Praktijkvoorbeelden LOB

Expertisepunt LOB

Hoe geven vmbo, havo/vwo-, mbo- en hbo-scholen in Nederland vorm aan LOB? Hier vind je ter inspiratie praktijkvoorbeelden. Je kunt de voorbeelden vrij gebruiken voor je eigen LOB-programma. Wil je zelf een mooi praktijkvoorbeeld van jouw school met ons delen? Graag! Stuur ons een bericht naar info@expertisepuntlob.nl. Deze databank wordt periodiek aangevuld met nieuwe praktijkvoorbeelden.

Thema
Onderwijs
Regio
Limburg

Greater Skills: een onderwijsprogramma voor praktijk- en competentiegericht leren op de havo

Binnen Greater Skills ontdekken leerlingen waar hun talenten en interesses liggen.

En ze ontwikkelen belangrijke studievaardigheden zoals bijvoorbeeld samenwerken, presenteren, analyseren, reflecteren en onderzoeken.

Greater Skills is het praktijk- en competentiegerichte onderwijsprogramma voor de praktijkhavo op BC Broekhin in Roermond en heeft als doel leerlingen beter voor te bereiden op (studie)vaardigheden die ze nodig hebben binnen het hbo én op de maatschappij van de toekomst. Leerlingen die in de bovenbouw kiezen voor het profiel E&M volgen met Greater Skills één dag(deel) in de week praktijkgericht en projectmatig onderwijs. Leerlingen uit de profielen C&M, N&G en N&T volgen twee lesuren in de week dit onderwijs. BC Broekin ontwikkelt momenteel een praktijkhavo voor elke havist.

Binnen het praktijkprogramma wordt intensief samengewerkt met verschillende mbo- en hbo-opleidingen, het bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties uit de regio. Leren door te doen dus!

Linda Rams is docent economie en de projectleider van Greater Skills: “Mijn voorliefde voor praktijkgericht en projectmatig onderwijs is ontstaan als docent economie op het vmbo binnen het praktijkvak economie en ondernemen. Leerlingen van het vmbo worden niet alleen opgeleid met kennis, maar ook met vaardigheden en competenties. Toen ik vijf jaar geleden op mijn huidige school kwam werken als docent economie in de bovenbouw, vond ik de school en de organisatie meteen heel erg leuk, maar ik vond ook dat het onderwijs dat werd gegeven erg theoretisch was. BC Broekhin neemt jaarlijks enquêtes af bij afgestudeerde havisten om de doorstroom van de havo naar het hbo in kaart te brengen. Uit deze enquêtes bleek dat de leerlingen vonden dat zij qua kennis uitstekend waren voorbereid op een hbo-opleiding, maar dat er op school nog te weinig aandacht was geweest voor het aanleren van sommige (hbo)vaardigheden en het voldoende ontwikkelen van competenties. Dat alles motiveerde het havo-team om een praktijkgericht programma te ontwikkelen.

Greater Skills was in eerste instantie een pilot binnen het vak economie, waar leerlingen twee uur per week werkten aan het opzetten van een eigen onderneming. Maar we merkten dat we binnen die twee uur te weinig tijd hadden om echt goed aan de slag te gaan met het ontwikkelen van (hbo)-vaardigheden. De docenten van het havo-team hebben toen onderzocht hoe praktijkgericht en projectmatig onderwijs zou kunnen passen binnen de eindtermen van hun vak, zodat leerlingen een deel van die eindtermen binnen het praktijkprogramma Greater Skills kunnen afsluiten.”

 

Hoe ziet het programma Greater Skills binnen E&M er nu uit?

“De basis van de praktijkhavo is praktijkgericht en projectmatig onderwijs waarbij de koppeling wordt gezocht tussen de theoretische concepten naar de praktische toepassing daarvan binnen het profiel. Greater Skills bestaat voor leerlingen met een E&M profiel uit het oprichten van een eigen onderneming. Dit doen we i.s.m. de Stichting Jong Ondernemen. Leerlingen schrijven o.a. een ondernemingsplan, verkopen aandelen om een startkapitaal te vergaren, kopen producten in, maken een marketingplan en houden de financiële administratie bij. Het vak Nederlands sluit op dit programma aan door leerlingen te laten werken aan hun presentatievaardigheden en schrijfvaardigheid. Leerlingen leren pitchen voor potentiële aandeelhouders, notuleren, solliciteren, leren zakelijke corresponderen en schrijven een nieuwsbrief over het project. Bij Engels leren ze een vlog maken over hun onderneming ter promotie van het te verkopen product en stellen ze een klachtenbrief op aan een leverancier. Bij CKV werken de leerlingen aan de creatieve kant van het opzetten van een onderneming, zoals bijvoorbeeld het ontwerpen van een logo en het creëren van een huisstijl. Bij levensbeschouwing is er aandacht voor bedrijfsethiek. Hier wordt nagedacht over de missie en visie van het bedrijf en over normen en waarden die leerlingen belangrijk vinden binnen hun bedrijf. Ook bieden we een module digitale vaardigheden aan, waar we focussen op het gebruik van google drive, classroom, documenten en presentaties. En we bieden een module international skills aan waarbij de leerlingen een dagexcursie voorbereiden naar een stad in België of Duitsland en leerlingen zelf een sociale, culturele en economische activiteit voorbereiden en uitvoeren. In Havo 5 richten de leerlingen zich op het verlenen van een maatschappelijke dienst voor een externe opdrachtgever en is de stage een belangrijke onderdeel van de praktijklessen.

CKV en levensbeschouwing worden in havo 4 afgerond binnen Greater Skills en voor Nederlands en Engels gebeurt dit op examenonderdelen die passen binnen het project. Leerlingen ronden binnen Greater Skills ook hun profielwerkstuk af.”

 

 

Hoe gaan de praktijkgerichte programma’s voor de andere profielen eruit zien?

“Wij zijn op school bezig om voor alle profielen een praktijkgericht programma te ontwikkelen. Als voorloper op het Greater Skills programma ontwikkelt het havo-team binnen de ALT-uren (=Anders Leren Tijd) praktijklessen voor élke havist. Concreet houdt dat in dat elke leerling die kiest voor een C&M, N&G of een N&T profiel twee lesuren in de week praktijkgericht en projectmatig onderwijs aangeboden krijgt dat past binnen het gekozen profiel. De inhoud van de ALT-uren is dus niet zozeer vakgebonden maar meer profiel gebonden. Tijdens deze ALT- uren werken de leerlingen middels praktijklessen aan een project, opdracht, onderzoek, proef of practicum; aan vaardigheden die van belang zijn om succesvol een hbo opleiding te kunnen doorlopen. Zo hebben leerlingen van het C&M profiel een activiteitenmiddag georganiseerd voor de kinderen uit het asielzoekerscentrum in Beaxem.

