthe College en de vo-scholen zorgen voor inhoudelijke afstemming van de vakken. Geert Jan: “Leerlingen van het vmbo doen nu korte workshops bij Horeca, Bakkerij en Recreatie (HBR), zoals mini-barista, basisflamberen en zelf friet maken. Daarnaast vertellen we ze meer over deze opleiding op het mbo.” De leerlingen maken kennis met de vakken op het mbo en ze maken een weloverwogen keuze voor hun vervolgstudie. “Een doorlopende leerlijn zien wij als Loopbaanoriëntatie en begeleiding (LOB)-activiteit. De leerlingen volgen LOB-gerichte activiteiten in het bedrijfsleven of op het mbo om een goed beeld van de opleiding te krijgen en om zich te oriënteren”, legt Huubs uit. Karin: “Intussen hebben we ook een doorlopende leerlijn ontwikkeld van het vmbo-t (theoretische leerwegen) en gl (gemengde leerweg) naar mbo niveau 3 en 4.”

Lees verder op de website van de VO-raad

Bron: VO-raad

>

Greater Skills: een onderwijsprogramma voor praktijk- en competentiegericht leren op de havo

Binnen Greater Skills ontdekken leerlingen waar hun talenten en interesses liggen.

En ze ontwikkelen belangrijke studievaardigheden zoals bijvoorbeeld samenwerken, presenteren, analyseren, reflecteren en onderzoeken.

Greater Skills is het praktijk- en competentiegerichte onderwijsprogramma voor de praktijkhavo op BC Broekhin in Roermond en heeft als doel leerlingen beter voor te bereiden op (studie)vaardigheden die ze nodig hebben binnen het hbo én op de maatschappij van de toekomst. Leerlingen die in de bovenbouw kiezen voor het profiel E&M volgen met Greater Skills één dag(deel) in de week praktijkgericht en projectmatig onderwijs. Leerlingen uit de profielen C&M, N&G en N&T volgen twee lesuren in de week dit onderwijs. BC Broekin ontwikkelt momenteel een praktijkhavo voor elke havist.

Binnen het praktijkprogramma wordt intensief samengewerkt met verschillende mbo- en hbo-opleidingen, het bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties uit de regio. Leren door te doen dus!

Linda Rams is docent economie en de projectleider van Greater Skills: “Mijn voorliefde voor praktijkgericht en projectmatig onderwijs is ontstaan als docent economie op het vmbo binnen het praktijkvak economie en ondernemen. Leerlingen van het vmbo worden niet alleen opgeleid met kennis, maar ook met vaardigheden en competenties. Toen ik vijf jaar geleden op mijn huidige school kwam werken als docent economie in de bovenbouw, vond ik de school en de organisatie meteen heel erg leuk, maar ik vond ook dat het onderwijs dat werd gegeven erg theoretisch was. BC Broekhin neemt jaarlijks enquêtes af bij afgestudeerde havisten om de doorstroom van de havo naar het hbo in kaart te brengen. Uit deze enquêtes bleek dat de leerlingen vonden dat zij qua kennis uitstekend waren voorbereid op een hbo-opleiding, maar dat er op school nog te weinig aandacht was geweest voor het aanleren van sommige (hbo)vaardigheden en het voldoende ontwikkelen van competenties. Dat alles motiveerde het havo-team om een praktijkgericht programma te ontwikkelen.

Greater Skills was in eerste instantie een pilot binnen het vak economie, waar leerlingen twee uur per week werkten aan het opzetten van een eigen onderneming. Maar we merkten dat we binnen die twee uur te weinig tijd hadden om echt goed aan de slag te gaan met het ontwikkelen van (hbo)-vaardigheden. De docenten van het havo-team hebben toen onderzocht hoe praktijkgericht en projectmatig onderwijs zou kunnen passen binnen de eindtermen van hun vak, zodat leerlingen een deel van die eindtermen binnen het praktijkprogramma Greater Skills kunnen afsluiten.”

 

Hoe ziet het programma Greater Skills binnen E&M er nu uit?

“De basis van de praktijkhavo is praktijkgericht en projectmatig onderwijs waarbij de koppeling wordt gezocht tussen de theoretische concepten naar de praktische toepassing daarvan binnen het profiel. Greater Skills bestaat voor leerlingen met een E&M profiel uit het oprichten van een eigen onderneming. Dit doen we i.s.m. de Stichting Jong Ondernemen. Leerlingen schrijven o.a. een ondernemingsplan, verkopen aandelen om een startkapitaal te vergaren, kopen producten in, maken een marketingplan en houden de financiële administratie bij. Het vak Nederlands sluit op dit programma aan door leerlingen te laten werken aan hun presentatievaardigheden en schrijfvaardigheid. Leerlingen leren pitchen voor potentiële aandeelhouders, notuleren, solliciteren, leren zakelijke corresponderen en schrijven een nieuwsbrief over het project. Bij Engels leren ze een vlog maken over hun onderneming ter promotie van het te verkopen product en stellen ze een klachtenbrief op aan een leverancier. Bij CKV werken de leerlingen aan de creatieve kant van het opzetten van een onderneming, zoals bijvoorbeeld het ontwerpen van een logo en het creëren van een huisstijl. Bij levensbeschouwing is er aandacht voor bedrijfsethiek. Hier wordt nagedacht over de missie en visie van het bedrijf en over normen en waarden die leerlingen belangrijk vinden binnen hun bedrijf. Ook bieden we een module digitale vaardigheden aan, waar we focussen op het gebruik van google drive, classroom, documenten en presentaties. En we bieden een module international skills aan waarbij de leerlingen een dagexcursie voorbereiden naar een stad in België of Duitsland en leerlingen zelf een sociale, culturele en economische activiteit voorbereiden en uitvoeren. In Havo 5 richten de leerlingen zich op het verlenen van een maatschappelijke dienst voor een externe opdrachtgever en is de stage een belangrijke onderdeel van de praktijklessen.

CKV en levensbeschouwing worden in havo 4 afgerond binnen Greater Skills en voor Nederlands en Engels gebeurt dit op examenonderdelen die passen binnen het project. Leerlingen ronden binnen Greater Skills ook hun profielwerkstuk af.”

 

 

Hoe gaan de praktijkgerichte programma’s voor de andere profielen eruit zien?

“Wij zijn op school bezig om voor alle profielen een praktijkgericht programma te ontwikkelen. Als voorloper op het Greater Skills programma ontwikkelt het havo-team binnen de ALT-uren (=Anders Leren Tijd) praktijklessen voor élke havist. Concreet houdt dat in dat elke leerling die kiest voor een C&M, N&G of een N&T profiel twee lesuren in de week praktijkgericht en projectmatig onderwijs aangeboden krijgt dat past binnen het gekozen profiel. De inhoud van de ALT-uren is dus niet zozeer vakgebonden maar meer profiel gebonden. Tijdens deze ALT- uren werken de leerlingen middels praktijklessen aan een project, opdracht, onderzoek, proef of practicum; aan vaardigheden die van belang zijn om succesvol een hbo opleiding te kunnen doorlopen. Zo hebben leerlingen van het C&M profiel een activiteitenmiddag georganiseerd voor de kinderen uit het asielzoekerscentrum in Beaxem.

Leerlingen van het N&G profiel hebben de ontwikkeling van spierkracht onderzocht en de leerlingen van het N&T profiel hebben gewerkt aan het programmeren van robots. Verder ronden ook de leerlingen van C&M, N&G en N&T met de inzet van hun ALT-uren hun profielwerkstuk af. Naast de verslaglegging van hun ervaringen verzorgen de leerlingen een presentatie voor ouders, docenten en andere belangstellenden. Nadat elk profiel een praktijkgericht programma heeft ontwikkeld, zoeken we met het team de verbinding met de andere vakken zodat er een volwaardig Greater Skills programma ontstaat binnen elk profiel.”

  • Leerlingen in havo 5 volgen Greater Skills tot de kerstvakantie, zodat zij daarna voldoende tijd hebben om zich voor te bereiden op hun eindexamen.
  • Het programma Greater Skills binnen E&M vindt plaats op een vaste dag in de week. Op die dag krijgen leerlingen alle vakken die onderdeel uitmaken van het programma.
  • De hbo-studievaardigheden die aandacht krijgen binnen het programma zijn gebaseerd op de generieke studievaardigheden set van Jan Harbers Brochure-doorstroom-havo-hbo.pdf (havohbo.nl)

____________________________________________

De bijdrage van elke docent binnen het havo-team is van belang om gezamenlijk tot een praktijkhavo te kunnen komen voor elke leerling. De kracht zit in de praktijkgerichte projecten binnen ieder profiel, waarbij we een aantal vakken integreren en dus gezamenlijk werken aan een vakoverstijgend curriculum.

____________________________________________

>

Van standaardtoetsing naar flexibele toetsing

De motivatie en keuzevaardigheid vergroten van studenten op het mbo.

 


‘Kan flexibel toetsen bijdragen aan de motivatie en keuzevaardigheid van studenten’? Deze vraag vormt de basis van een promotieonderzoek dat Giel Kessels doet bij de Open Universiteit.

Giel is docent Automotive bij het Summa College in Eindhoven en denkt al langer na over de vraag of het bieden van keuzes binnen een onderwijsprogramma zorgt voor gemotiveerdere studenten.
“Wij hebben een jaar of zeven geleden de kans gehad om onze opleiding Automotive anders te gaan inrichten en zijn toen echt gaan kijken hoe we studenten binnen deze opleiding meer keuzes konden geven. Als metafoor gebruikten we het winkelen bij Ikea. Hierbij kun je altijd kiezen: ga je de hele winkel door, of kies je voor de verkorte route? Wij wilden bij het inrichten van het nieuwe programma onze studenten steeds deze twee opties geven: de gewone route volgen of ergens binnen de route een stukje afsnijden. Maar in de praktijk bleek het niet zo simpel. We gaven de studenten een keuze, maar toch deden ze allemaal hetzelfde! Studenten zeiden hierover ‘Ja, we kunnen allemaal wel een keuze hebben, maar als de manier van toetsen uiteindelijk hetzelfde is, dan heeft het maken van die keuzes dus uiteindelijk helemaal geen zin.’
Dat was heel verhelderend. Met deze feedback zijn we aan de slag gegaan en zo ontstond het idee om de keuzemogelijkheid vooral te gaan bieden bij toetsing. Toen zagen we dat studenten wel andere keuzes gingen maken en was de basis voor mijn onderzoek gelegd.

Wat mij betreft is toetsen het begin van het leren: de uitkomst van de toets moet aansluiten bij dat wat je wil dat studenten leren. Iedereen leert op zijn eigen manier. Het leren kiezen speelt bij dit alles een belangrijke rol en op de keuzes die studenten maken wordt ook gereflecteerd. ‘Hoe maak jij eigenlijk je keuzes als het gaat om toetsing en in hoeverre zijn die van invloed op het verloop van je opleiding of je latere beroep?’ Zo had ik een student die alle leerstof afsloot met een filmpje. Wat bleek? Hij vond het spannend als andere mensen op zijn vingers keken. Daarover kun je dan het gesprek aangaan, want hoe doe jij dat dan als je later werkt in een werkplaats en er een klant naast je staat bij een reparatie? Dan heb je het dus echt over loopbaanbegeleiding.
In het begin zijn de keuzes heel beperkt maar die worden naarmate de opleiding vordert steeds verruimt. Op een gegeven moment ga je patronen zien in het keuzepatroon van studenten en daarover kun je met ze in gesprek gaan en ze bewust maken van die patronen.”

 

Hoe ziet je onderzoek bij de Open Universiteit eruit?

“Mijn onderzoek bestaat uit drie deelonderzoeken:

  • Het eerste onderzoek gaat over de verschillende manieren waarop je een toets flexibel kunt maken. We hebben bij dit onderzoek 157 mbo-studenten van verschillende opleidingen bevraagd. Ze maakten een ranking van tien toets karakteristieken waarop ze bij het maken van een toets een keuze zouden kunnen maken. Op nummer 1 van deze ranking staat de keuze in het toets moment. Als tweede hoe vaak ze een toets kunnen maken (herkansen) en op drie staat de toetsvorm. Studenten gaven ook aan dat ze graag een opbouw in keuzes zouden willen hebben.

  • Het tweede onderzoek is een ontwerpstudie op basis van de rankings van de studenten. We gaan met minimaal drie verschillende docententeams, van verschillende scholen en opleidingen, in drie sessies een standaardtoets herontwerpen naar een flexibele toets. ‘Welke elementen zijn er nodig om van een standaardtoets een goede flexibele toets te maken?’ In deze fase van het onderzoek zitten we nu.

  • Ten derde volgt een evaluatieonderzoek: hierbij laten we docenten eerst een toets afnemen waarbij studenten geen keuze hebben. Vlak voordat deze toets van start gaat vullen de studenten een zogenaamde toets motivatielijst in. Deze zelfde toets gaan we vervolgens herontwerpen zodat de student wel een keuze krijgt. Dan meten we opnieuw de motivatie voorafgaand aan de toets en hopen dan dat er een verandering in motivatie heeft plaatsgevonden. Hypothese hierbij is dat als je studenten een keuze geeft in de manier van toetsen, de motivatie om de toets te maken toeneemt.

Het eerste onderzoek heb ik afgerond, met het tweede onderzoek ben ik nu bezig en het derde onderzoek moet nog worden uitgevoerd. Ik ben ontzettend benieuwd naar de uiteindelijke uitkomst!” Het onderzoek van Giel Kessels wordt aan het einde van dit schooljaar afgerond.

 

>

De Transition Makers Toolbox

Een toolbox die docenten helpt bij het vormgeven van transitieonderwijs.



De Sustainable Development Goals (SDG’s) zijn in 2015 door alle 193 landen van de Verenigde Naties omarmd. Deze 17 doelen moeten ervoor zorgen dat we in 2030 in een duurzamere wereld leven, waarin niemand wordt buitengesloten.

Om de implementatie van de 17 Sustainable Development Goals te versnellen ontwikkelde de Ekskäret Foundation uit Stockholm een raamwerk van zogenaamde Inner Development Goals: 23 vaardigheden en attitudes die nodig zijn om bij te kunnen dragen aan het realiseren van de SDG’s. Dit Zweedse raamwerk van doelen bleek heel goed te matchen met het raamwerk van een samenwerkingsproject op het gebied van transitieonderwijs waarbij verschillende Nederlandse universiteiten zijn betrokken.

Vanuit het Instituut voor Interdisciplinaire Studies van de UvA (IIS), wordt in samenwerking met de kennisalliantie EWUU (TU Eindhoven, Wageningen University & Research, Universiteit Utrecht en UMC Utrecht) gewerkt aan het breed inzetten van transitieonderwijs binnen het huidige onderwijs.
Transitieonderwijs is onderwijs dat is gericht op het aanleren van vaardigheden die nodig zijn om de complexe problemen van onze tijd op te lossen en maatschappelijke veranderingen vorm te geven, om zo een duurzamere toekomst te creëren. Helemaal in lijn met de Sustainable Development goals dus.

Vanuit dit samenwerkingsverband van universiteiten is de Transition Makers Toolbox ontwikkeld, een website vol onderwijsmaterialen die gebruikt kunnen worden door docenten bij het vormgeven van transitieonderwijs.
Centrale vraag bij het ontwikkelen van de Toolbox was: ‘Kunnen we een toolbox ontwikkelen waarin we alles wat docenten al doen op het gebied van transitieonderwijs bundelen, zodat niet iedereen hetzelfde wiel hoeft uit te vinden, én waarbij we zoveel mogelijk docenten inspireren om aan de slag te gaan met transitieonderwijs’.

Belle Jansen, projectcoördinator bij de Transition Makers Toolbox vertelt over het ontwikkelproces: “Bij het ontwikkelen van de Toolbox zagen we dat de vaardigheden en attitudes die wij hadden geformuleerd als leerdoelen voor transitieonderwijs, veel overeenkomsten hadden met het Inner Development Goals-raamwerk van de Ekskäret Foundation. Wij hebben dit raamwerk toegespitst op het hoger onderwijs door een leerdoel te formuleren voor iedere IDG en daar een lesactiviteit en toetsing aan te verbinden. Zo helpen we docenten binnen hun lessen aandacht te hebben voor transitieonderwijs. Via co-creatiesessies deelden docenten van zeven hoger onderwijsinstellingen in Nederland op welke manier ze al vorm gaven aan transitieonderwijs in de vorm van een tool, of welke ideeën ze hadden voor nieuwe tools. Soms waren de ingebrachte tools erg context gebonden, dat wil zeggen passend bij een specifieke opleiding.

Het Transition Makersteam heeft toen samen met de betrokken docenten gekeken hoe we deze tools geschikt konden maken voor een breder publiek. Wij hebben geld en tijd beschikbaar gesteld om die materialen samen verder te ontwikkelen. We hebben op dit moment een verzameling van 24 tools en ons doel is om bij ieder inner development goal twee of meer tools hebben, minstens 48 tools in totaal. Zo kun je als docent kiezen welke tool het beste past bij het onderwijs dat je geeft. Op dit moment hebben we dus nog niet voor ieder IDG een tool. Deze IDG’s hebben voor wat betreft het ontwikkelen van nieuw materiaal prioriteit. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om IDG’s als moed, integriteit en interculturele perspectieven”.

De Toolbox is in eerste instantie ontwikkeld voor docenten die les geven op de universiteit of op het hbo, maar de tools zijn zeker ook bruikbaar voor docenten binnen het mbo. Al het materiaal is ‘open source’, dus je kunt er vrij gebruik van maken zolang het niet wordt ingezet voor commerciële doeleinden. Vertaling van de tools naar het Nederlands heeft op dit moment geen prioriteit.

___________________

TIPS

Ilja Boor, co-founder van de Toolbox en senior curriculumontwikkelaar bij het IIS, is een van de auteurs van het boek ‘Meaningful Assesment’. Een publicatie die docenten helpt om op een andere manier te kijken naar hun manier van toetsen. Alle materialen in de Toolbox zijn open source, dus je bent vrij om de tools uit de toolbox te gebruiken in je eigen onderwijs.
All tools – Transition Makers Toolbox

___________________

>

Hoe aantrekkelijk is mijn bedrijf voor jongeren?

Een bedrijfsscan bij bedrijven door mbo-studenten

 

 

Bedrijven en met name het mkb, hebben vaak moeite om jongeren te werven en te behouden. Dat kan bijvoorbeeld komen door schaarste in de sector of doordat deze bedrijven niet altijd vanuit het perspectief van de jongeren denken. Om ervoor te zorgen dat de aansluiting tussen mkb-bedrijven en jongeren verbetert, ontwikkelde mboRijnland de Jongerenbedrijfsscan. Deze scan is bedoeld om bedrijven te laten nadenken over de vraag: ‘Hoe aantrekkelijk is mijn bedrijf voor jongeren?

Met de Jongerenbedrijfsscan wordt in kaart gebracht hoe jongeren denken over het bedrijf. Welke imago heeft het bedrijf? Wat vinden jongeren van de (online) uitstraling? Hoe beoordelen ze de arbeidsvoorwaarden en de groeimogelijkheden?
De scan geeft bedrijven inzicht in wat jongeren aantrekkelijk vinden aan het bedrijf en wat ze missen. De uitkomsten van de scan worden door de studenten aan het bedrijf gepresenteerd. Vervolgens gaan beide partijen in gesprek zodat het bedrijf concrete stappen kan zetten om de aansluiting met jongeren te verbeteren.

Jongeren die hebben meegewerkt aan het uitvoeren van de scan voelen zich serieus genomen: met hun input wordt echt iets gedaan en bovendien geeft het hen de mogelijkheid om bij verschillende bedrijven een kijkje te nemen en zich zo beter te oriënteren op de toekomst.
Bedrijven zijn ook blij met de scan, ze hebben concrete tips om met hun jongerenbeleid aan de slag te gaan. Een win-winsituatie dus.
 

Hoe ziet het afnemen van de scan er in de praktijk uit?

Jongeren gaan in een groepje van vier à vijf studenten, van verschillende opleidingen, op bezoek bij een bedrijf. Het bedrijf of de organisatie heeft bij voorkeur raakvlakken met de opleiding van de betreffende jongeren. Ook zijn er binnen het groepje jongeren altijd studenten van de opleiding Media & Vormgeving aanwezig. Zij zorgen voor visueel materiaal van het bedrijf.
De studenten denken voordat zij op bezoek gaan bij het bedrijf, na over de vragen die ze gaan stellen en stellen een bedrijfsspecifieke scan (vragenlijst) op. De studenten worden bij de voorbereiding op het bezoek begeleid door een docent van mboRijnland. Deze docent legt ook het contact met het bedrijf.
 

Twee voorbeelden

Een groep studenten heeft de Jongerenbedrijfsscan uitgevoerd bij een beveiligingsbedrijf. Hierbij hebben ze gekeken naar verschillende aspecten van het bedrijf: van website tot werkomgeving en van social media tot aantrekkelijkheid voor jongeren van het bedrijf. Ook de reistijd en de bereikbaarheid met het openbaar vervoer maakten deel uit van de scan. Aantrekkelijk bij dit bedrijf vonden de jongeren vooral de app waarin medewerkers kunnen aangeven wanneer ze beschikbaar zijn om te werken. Veel jongeren vinden het fijn om parttime te kunnen werken naast bijvoorbeeld een eigen onderneming, een dergelijke app vergroot de flexibiliteit. Minder aantrekkelijk bij dit bedrijf vonden de jongeren het gebouw en de werkplekken.

Een ander voorbeeld van een succesvolle Jongerenbedrijfsscan is het bezoek van studenten aan een vakantiepark. De studenten gaven tips aan dit bedrijf, onder andere over hoe vacatureteksten aantrekkelijker kunnen worden gemaakt voor jongeren, bijvoorbeeld door in de vacature aan te geven dat je door aan het werk te gaan in het vakantiepark verschillende talen kunt oefenen. Ook kreeg het bedrijf tips over hoe je zo’n advertentie plaatst op Tiktok en Instagram.
 

Ambitie

De bedoeling is dat de inzet van de Jongerenbedrijfsscan verder groeit. Daarom organiseert LLokaal, een initiatief van mboRijnland voor Leven Lang Ontwikkelen, regelmatig rondetafelgesprekken om zo bedrijven te interesseren voor de scan.

>

Ontdek het hbo

Online tool helpt mbo-student bij vinden route naar het hbo

 

De overstap van het mbo naar het hbo heeft voor sommige studenten in het middelbaar beroepsonderwijs flink wat obstakels. Een nieuwe online tool kan hen tijdens hun mbo-opleiding kennis laten maken met het hbo en ervaren of deze onderwijsvorm bij hen past. Windesheim en Deltion College ontwikkelden in een vruchtbare samenwerking met verschillende mbo-instellingen de tool ‘Ontdek het hbo’. Een gesprek met Anneke Postma (Windesheim) en Martje Werkman-Bos (Deltion College).

 

 

 

 

 

Voor welke mbo-studenten is deze tool vooral geschikt?

Anneke: ‘De gedachte achter dit project is het centraal stellen van de student en vooral: het creëren van gelijke kansen. Er zijn studenten op het mbo die direct aan het werk willen, of die een tweede mbo-opleiding willen volgen. Maar er zijn ook flink veel studenten die naar het hbo willen en zich afvragen: wat is nou mijn volgende stap, hoe pak ik dit aan. Die kunnen dankzij deze e-learning, ‘Ontdek het hbo’, kennismaken met hbo-vaardigheden en zelf de regie nemen.’

Martje: ‘Deze tool is voor alle mbo-studenten, maar voor de een is de drempel om naar het hbo te gaan hoger dan voor de andere. Sommigen redden het op eigen kracht en hebben goede voorbeelden in hun omgeving, maar er zijn ook heel wat studenten die thuis te horen krijgen: dat kun je beter niet doen, of: dat is te hoog gegrepen. Voor studenten die extra begeleiding nodig hebben kan de drempel ook te hoog zijn. En er zijn soms hele praktische en theoretisch redenen. Een mbo-student die in de toekomst een overstap wil maken naar een andere sector, vindt het vaak lastig om zijn mogelijkheden te overzien. De vraag is dan: hoe kun je als onderwijsinstelling daar op inspelen om vertraging te voorkomen. Een student die er vroegtijdig achter komt wat zijn mogelijkheden zijn, bespaart een hoop tijd en geworstel én voorkomt wellicht afstel. Dat inzicht is mogelijk de aanleiding om bijvoorbeeld alvast een vak als wiskunde of scheikunde te volgen om een toekomstige stap naar de zorg of techniek makkelijker te maken.’

Hoe kwam de online tool tot stand?

Martje: ‘Het idee komt voort uit de connecties die we samen met Windesheim en een aantal mbo-instellingen al hadden ter voorbereiding van een onderdeel genaamd Keuzedeel Voorbereiding hbo. We wilden echter graag meer mbo-studenten bereiken én in een veel eerder stadium. Vanuit het hbo is er de behoefte dat je studenten in huis wilt halen die een gedegen keuze maakten en in het mbo speelt de vraag hoe je die vervolgroute het beste kunt vormgeven en aanpakken. Studenten moeten, vinden wij, al veel eerder dan het officiële 1-mei-moment bezig zijn met kiezen en oriënteren. Met deze tool brengen we het hbo direct vanaf het eerste leerjaar veel dichterbij, gebruikmakend van een lijn door het gehele mbo. Daarbij kiezen we voor een opbouw richting het keuzemoment, zodat het voor de student steeds urgenter wordt om ermee bezig te zijn en zich erin te verdiepen. Langzamerhand kwamen we via een aantal brainstormsessies uit op de wens om een online middel te creëren. Ook omdat we het belangrijk vinden om zo actueel mogelijk te kunnen blijven. Bij Deltion hebben we een expert op het gebied van Xerte en die heeft de tool gebouwd.’

Anneke: ‘Het is begonnen met individuele contacten. Wat dat betreft verdient Martje alle credits want zij is een echte verbinder en kan mensen goed bij elkaar brengen en stappen laten zetten richting een mooi en gezamenlijk product.’

 

Hoe werkt de tool?

Martje: ‘We hebben zeven hoofdstukken gemaakt die de student ieder in zijn eigen tempo verder brengt in het denkproces. In ruim veertig opdrachten bouwt de student zelfstandig een portfolio op. We merken nu al dat het werkt. Studenten worden op ideeën gebracht en vertellen dat ook. Een leuk weetje: de kleuren van de onderdelen corresponderen met de kleur van de onderwijsinstelling die de vraag en onderdeel voor haar rekening nam.’

Anneke: ‘Studenten werken zelfstandig aan hun portfolio maar begeleiding is natuurlijk belangrijk. Loopbaanoriëntatie (LOB) is een vast onderdeel binnen het mbo. Vanuit de tool krijgen studenten ook opdrachten om onderdelen te bespreken met hun studiebegeleider.’

 

Wat is de kracht van deze tool?

Anneke: ‘De kracht vind ik vooral dat deze tool een gezamenlijk product is van een samenwerking tussen verschillende onderwijsinstellingen. We hebben dit echt met z’n allen voor elkaar gekregen. Ik hoop dat we elkaar in de toekomst zullen blijven vinden en dat deze tool kan bijdragen aan het langzaam verdwijnen van de harde knip tussen mbo en hbo, waarvan nog steeds sprake is. Verder past dit project heel goed in het plaatje van een leven lang ontwikkelen. Je plant er toch een zaadje mee.’

Martje: ‘Sommige studenten op het mbo willen doorstuderen, misschien op dit moment niet, maar later misschien wel. Deze tool helpt hen om na te denken over hun toekomst. En inderdaad zoals Anneke zegt: het is een prachtig product van samenwerking. Om samen zoiets te maken helpt om elkaar beter te kunnen vinden rondom het thema de student centraal. We blijven ontwikkelen!’

_________________

De samenwerking van Windesheim, Deltion en verschillende mbo’s in de regio bij het ontwikkelen van de Ontdek-het-hbo-tool(opent in nieuw tabblad) is onderdeel van het Regionaal Ambitieplan met als doelstelling het versterken van de samenwerking in de regio en binnen de netwerkgroep Zw8lse (Zwolse 8).

Aan deze tool werkten o.a. mee: Landstede MBO, Menso Alting Zwolle, Drenthe College, Hogeschool Windesheim, Deltion College, Aventus, Cibap vakschool voor vormgeving, Hogeschool KPZ, ArtEZ, Hogeschool Viaa en Zone College.

_________________

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Bron: https://www.windesheim.nl/nieuws

>

Een LOB-spel dat je op verschillende manieren kunt inzetten

Als docenten over hun eigen loopbaan in gesprek gaan hoef je eigenlijk niet meer uit te leggen waarom LOB belangrijk is.