Leerlingen van het N&G profiel hebben de ontwikkeling van spierkracht onderzocht en de leerlingen van het N&T profiel hebben gewerkt aan het programmeren van robots. Verder ronden ook de leerlingen van C&M, N&G en N&T met de inzet van hun ALT-uren hun profielwerkstuk af. Naast de verslaglegging van hun ervaringen verzorgen de leerlingen een presentatie voor ouders, docenten en andere belangstellenden. Nadat elk profiel een praktijkgericht programma heeft ontwikkeld, zoeken we met het team de verbinding met de andere vakken zodat er een volwaardig Greater Skills programma ontstaat binnen elk profiel.”

  • Leerlingen in havo 5 volgen Greater Skills tot de kerstvakantie, zodat zij daarna voldoende tijd hebben om zich voor te bereiden op hun eindexamen.
  • Het programma Greater Skills binnen E&M vindt plaats op een vaste dag in de week. Op die dag krijgen leerlingen alle vakken die onderdeel uitmaken van het programma.
  • De hbo-studievaardigheden die aandacht krijgen binnen het programma zijn gebaseerd op de generieke studievaardigheden set van Jan Harbers Brochure-doorstroom-havo-hbo.pdf (havohbo.nl)

____________________________________________

De bijdrage van elke docent binnen het havo-team is van belang om gezamenlijk tot een praktijkhavo te kunnen komen voor elke leerling. De kracht zit in de praktijkgerichte projecten binnen ieder profiel, waarbij we een aantal vakken integreren en dus gezamenlijk werken aan een vakoverstijgend curriculum.

____________________________________________

>

Spiegelwerk, reflectie tijdens de eerste zes weken van je (mbo)opleiding

Spiegelwerk is een tool die studenten helpt om te reflecteren.

 

Spiegelwerk, zo heet de tool die docent Dion Spoler van Gilde Opleidingen samen met 3e jaars studente Socialwork Micha Astles heeft ontwikkeld. Spiegelwerk is een tool die studenten helpt om te reflecteren. En reflecteren is belangrijk want het heeft een positief effect op de ontwikkeling van studenten: het zorgt ervoor dat je jezelf beter leert kennen en daarop kunt bijsturen.
Het zorgt ook voor meer verbinding met medestudenten of collega’s, beter doordachte reacties, minder onzekerheid en gevoel van machteloosheid én een beter vermogen om verschillende manieren van leren direct toe te passen op school en in de beroepspraktijk.

Bij Spiegelwerk doorlopen studenten het programma middels een zelf ontworpen interactief digitaal werkboek waarin lessen, workshops en literatuur gekoppeld zijn. Het programma wordt bij team welzijn op locatie Venray ingezet bij de eerstejaars studenten sociaal werk in de eerste zes weken van het schooljaar. In deze zes weken komt er van alles op deze nieuwe studenten af. Nieuwe en spannende prikkels die aandacht verdienen. Wat Dion en zijn collega’s vaak zien is dat studenten bij aanvang van het schooljaar meteen in het diepe worden gegooid; nieuwe school, nieuwe klasgenoten, andere manier van lessen, andere systemen, andere roosters en met name ook verwachtingen die de docenten van studenten hebben, zoals bijvoorbeeld zelfstandigheid. Het reguleren van al deze externe en interne prikkels en verwachtingen is nogal wat voor studenten die voor het eerst in aanraking komen met het mbo- onderwijs!

Vanuit dat uitgangspunt is ervoor gekozen om de eerste zes weken van het schooljaar te bestempelen als de “mindsetweken”. Het mbo vraagt namelijk om een andere mindset dan dat de studenten gewend zijn vanuit hun vooropleiding. In de mindsetweken staan drie onderwerpen centraal: zelfbeeld, beroepsbeeld en opleidingsbeeld. De studenten maken eerst vrijblijvend kennis met deze drie thema’s, waarna ze met de modules, challenges, projecten en andere vormen van opdrachten aan het werk gaan.
 

Hoe ziet Spiegelwerk concreet uit?

Bij aanvang van het schooljaar gaan de studenten de eerste zes weken 2 x 2 uur per week aan de slag met Spiegelwerk. In de eerste week gaat het vooral om de kennismaking. Lessen staan in het teken van voorkennis activeren en de studenten voorbereiden op wat ze kunnen verwachten. Ze maken kennis met het interactieve digitale werkboek waarmee ze gedurende de periode aan de slag gaan.

Na de eerste week gaan de studenten klassikaal werken in het interactieve digitale werkboek. Dit wordt gedaan aan de hand van een presentatie waarin studenten individueel werken, maar soms ook samenwerken. De student doorloopt het eerste thema en doet dit samen met mede-studenten. Op deze manier kunnen de studenten ook samen overleggen en resultaten delen over de uitkomsten van de werkvormen uit het werkboek.

De tweede les in deze week is in de vorm van een workshop met als hoofdthema stress, dit omdat het docententeam zich ervan bewust is dat de start van een schooljaar met alle bovenstaande uitdagingen soms ook stress kan oproepen bij studenten. In deze workshop krijgen de studenten inzicht over wat stress is, hoe je het kunt signaleren, en hoe je ermee om kunt gaan en erover kunt praten. Deze workshops worden verzorgd door een docent die expert is op deze thema’s. Enerzijds is het bruikbaar voor de student zelf maar ook leerzaam in relatie tot het beroep dat ze gaan uitoefenen, waar ze uiteraard ook cliënten tegen gaan komen die stress ervaren.


Goede manier om het schooljaar te starten!

Door op deze manier de start te maken van het schooljaar krijgen studenten niet alleen de tijd en de ruimte om te landen op school, maar ook leren ze elkaar en zichzelf goed kennen.

Op deze manier:

  • krijgen ze inzicht in hun kwaliteiten en valkuilen

  • leren ze bewust te reflecteren op situaties

  • leren ze over emoties en het reguleren hiervan

  • leren ze hoe om te gaan met stress en hoe dit in te zetten in de beroepspraktijk

  • leren ze elkaars uitdagingen en angsten kennen waardoor ze empathie creëren voor elkaar en zo een hechtere groep worden

  • leren ze naar elkaar te luisteren en elkaar op een goede manier feedback te geven

  • Maar misschien wel het allerbelangrijkste: de studenten leren dat reflecteren en praten over gevoelens en emoties de sleutel is tot ontwikkeling: als persoon en als toekomstig beroepsuitoefenaar.

De studenten in Venray zijn erg enthousiast! Ze vinden het een mooi concept en het is goed te begrijpen. Feedback geven en krijgen van anderen vinden ze prettig, ook de opbouw van het programma vinden ze inspirerend.