 

Sammie Visser, beleidsmedewerker LOB bij Landstede MBO, organiseert inspiratiedagen voor docenten die het vak loopbaan en burgerschap geven. Om deze docenten te laten zien én te laten ervaren dat LOB eigenlijk met alles wat er op school gebeurt verweven is en dus niet iets is wat er ook nog bijkomt, ontwierp zij een spel. Dit spel, dat eigenlijk bedoeld is voor studenten, speelden de docenten op een van de bovengenoemde inspiratiedagen én met succes. “Als docent heb je zelf vaak al een hele loopbaan achter de rug en daardoor veel meegemaakt. Bij het spelen van dit spel ervaren docenten hoe leuk het is om met elkaar in gesprek te gaan over de eigen loopbaan, elkaar vragen daarover te stellen en er vervolgens ook in lessen mee aan de slag te gaan. Als docenten over hun eigen loopbaan in gesprek gaan hoef je eigenlijk niet meer uit te leggen waarom LOB belangrijk is.”

 

 Hoe wordt het spel gespeeld?

De basis van het spel is de zogenaamde loopbaancirkel met de vijf loopbaancompetenties. Je zou het spel kunnen vergelijken met het spel Triviant. Op het spelbord staan, om de loopbaancirkel heen, alle kerntaken van loopbaan en burgerschap die wij op school hebben.”

“Je gooit met de dobbelsteen en je mag vervolgens zelf kiezen naar welke loopbaancompetentie je gaat. Als je bijvoorbeeld gaat naar werkexploratie, dan kies je een kaartje met een van de vijf bijbehorende vragen. Bijvoorbeeld: ‘Welke baan gaf jou tot nu toe het meeste plezier en waarom?’ of: ‘Waarvan ga jij stralen, waar kom jij van in beweging?’ Naar aanleiding van je antwoord gaan groepsgenoten je hierover vragen stellen vanuit het motto ‘ga in de schoenen van de ander staan en haak aan bij wat er wordt gezegd’.”

 

Kun je het spel ook met studenten spelen?

“Zeker! Ook voor studenten zorg dit spel voor bewustwording en motivatie om met LOB aan de slag te gaan. Omdat het spel gebaseerd is op een combinatie van LOB en burgerschap, kun je die beide thema’s heel mooi verbinden. Bijvoorbeeld als de student het kaartje trekt met de vraag ‘Welke (bij)baan gaf jou tot nu toe het meeste plezier en voldoening?’, dan kunnen groepsgenoten vanuit de thema’s van de kerntaken burgerschap vragen stellen als ‘Waar kreeg je je salaris op gestort?’ of ‘Wat waren de mores in dit bedrijf?’. Het resultaat is eigenlijk hetzelfde als bij de docenten: het levert vooral plezier en bewustwording op.”

 

En buiten het mbo, is het spel dan ook te gebruiken?

Ik denk dat het spel zeker ook binnen het vo gebruikt zou kunnen worden. Bijvoorbeeld bij een team(mid)dag. In de bijlage vind je de kaartjes met de vragen die zijn gebaseerd op de loopbaancompetenties in Word, zodat het spel aangepast kan worden aan de eigen schoolsituatie. Het spelbord is wel echt gericht op het mbo, maar je zou natuurlijk je eigen spelbord kunnen ontwerpen. Ook met leerlingen kun je dit spel spelen. Als docenten het eerst zelf hebben gespeeld, kunnen ze in een les als deelnemer meedoen aan het spel. Leerlingen (en studenten) vinden het meestal ontzettend leuk om van hun docenten te horen welke loopbaan ze tot nu toe hebben gehad en wat ze daarbij allemaal hebben geleerd en meegemaakt.”

 

TIP

Je kunt het spel downloaden en de kaartjes aanpassen naar je eigen schoolsituatie.

>

Over de streep: een spel om de overstap naar het mbo te verbeteren

Met 'Over de streep' kun je leerlingen maximaal in staat stellen zich te verdiepen in opleidingen, zodat ze betere studiekeuzes kunnen maken

Het Zaans Verbond is een samenwerking tussen het Regio College en vijf vo-scholen in de regio Zaandam. De scholen hebben regelmatig overleg en werken vanuit gezamenlijke ambities om ervoor te zorgen dat Zaanse leerlingen zich zo goed mogelijk voorbereiden op de overstap naar het mbo. Deze ambities gaan bijvoorbeeld over het werken vanuit een doorlopende leerlijn, maar ook is er een heel concreet project ontwikkeld: ‘Over de streep’. Saskia Bouma, teammanager loopbaanadvies bij het Regio College, heeft het programma voor dit project samen met verschillende mensen van de Zaanse vo-scholen ontwikkeld.

 

Wat is het belangrijkste doel van ‘Over de streep’?

“Wat we willen is dat leerlingen maximaal in staat worden gesteld om zich te verdiepen in opleidingen, zodat ze betere studiekeuzes kunnen maken. We weten allemaal dat dit voor leerlingen die nog zo jong zijn niet gemakkelijk is. Vaak weten ze niet goed welke kwaliteiten en talenten ze hebben en welke opleidingen daarbij kunnen passen. Om hier meer inzicht te krijgen, ontwikkelden wij ‘Over de streep’. Het programma is bedoeld voor vmbo-leerlingen en vindt plaats in oktober en/of november van het derde leerjaar.”

 

Hoe ziet het programma er in de praktijk uit?

Het programma bestaat uit drie lessen en iedere les heeft een centraal thema: wie ben ik, wat wil en wat kan ik?

De eerste les is echt een fysieke les, een spelletje eigenlijk. Het spel wordt binnen het onderwijs wel meer gespeeld, maar wij hebben het doorontwikkeld als échte LOB-les. In een ruimte (klaslokaal, gymzaal) trek je een streep. Leerlingen gaan allemaal aan een kant van de streep staan en krijgen stellingen voorgelegd die passen bij een bepaald menstype. Past deze stelling bij jou? Dan stap je over de streep. Bij ieder menstype hoort een bepaalde kleur, als de leerling over de streep is gestapt krijgt hij een stokje in de betreffende kleur. Aan het eind van de les wordt geteld van welke kleur stokjes het meest zijn verzameld. Daarna krijgen de leerlingen een overzicht van alle genoemde menstypen en de opleidingen die daarbij kunnen passen. Leerlingen kruisen vervolgens op een formulier aan welke van die opleidingen ze interessant lijken. Deze eerste les wordt vaak door mij of een van mijn collega’s op de vo-school gegeven, samen met de mentor van de klas. Daarna volgt een ‘train de trainer’ voor mentoren zodat tijdens de volgende twee lessen, de mentor het stokje van ons kan overnemen.

In de tweede les gaat het over complimentjes geven. Waar ben je goed in? Dit gaat ook aan de hand van stellingen: Is er een feestje, dan kun je mij vragen! (goed in organiseren). Leerlingen plakken bij zichzelf en bij klasgenoten stickers op om kwaliteiten in beeld te brengen. Leerlingen vinden dit vaak erg leuk om te doen! Aan het einde van deze les worden de kwaliteiten verzameld en opgeschreven. De leerlingen krijgen een huiswerkopdracht mee om thuis met hun ouders te doen. Herkennen de ouders de complimenten/kwaliteiten van hun kind? Hebben ze er kwaliteiten aan toe te voegen?

De leerlingen komen naar de derde les met een top 5 van hun kwaliteiten. In de derde les voeren de leerlingen in de digitale omgeving van het programma in wat ze de eerste twee lessen hebben opgehaald en geleerd over zichzelf. Als dat is gebeurd doen ze het (digitale)spelletje ‘wat wil ik?’. Dit gaat op basis van plaatjes en ja/nee vragen. Wil ik in een ziekenhuis werken? Wil ik op een kantoor werken? Aan het eind van de derde les maken de leerlingen binnen de digitale omgeving een actieplan, waarin ze onder andere noemen welke opleidingen ze gaan bezoeken op de open dag. Middels een thuisopdracht worden ouders betrokken om mee te kijken of zij de keuzes herkennen”

 

Wat een mooi programma! Hoe gaat het hierna verder, bijvoorbeeld in klas 4?

“In de eerste plaats kan de mentor nu zien wat de leerling in de drie lessen heeft gedaan en wat dat heeft opgeleverd, daar kan de mentor dan verder met de leerling over in gesprek. De leerling heeft als het goed is veel over zichzelf geleerd en gaat met een concreet plan naar de open dag en weet beter welke opleidingen voor hem of haar interessant zijn om daar te gaan bekijken.

We gaan nog een opdracht ontwikkelen voor vierdejaars leerlingen die aansluit bij ‘Over de streep’. Het loopbaanproces van een leerling is natuurlijk niet statisch en er kan nog van alles gebeuren, waardoor ze veranderen van idee over welke opleiding het best bij ze past. Feit is dat de verlengde intake voor wat betreft opleidingskeuze bij ons is gehalveerd. Het programma levert dus echt iets op! Een van onze andere ambities is om een vergelijkbaar programma te ontwikkelen voor onze mbo-studenten, waarbij de focus dan ligt op de overstap naar de arbeidsmarkt en op werkwaarden.”

 

Kunnen scholen die zelf met ‘Over de streep’ aan de slag willen contact met je opnemen?

“Zeker! Als je meer wilt weten over dit programma kun je sowieso een kijkje nemen op www.overdestreepnoordholland.nl Je kunt dan een persoonlijk account aanmaken en het programma digitaal uitproberen. Ook is er de mogelijkheid om bij ons een kratje te bestellen (tegen kostprijs plus verzendkosten), waarin je al het materiaal vindt dat nodig is voor de drie beschreven lessen: een streep, stokjes, lesbrieven etc.”

>

Tune In

Voor wie als eerste uit een gezin naar het hbo gaat! Tune In geeft aankomende HvA-studenten een opstapje naar het hbo. 
 

Met Tune In maak je de kersverse student vertrouwd met de nieuwe studentrol.

Vlak voor hun opleiding begint, maken ze in drie dagen kennis met de typische hbo-vaardigheden en -cultuur. Projectmatig werken, plannen, tentamens maken: een hbo-opleiding vraagt om kennis, vaardigheden en vooral om doorzettingsvermogen.
Als je als nieuwe student aan een hbo-studie begint, start er een heel nieuwe fase. Het is lastig om in te schatten wat er precies van je wordt verwacht. Dat geldt zeker als je de eerste uit jouw gezin bent die gaat studeren, want dan heb je van huis uit nog geen enkele kennismaking met de spelregels en sociale codes van het hbo.

Tune In geeft aankomende HvA-studenten een opstapje naar het hbo. In een driedaags introductieprogramma, vlak voordat de studie begint, maken de deelnemers kennis met het hbo en raken ze er thuis via allerlei sessies en workshops. Hierbij kun je denken aan sessies met thema’s zoals plannen, netwerken, wat verwacht een hbo-docent van mij en wat kan ik van hem of haar verwachten, waar en hoe vraag ik hulp en hoe werk ik samen?

Daarnaast zitten er in het hele programma inspirerende keynotes verweven van rolmodellen. De deelnemers worden in groepjes begeleid door een ouderejaarsstudent. Deze ouderejaarsstudent ofwel studentcoach zijn onderdeel van het succes van dit programma. Ze vormen een vraagbaak, vertellen over succesvolle en minder succesvolle ervaringen en geven advies. Deze student-coaches zijn getraind en zich bewust van de specifieke achtergrond van de deelnemers in hun groepjes, zoals bijvoorbeeld een vluchtelingenachtergrond, een functiebeperking of afkomstig van de Caraïben. ‘’Ik merk echt dat ik nu een voorsprong heb door Tune In, een streepje voor of zo. Ik heb klasgenoten ook veel kunnen vertellen. Dan dacht ik: dat hebben wij allemaal geleerd bij Tune In.’’ – deelnemer editie 2019.

Tune In wordt vanaf 2019 georganiseerd. Tune In zal in 2023 plaatsvinden in de week van 21 tot 25 augustus. Ken je aankomend studenten die in september gaan starten aan de HvA, wijs hen dan op de website: www.hva.nl/tune-in.

 

>

Muziek maken met een loopbaanvraag binnen het SWLO:

In het Studie Werk Leerorkest (SWLO) wordt met veel plezier gemusiceerd, maar het gaat hierbij vooral om de persoonlijke (loopbaan)ontwikkeling. Hoe zit dat?


Het Studie Werk Leerorkest is een orkest waar mensen – jong en oud – met elkaar musiceren zonder dat ze per se goed zijn in het bespelen van een instrument, dat is zelfs helemaal de bedoeling niet! Toch is er harmonie binnen het orkest en wordt er met veel plezier gemusiceerd, maar gaat het vooral om persoonlijke (loopbaan)ontwikkeling. Hoe zit dat?

Nono Poels, innovatiedocent op het Graafschap College, nam in 2018 het initiatief tot het oprichten van het Studie Werk Leerorkest. Een staaltje out of the box denken dat een project voortbracht dat betaalbaar is en verrassende resultaten oplevert op het gebied van loopbaanontwikkeling. Doel van het initiatief was om mensen uit verschillende domeinen (onderwijs po-vo-mbo-ho, bedrijfsleven en overheid) én van verschillende leeftijden bij elkaar te brengen en via het samen musiceren te werken aan een persoonlijk ontwikkelvraagstuk op het gebied van studie of loopbaan. Iedere ontwikkelvraag is goed, als mensen maar de stap naar verdere ontwikkeling willen zetten en bereid zijn dat te doen vanuit het bespelen van een instrument dat ze niet kennen. Nono: “Binnen het orkest is sprake van domeinoverschrijdend gedrag. Omdat je van nulniveau begint heeft niemand de hierarchie of de expertise, maar wel de wil en het doorzettingsvermogen om op zoek te gaan naar antwoorden.”

Hierarchie in leeftijd, opleiding of expertise spelen dus geen rol binnen het orkest. Wel zijn zeven professionele musici bij het orkest betrokken om alles muzikaal in goede banen te leiden, maar ook zij stellen zich lerend op en begrijpen dat interactie binnen de groep voorrang heeft op het ambacht. Leden van het orkest zijn verder bijvoorbeeld mensen die werken bij de overheid of in het bedrijfsleven, bassischoolleerlingen, leerlingen uit het vo met hun decaan of schoolleider, mbo- of hbo-studenten.

Het orkest komt 30 weken per jaar bij elkaar en binnen die 30 weken zijn er zes dialoogsessies, waarbij de ontwikkelvragen en ervaringen die mensen opdoen binnen het orkest worden besproken. De dialoogsessies worden steeds geleid door verschillende deelnemers van het orkest, dus ook door een tienjarige basisschoolleerling. Deze diversiteit aan begeleiders levert altijd verrassende inzichten op!

Gewerkt wordt vanuit het principe dat je je ontwikkelt vanuit het grote niet weten, 21st century skills spelen ook een rol bij deze ontwikkeling. Het vraagstuk, de worsteling en de zoektocht van de deelnemer vormen het uitgangspunt om collectief te bouwen aan het ontwikkelen van een Leven Lang Lerencultuur en een antwoord te vinden op de persoonlijke loopbaanvraag. Daarbij wordt ook gebruik gemaakt van elkaars netwerk.

Nono werkt bij haar project samen met professor Erik Scherder. Het SWLO is nu nog een regionaal project in de provincie Gelderland, maar er zijn plannen om het project uit te breiden naar de regio’s Brabant, Maastricht en Zoetermeer. Inmiddels hebben ruim 300 mensen deelgenomen aan het orkest. Op 5 oktober jl. waren de intakes van nieuwe leden voor dit schooljaar. Het SWLO is gekoppeld aan een onderzoek: Regie op kantelmomenten. Dit onderzoek is gebaseerd op vier kernlijnen: self-efficacy, doorzettingsvermogen, wendbaarheid en netwerkleren.
 

Tips

Wil je ook een SWLO opstarten in jouw regio?  Maak een stuurgroep waarin overheid, onderwijs en ondernemers zitten. Zorg ervoor dat binnen deze stuurgroep ook een directeur, financieel manager en iemand vanuit het werkveld zitten, zodat er snel beslissingen kunnen worden genomen. Aandachtspunten zijn:

  • Iedereen start vanuit het niet weten, het nulniveau (Theory U, Scharmer,O.)

  • Elke deelnemer komt minimaal in duo uit een ander netwerk. Bijvoorbeeld: docent-student of werkgever-werknemer etc.

  • SWLO is gericht op duurzame veranderingen en Leven Lang Ontwikkelen.

  • De 21 skills sluiten aan bij de keuzedelen: persoonlijk profileren, expressief talent, doorstroom hbo en ondernemend gedrag. Maak deze koppeling wanneer je gaat starten.

  • Kom 30 weken in een kalenderjaar bij elkaar. Twee uur per week: Kies in overleg de beste tijd voor de repetities

  • Het delen van netwerk en ervaringen staat voorop: samen leren delen.

 

>

LOB 2.0: Meet Your Future in Tilburg

Tijdens deze pilot kunnen leerlingen, in samenwerking met zowel het po- als het vo, kennis maken met de beroepen van de toekomst.

Daarbij gebruik makend van de praktijkvoorzieningen in de regio.

 

Monique Couwenbergh, docent en decaan branchevakken bij de Rooi Pannen, kreeg samen met Henk van den Hoek en Rolinde Duisters van het het ROC Tilburg, een mooie opdracht van de gemeente Tilburg: projectleider worden van een pilot met een praktijkgerichte invulling van LOB. Doel van deze pilot was om in samenwerking met zowel het primair- als het voortgezet onderwijs, leerlingen kennis te laten maken met de beroepen van de toekomst, daarbij gebruik makend van de praktijkvoorzieningen in de regio. Monique, Henk en Rolinde hebben verschillende achtergronden en ervaring, wat het samenwerken binnen deze pilot extra interessant maakte. Monique: “Door onze verschillende invalshoeken konden wij complementair werken, iets dat ik als heel prettig en waardevol heb ervaren”.

Bij het ontwikkelen van de pilot kwamen vele onderzoeksvragen voorbij, waarbij steeds werd gezocht naar een zo concreet mogelijke invulling van het thema ‘beroepen van de toekomst’. Uitgangspunt bij het ontwikkelen van de pilot was om klein te beginnen en daarna te gaan uitbreiden. Er moesten dus keuzes worden gemaakt. Zo werd ervoor gekozen om het primair onderwijs (nog) niet te betrekken, maar in te zetten op het vmbo. Ook moesten de plannen voor wat betreft de uitvoering van de pilot een aantal keer worden bijgesteld door de coronapandemie.

Uiteindelijk kwam er een samenwerking tot stand met twee vo-scholen in de regio waar nog weinig LOB-activiteiten waren ontwikkeld. Van deze scholen hebben 150 vmbo-leerlingen uit het derde leerjaar meegedaan aan de pilot. Voor wat betreft de samenwerking met het bedrijfsleven in de regio kon de projectgroep gebruik maken van de contacten met de Junior Kamer Midden Brabant (link), een vereniging van ambitieuze mensen uit verschillende beroepsgroepen, en Midpoint Brabant. Op 2 juni 2022 kon de pilot worden uitgevoerd. Leerlingen konden kiezen uit verschillende sectoren zoals bedrijven in de techniek, leisure en logistiek. Het werd een succesvolle dag waarbij de leerlingen op bezoek gingen bij twee bedrijven. Leerlingen, hun ouders, docenten en mentoren waren positief over de opbrengst van de dag en hebben ervan geleerd.

De samenwerking tussen de verschillende mbo-instellingen is door Monique, Henk en Rolinde ervaren als positief en inspirerend. Eens een kijkje nemen in de keuken van een andere mbo-school en hun onderwijs- en besluitvormingsprocessen, kan heel verrijkend zijn. Monique, Henk en Rolinde mogen nog een jaar langer bezig zijn met een vervolg op deze projectopdracht. Monique: “We hebben met veel plezier gewerkt aan deze pilot en gaan met alles wat we hebben geleerd werken aan een vervolg. Hierbij zouden we graag alle vmbo-scholen uit Tilburg betrekken en nóg meer bedrijven uit onze regio”. Het doel voor komend schooljaar is daarom om met behulp van externe partijen meer bedrijven en meer vmbo-scholen uit de regio te bereiken, waarbij alle partijen minder afhankelijk zijn van een jaarrooster. Ook is het de bedoeling dat de betrokken vo-scholen dan zelf bekijken welke doelgroep qua leerlingen het meest geschikt is. De input van externe partijen zal door het projectteam worden gevoed en het reflecteren op betekenisvolle ervaringen door leerlingen zal zeker onderdeel worden van de totale cyclus.

>

De Rode Loopbaan: tv-serie over LOB voor mbo’ers

Studenten informeren over loopbaanontwikkeling en doorstroom naar arbeidsmarkt
 

Vanuit haar rol als beleidsmedewerker LOB bij Landstede MBO, werd Sammie Visser benaderd om deel te nemen aan het project bestrijding jeugdwerkloosheid. Doel van dit project is om zoveel mogelijk (meer dan 1000) studenten dit schooljaar beter te informeren over LOB-thema’s, met het accent op loopbaanontwikkeling en doorstroom naar de arbeidsmarkt.

In eerste instantie was het de bedoeling om hier een event voor te organiseren, maar Corona gooide roet in het eten. Toen werd gezocht naar een manier om met name docenten zoveel mogelijk te betrekken bij LOB en op die manier de doelstelling te halen om 1000 studenten beter te informeren over bovengenoemde thema’s. En zo kwam er de tv-serie de Rode Loopbaan mét bijbehorende lesbrief die docenten kunnen gebruiken in de les.

“Het is zo makkelijk”, zegt Sammie Visser als docenten haar vragen waar ze moeten beginnen als ze iets willen doen aan LOB in de les. “LOB zit echt overal! Ga met je studenten eens ergens naartoe en ga het beleven. Of neem ze bijvoorbeeld mee naar een uitzendbureau in de buurt. Maar laat vooral ook de filmpjes zien die speciaal zijn gemaakt voor in de les en ga daarover in gesprek met je studenten.”

De tv-serie zorgt ervoor dat docenten op een laagdrempelige manier met hun studenten kunnen praten over LOB. Er zijn al zes filmpjes gemaakt en een zevende filmpje is in de maak. De filmpjes van de tv-serie duren allemaal zo’n tien minuten en hebben verschillende thema’s. Studenten die bijvoorbeeld hebben gekeken naar de aflevering over internationalisering komen er dan achter dat studeren in het buitenland ook voor hen een mogelijkheid is en leren dat er beurzen bestaan of dat ze hun OV-kaart voor een tijdje kunnen stopzetten.

Ga naar het Youtubekanaal van de Rode Loopbaan

>

LOB is cruciaal tijdens je middelbare schooltijd

LOB is vaak het terrein van mentoren en decanen, maar uiteindelijk draait het om de leerlingen. Hoe kijken zíj naar LOB?

 

Lina Boukhoubza is voorzitter van de leerlingenraad van het Calandlyceum in Amsterdam en zette daar LOB extra op de agenda. “Er gaat veel aandacht naar de lesstof, maar school is zoveel meer. Over tien jaar weet ik niet meer hoe een vulkaan precies werkt, maar de impact van een stage of een loopbaangesprek kan ik me dan nog precies herinneren.

Ze loopt een dag in de week stage bij het ministerie van Defensie, is betrokken bij het team dat zich bezighoudt met de Maatschappelijke Diensttijd (MDT), is politiek actief én draait mee met een programma van het Oranjefonds. “Mijn ouders houden het ook niet helemaal bij”, zegt Lina Boukhoubza lachend over wat ze allemaal doet náást haar school en het voorzitterschap van de leerlingenraad.

De activiteiten passen bij haar interesses: ze volgt al vanaf de brugklas het Technasium, niet zozeer vanwege de bètavakken, maar vooral vanwege de praktijk- en maatschappelijke kant. De stage bij Defensie kwam vooral voort uit de wens om uit haar eigen bubbels te breken en een compleet nieuwe wereld te ontdekken. “Mijn school faciliteert het ook”, zegt ze. “De stage heb ik zelf geregeld, maar zij zorgden wel dat ik het ook kon doen. Ik zit in een soort ‘topsport-programma’ met een aangepast rooster, daarin zit ook een leerling in die schaakt, en iemand die viool speelt. Het motto van mijn school is ‘Ontdek wat jij kunt bereiken’. School is er niet alleen voor het diploma en de cijfers, maar vooral voor de vorming.”

 

Je zit in de vijfde klas van het Technasium. Heb je dan meer te maken met LOB dan andere richtingen?

“Het Technasium is geweldig qua LOB, vanwege de praktijkopdrachten. In de eerste klas kregen wij bijvoorbeeld een opdracht voor het afvalbedrijf in Amsterdam, en gingen we daar met de klas ook naartoe voor een rondleiding. In de derde klas maakten we een lichtontwerp voor het Amsterdam Light Festival, en kwam een ontwerper in de klas. Het verbreedt je beeld, als Technasium leerling heb je wat dat betreft echt een voorsprong op andere leerlingen.

Maar we hebben ook de Caland College Tour gehad, dat was voor alle leerlingen. Dan was er bijvoorbeeld een officier van justitie te gast op school, en konden we vragen stellen. Het is belangrijk om de buitenwereld in de school naar binnen halen, om leerlingen te laten zien: ‘Hier kun je óók voor kiezen’. Zeker voor leerlingen die die voorbeelden niet in hun eigen omgeving hebben. Want je niet kent, kun je niet kiezen. Wat je niet voor je ziet, ga je ook niet kiezen. LOB heeft ook te maken met kansengelijkheid.”

 

Jullie zien als leerlingen dus echt belang van LOB?

“Je hebt aan LOB nog meer aan dan aan je cijfers. Het hangt wel af van de leerling. Weet je al wat je wilt gaan studeren, of heb je al een richting? De ene leerling heeft meer informatie nodig voor de studiekeuze, voor een leerling die al vanaf z’n vijfde weet wat hij wil worden is de belangrijkste vraag misschien ‘Wil je dit écht?’

Leerlingen om mij heen hebben echt door dat ze hulp nodig hebben bij het maken van een studiekeuze. Als je iets wilt bereiken, in een tijd waarin je zóveel te kiezen hebt, is het fijn dat je iemand kan spreken die je daarbij kan helpen. LOB is informeren, spanningspartner zijn, hulp bieden, inspireren. Het heeft al die functies, en bij elke leerling anders.”

 

Is voor leerlingen uit gezinnen met een migratie-achtergrond LOB nog belangrijker?

“Een flink percentage leerlingen op mijn school heeft een migratie-achtergrond of is de eerste die gaat studeren. Wat ik interessant vind, en terug zie in migrantengemeenschap in Nederland, is dat het onderwijs echt wordt gezien als verheffingsmiddel. De ouders of oma en opa zijn naar Nederland verhuisd zonder kennis van de taal of hoe van hoe alles hier werkt, en willen heel graag dat hun kinderen het beter krijgen. Onderwijs en ook bestaanszekerheid is belangrijk voor deze groep, omdat het de enige manier is om de maatschappelijke ladder op te klimmen. Leerlingen en studenten ervaren veel druk om te presteren en dan is het logisch om een studie te kiezen voor een duidelijk beroep, zoals arts of advocaat. Het is een safe option: je weet wat het je brengt.

Een opleiding wordt vooral gezien als een papier dat je nodig hebt voor een bepaalde baan, in plaats van een manier om jezelf te ontwikkelen. Als ik vertel dat ik misschien bestuurskunde of Liberal Arts and Sciences wil gaan studeren, vinden mijn ouders het goed, maar anderen uit de gemeenschap snappen het vaak niet.”

 

De vraag ‘Wat wil je later worden’ is niet zo gemakkelijk te beantwoorden.

“In die vraag ‘Wat wil je later worden’ zit eigenlijk al de drang om te kiezen op jonge leeftijd. Het zou moeten gaan over de vraag ‘waar wil je mee bezig zijn?’ Ik heb het idee dat leerlingen het idee hebben dat wat je kiest meteen vaststaat voor de rest van je leven. Ik vind het juist goed om je niet te snel vast te leggen. LOB draait erom dat je ontdekt wat je kan en wat je wilt en wat de weg ernaartoe is. De juiste LOB-keuze is de keuze die je verder brengt in je reis. Je hoeft echt niet meteen in de juiste trein te zitten. Je kunt uit- en overstappen, en misschien heb je de eerste trein nodig om de tweede trein te halen. Ik denk dat veel jongeren zich dat niet genoeg realiseren.”

 

LOB draait voor leerlingen dus niet alleen over voorlichting over bepaalde studies, maar ook over de hele route door het onderwijs?

“Dat geldt ook als je in je familie of je gezin de eerste bent die verder gaat studeren. Dan ben je ook de eerste die een bepaald pad op gaat. Het systeem an sich is dan vaag. Om op een hbo of universiteit echt ‘thuis’ te zijn, zijn er ongeschreven sociale regels die nieuw voor je zijn als je het boxje ‘migratie-achtergrond’ en het boxje ‘eerste die gaat studeren’ aanvinkt. Je bent misschien afwachtend, want je kent de regels niet, blenden is lastig. Het zit in kleine dingen die zorgen dat je je niet echt thuis voelt. Ik heb gelukkig ook vrienden die een paar jaar ouder zijn en me kunnen helpen. Maar als je je daarvan niet bewust bent, ga je daar te laat achter komen en mis je de aansluiting.”

 

Jullie hebben als leerlingenraad LOB ook aangekaart bij de directie van de school.