___________________________________________________

Tips 

  • Een goede start van het schooljaar heb je het hele jaar profijt van

  • Ben er bewust van dat de overstap naar een nieuwe school heel groot kan zijn

  • Betrek het hele team en maak gebruik van alle kwaliteiten die bij collega’s aanwezig zijn

  • Geef studenten de ruimte om mee te denken in het programma

___________________________________________________

Meer weten?

Micha Astles
Micha Astles, derdejaars student Social work bij Gilde Sociale Studies in Venray ontwikkelde Spiegelwerk als kartrekker samen met Inge van der Giessen, eerstejaars student docent muziek aan het conservatorium en Jordy Althuizen, vierdejaars student Communicatie en multimedia design.

Tijdens haar lessen in het Gilde Leerlab onder leiding van Dion Spoler kreeg Micha de ruimte om een project te starten dat enerzijds past bij haar opleiding maar ook dicht bij haar zelf staat. Spiegelwerk is hiervan het resultaat geworden.

Op 5 januari ontving Micha de ICV (Industriële Club Venray) Junior Award in ontvangst tijdens de Venrayse Ondernemers Prijzen in de Schouwburg in Venray. Voor deze award konden studenten die een unieke prestatie hebben geleverd en een talent voor ondernemen hebben, genomineerd worden. Niet gek dus dat Micha - die met haar concept Spiegelwerk alle studenten op school wil helpen - gewonnen heeft!

Bekijk onderstaande video  waarin Micha in haar eigen woorden Spiegelwerk toelicht.
___________________________________________________

>

Zo organiseer je een succesvol bedrijfsbezoek

Waaraan moet een bedrijfsbezoek voldoen zodat het een succes is voor de leerlingen én het bedrijf?
 

Linda Melis van STO Noord-Midden-Limburg organiseerde daarover een kennisdelingssessie.
Met stip op 1: zorg dat er iets lekkers te eten is! En verder: hou het kort, laat de leerlingen iets doen, maak het interactief en stop er een wedstrijdelement in. Dat wérkt, merkte ze tijdens een pilot. “Na een bedrijfsbezoek begonnen leerlingen zelfs spontaan te applaudisseren.”

Een rondleiding door het bedrijf, de mogelijkheid om wat vragen te stellen, en dan weer terug naar school. Dat is het standaard idee van een bedrijfsbezoek. Maar werkt dat eigenlijk wel, om leerlingen te enthousiasmeren voor het bedrijf en voor de techniek?

Linda Melis is bedrijvencoördinator bij STO Noord-Midden-Limburg, subregio Venlo. Toen ze zich bezig begon te houden met het verbinden van scholen en bedrijven op het thema bedrijfsbezoeken, had ze al snel het idee dat het ook anders kon.

“In gesprekken met bedrijven viel me op dat die het vaak lastig vinden om met name de jongere doelgroep aan te spreken en om de leerlingen te boeien. Veel leerlingen willen geen twee uur naar een presentatie luisteren, ze willen dingen dóen. Ze willen bezig zijn en dingen ervaren. Dus hoe zou je een bedrijfsbezoek zo kunnen inrichten dat je echt hun aandacht vasthoudt?” Het organiseren van een inspirerend bedrijfsbezoek was een mooi onderwerp voor de kennisdelingssessie die ze voor STO organiseerde. “Bij die kennisdelingssessie was een mooie mix van deelnemers aanwezig: 25 mensen uit het onderwijs, 25 vertegenwoordigers van bedrijven en 20 vo-leerlingen tussen twaalf en achttien jaar, uit verschillende richtingen en leerjaren. We hebben de leerlingen centraal op het podium gezet, en hen zelf aan het woord gelaten over vragen als ‘Wat maakt een leuke docent?’ en ‘Wat willen jullie doen of zien tijdens een bedrijfsbezoek?’ De leerlingen gaven echt waardevolle input voor het organiseren van een bedrijfsbezoek dat aansluit bij hun belevingswereld. Met stip op 1: zorg dat er eten en drinken is!”

 

Eten?

Dat is een uitkomst die je niet verwacht! “Wij schoten in eerste instantie ook in de lach, maar eten en drinken is echt doorslaggevend voor het succes van een bedrijfsbezoek. Eigenlijk is het logisch: het zijn pubers, ze eten gewoon veel. Zelf herinner ik me van de middelbare school ook nog goed dat ik met vriendinnen naar de supermarkt ging of iets lekkers te halen, of dat we frikandelbroodjes aten.”

 

Wat waren nog meer belangrijke punten die leerlingen aangaven?

“Het is iets bijzonders, dus maak er een feestje van! Humor is natuurlijk persoonlijk en je hoeft niet populair te doen als het gaat om taalgebruik, maar maak het niet te stijf en formeel, zet iemand voor de groep die bij de leerlingen aan kan sluiten, vooral qua taalgebruik. Een derde advies is: ’Hou het kort’. Medewerkers van bedrijven zijn vaak enthousiaste praters en vertellen graag veel, maar na tien minuten ben je de leerlingen kwijt. Ze hebben gewoon niet zo’n lange concentratie! Urenlang praten is dus echt een no go: hoe korter, hoe beter. En het is fijn als de leerlingen zelf input kunnen geven. Dus samengevat: maak er een feestje van, zorgt dat het kort en interactief is, doe er spelelementen in, liefst met een cadeautje, en hou het simpel. Met die informatie ben ik met een aantal bedrijven een pilot gestart.”

 

Een van de aanpassingen bij een ‘gewoon’ bedrijfsbezoek, is dat een medewerker van het bedrijf tijdens de pilot vooraf al een keer in de klas kwam. Waarom is dat belangrijk?

“Dan hebben de leerlingen de medewerker van het bedrijf alvast een keer gezien en vice versa. Ik had van tevoren niet verwacht hoe belangrijk dat is voor het succes van een bedrijfsbezoek. Leerlingen vinden het best spannend om een bedrijf te bezoeken. Nu staat er dan bij het hek iemand die ze al een beetje kennen. Het zorgt dat de sfeer tijdens het bedrijfsbezoek veel relaxter is.

Als bedrijven hun doelgroep al hebben ontmoet, kunnen ze hierop inspelen en de input gebruiken om het bedrijfsbezoek aan te passen aan wat de leerlingen willen doen of zien. Ze merken in de klas ook snel welk taalgebruik bij de leerlingen wel en niet aanslaat. Als je moeilijke woorden gebruikt, ben je ze bijvoorbeeld ook snel kwijt. Soms merk je in de klas dat er geen match is. Een medewerker van een van de bedrijven uit onze pilot kwam bijvoorbeeld in een klas waar de jongeren totaal niet gemotiveerd waren. Het bedrijf schrok ervan en concludeerde: ‘We doen de leerlingen hier geen plezier mee.’ In zo’n geval kun je een bezoek alsnog afblazen. Hoewel ik me achteraf toch afvraag hoe het gegaan was als het bedrijf tóch een bezoek had georganiseerd. Misschien was het dan wel goed gekomen. Bij een ander bedrijf maakte ik mee dat een leerling tijdens het bezoek in de klas schijnbaar ongeïnteresseerd onderuit hing – tijdens het bedrijfsbezoek was dát juist de leerling die overal vooraan stond en de meeste vragen stelde.”

Is er een verschil tussen een bedrijfsbezoek voor de onderbouw en de bovenbouw?

“In de onderbouw is het bezoek vooral gericht op ontdekken. Laat de leerlingen kennismaken met het bedrijf door dingen te doen en te ervaren, zonder over het proces uit te wijden. Als ze meer willen weten, gaan ze wel vragen stellen.

In de bovenbouw gaat het meer om LOB en kun je ook vakinhoudelijker op onderwerpen ingaan. De activiteiten kunnen ook uitdagender zijn, leerlingen vinden het bijvoorbeeld geweldig om zelf met een medewerker aan een echte machine te mogen sleutelen.”

De pilot is nog bezig, maar heb je al voorbeelden van succesvolle bedrijfsbezoeken? “

Een bezoek aan een champignonfabriek Okéchamp begon interactief, leerlingen mochten eerst vragen stellen. Vervolgens was er een een proeverij in het eigen laboratorium, waarbij leerlingen onder meer champignonpoeder en champignonburgers proefden. Ze mochten kijken in de productiehal, waar duizenden blikjes champignons van de lijn kwamen, dat was echt indrukwekkend.

Een afvalverwerker gaf een korte rondleiding van een kwartier. Vervolgens ging een groepje leerlingen helemaal ‘aan’ op een enorme shovel, dat vonden ze fantastisch om te zien. Er was ook een Kahoot-kwis waarmee leerlingen chocoladeletters konden winnen.

Bij WTD opleidingen mochten leerlingen met een orderpicker mee op een lader, tot hoog in het magazijn. En bij Limex, een producent van industriële wasmachines, gingen leerlingen met medewerkers samen ontwerpen, lassen en een machine monteren, en tussen de middag waren er broodjes frikandel. Na afloop van dit bezoek begonnen de leerlingen zelfs spontaan te applaudisseren. De leerlingen zagen hoeveel moeite het bedrijf had gedaan, en gaven bij de evaluatie aan dat ze dat heel erg waardeerden.”

 

Wat heb je zelf tot nu toe geleerd van de pilot?

“Vooral dat sommige dingen die heel vanzelfsprekend lijken, in de praktijk lang niet altijd worden toegepast. Iedereen zal het er bijvoorbeeld mee eens zijn dat het belangrijk is om aan te sluiten bij de doelgroep. Maar wie neemt de moeite om vooraf in de klas te komen en de leerlingen te vragen wat ze graag willen leren of ontdekken? Terwijl dat echt superwaardevol is! Wat ik vooraf niet zo had ingeschat, is dat zo’n bedrijfsbezoek best een drempel is voor de leerlingen én voor de bedrijven. Zoals ik eerder al zei, het komt echt de sfeer ten goede als je elkaar vooraf al een keer gezien hebt.

En misschien wel het belangrijkste: het ‘praatstuk’ van een bezoek moet écht kort zijn. Kort, korter, kortst. Soms worden rondleidingen gegeven door medewerkers die al vijftig jaar bij het bedrijf werken en vanuit hun eigen enthousiasme diep op de materie ingaan – dan haken leerlingen af. Gebruik ook gemakkelijk taalgebruik. Of leg de belangrijkste begrippen van tevoren uit, zoals ‘engineering’. Dan zijn de leerlingen daarop voorbereid.”

 

Is dit voor de bedrijven en docenten niet veel meer werk dan een gewoon bedrijfsbezoek?

“Het is iets meer werk, maar het brengt ook veel. De meeste bedrijven ontvangen wel vaker scholen voor een rondleiding. Tijdens deze pilot kregen ze meer inzicht in de doelgroep. Ze konden testen wat werkt en wat niet werkt, en welk taalgebruik geschikt is. Bovendien hebben ze nu korte lijntjes met de scholen, omdat ze docenten persoonlijk kennen. Daarnaast doet deze aanpak ook iets met de eigen medewerkers. Bij Limex was er een-op-een-begeleiding. Die medewerkers vonden dat supertof.

Voor docenten leverde het ook veel op. Bij sommige bedrijven maken de leerlingen kennis met technieken die ze in de klas niet leren, bijvoorbeeld tig-lassen. Docenten gaven na afloop ook aan dat ze het fijn vonden hun leerlingen op een andere manier en in een andere omgeving te zien. Ze waren trots en gaven complimenten aan hun leerlingen omdat die zulke geïnteresseerde vragen stelden. En dat kan allemaal doordat er echt is ingegaan op hun behoefte.”

 

Wat wordt de volgende stap?

“De handleiding voor een succesvol bedrijfsbezoek staat inmiddels online en blijf ik af en toe updaten. Er ligt nu echt iets moois en bruikbaars klaar voor scholen en bedrijven die hiermee aan de slag willen. Het mooie van deze aanpak is dat je onderdelen ervan ook op andere plekken kunt toepassen. Laatst had ik een bijeenkomst over de opzet van een serie bezoeken van leerlingen aan een bedrijf, en daar hebben we ook een aantal elementen meegenomen: hou het kort, laat de leerlingen iets doen, maak het interactief en stop er een wedstrijdelement in. Zorg ook hier voor een contactmoment vooraf, zodat de leerlingen het bedrijf en hun begeleider alvast een keer hebben gezien. En het belangrijkste: let op de beleving. Daar gaat het uiteindelijk om. Dan krijg je leerlingen enthousiast.”

_______________________________________________________________________

De route naar een succesvol bedrijfsbezoek

Stap 1 Voorbereiding

De docent en het bedrijf gaan om de tafel om de verwachtingen af te stemmen. Daarbij komen ook praktische zaken aan bod: waar kunnen leerlingen hun fietsen neerzetten, moeten ze zich aanmelden, hoe zit het met de veiligheid?

Stap 2 Het bedrijf komt in de klas

Dit is de eerste kennismaking – enorm belangrijk om het bezoek ontspannen te laten verlopen. De medewerker van het bedrijf kan peilen wat de klas graag wil weten over het product of het bedrijf en alvast uitleggen hoe het er op de werkvloer aan toegaat (geef je bijvoorbeeld een hand als je binnenkomt?). Ook niet onbelangrijk: hoe zou je het bezoek extra smakelijk kunnen maken?