“LOB zit op onze school vooral verweven in bepaalde componenten, bijvoorbeeld het Technasium, de profielkeuze en de studiekeuze in de mentoruren. Maar uiteindelijk is het toch best minimaal, en wij vinden als leerlingenraad dat LOB niet een van de dingen is die je als school minimaal kunt doen. Het zou gedragen moeten worden door iedereen, niet alleen de mentoren. We wilden de directie scherp houden en onze directeur luistert echt, het is heel fijn dat zij er prioriteit aan geeft.

Scholen en docenten zijn nu vooral bezig met het inhalen van de achterstanden na corona. Ze zien LOB dan als nice to have, maar het is een cruciaal onderdeel van je middelbare schooltijd. Het zou in elke les moeten zitten, maar als docenten er niet echt zin in hebben of geen tijd voor hebben, valt het weg. De werkdruk onder docenten is hoog, dat speelt mee, maar dan nog: als docent kun je je rol herdefiniëren, juist als verder iedereen vooral bezig is met de inhoud van de stof. Dat lesboek is belangrijk, maar wat zit er in je ándere hand? Je kunt als docent echt een sleutelfiguur zijn voor een bepaalde leerling. Ik kan over tien jaar niet herinneren hoe een vulkaan precies in elkaar zit, maar de impact van een stage of een loopbaangesprek kan ik me dan nog precies herinneren.”

 

Heb je zelf een docent gehad die belangrijk voor je was?

“Dan denk ik aan meneer Van den Berg, onze docent Technasium. Het zit in zijn manier van lesgeven: hij heeft hele hoge verwachtingen van je, maar je mag óók heel erg falen. De lat ligt hoog, tegelijkertijd kun je een opdracht helemaal laten mislukken. Het voelt echt als onvoorwaardelijke steun.

Hij gelooft ook dat je dingen kunt, terwijl je het zelf nog niet door hebt. Daarin was hij echt spot on. Ik was in de brugklas bijvoorbeeld heel verlegen, maar toen we in groepjes een idee zouden presenteren, moest ik dat doen voor mijn groepje. Ik had het nog nooit gedaan, maar hij geloofde erin dat ik het zou kunnen. Dan word je ook zelfverzekerder. Het was echt een katalysator.

De brugklas is een belangrijke en cruciale tijd. Je komt ineens in een nieuwe wereld, waar je nog niemand kent. Dan kun je best een steuntje in de rug gebruiken. Meneer van den Berg deed misschien niet de traditionele LOB, maar hij gaf me inzicht in wat ik leuk vond en hij heeft altijd in me geloofd, dat is cruciaal. Ik wilde in zijn lessen ook altijd héél erg graag presteren. Het ging niet om het cijfer, maar om de waardering. Tegelijkertijd mocht ik ook zeggen: ‘Hier loop ik vast’. Die persoonsvorming, daar hielp hij bij.”

 

Je doet veel praktijkervaring op naast je opleiding. Wat heb je geleerd, bijvoorbeeld tijdens je stage bij het ministerie van Defensie?

“Ik denk dat álle stappen die ik heb gezet, mijn beeld genuanceerd hebben. Ik heb gezien hoe hard mensen werken en hoeveel checks & balances zijn ingebouwd: alles wordt driedubbel gecheckt en verantwoord. Ik heb meer vertrouwen gekregen in de overheid. Doordat je tijdens een stage andere referentiekaders heb leren kennen, wordt je oordeel genuanceerder. Je leert snappen hoe anders mensen afwegingen maken, zeker in crisissituaties. Het maakt dat je minder snel je oordeel klaar hebt en minder getriggerd wordt door nieuwskoppen. Ik zal niet snel meer roepen ‘dit is goed’ of ‘dit is slecht’.”

 

De vraag ‘Wat wil je later worden’ is voor jou vast ook niet zo gemakkelijk te beantwoorden.

“Ik krijg constant de vraag wat ik later wil worden, maar ik voel niet veel drang om mijn toekomst helemaal uit te stippelen. Ik laat dan wel de richting weten: ‘Ik wil in ieder geval iets maatschappelijks doen’. Mensen denken in beroepen en willen je graag in een hokje stoppen, omdat dat dingen duidelijker en beter behapbaar maakt, maar juist het openstaan voor nieuwe dingen heeft me zoveel gebracht in kennis en ervaring.” Lacht: “En ik ben onderdeel van de flexgeneratie, dus eigenlijk hóef me ook niet vast te leggen: wat ik uiteindelijk ook kies, waarschijnlijk zal ik er toch drie banen bij doen.”

____________________________________________________________

Tips

Voor docenten

  1. Verwerk LOB in de lessen
    Een tekst voor Nederlands kan bijvoorbeeld over een bepaald beroep gaan. En ook in gesprekken kan LOB terugkomen: hoe zie je jezelf over een paar jaar?
  2. Maak leren betekenisvol
    Kijk altijd naar hoe de les verbonden is met de wereld buiten de school: wat héb je aan wat je leert? Wat kun je hiermee, welke impact kun je hebben? Er zijn bijvoorbeeld leerlingen die een 3D-printer leren gebruiken, daarmee kun je duurzame dingen ontwerpen.
  3. Geloof in de kracht van je leerlingen
    Kijk voorbij de cijfers. Als leerling voel je het aan als een docent jou echt ziet. En als een docent meer de rol van coach heeft, kan dat de les ook dynamischer maken.
___________________________________________________________

Voor leerlingen

  1. Vraag je af ‘Waar wil ik later mee bezig zijn?’
    Dat is belangrijker dan een specifiek beroep. Leg jezelf niet te vroeg vast. Je hoeft niet nu iets te kiezen voor de rest van je leven, het belangrijkste is dat je een richting op gaat die bij je past.
  2. Laat weten dat je LOB belangrijk vindt
    Doet je school niet genoeg aan LOB, dan kun je dat aankaarten via de leerlingenraad.
  3. LOB gebeurt niet alleen op school
    Je kunt bijvoorbeeld ook meedoen met de maatschappelijke diensttijd (doemeemetmdt.nl). Je doet ervaring op, ontdekt wat je talenten zijn en je doet iets voor een ander. Wil je uit je bubbel, kies dan iets in een sector waar je helemaal geen ervaring mee hebt.

___________________________________________________________

Tekst: Anne Wesseling, Fotografie: Hetty van Oijen

>

D&P op Metameer: talentontwikkeling, brede oriëntatie en de leerling centraal

De combinatie van het brede karakter van het vmbo-profiel Dienstverlening & Producten (D&P) met een sterke LOB-component, maakt het tot een aantrekkelijk profiel.

 

Hoe lukt het scholen om LOB als rode draad in hun programma te integreren? Een kijkje in de keuken van Metameer, een Jenaplan D&P-school in Boxmeer.

De uitgangspunten van deze school zijn talentonwikkeling, brede oriëntatie en het centraal plaatsen van de leerling. Presentaties, kringgesprekken waarin ervaringen worden gedeeld en het profiel D&P past daar goed bij. Decaan en docent Henk Pouwels en vakgroepvoorzitter Angelique Aarts vertellen over de brede oriëntatiemogelijkheden binnen het profielvak D&P. Het gaat hierbij om ontdekken wat wel en wat niet bij een leerling past.

 

LOB zat altijd al in het DNA en de visie van de school, met de mentoren als spil. Vanuit de ‘luxe’ situatie dat alle mentoren ook D&P-docenten waren, was LOB een min of meer vanzelfsprekend onderdeel van het programma. Met de groei van de school zijn er ook niet D&P-docenten mentor geworden. Daardoor is de school steeds op zoek naar hoe de ervaringen op het gebied van LOB binnen de D&P-lessen ook bij die mentoren terechtkomt.

 

Het vmbo-profielvak Dienstverlening & Producten (D&P) is een breed sector overstijgend onderwijsprogramma. Binnen D&P staat de oriëntatie op uiteenlopende werkvelden met een geïntegreerde loopbaanbegeleiding centraal. Leerlingen doen ervaringen op binnen verschillende werkvelden en reflecteren hierop, waardoor zij zicht krijgen op eigen talenten en interesses. Het voordeel van het profielvak D&P is, dat leerlingen zich breed kunnen oriënteren waardoor zij eind klas vier van het vmbo, een weloverwogen keuze kunnen maken voor een vervolgopleiding. Meer weten? Kijk dan op www.platformdenp.nl

 

>

Een goed loopbaangesprek over je leefstijl op Rijn IJssel

Test je leefstijl!

Rijn IJssel wil bij het opleiden van studenten niet alleen investeren in persoonlijke en professionele ontwikkeling, maar ook in gezondheid en welzijn. Daarom ondersteunen zij hun studenten graag bij het ontwikkelen van een gezonde leefstijl. Uit diverse onderzoeken blijkt dat negatieve gevoelens en psychische klachten tijdens Corona, ook bij jongeren, sterk zijn toegenomen. Ook is aangetoond dat mensen in coronatijd minder hebben bewogen en in het algemeen zwaarder en minder gezond zijn geworden. Rijn IJssel wil studenten die dat nodig hebben, graag ondersteunen bij het verbeteren van hun fysieke en psychische gezondheid en geeft aandacht aan dit thema bij het voeren van loopbaangesprekken.

Een goede gespreksstarter voor het bespreekbaar maken van het thema gezonde leefstijl binnen een loopbaangesprek, is de test Testjeleefstijl.nl. Alle studenten bij Rijn IJssel kunnen deze test maken, maar deelname is vrijwillig. Op basis van de uitkomsten van de test én op basis van eventuele eerdere signalering, maken coaches en docenten deze uitkomsten bespreekbaar als onderdeel van het loopbaangesprek. Inzichten in de aandachtspunten op het gebied van leefstijl geven zowel studenten als loopbaancoaches en docenten aanknopingspunten bij het voeren van het loopbaangesprek. Studenten worden zich hierbij bewust het feit dat leefstijl van invloed is op hun loopbaan en de keuzes die ze hierin maken. Studenten worden op basis van het gevoerde gesprek aangezet tot het maken van een actieplan om hun leefstijl daadwerkelijk te verbeteren.

>

Doorstroomcijfers kunnen helpen om LOB op de kaart te zetten

Hoe kunnen we de aansluiting tussen havo en hbo verbeteren? De Hogeschool van Amsterdam (HvA) gebruikt de doorstroomcijfers om daarover met middelbare scholen in gesprek te gaan. Marieke Siebrecht (HvA) en Stéphanie Dockx (Hervormd Lyceum Zuid) vertellen over wat dat oplevert, onder meer voor LOB.

Hoe doen havoleerlingen het eigenlijk op het hbo? Hoeveel van hen halen hun propedeuse, hoeveel wisselen van opleiding, welk percentage zwaait af of stroomt door naar de universiteit? Hogescholen houden die doorstroomcijfers bij, maar vervolgens gebeurt er vaak niet zoveel mee richting vo-scholen.

Dat is jammer, vinden ze bij de Hogeschool van Amsterdam. Die cijfers kunnen juist een mooie aanleiding zijn om met de school in gesprek te gaan over hoe de aansluiting tussen havo en hbo verbeterd kan worden.

Dat is dus precies wat er sinds een aantal jaren gebeurt, vertelt Marieke Siebrecht, adviseur aansluiting vo-hbo aan de HvA. “In onze doorstroomrapportages geven we een overzicht van onder meer de instroom vanuit de school, hoeveel leerlingen hun propedeuse behalen en hoeveel leerlingen in het eerste jaar stoppen met de opleiding, met of zonder propedeuse. Die cijfers sturen we door naar ruim honderd toeleverende vo-scholen. Vervolgens selecteren we elk jaar vijftig scholen om over de cijfers in gesprek te gaan. Dat kunnen scholen zijn met een hoog aandeel in de instroom, scholen met een nieuwe decaan, of scholen waar we al even geen contact mee hebben gehad.”

Na een eerste gesprek met Marieke besprak Stéphanie Dockx, decaan havo-bovenbouw van het Hervormd Lyceum Zuid (HLZ), de doorstroomrapportage met haar schoolleiding.

Stéphanie, de meerderheid van jullie havo-leerlingen kiest voor een vervolgstudie op de HvA. Hoe waren de doorstroomcijfers?

“Niet goed. Toen ik de cijfers zag, schrok ik in eerste instantie: de uitval in het eerste jaar is vrij hoog, zeker in het vakgebied economie. Naar aanleiding van de gegevens ging ik in gesprek met mijn teamleider havo-bovenbouw. We vroegen ons af: waar ligt het aan? Is het de lesinhoud waardoor de aansluiting naar het hoger onderwijs niet optimaal blijkt? Ligt het aan de studievaardigheden van onze oud-leerlingen en kunnen ze bijvoorbeeld niet goed genoeg presenteren of reflecteren? Of ligt het aan de voorlichting en oriëntatie op een vervolgopleiding? Het was in elk geval genoeg aanleiding om samen nogmaals met Marieke in gesprek te gaan. Als school waren we benieuwd naar de oorzaak van die cijfers en vooral naar wat we eraan konden doen. Was het een combinatie van de drie genoemde factoren, of was er eentje die eruit sprong en waar we dus extra op moesten inzetten?”

Marieke: “Zo heel specifiek zijn de cijfers niet. We kijken vooral naar trends, en wat dat betreft kon ik Stéphanie eigenlijk meteen geruststellen: de uitvalcijfers van het HLZ zijn niet echt hoger dan gemiddeld op de HvA. Sterker nog, eigenlijk gaat het wel de goede kant op. Met uitval bedoelen we trouwens de studenten die bij ons in hun eerste jaar stoppen en zich daarna veelal opnieuw oriënteren op een opleiding. De meesten vinden het jaar daarna een beter passende studie. Ze hebben door hun eerste ervaring meer over zichzelf geleerd en weten beter wat bij hen past.”

Hoge uitvalcijfers op het hbo zijn dus niet per definitie alarmerend?

Marieke: “In de cijfers zitten veel nuances. Er zijn bijvoorbeeld studenten die na hun hbo-propedeuse doorstromen naar de universiteit. Daarbij: de opleidingen binnen het vakgebied economie zijn heel verschillend en juist de leerlingen met E&M profiel vinden het lastig daarin hun weg te vinden.”

Stéphanie: “Het is fijn om met Marieke van gedachten te wisselen, want ongeacht de cijfers vinden we het als school belangrijk om aan de aansluiting met het hbo te werken. We hebben om de paar maanden een gesprek met Marieke samen met de teamleider en leerjaarcoördinator havo bovenbouw.”