Stap 3 De leerlingen bezoeken het bedrijf

Maak er een feestje van, hou de inleiding kort. Het is tijdens het bezoek vooral belangrijk dat er interactie is. Geef je toch een presentatie, doe het dan bijvoorbeeld in de vorm van een quiz. Linda Melis: “Een competitief element doet het altijd goed, zéker als leerlingen iets te eten kunnen winnen.”

Stap 4 Evaluatie

De evaluatie kan direct na afloop van het bezoek plaatsvinden of op een later moment in de klas. Wat vonden de leerlingen ervan, wat waren de tips en tops? Ook is er een follow up tussen de docent en het bedrijf: heeft het genoeg opgebracht, komt er een vervolg?

Download hier gratis alle informatie over ‘De route naar een succesvol bedrijfsbezoek’ 

_______________________________________________________________________

Tekst Anne Wesseling
Fotografie Hetty van Oijen
>

Verder studeren of werken?

In het laatste jaar van hun opleiding staan mbo-studenten voor een belangrijke keuze: verder naar het hbo of aan het werk. 

 

Wat maakt dit praktijkvoorbeeld bijzonder?

Bij Gilde Opleidingen willen ze studenten zo goed mogelijk voorbereiden op die vervolgstap na het mbo en daarom bieden ze twee trajecten aan: een Keuzedeel bij Fontys Hogescholen of, voor studenten die willen doorstromen naar de arbeidsmarkt, een traject binnen de eigen school ‘Oriëntatie op werk’.

Bij Fontys Hogescholen kunnen studenten van Gilde die na het behalen van hun diploma willen doorstromen naar het hbo, een serie van 5 bijeenkomsten volgen. Tijdens deze bijeenkomsten, waarbij studenten worden uitgenodigd op één van de locaties van Fontys, worden studenten voorbereid op de doorstroom naar het hbo en gaan ze in projectgroepen (afhankelijk van de gekozen opleiding) aan de slag met een casus of product van de opleidingskeuze van de student.
De uitwerkingen van de opdrachten van deze bijeenkomsten kunnen studenten vervolgens gebruiken als input voor het samenstellen van het portfolio van het Keuzedeel Voorbereiding hbo, dat voorwaardelijk is voor afronding van het keuzedeel.

Voor de studenten die niet naar Fontys gaan en ervan overtuigd zijn dat ze na het behalen van hun diploma willen doorstromen naar werk, wordt er op de locatie Drakesteijn het LOB programma “Oriëntatie op werk” aangeboden. Het doel van dit specifieke doorstroomprogramma is om studenten die bijna afstuderen te ondersteunen bij het maken van hun volgende loopbaanstap met een inspirerend programma.
Dit programma bestaat uit verschillende workshops waaruit de studenten kunnen kiezen. Alle workshops die aangeboden worden zijn ondersteunend bij het maken van de volgende loopbaanstap. Denk hierbij bijvoorbeeld aan een workshop solliciteren, personal branding, de rechten en plichten van een werknemer, de invloed van Linkedin en social media, een tussenjaar in het buitenland, persoonlijk profileren op de arbeidsmarkt enz.
Ook komt er een au-pair als gastspreker om haar ervaringen te delen. Een breed uitgemeten en waardevol programma en voor alle studenten wat wils. Als extra ‘cadeautje’ voor de studenten is er een fotograaf aanwezig om studenten te fotograferen en te voorzien van een professionele foto welke gebruikt kan worden voor bijvoorbeeld LinkedIn.
Op de laatste dag van het oriëntatieprogramma organiseert de organisatie ‘Meet the Youngsters' bedrijfsbezoeken bij verschillende bedrijven in de omgeving. ‘Meet the Youngsters’ is een online carrière platform voor young professionals, studenten en alumni in Zuidoost Nederland. Door het organiseren van de bedrijfsbezoeken, rekening houdend met de wensen van de studenten, brengen zij studenten alvast in contact met innovatieve en inspirerende werkgevers. Bedrijven in de regio werken hier graag aan mee, zij zien dit als een uitgelezen kans om hun bedrijf in de spotlight te zetten voor hun toekomstige potentiële werknemers.
Voor Loopbegeleiding wordt van de studenten in het 3e leerjaar verwacht dat zij gedurende het schooljaar een portfolio vullen. Op deze manier tonen zijn aan dat ze actief bezig zijn met hun volgende loopbaanstap. Zowel de keuze doorstromen naar het hbo als het oriëntatieprogramma zijn onderdeel van het portfolio.

Tips

Sluit met de keuze van de workshops zoveel mogelijk aan bij de wensen van de student

  • Maak gebruik van externe workshopleiders of gastsprekers

  • Maak gebruik partners in de omgeving (gemeente/ FNV)

  • Maak gebruik van je netwerk en het netwerk van je studenten

  • Een goed alumnibeleid versterkt het netwerk van een onderwijsteam

>

LOB 2.0: Meet Your Future in Tilburg

Tijdens deze pilot kunnen leerlingen, in samenwerking met zowel het po- als het vo, kennis maken met de beroepen van de toekomst.

Daarbij gebruik makend van de praktijkvoorzieningen in de regio.

 

Monique Couwenbergh, docent en decaan branchevakken bij de Rooi Pannen, kreeg samen met Henk van den Hoek en Rolinde Duisters van het het ROC Tilburg, een mooie opdracht van de gemeente Tilburg: projectleider worden van een pilot met een praktijkgerichte invulling van LOB. Doel van deze pilot was om in samenwerking met zowel het primair- als het voortgezet onderwijs, leerlingen kennis te laten maken met de beroepen van de toekomst, daarbij gebruik makend van de praktijkvoorzieningen in de regio. Monique, Henk en Rolinde hebben verschillende achtergronden en ervaring, wat het samenwerken binnen deze pilot extra interessant maakte. Monique: “Door onze verschillende invalshoeken konden wij complementair werken, iets dat ik als heel prettig en waardevol heb ervaren”.

Bij het ontwikkelen van de pilot kwamen vele onderzoeksvragen voorbij, waarbij steeds werd gezocht naar een zo concreet mogelijke invulling van het thema ‘beroepen van de toekomst’. Uitgangspunt bij het ontwikkelen van de pilot was om klein te beginnen en daarna te gaan uitbreiden. Er moesten dus keuzes worden gemaakt. Zo werd ervoor gekozen om het primair onderwijs (nog) niet te betrekken, maar in te zetten op het vmbo. Ook moesten de plannen voor wat betreft de uitvoering van de pilot een aantal keer worden bijgesteld door de coronapandemie.

Uiteindelijk kwam er een samenwerking tot stand met twee vo-scholen in de regio waar nog weinig LOB-activiteiten waren ontwikkeld. Van deze scholen hebben 150 vmbo-leerlingen uit het derde leerjaar meegedaan aan de pilot. Voor wat betreft de samenwerking met het bedrijfsleven in de regio kon de projectgroep gebruik maken van de contacten met de Junior Kamer Midden Brabant (link), een vereniging van ambitieuze mensen uit verschillende beroepsgroepen, en Midpoint Brabant. Op 2 juni 2022 kon de pilot worden uitgevoerd. Leerlingen konden kiezen uit verschillende sectoren zoals bedrijven in de techniek, leisure en logistiek. Het werd een succesvolle dag waarbij de leerlingen op bezoek gingen bij twee bedrijven. Leerlingen, hun ouders, docenten en mentoren waren positief over de opbrengst van de dag en hebben ervan geleerd.

De samenwerking tussen de verschillende mbo-instellingen is door Monique, Henk en Rolinde ervaren als positief en inspirerend. Eens een kijkje nemen in de keuken van een andere mbo-school en hun onderwijs- en besluitvormingsprocessen, kan heel verrijkend zijn. Monique, Henk en Rolinde mogen nog een jaar langer bezig zijn met een vervolg op deze projectopdracht. Monique: “We hebben met veel plezier gewerkt aan deze pilot en gaan met alles wat we hebben geleerd werken aan een vervolg. Hierbij zouden we graag alle vmbo-scholen uit Tilburg betrekken en nóg meer bedrijven uit onze regio”. Het doel voor komend schooljaar is daarom om met behulp van externe partijen meer bedrijven en meer vmbo-scholen uit de regio te bereiken, waarbij alle partijen minder afhankelijk zijn van een jaarrooster. Ook is het de bedoeling dat de betrokken vo-scholen dan zelf bekijken welke doelgroep qua leerlingen het meest geschikt is. De input van externe partijen zal door het projectteam worden gevoed en het reflecteren op betekenisvolle ervaringen door leerlingen zal zeker onderdeel worden van de totale cyclus.

>

Gilde: super trots op de route praktijkleren met praktijkverklaring in het mbo

Omdat mensen zonder startkwalificatie een relatief kwetsbare positie op de arbeidsmarkt hebben, ontwikkelde SBB in samenwerking met een aantal partners en in opdracht van de ministeries van OCW en SZW een pilot praktijkleren mét praktijkverklaring in het mbo.

Het is een scholingstraject op maat dat past zowel bij de deelnemer als bij het bedrijf. Deze nieuwe leerroute is bedoeld voor mensen voor wie het behalen van een mbo-diploma (inclusief entree) of mbo-certificaat (nog) niet haalbaar is. Met een praktijkverklaring kun je laten zien wat je kunt en wat je hebt geleerd in de praktijk. Hierdoor neemt het zelfvertrouwen toe en wordt de kans op het vinden van duurzaam werk vergroot.

De leerroute is op maat en bestaat uit van tevoren afgesproken werkprocessen van een mbo-opleiding (kwalificatiedossier) die studenten moeten doorlopen.

>

Pitstop MBO: een tussenjaar voor je persoonlijke ontwikkeling

Als je een duidelijk plan hebt voor je leven, is de studiekeuze een inkopper. Dat is de gedachte achter Pitstop MBO, een eenjarig programma speciaal voor leerlingen die hun vmbo-diploma hebben, maar nog geen keuze kunnen maken voor een vervolgopleiding. Het belangrijkste vak: IK-ologie.

De oefening uit het programma Pitstop MBO waar leerlingen het meeste van leren?
Lastig kiezen, maar Daniëlle Meijer en René Hendrikx kiezen voor ‘levend Mastermind’, een spel waarbij de studenten in groepen tegen elkaar strijden en onder tijdsdruk lastige opdrachten moeten maken terwijl er knetterharde heavymetalmuziek opstaat. Doel: aan den lijve ervaren wat stress met je doet. ‘Dan zie je hoe verschillend studenten op stress reageren’, legt René Hendrikx uit. ‘Sommigen worden bloedfanatiek, compleet met schreeuwen tegen de andere groep, anderen staan perplex te kijken – ‘Wat gebéurt hier?’ – en nog weer anderen trekken zich terug en verlaten hun groepje.’ ’Een betere illustratie kun je je niet indenken van hoe mensen onder druk terugvallen op het ‘reptielenbrein’, de oerinstincten vluchten, vechten of bevriezen’, vult Daniëlle Meijer aan. ’Vervolgens leggen wij ze uit: als jij dus straks met iemand samenwerkt en diegene staat onder druk, snáp je dat mensen op een van die drie manieren gaan reageren. Omdat ze het echt hebben ervaren, vergeten ze het nooit meer.’

Daniëlle Meijer en René Hendrikx zijn docenten van Pitstop MBO, een programma van een jaar dat de afgelopen twee jaar als pilot draaide bij Gilde Opleidingen in Roermond. Pitstop MBO werd speciaal ontwikkeld voor leerlingen die hun vmbo-diploma hebben, maar niet weten welke vervolgopleiding ze willen kiezen. Tijdens hun Pitstop-tussenjaar volgen ze vijf dagen per week in de ochtend generieke vakken (Nederlands, Engels, sport, keuzedelen) en werken ze in de middag aan hun persoonlijke ontwikkeling, afgewisseld met workshops en bezoeken aan bedrijven. Belangrijke vakken in het middagprogramma zijn ‘IK-ologie’, ‘WIJ – de psychologie van het gunnen’ en ‘Verbaal meesterschap’. Deze vakken zijn gebaseerd op het gedachtengoed van Remco Claassen, management-trainer op het gebied van persoonlijk leiderschap en communicatie.

 

Wat was de aanleiding om Pitstop MBO te ontwikkelen?

René: ‘Daniëlle en ik waren allebei docent binnen de sector Economie van Gilde Opleidingen, en we zagen vaak dat studenten na een paar maanden al aangaven: “Deze opleiding gaat hem niet worden, want het is niet wat ik dacht”. Als ik vroeg wat ze dan wél wilden, zeiden negen van de tien studenten “Dat weet ik eigenlijk niet”. “Waar ben je goed in?” “Dat weet ik óók niet.” We vonden dat we er iets mee moesten doen.’

Daniëlle: ‘We hadden contact met Remco Claassen, die het idee van een ‘Pitstop’ rond persoonlijk leiderschap ontwikkelde. Hij kreeg tijdens trainingen vaak van managers de vraag waarom de stof die hij behandelt nog nooit in het onderwijs behandeld was. Wij hebben toen de materie van Remco Claassen vertaald naar een eenjarige opleiding voor het mbo.’ René: ‘Mick Wauthers was op dat moment directeur van de sector economie bij Gilde Opleidingen. Hij bood ons de mogelijkheid om tijdens een tweejarige pilot te onderzoeken hoe het programma zich in de praktijk zou bewijzen. In 2019 volgden vijftien studenten de eerste Pitstop MBO, dit studiejaar zijn er twee klassen van negentien studenten. Overigens geeft Remco zelf geen les op Pitstop, maar hij is natuurlijk wel eigenaar en geestelijk vader van het programma.’