Marieke: “Daar gaat het uiteindelijk ook om: de doorstroomcijfers zijn voor ons ook vooral een aanleiding om met scholen in gesprek te gaan over hoe we de aansluiting kunnen verbeteren. Daarbij gaat het om drie dingen: om kennen, kunnen en kiezen. Kennen gaat over de vakinhoud, kunnen over hbo-vaardigheden en kiezen over de loopbaanoriëntatie.”

Leren kiezen is binnen LOB een belangrijk thema.

Stéphanie, hoe begeleiden jullie leerlingen daarbij? “Het begint al in de brugklas. Leerlingen maken veel keuzes, maar ze maken ze niet bewust. Dus dat is de eerste stap: ze daarvan bewust te maken. Waarom koos je voor deze school? Welk profiel kies je en waarom? Waarom kies je voor Spaans en niet voor Frans? In kleine stapjes worden de keuzes steeds belangrijker. We willen als school de komende tijd meer inzetten op die doorlopende leerlijn omdat we er het belang van inzien.

Het valt me op dat veel leerlingen bang zijn om keuzes te maken. Sinds de drempelloze doorstroom zijn er ook meer leerlingen die naar het vwo willen doorstromen en natuurlijk moedigen we dat aan. Maar soms is het ook zo dat ze nog niet weten wat ze willen en hun keuze voor een vervolgopleiding willen uitstellen. Vervolgens is de gedachte af en toe dat je na het vwo per se naar de universiteit moet ‘anders is het zonde’.”

Hoe haal je iets van die keuzestress weg?

Stéphanie: “Onder meer door uit te leggen dat een keuze meestal niet allesbepalend is en dat er meerdere wegen naar Rome leiden. Dat vergeten leerlingen en ouders soms. Als leerlingen bijvoorbeeld een profiel hebben gekozen waardoor ze uiteindelijk een vak missen dat ze later toch nodig blijken te hebben voor een opleiding die ze willen gaan volgen, kunnen ze daarvoor alsnog een certificaat behalen.”

Marieke: “Kiezen ís ook lastig. Je wordt er al snel onzeker van, er is zoveel keuze. Jongeren zien vaak wel de mogelijkheden, maar vinden het lastig om die aan zichzelf te koppelen. Ze kiezen er dan voor om zoveel mogelijk opties open te houden. Maar dat hóeft niet. Als je leert welke aspecten voor jou van belang zijn, ben je minder bang om keuzes te maken. Het gaat erom dat jongeren leren autonome keuzes te maken. Wat past bij jóu? Kunnen kiezen is een levensvaardigheid.”

Leiden jullie gesprekken ook tot meer samenwerking?

Stéphanie: “Ja, bijvoorbeeld bij de activiteit ‘Student in de klas’, dan vertellen studenten over hun ervaringen bij de overstap naar de HvA. We gebruiken ook een flow chart, een invulschema voor leerlingen. Daarbij vragen we hen expliciet of ze al weten wat ze willen gaan studeren, en kunnen ze kiezen uit ‘Ik heb nog geen idee’, ‘Ik twijfel’ of ‘Ik weet zeker wat ik wil studeren’. Met de leerlingen die het helemaal nog niet weten, wil ik een studiekeuzeworkshop doen.

Marieke bood aan om daarbij te helpen.” Marieke: “Wij hebben een ‘Hoe kies ik’-workshop ontwikkeld die daar goed bij aansluit. Daarin komt ook aan de orde wat er allemaal van invloed is op een keuze – alleen al zien dát het ingewikkeld is, helpt leerlingen om weer uit te ademen. Ik ben op mijn beurt trouwens heel benieuwd naar die flow chart en hoe Stéphanie daarmee werkt. Wij ontwikkelen naar aanleiding van de gesprekken met scholen soms ook nieuwe activiteiten en we verzamelen en ontwikkelen tools voor hbo-vaardigheden die we op onze website aanbieden.”

Marieke, binnen de faculteit Business en Economie is de uitval ook hoog omdat studenten vooraf geen duidelijk beeld hebben gekregen van de verschillen tussen de opleidingen.

Is dat reden om de voorlichting aan te passen? “Ja, bijvoorbeeld door minder vast te houden aan de voorlichting per studierichting. Het afgelopen studiejaar is door de faculteit Business en Economie een faculteitsbrede voorlichting ontwikkeld aan de hand van een casus over een sneaker. Dit sluit goed aan op de belevingswereld van aankomende studenten. Je kunt daar commercieel naar kijken: hoe zet ik die sneaker in de markt, aan wie kan ik hem verkopen? Je kunt kijken naar de financiële cijfers: wat moet je inkopen en hoe financier je dat? Je kunt het ook bekijken vanuit de logistiek, of vanuit HRM: hoe zorg je dat er goed voor de medewerkers van het bedrijf wordt gezorgd? Door het bedrijf op die manier van verschillende kanten te belichten, ontdekken leerlingen welke kant zíj interessant vinden en hoe ze dat kunnen koppelen aan, bijvoorbeeld, een opleiding Commerciële Economie of Finance & Control.”

Stéphanie, op het HLZ koppelen jullie LOB expliciet aan het profielwerkstuk. Daarbij gaat het ook om hbo-vaardigheden en studiekeuze. Hoe hebben jullie dat opgezet?

“We vinden het vooral belangrijk om onze havoleerlingen te stimuleren zich goed te oriënteren op vervolgstudies. We hebben het profielwerkstuk daarom gekoppeld aan voorlichtingsactiviteiten en stages [zie kader]. Voor elk onderdeel kunnen leerlingen punten verdienen. Al die LOB-activiteiten tellen dus mee voor het profielwerkstuk. Idealiter vormen de LOB-activiteiten dan een inspiratiebron voor een mooi profielwerkstuk en vice versa. De hoofdvraag voor je profielwerkstuk halen uit een interview met de baas van je stageplek, is natuurlijk prachtig.

Daarnaast vinden we het belangrijk om de samenhang te laten zien met de hbo-vaardigheden die leerlingen straks nodig hebben, zoals presenteren en reflecteren. Leerlingen zien die vaardigheden vaak als losstaand. Bij het PWS merken ze dat de trucjes die ze bij Engels leren om te presenteren, ook kunnen gebruiken bij de presentatie van hun profielwerkstuk. Zo worden ze zich hopelijk bewust van de samenhang. LOB helpt daarbij.”

Hoe kun je LOB nog meer inzetten om de aansluiting met het hbo te verbeteren?

Stéphanie: “Het zou mooi zijn als LOB meer een onderdeel kan zijn van elk schoolvak. Docenten zijn er nu ook al mee bezig, maar dat gebeurt vaak nog onbewust. Wanneer docenten bijvoorbeeld tijdens een les vertellen wat de leerlingen later kunnen doen met hun vak, zouden ze dat ook aan LOB kunnen koppelen: ’Als je dit interessant vindt, is misschien deze opleiding iets voor jou.’ Zo’n kort uitstapje tijdens de les geeft context.”

Marieke: “Dat is een belangrijk advies aan docenten: benoem het! Haal leerlingen even uit de lesstof en laat zien: zó kun je dit gebruiken, dít kun je er in de toekomst mee. Zo kun je leerlingen echt helpen.”

Stéphanie: “We kunnen wellicht docenten er ook meer bewust van maken hoe ze binnen het vakonderwijs al zouden kunnen aansluiten op het vervolgonderwijs. Ook op het gebied van hbo-vaardigheden. De HvA denkt hierin mee. Dat vind ik trouwens ook echt een pluspunt aan onze gesprekken: ze zijn een startpunt voor samenwerking in de toekomst. Marieke en ik hebben nu in ieder geval korte lijnen, we weten elkaar te vinden.”

Tot slot, wat zijn jullie adviezen voor vo-scholen?

Stéphanie: “Zoek actief contact met de hogescholen waar je leerlingen naar toe gaan. Het loont om je netwerk uit te bouwen en je houdt er goede contacten aan over. Het belangrijkste is om LOB bij de schoolleiding op de kaart te krijgen. Als je de schoolleiding mee hebt, kan er meer. Bij ons op school wordt LOB en de aansluiting met het vervolgonderwijs sterk gestimuleerd vanuit de schoolleiding, maar ik hoor vaak dat dat op andere scholen niet vanzelfsprekend is.”

Marieke: “Voor die gesprekken kunnen cijfers cruciaal zijn. Ga dus achter die doorstroomcijfers aan. Want let op, wij versturen onze cijfers voornamelijk naar de schooldecanen. Schoolleiders krijgen daarnaast de doorstroomcijfers van álle leerlingen vanuit het NCO, het Nationaal Cohortonderzoek Onderwijs. Een gesprek hierover tussen schooldecaan en management wordt niet altijd gevoerd. Vraag die cijfers dus op, want het kan je helpen om een gesprek over LOB te voeren. De cijfers leveren vragen op. Stél die. Dan ga je als vo-school ook merken: je bent maar een stukje in de leerloop-baan van de leerling. Ook wij zijn, als hbo, een stukje. Het is fijn als die losse stukjes op elkaar aansluiten, zodat daar een leerlijn in zit.”t en de leerlingen van havo 4 een meeloopstage. In het ideale geval hangt die samen met het onderwerp van hun profielwerkstuk (maar dat is geen must). 

 

LOB en het profielwerkstuk

Op het Hervormd Lyceum Zuid is het profielwerkstuk in havo 4 gekoppeld aan LOB. Dat gebeurt in vier stappen.

1.  In november en december bezoeken de leerlingen verplicht minimaal één open dag. Het driehoeks-gesprek met ouders, mentor en leerling begint daarna met een korte reflectie op die LOB-activiteit. Daarbij presenteren de leerlingen aan hun ouders en mentor wat ze hebben gedaan en wat dat hen heeft gebracht (of níet heeft gebracht, ook dat is waardevolle informatie).

2. In februari bezoeken de leerlingen een regionale voorlichtingsavond. Ook dit is een verplicht onder-deel. Dit bezoek wordt voorbereid in de mentorlessen en na afloop reflecteren de leerlingen op hun ervaringen: wat hadden ze eraan en wat zijn hun vervolgstappen? In de mentorles vertellen ze aan hun medeleerlingen welke voorlichtingen en open dagen ze hebben bijgewoond, en waarom een studie wel of niet bij hen past. 

3. In maart organiseert het HLZ een PWS-startweek. Die week begint met PWS-presentaties van havo 5-leerlingen, zodat de leerlingen van havo 4 een idee krijgen van wat er verwacht wordt. Zelf zetten ze in die week de eerste stappen: ‘Waar liggen mijn interesses en hoe koppel ik die aan een hoofdvraag voor mijn PWS?’ 

4.  Tot slot lopen de leerlingen van havo 4 een meeloopstage. In het ideale geval hangt die samen met het onderwerp van hun profielwerkstuk (maar dat is geen must).

 

 

Informatie

Informatie Op de website van de Hogeschool van Amsterdam is veel informatie en materiaal beschikbaar voor decanen en mentoren, niet alleen over hbo-opleidingen maar ook over hbo-vaardigheden. Ook zijn er instrumenten en materialen beschikbaar die scholen kunnen inzetten bij de keuzebegeleiding en het ontwikkelen van hbo-vaardigheden. www.hva.nl/scholen  

Tekst: Anne Wesseling Fotografie: Hetty van Oijen

>

LOB op het Grafisch Lyceum Rotterdam

Wees creatief en kies een vorm die past bij je school en je studenten

Creatief, innovatief en eigenwijs. Dat is hoe het Grafisch Lyceum Rotterdam zichzelf omschrijft. En ja, dat heeft ook invloed op de aanpak van LOB. Sectordirecteur Ron van As en bestuurder Rianne van der Meij vertellen waarom ze kozen voor de term ‘profiel’ in plaats van ‘LOB’, en waarom opleidingen en docenten ruimte moeten krijgen om het traject op eigen wijze in te vullen. “Voor studenten Audiovisueel is een filmpje veel logischer dan een schriftelijk verslag.”

Waar gebeurd: in het trappenhuis van het Grafisch Lyceum Rotterdam stond een studente te huilen, want ze moest een stageadres bellen en had geen idee wat ze moest zeggen. Een klasgenoot sprak haar moed in: ‘Je moet gewoon zeggen waar je goed in bent!’ “Het is mooi hoe ze elkaar dan coachen”, zegt Rianne van der Meij, bestuurder van het Grafisch Lyceum Rotterdam (GLR). ‘Maar het is jammer dat ze niet al twee jaar eerder in de les hiermee bezig zijn geweest. Daar kunnen we in het onderwijs écht meer in doen.”

LOB was daarbij belangrijk, dat besef was er wel, een paar jaar geleden op het GLR (500 vmbo- en 3600 mbo-studenten). Maar hoe het vorm te geven in de praktijk? Met die vraag gingen Rianne van der Meij en sectordirecteur/projectleider Ron van As aan de slag.

Eerst door ‘in het land’ te informeren bij andere scholen en docentennetwerken naar voorbeelden, en toen dat niet veel opleverde (“Iedereen was ermee aan het stoeien”) door binnen de eigen school onderzoek te doen. Ron van As: “Er waren al veel LOB-activiteiten, maar er was geen samenhang. Diverse opleidingen hadden al LOB-methoden. Die hebben we naast elkaar gelegd en de gemeenschappelijke factor gezocht: waar vinden we elkaar? Wat is de rode draad?” Rianne van der Meij: “Vorig jaar waren er zoveel ideeën dat we zeiden: nú willen we het totale verhaal voor deze school formuleren in een visie en duidelijke kaders.” Die documenten liggen er nu. De visie berust op twee pijlers. Om te beginnen moeten álle studenten met LOB in aanraking komen – dus niet alleen de studenten met wie het tijdens de studie heel goed of juist minder gaat. In de tweede plaats moet het beleid niet dwingend worden. “We hebben veel opleidingen, op verschillende niveaus. Er moet binnen die opleidingen ruimte zijn om een eigen contextrijke invulling aan LOB te geven.”

Elke mbo-student gaat tijdens zijn of haar opleiding in elk geval twaalf ‘profielgesprekken’ voeren. Wat meteen opvalt: jullie kiezen voor het woord ‘profiel’ in plaats van ‘LOB’.

Ron: “Op het portal ‘Mijn GLR’ heet het ook ‘Mijn profiel’. Het zijn ‘profielgesprekken’ en we hebben het over een ‘profielcoach’. We kozen hiervoor omdat we het uit de categorie ‘vaag’ wilden halen, waar LOB voor veel docenten toch een beetje in zit. Voor studenten is het ook duidelijker. Het woord ‘profiel’ raakt meer aan zaken als je CV en je profiel op LinkedIn. We maken nu een onderscheid tussen de ‘warme’ en de ‘koude’ kant. De warme kant zit in het mentoraat; de mentor is sociaal-emotioneel betrokken. De profielcoach zit aan de koude kant en heeft een meer zakelijke rol.