 

Het belangrijkste vak is ‘IK-ologie’. Wat houdt dat precies in?

Daniëlle: ‘IK-ologie is een vak dat echt over ‘ik’ gaat, over de student zelf. Het gaat niet alleen over motieven en kwaliteiten, maar ook over inzicht: wat is mijn gebruiksaanwijzing en waarom functioneer ik zoals ik functioneer? Remco Claassen heeft in zijn Pitstop-programma de belangrijkste inzichten op het gebied van persoonlijk leiderschap samengebracht en gecombineerd in dit vak.’ René: 'IK-ologie bestaat uit drie delen. Eerst het ‘Ik’-verhaal: wie ben ik wat wil ik, wat zijn mijn passies en talenten, hoe zit ik zelf in elkaar? Dan het ‘Wij’-stuk: als je weet wat je stip op de horizon is, hoe kun je dan andere mensen in zetten om je doelen te bereiken? Het derde onderdeel is ‘Verbaal meesterschap’, waarbij de studenten onder meer leren om te spreken met impact, dus op zo’n manier dat mensen écht naar ze luisteren. Dat is lastig, maar we merken dat ze daar op sociaal gebied enorm veel aan hebben.’ Daniëlle: ‘Tijdens een dagdeel IK-ologie ligt de nadruk op doen, we werken zo min mogelijk met vragenlijstjes en geschreven opdrachten. De studenten gaan echt met elkaar aan de slag, ze krijgen inzichten doordat ze samen dingen ervaren.’

IK-ologie gaat dus verder dan LOB?

Daniëlle: ‘Het heeft wel veel raakvlakken, maar het is niet helemaal hetzelfde. Alle dingen die je bij LOB doet, zitten er bij ons wel in. ‘IK-ologie’ gaat over motieven- en kwaliteitenreflectie. ‘WIJ’ gaat erg over netwerken en over hoe je anderen in kunt zetten om je ambities waar te maken. De loopbaan- en werkexploratie zit in de stages en de bezoeken aan opleidingen en bedrijven. Maar bij IK-ologie krijgen de studenten daarnaast ook alle managementtools om de regie te pakken over hun eigen leven. We behandelen bijvoorbeeld ook de inzichten van Robert Cialdini, de ‘zeven gewoonten’ van Stephen Covey en het ‘begin met waarom’ van Simon Sinek. Dat is ook wat dit programma zo bijzonder maakt. Normaalgesproken moet je eerst een burn-out krijgen, of een zescijferig salaris verdienen om echt iets te leren over persoonlijk leiderschap. Wij leren de studenten dat nú al en daar hebben ze de rest van hun leven profijt van.’

 

In het eerste jaar hadden jullie 15 studenten en in tweede jaar meteen 38. Dat ging snel!

Daniëlle: ‘Het probleem van studenten die moeite hebben met hun studiekeuze is redelijk huge.’ René: ‘Dit was zonder reclame te maken. De angst van Gilde Opleidingen was: als je het meteen helemaal open gaat gooien, heb je straks acht klassen gevuld. Dan krijg je ook studenten die denken: “Ik ga daar een jaar zitten en lekker niks doen”.’ Daniëlle: ‘Zo werkt het niet, dat maken we van tevoren ook wel duidelijk. We voeren met alle studenten intake-gesprekken, met de ouders erbij. Daarin geven we aan dat er hier flinke eisen gesteld worden. Als studenten op zoek zijn naar een chilljaar, moeten ze niet bij ons komen. Het is hier iedere dag een feestje, maar wel een ‘hard werken’-feestje.’ René: ‘Het draait om persoonlijke groei, dus ze lopen ook tegen dingen aan die niet altijd prettig zijn en die ze wel moeten veranderen. Ze worden continu aangesproken op gedrag dat in onze ogen anders zou moeten. Altijd een weerwoord hebben, bijvoorbeeld. Er zijn studenten die altijd “Ja maar” zeggen, tegen ons of collega-studenten. We behandelen dan de theorie daarover en we spreken ze erop aan.’

Bij Pitstop moeten studenten dus best hard werken. Hoe zit het met de motivatie?

René: ‘Het belangrijkste is dat ze een plan maken voor hun leven. Als studenten dan ook nog een studierichting hebben gevonden die echt bij ze past, gaan ze echt ‘aan’. Een voorbeeld: Pitstop is bedoeld voor leerlingen van vmbo-kader en tl, maar we hadden vorig jaar twee jongens van basis die dit programma zó graag wilden volgen, dat we ze toch hebben toegelaten – het was niet voor niets een pilot. Een van die jongens besloot tijdens Pitstop dat hij de sportkant op wilde, een niveau 4-opleiding. Dat ging eigenlijk niet, maar hij mocht toch bij de opleiding op gesprek komen en dat ging zó goed dat hij werd toegelaten, op de capaciteitstest scoorde hij bovengemiddeld. Hij is tijdens Pitstop hard gaan werken aan rekenen en Nederlands. Hij heeft zijn richting bepaald, hij heeft z’n focus. Hij weet dat hij rekenen moet halen om die opleiding te volgen, dus hij werkt er keihard voor.’

 

Pitstop MBO is een tussenjaar, maar leerlingen volgen wel generieke vakken. Hoe is daarna de aansluiting bij vervolgopleidingen?

René: ‘Als studenten hard werken, mogen ze bij ons gewoon verder met de stof van de generieke vakken. Dat motiveert zo dat ze soms echt snel door de stof gaan. Ik denk dat over vier jaar de Pit-stop-studenten in veel gevallen kunnen instromen in het tweede jaar van een opleiding. Soms gebeurt dat nu al: een studente van vorig jaar had tijdens Pitstop rekenen en Nederlands al op het hoogste niveau afgerond, dus zij gaat nu de opleiding voor onderwijsassistente in 2,5 jaar doen, in plaats van in 3,5 jaar. Maar nog niet alle opleidingen zijn al zover. In dat geval starten studenten na Pitstop gewoon in het eerste jaar van de opleiding, en krijgen dan bijvoorbeeld in plaats van rekenen extra opdrachten. Tegen ouders en studenten zeggen we: “Hou er rekening mee dat je na Pitstop gewoon instroomt in het eerste jaar van je opleiding. Alles wat je inhaalt, is meegenomen”.

 

Hoe reageren ouders daarop? Het kost toch een extra jaar.