Die verschillende rollen willen we eerst duidelijk hebben. Die zachte kant, het zorgen, dat doen we al heel goed. Als er problemen zijn, zíjn we er voor onze studenten. Maar LOB gaat over bewustwording, dat is iets anders. Bij de eerste evaluatie van de profielgesprekken zei een docent: ‘Ik begon al meteen met de verkeerde vraag. ‘Hoe voel je je?’ Maar dat is een vraag voor de mentor, niet voor de profielcoach’.”

Hoe gaat het traject de komende tijd vorm krijgen?

Ron: “We hebben om te beginnen een vakgroep ingesteld met uit elk docententeam een vertegenwoordiging. Dat zijn de ambassadeurs, die echt het belang hiervan inzien en meegaan in het idee dat onderwijs meer is dan alleen opleiden, dat het ook gaat om persoonsvorming. Die early adopters gaan we omarmen. De visie en de kaders helpen al enorm, de vakgroepen hebben nu houvast als het gaat om de koers. De profielcoaches krijgen handvatten voor een goed profielgesprek. Dat zijn we nu aan het optuigen. Maar in de formatie moet er ook rekening mee gehouden worden, en er moeten uren voor beschikbaar zijn. Dat worden onze aandachtspunten voor de komende tijd. Het uiteindelijke doel is om LOB te integreren in het beroepsonderwijs. Maar dan moeten alle docenten daarin mee willen, en de doelstelling met het belang van LOB moet voor iedereen duidelijk zijn, zo ver zijn we nu nog niet. Daarom hebben we het voorlopig naast de beroepsvakken gezet, als aparte leerlijn in een eigen traject.”

Jullie laten ruimte voor individuele invulling bij de studies. Heb je een voorbeeld van hoe dat eruit kan zien?

Ron: “Denk aan opdrachten die qua vorm passen bij onze studenten. Onze studenten zijn geen schrijvers, een filmpje maken ligt meer voor de hand dan een geschreven verslag. Bij Audiovisuele Media maken studenten bijvoorbeeld een visuele learning map. Een vraag daarbij is: ‘Wat heeft gezorgd dat je enthousiast werd voor deze opleiding? Was er bijvoorbeeld een filmpje of een beeld dat voor jou de doorslag gaf? Sluit dat inderdaad aan bij deze opleiding?’ Dan maak je iets concreet van wat de studenten echt zoeken in de opleiding. ‘Wat wil je later worden?’ is wat dat betreft een veel te brede vraag.”

Denk je dat studenten door de profielgesprekken minder gaan switchen tussen opleidingen?

Rianne: “Het zal ertoe bijdragen dat ze zich sneller bewust worden van wat de opleiding van ze vraagt en of een beroep echt bij ze past. Het kan ook eerder evident maken dat ze bij een opleiding niet goed zitten. Ik ben niet benauwd dat er veel studenten verdwijnen. Ik denk wel dat we bewustere studenten krijgen, en dat ze er bijvoorbeeld niet pas tijdens hun stage achterkomen dat dit niet hun studie is.”

Ron: “Veertig procent van de studenten gaat overigens na de studie al iets anders doen.” Rianne: “Als je dat bewust doet, is daar niets mis mee. Je hebt nog steeds een mbo-diploma, je hebt veel geleerd over jezelf. Je bent een wijzer mens, op je twintigste.” Ron: “De profielgesprekken helpen ook bij die persoonsvorming. Het gaat ook over hoe je omgaat met boosheid en stress, en over vragen als ‘Hoe ben ik als medewerker? Hoe word ik een prettig mens om mee te werken – ook voor mezelf?’ Het is bijna ‘leren leven’.”

Je zei net al: onderwijs gaat over méér dan alleen opleiden, het gaat ook over persoonsvorming. In hoeverre is dat een taak van het onderwijs?

Rianne: “Het onderwijs draait volgens mij om drie dingen: het leren van een beroep, opgroeien als mens én het vinden van je plek in de samenleving. Het gaat erom dat we mooie volwassenen afleveren en ik zie mezelf daarbij ook als opvoeder. LOB is ook verbonden met burgerschap. Hoe sta je in de wereld, welke plek in de maatschappij past bij jou? Wil je bijvoorbeeld liever in vaste dienst, of ben je echt op je plek als ZZP’er? Dat zijn hele relevante vragen, zeker binnen de grafische sector.”

Ron: “Wat mij triggerde waren gesprekken met bedrijven over wat ze daar belangrijk vinden. Dat is altijd persoonsgebonden, het zit minder direct in kennis en vaardigheden. Bedrijven zoeken in de eerste plaats mensen met een open houding, die nieuwsgierig, enthousiast en betrokken zijn en zich willen ontwikkelen. Ze willen iemand die de mores en sores van het bedrijf aanvoelt. Ze beginnen nooit over computerprogramma’s waar studenten mee kunnen werken – maar in het onderwijs hebben we ons tot nu toe juist dáárop gericht. Op de machines, de techniek en de software. De rest moeten studenten dan maar zelf ontdekken.” Rianne: ‘Na een pilot zeiden studenten: ‘LOB, ik snapte eerst niet waar het om ging, maar het was zó waardevol, zulke gesprekken heb ik thuis niet eens!’”

Dan voldoet LOB wel aan een behoefte.

Rianne: “We gaan er te gemakkelijk van uit dat er thuis ondersteuning is, maar voor veel studenten is die er niet. Daar komt bij: het idee is altijd ‘Als je maar hard genoeg werkt, kun je álles bereiken’. Maar studenten staan van alle kanten onder druk, van ouders, vrienden, van zichzelf. Als iedereen iets anders vindt, zit je klem. Daarom is het zo belangrijk om te ontdekken wat echt bij jóu past.”

Ron: “Er wordt veel van jongeren gevraagd, zeker van de 16- tot 19-jarigen. Ze moeten zoveel keuzes maken. We gaan er gemakkelijk van uit dat ze hun weg wel vinden. We merken dat ze bijvoorbeeld moeite hebben om hun tijd in te delen, en om keuzes te maken over geld. Veel studenten zitten krap, ook dat geeft stress. We zien het in de toename van zorgvragen. Maar bij LOB gaat het ook gewoon om vaardigheden. Studenten zijn zo gewend om via beeldschermen te werken, dat het soms al een enorme barricade is als ze moeten opbellen naar een stageplek, en vertellen waar ze goed in zijn. Terwijl: ontdekken waar je goed in bent, en dat ook tegenover anderen durven erkennen, dat kun je gewoon oefenen. Bijvoorbeeld tijdens de profielgesprekken en in de les.”

Verandert door dit traject ook de taak van de docent?

Rianne: “Het vraagt meer van het docentschap. Eigenlijk komt er een heel vakgebied bij. Het vraagt dat je op de hoogte bent van wat de student tijdens de studie meemaakt, dat je kunt spiegelen op het onderwijstraject. Het gaat over timing: welke loopbaanvraag stel je in welke fase van de studie?” R

on: “Een belangrijk punt is wel dat hier in de werving van docenten nog geen aandacht voor is. We vragen van nieuwe docenten wel praktijkervaring, maar we vragen nog niet dat ze gemakkelijk contact maken met studenten.”

Rianne: “Terwijl, je beroep is ‘docent’, niet ‘cameraman’. Je zou trouwens verwachten dat LOB inmiddels op de lerarenopleiding ook aan bod komt, maar daar zit het niet in het curriculum. Dat vind ik een gemis. Studenten op lerarenopleidingen leren wel om oudergesprekken te voeren, en mentorgesprekken met studenten. Burgerschap en LOB horen daar ook bij. Ik zou er voor willen pleiten dat studenten op lerarenopleiding er ook mee in aanraking komen.”

Wat wordt de eerstvolgende stap?

Ron: ‘De LOB-ambassadeurs en de vakgroep moeten stevig staan en daarna gaan we het beleid verankeren in projecten voor volgend schooljaar. We gaan ons nu eerst richten op de communicatie. Er komt op school een campagne over het profielgedeelte, en we gaan het idee verspreiden binnen de studies, het team en het management. Ik denk aan het opnemen van een filmpje, van pakweg anderhalve minuut.”

Rianne: “Onze studenten zijn geen schrijvers, maar onze docenten zijn ook geen lezers. We kiezen bij de voorlichting in ieder geval een vorm die past bij onze school!”

LOB Tips van Rianne van der Meij: 

Maak gebruik van wat er al is en vertaal dat naar je school”

“Mijn rol als bestuurder is enthousiasmeren en faciliteren. Ik zie om me heen dat bestuurders LOB wel belangrijk vinden, maar niet zo urgent dat er heel actief op wordt gestuurd. Het helpt als het College van Bestuur het belang van LOB niet alleen uitdraagt maar er ook echt werk van maakt. Zorg om te beginnen voor een projectgroep die goede doorsnede is van je school, en maak samen een kader en een visie. Net als bij een vakgroep Nederlands moet er ook voor LOB een groep docenten zijn die de scholingen doet, ideeën uitwisselt en plannen maakt. Zorg ook voor ruimte in het programma, zodat docenten en teamleiders het kunnen vertalen naar de school en naar de opleiding. Maak vooral gebruik van wat er al is. Je hoeft het wiel niet uit te vinden. Maar je wilt het wel vertalen naar je school en naar je opleiding.”

 

LOB Tips van Ron van As: 

Begin met een LOB-scan”

““Haal LOB uit de ‘mistige’ hoek, maak het concreet en laat het gaan over wat voor studenten op dát moment gaande is. Profielcoaches moeten goed op de hoogte zijn van opdrachten en de context van de studie. Sluit in de gesprekken bijvoorbeeld ook aan bij de stage. Betrek de stagebegeleiders erbij, die voeren die gesprekken vaak al. Verder: wees creatief in de vorm die je aan LOB geeft. Kijk naar je studenten en laat ruimte voor een eigen invulling. Laat ze liever geen ellenlange verslagen maken, het is al heel wat als ze kunnen reflecteren. Is er op school nog geen LOB-beleid, begin dan met een LOB-scan, die maakt snel duidelijk waar de aandachtspunten liggen.””

Tekst: Anne Wesseling, Fotografie: Hetty van Oijen

>

Het Toptraject

Doorgaand leertraject voor het creëren van kansen

Het Toptraject is een zogenaamde ketengerichte aanpak die zich richt op vmbo-leerlingen die een succesvolle vmbo-mbo-hbo route willen en kunnen volgen.

In het Toptraject werken twaalf vmbo scholen in de regio Twente, het ROC van Twente en Saxion samen aan het realiseren van deze route. Het Toptraject is een doorgaand leertraject (vmbo-mbo-hbo) voor ambitieuze en praktisch ingestelde vmbo’ers die via het mbo een hbo-diploma willen halen. De centrale focus van het Toptraject is het creëren van kansen voor individuele leerlingen.

>

Pitstop MBO: een tussenjaar voor je persoonlijke ontwikkeling

Als je een duidelijk plan hebt voor je leven, is de studiekeuze een inkopper. Dat is de gedachte achter Pitstop MBO, een eenjarig programma speciaal voor leerlingen die hun vmbo-diploma hebben, maar nog geen keuze kunnen maken voor een vervolgopleiding. Het belangrijkste vak: IK-ologie.

De oefening uit het programma Pitstop MBO waar leerlingen het meeste van leren?
Lastig kiezen, maar Daniëlle Meijer en René Hendrikx kiezen voor ‘levend Mastermind’, een spel waarbij de studenten in groepen tegen elkaar strijden en onder tijdsdruk lastige opdrachten moeten maken terwijl er knetterharde heavymetalmuziek opstaat. Doel: aan den lijve ervaren wat stress met je doet. ‘Dan zie je hoe verschillend studenten op stress reageren’, legt René Hendrikx uit. ‘Sommigen worden bloedfanatiek, compleet met schreeuwen tegen de andere groep, anderen staan perplex te kijken – ‘Wat gebéurt hier?’ – en nog weer anderen trekken zich terug en verlaten hun groepje.’ ’Een betere illustratie kun je je niet indenken van hoe mensen onder druk terugvallen op het ‘reptielenbrein’, de oerinstincten vluchten, vechten of bevriezen’, vult Daniëlle Meijer aan. ’Vervolgens leggen wij ze uit: als jij dus straks met iemand samenwerkt en diegene staat onder druk, snáp je dat mensen op een van die drie manieren gaan reageren. Omdat ze het echt hebben ervaren, vergeten ze het nooit meer.’

Daniëlle Meijer en René Hendrikx zijn docenten van Pitstop MBO, een programma van een jaar dat de afgelopen twee jaar als pilot draaide bij Gilde Opleidingen in Roermond. Pitstop MBO werd speciaal ontwikkeld voor leerlingen die hun vmbo-diploma hebben, maar niet weten welke vervolgopleiding ze willen kiezen. Tijdens hun Pitstop-tussenjaar volgen ze vijf dagen per week in de ochtend generieke vakken (Nederlands, Engels, sport, keuzedelen) en werken ze in de middag aan hun persoonlijke ontwikkeling, afgewisseld met workshops en bezoeken aan bedrijven. Belangrijke vakken in het middagprogramma zijn ‘IK-ologie’, ‘WIJ – de psychologie van het gunnen’ en ‘Verbaal meesterschap’. Deze vakken zijn gebaseerd op het gedachtengoed van Remco Claassen, management-trainer op het gebied van persoonlijk leiderschap en communicatie.

 

Wat was de aanleiding om Pitstop MBO te ontwikkelen?

René: ‘Daniëlle en ik waren allebei docent binnen de sector Economie van Gilde Opleidingen, en we zagen vaak dat studenten na een paar maanden al aangaven: “Deze opleiding gaat hem niet worden, want het is niet wat ik dacht”. Als ik vroeg wat ze dan wél wilden, zeiden negen van de tien studenten “Dat weet ik eigenlijk niet”. “Waar ben je goed in?” “Dat weet ik óók niet.” We vonden dat we er iets mee moesten doen.’

Daniëlle: ‘We hadden contact met Remco Claassen, die het idee van een ‘Pitstop’ rond persoonlijk leiderschap ontwikkelde. Hij kreeg tijdens trainingen vaak van managers de vraag waarom de stof die hij behandelt nog nooit in het onderwijs behandeld was. Wij hebben toen de materie van Remco Claassen vertaald naar een eenjarige opleiding voor het mbo.’ René: ‘Mick Wauthers was op dat moment directeur van de sector economie bij Gilde Opleidingen. Hij bood ons de mogelijkheid om tijdens een tweejarige pilot te onderzoeken hoe het programma zich in de praktijk zou bewijzen. In 2019 volgden vijftien studenten de eerste Pitstop MBO, dit studiejaar zijn er twee klassen van negentien studenten. Overigens geeft Remco zelf geen les op Pitstop, maar hij is natuurlijk wel eigenaar en geestelijk vader van het programma.’

 

Het belangrijkste vak is ‘IK-ologie’. Wat houdt dat precies in?

Daniëlle: ‘IK-ologie is een vak dat echt over ‘ik’ gaat, over de student zelf. Het gaat niet alleen over motieven en kwaliteiten, maar ook over inzicht: wat is mijn gebruiksaanwijzing en waarom functioneer ik zoals ik functioneer? Remco Claassen heeft in zijn Pitstop-programma de belangrijkste inzichten op het gebied van persoonlijk leiderschap samengebracht en gecombineerd in dit vak.’ René: 'IK-ologie bestaat uit drie delen. Eerst het ‘Ik’-verhaal: wie ben ik wat wil ik, wat zijn mijn passies en talenten, hoe zit ik zelf in elkaar? Dan het ‘Wij’-stuk: als je weet wat je stip op de horizon is, hoe kun je dan andere mensen in zetten om je doelen te bereiken? Het derde onderdeel is ‘Verbaal meesterschap’, waarbij de studenten onder meer leren om te spreken met impact, dus op zo’n manier dat mensen écht naar ze luisteren. Dat is lastig, maar we merken dat ze daar op sociaal gebied enorm veel aan hebben.’ Daniëlle: ‘Tijdens een dagdeel IK-ologie ligt de nadruk op doen, we werken zo min mogelijk met vragenlijstjes en geschreven opdrachten. De studenten gaan echt met elkaar aan de slag, ze krijgen inzichten doordat ze samen dingen ervaren.’

IK-ologie gaat dus verder dan LOB?

Daniëlle: ‘Het heeft wel veel raakvlakken, maar het is niet helemaal hetzelfde. Alle dingen die je bij LOB doet, zitten er bij ons wel in. ‘IK-ologie’ gaat over motieven- en kwaliteitenreflectie. ‘WIJ’ gaat erg over netwerken en over hoe je anderen in kunt zetten om je ambities waar te maken. De loopbaan- en werkexploratie zit in de stages en de bezoeken aan opleidingen en bedrijven. Maar bij IK-ologie krijgen de studenten daarnaast ook alle managementtools om de regie te pakken over hun eigen leven. We behandelen bijvoorbeeld ook de inzichten van Robert Cialdini, de ‘zeven gewoonten’ van Stephen Covey en het ‘begin met waarom’ van Simon Sinek. Dat is ook wat dit programma zo bijzonder maakt. Normaalgesproken moet je eerst een burn-out krijgen, of een zescijferig salaris verdienen om echt iets te leren over persoonlijk leiderschap. Wij leren de studenten dat nú al en daar hebben ze de rest van hun leven profijt van.’

 

In het eerste jaar hadden jullie 15 studenten en in tweede jaar meteen 38. Dat ging snel!

Daniëlle: ‘Het probleem van studenten die moeite hebben met hun studiekeuze is redelijk huge.’ René: ‘Dit was zonder reclame te maken. De angst van Gilde Opleidingen was: als je het meteen helemaal open gaat gooien, heb je straks acht klassen gevuld. Dan krijg je ook studenten die denken: “Ik ga daar een jaar zitten en lekker niks doen”.’ Daniëlle: ‘Zo werkt het niet, dat maken we van tevoren ook wel duidelijk. We voeren met alle studenten intake-gesprekken, met de ouders erbij. Daarin geven we aan dat er hier flinke eisen gesteld worden. Als studenten op zoek zijn naar een chilljaar, moeten ze niet bij ons komen. Het is hier iedere dag een feestje, maar wel een ‘hard werken’-feestje.’ René: ‘Het draait om persoonlijke groei, dus ze lopen ook tegen dingen aan die niet altijd prettig zijn en die ze wel moeten veranderen. Ze worden continu aangesproken op gedrag dat in onze ogen anders zou moeten. Altijd een weerwoord hebben, bijvoorbeeld. Er zijn studenten die altijd “Ja maar” zeggen, tegen ons of collega-studenten. We behandelen dan de theorie daarover en we spreken ze erop aan.’

Bij Pitstop moeten studenten dus best hard werken. Hoe zit het met de motivatie?

René: ‘Het belangrijkste is dat ze een plan maken voor hun leven. Als studenten dan ook nog een studierichting hebben gevonden die echt bij ze past, gaan ze echt ‘aan’. Een voorbeeld: Pitstop is bedoeld voor leerlingen van vmbo-kader en tl, maar we hadden vorig jaar twee jongens van basis die dit programma zó graag wilden volgen, dat we ze toch hebben toegelaten – het was niet voor niets een pilot. Een van die jongens besloot tijdens Pitstop dat hij de sportkant op wilde, een niveau 4-opleiding. Dat ging eigenlijk niet, maar hij mocht toch bij de opleiding op gesprek komen en dat ging zó goed dat hij werd toegelaten, op de capaciteitstest scoorde hij bovengemiddeld. Hij is tijdens Pitstop hard gaan werken aan rekenen en Nederlands. Hij heeft zijn richting bepaald, hij heeft z’n focus. Hij weet dat hij rekenen moet halen om die opleiding te volgen, dus hij werkt er keihard voor.’

 

Pitstop MBO is een tussenjaar, maar leerlingen volgen wel generieke vakken. Hoe is daarna de aansluiting bij vervolgopleidingen?

René: ‘Als studenten hard werken, mogen ze bij ons gewoon verder met de stof van de generieke vakken. Dat motiveert zo dat ze soms echt snel door de stof gaan. Ik denk dat over vier jaar de Pit-stop-studenten in veel gevallen kunnen instromen in het tweede jaar van een opleiding. Soms gebeurt dat nu al: een studente van vorig jaar had tijdens Pitstop rekenen en Nederlands al op het hoogste niveau afgerond, dus zij gaat nu de opleiding voor onderwijsassistente in 2,5 jaar doen, in plaats van in 3,5 jaar. Maar nog niet alle opleidingen zijn al zover. In dat geval starten studenten na Pitstop gewoon in het eerste jaar van de opleiding, en krijgen dan bijvoorbeeld in plaats van rekenen extra opdrachten. Tegen ouders en studenten zeggen we: “Hou er rekening mee dat je na Pitstop gewoon instroomt in het eerste jaar van je opleiding. Alles wat je inhaalt, is meegenomen”.

 

Hoe reageren ouders daarop? Het kost toch een extra jaar.

René: ‘We hebben nog geen ouder gehad die daar moeite mee had. Integendeel. Elke ouder zegt: “Geweldig! Laat ‘m maar lekker groeien, zich ontwikkelen en z’n richting bepalen, dan fluit-ie dadelijk door alles heen en heeft er z’n hele leven plezier van.” Ze zien tijdens Pitstop ook dat hun kind er sterker uit komt.

Dat zien wij hier ook voor onze ogen gebeuren. We hadden in het eerste jaar een student die op de middelbare school altijd spijbelde en problemen had, maar die door Pitstop echt z’n richting en z’n vervolgopleiding heeft gevonden. Hij vindt school nu leuk. Hij heeft nooit meer ruzie met zijn ouders, hij heeft een bijbaantje, een nieuwe vriendin… Hij is echt ‘aangegaan’. Nog een voorbeeld: we hadden een jongen in de Pitstop-groep die best moeite had met sociale vaardigheden, en zijn moeder vroeg me na een tijdje: “Wat heb je met mijn zoon gedaan? Hij begint te práten, over de opleiding en over wat-ie wil!” Dat soort verhalen, daar krijg je kippenvel van.’

 

Na dit jaar gaat Pitstop MBO een vaste richting worden op Gilde Opleidingen. Hoe gaat het verder en wat is jullie ambitie?

Daniëlle: ‘Uiteindelijk willen we met dit programma Nederland veroveren. Er zijn al veel scholen die belangstelling hebben. Als Remco Claassen ergens op een podium zijn verhaal heeft gedaan, stroomt meteen onze LinkedIn vol. Het gaat echt snel!’ René: ‘We willen om te beginnen in iedere provincie een of twee mbo’s vinden waar we Pitstop MBO kunnen opzetten, zodat studenten door heel Nederland dit tussenjaar kunnen doen. Er worden al gesprekken gevoerd om mensen op te gaan leiden in het gedachtengoed van Remco Claassen en IK-ologie. De docenten die Pitstop MBO mogen gaan geven, krijgen vervolgens een gedegen opleiding, deels van Remco en deels van ons, om de kwaliteit te waarborgen.’ Daniëlle: ‘Er is al een format voor hoe we het willen gaan inrichten. Als een school zegt: “We willen graag én we hebben docenten om op te leiden”, dan kan er vrij snel gestart worden.’ René: ‘Daarnaast is er belangstelling om een deel van het programma als keuzedeel op te nemen in het curriculum van het mbo, zodat ook studenten van andere opleidingen het kunnen volgen. Met een tal hbo- en vo-scholen scholen voeren we gesprekken om te kijken hoe we Pitstop zouden kunnen inpassen in die onderwijsvormen. Het vak IK-ologie betekent zoveel voor je persoonlijke ontwikkeling en voor hoe je levensdoelen gaat bereiken. We gunnen het iedere student in Nederland!’


Vijf LOB-tips uit de praktijk van pitstop mbo van René Henrikx en Daniëlle Meijer

1.     Hang posters op

’We hebben twee vaste lokalen en in beide hangen posters en flip-overvellen met uitleg bij theorieën die we hebben behandeld. Dat doen we in steekwoorden, of in de vorm van een tekening. Zo kunnen we er direct naar verwijzen als die situatie zich voordoet die aansluit bij de theorie. We hebben hier bijvoorbeeld een tekening van een bruine broek hangen waar een verhaal bij hoort over dat je risico moet nemen. Op die manier vergeten ze de theorie nooit meer.’’

2.     ‘Eigenaarschap’ is meer dan een multomap met opdrachten
‘’Een opdrachtenklapper is geen ‘regie over het leerproces’. Eigenaarschap houdt in dat je jezelf verantwoordelijk voelt om de regie te pakken op je eigen leerproces. Als leerlingen bijvoorbeeld bij docenten tegen dingen aanlopen, moeten ze van ons eerst zelf formuleren wat ze anders willen en dat bij de docent aankaarten, pas als ze er met de docent zelf niet uitkomen, komen ze terug bij ons. Op die manier laat je ze zien dat ze zélf kunnen sturen en zijn ze echt met hun eigen leerproces bezig.’’

3.     Investeer in een gevoel van veiligheid in de groep
‘‘Wij besteden in de eerste helft van het schooljaar veel tijd en energie aan het creëren van veiligheid in de groep. We stellen studenten de vraag: “Wat heb jij nodig om veilig te kunnen groeien?” Vervolgens bedenken ze samen de tien geboden voor de klas. Die veiligheid moet er zijn zodat studenten ook de dingen durven te doen die spannend zijn. Bij ons doen alle studenten met álles mee, dat spreken we ook af tijdens de intake.’

4.     Investeer in de relatie
‘Wij werken ook met de zelfdeterminatie theorie van Deci & Ryan: je kunt de intrinsieke motivatie van studenten verhogen door in te spelen op gevoelens van competentie, autonomie en relatie. De laatste is voor ons een hele belangrijke! Je bouwt als Pitstop-docent echt een relatie op met de studen-ten. Daardoor accepteren ze meer, durven ze meer en doen ze ook meer.’ ’

4.     LOB hoort bij elk vak

‘In de praktijk is het voor docenten in het vo vaak lastig om voldoende tijd voor LOB te vinden. In het vierde jaar ben je vooral met de examens bezig. Er zijn al zoveel dingen die docenten moeten doen en LOB is dan nog een vak erbij en wordt dan in een uurtje even gedaan. Een oplossing is om LOB een onderdeel te laten zijn van alle vakken: solliciteren moet bij Nederlands, netwerken bij de stage, en een stukje werkexploratie bij de praktijkvakken. Of maak een taakverdeling samen met het mbo. Focus in het vmbo dan op de kwaliteiten- en motievenreflectie, zodat leerlingen een gedegen keuze voor een vervolgopleiding te maken, en ga op het mbo vooral aan de slag met netwerken, werkex-ploratie en loopbaansturing.

 
 

‘Ik geef al ruim 25 jaar training aan hoofdzakelijk hoogopgeleide professionals in het bedrijfsleven en ze vragen mij steevast “Waarom heb ik deze stof niet twintig jaar geleden gehad?!” Vandaar mijn passie om het beste wat de managementgoeroes te bieden hebben ook toegankelijk te maken bin-nen het onderwijs. Dat begon tien jaar geleden met een droom en is nu werkelijkheid geworden met de Pitstop MBO!’

Remco Claassen

M-Jaar Pitstop is niet het enige tussenjaarprogramma voor leerlingen die hun vmbo-diploma hebben be-haald. Aan ROC TOP in Amsterdam kunnen studenten zich inschrijven voor M-jaar en sinds kort ook voor het H-jaar. Lees het praktijkvoorbeeld over het H-jaar!’

Tekst Anne Wesseling
Fotografie Hetty van Oijen

>

Studenten inzetten op school

Landelijk platform om examenleerlingen te ondersteunen en visie op een duurzame aanpak van het lerarentekort

Studenteninzetopschool.nl is een landelijk platform van initiatieven waarbij studenten uit het hoger onderwijs worden ingezet om leerlingen (van de eindexamenklassen) in het voortgezet onderwijs te ondersteunen. Het platform (not-for-profit ) bundelt de krachten en wil de negatieve gevolgen van de coronacrisis minimaliseren door vo-leerlingen te helpen bij bijvoorbeeld de voorbereiding op hun examens en door docenten uit het vo een steuntje in de rug te geven.

De ondersteuning van leerlingen heeft meestal de vorm van één-op-één bijles die in principe zowel online als offline te organiseren is. Maar ook andere vormen van ondersteuning, zoals groepslessen, zijn bespreekbaar. De studenten geven aan in welke vakken ze ondersteuning kunnen geven. De school geeft aan welke leerlingen ondersteuning nodig hebben en waarin. Daarna wordt er gezocht naar een match.

De studenten krijgen een door een lerarenopleiding verzorgde cursus over de meest adequate begeleiding richting het eindexamen. Deze cursus wordt aangevuld met terugkombijeenkomsten en webinars om van elkaar te leren. Zo kan een kwalitatief hoogstaande begeleiding worden gegarandeerd. Voor de studenten is deze ondersteuning een leuke bijbaan met maatschappelijke impact. Voor sommige leerlingen is het misschien wel het verschil tussen zakken of slagen in 2021!

>