René: ‘We hebben nog geen ouder gehad die daar moeite mee had. Integendeel. Elke ouder zegt: “Geweldig! Laat ‘m maar lekker groeien, zich ontwikkelen en z’n richting bepalen, dan fluit-ie dadelijk door alles heen en heeft er z’n hele leven plezier van.” Ze zien tijdens Pitstop ook dat hun kind er sterker uit komt.

Dat zien wij hier ook voor onze ogen gebeuren. We hadden in het eerste jaar een student die op de middelbare school altijd spijbelde en problemen had, maar die door Pitstop echt z’n richting en z’n vervolgopleiding heeft gevonden. Hij vindt school nu leuk. Hij heeft nooit meer ruzie met zijn ouders, hij heeft een bijbaantje, een nieuwe vriendin… Hij is echt ‘aangegaan’. Nog een voorbeeld: we hadden een jongen in de Pitstop-groep die best moeite had met sociale vaardigheden, en zijn moeder vroeg me na een tijdje: “Wat heb je met mijn zoon gedaan? Hij begint te práten, over de opleiding en over wat-ie wil!” Dat soort verhalen, daar krijg je kippenvel van.’

 

Na dit jaar gaat Pitstop MBO een vaste richting worden op Gilde Opleidingen. Hoe gaat het verder en wat is jullie ambitie?

Daniëlle: ‘Uiteindelijk willen we met dit programma Nederland veroveren. Er zijn al veel scholen die belangstelling hebben. Als Remco Claassen ergens op een podium zijn verhaal heeft gedaan, stroomt meteen onze LinkedIn vol. Het gaat echt snel!’ René: ‘We willen om te beginnen in iedere provincie een of twee mbo’s vinden waar we Pitstop MBO kunnen opzetten, zodat studenten door heel Nederland dit tussenjaar kunnen doen. Er worden al gesprekken gevoerd om mensen op te gaan leiden in het gedachtengoed van Remco Claassen en IK-ologie. De docenten die Pitstop MBO mogen gaan geven, krijgen vervolgens een gedegen opleiding, deels van Remco en deels van ons, om de kwaliteit te waarborgen.’ Daniëlle: ‘Er is al een format voor hoe we het willen gaan inrichten. Als een school zegt: “We willen graag én we hebben docenten om op te leiden”, dan kan er vrij snel gestart worden.’ René: ‘Daarnaast is er belangstelling om een deel van het programma als keuzedeel op te nemen in het curriculum van het mbo, zodat ook studenten van andere opleidingen het kunnen volgen. Met een tal hbo- en vo-scholen scholen voeren we gesprekken om te kijken hoe we Pitstop zouden kunnen inpassen in die onderwijsvormen. Het vak IK-ologie betekent zoveel voor je persoonlijke ontwikkeling en voor hoe je levensdoelen gaat bereiken. We gunnen het iedere student in Nederland!’


Vijf LOB-tips uit de praktijk van pitstop mbo van René Henrikx en Daniëlle Meijer

1.     Hang posters op

’We hebben twee vaste lokalen en in beide hangen posters en flip-overvellen met uitleg bij theorieën die we hebben behandeld. Dat doen we in steekwoorden, of in de vorm van een tekening. Zo kunnen we er direct naar verwijzen als die situatie zich voordoet die aansluit bij de theorie. We hebben hier bijvoorbeeld een tekening van een bruine broek hangen waar een verhaal bij hoort over dat je risico moet nemen. Op die manier vergeten ze de theorie nooit meer.’’

2.     ‘Eigenaarschap’ is meer dan een multomap met opdrachten
‘’Een opdrachtenklapper is geen ‘regie over het leerproces’. Eigenaarschap houdt in dat je jezelf verantwoordelijk voelt om de regie te pakken op je eigen leerproces. Als leerlingen bijvoorbeeld bij docenten tegen dingen aanlopen, moeten ze van ons eerst zelf formuleren wat ze anders willen en dat bij de docent aankaarten, pas als ze er met de docent zelf niet uitkomen, komen ze terug bij ons. Op die manier laat je ze zien dat ze zélf kunnen sturen en zijn ze echt met hun eigen leerproces bezig.’’

3.     Investeer in een gevoel van veiligheid in de groep
‘‘Wij besteden in de eerste helft van het schooljaar veel tijd en energie aan het creëren van veiligheid in de groep. We stellen studenten de vraag: “Wat heb jij nodig om veilig te kunnen groeien?” Vervolgens bedenken ze samen de tien geboden voor de klas. Die veiligheid moet er zijn zodat studenten ook de dingen durven te doen die spannend zijn. Bij ons doen alle studenten met álles mee, dat spreken we ook af tijdens de intake.’

4.     Investeer in de relatie
‘Wij werken ook met de zelfdeterminatie theorie van Deci & Ryan: je kunt de intrinsieke motivatie van studenten verhogen door in te spelen op gevoelens van competentie, autonomie en relatie. De laatste is voor ons een hele belangrijke! Je bouwt als Pitstop-docent echt een relatie op met de studen-ten. Daardoor accepteren ze meer, durven ze meer en doen ze ook meer.’ ’

4.     LOB hoort bij elk vak

‘In de praktijk is het voor docenten in het vo vaak lastig om voldoende tijd voor LOB te vinden. In het vierde jaar ben je vooral met de examens bezig. Er zijn al zoveel dingen die docenten moeten doen en LOB is dan nog een vak erbij en wordt dan in een uurtje even gedaan. Een oplossing is om LOB een onderdeel te laten zijn van alle vakken: solliciteren moet bij Nederlands, netwerken bij de stage, en een stukje werkexploratie bij de praktijkvakken. Of maak een taakverdeling samen met het mbo. Focus in het vmbo dan op de kwaliteiten- en motievenreflectie, zodat leerlingen een gedegen keuze voor een vervolgopleiding te maken, en ga op het mbo vooral aan de slag met netwerken, werkex-ploratie en loopbaansturing.

 
 

‘Ik geef al ruim 25 jaar training aan hoofdzakelijk hoogopgeleide professionals in het bedrijfsleven en ze vragen mij steevast “Waarom heb ik deze stof niet twintig jaar geleden gehad?!” Vandaar mijn passie om het beste wat de managementgoeroes te bieden hebben ook toegankelijk te maken bin-nen het onderwijs. Dat begon tien jaar geleden met een droom en is nu werkelijkheid geworden met de Pitstop MBO!’

Remco Claassen

M-Jaar Pitstop is niet het enige tussenjaarprogramma voor leerlingen die hun vmbo-diploma hebben be-haald. Aan ROC TOP in Amsterdam kunnen studenten zich inschrijven voor M-jaar en sinds kort ook voor het H-jaar. Lees het praktijkvoorbeeld over het H-jaar!’

Tekst Anne Wesseling
Fotografie Hetty van Oijen

>