Praktijkvoorbeelden LOB

Expertisepunt LOB
< overzicht

LOB op het Grafisch Lyceum Rotterdam

Wees creatief en kies een vorm die past bij je school en je studenten

Creatief, innovatief en eigenwijs. Dat is hoe het Grafisch Lyceum Rotterdam zichzelf omschrijft. En ja, dat heeft ook invloed op de aanpak van LOB. Sectordirecteur Ron van As en bestuurder Rianne van der Meij vertellen waarom ze kozen voor de term ‘profiel’ in plaats van ‘LOB’, en waarom opleidingen en docenten ruimte moeten krijgen om het traject op eigen wijze in te vullen. “Voor studenten Audiovisueel is een filmpje veel logischer dan een schriftelijk verslag.”

Waar gebeurd: in het trappenhuis van het Grafisch Lyceum Rotterdam stond een studente te huilen, want ze moest een stageadres bellen en had geen idee wat ze moest zeggen. Een klasgenoot sprak haar moed in: ‘Je moet gewoon zeggen waar je goed in bent!’ “Het is mooi hoe ze elkaar dan coachen”, zegt Rianne van der Meij, bestuurder van het Grafisch Lyceum Rotterdam (GLR). ‘Maar het is jammer dat ze niet al twee jaar eerder in de les hiermee bezig zijn geweest. Daar kunnen we in het onderwijs écht meer in doen.”

LOB was daarbij belangrijk, dat besef was er wel, een paar jaar geleden op het GLR (500 vmbo- en 3600 mbo-studenten). Maar hoe het vorm te geven in de praktijk? Met die vraag gingen Rianne van der Meij en sectordirecteur/projectleider Ron van As aan de slag.

Eerst door ‘in het land’ te informeren bij andere scholen en docentennetwerken naar voorbeelden, en toen dat niet veel opleverde (“Iedereen was ermee aan het stoeien”) door binnen de eigen school onderzoek te doen. Ron van As: “Er waren al veel LOB-activiteiten, maar er was geen samenhang. Diverse opleidingen hadden al LOB-methoden. Die hebben we naast elkaar gelegd en de gemeenschappelijke factor gezocht: waar vinden we elkaar? Wat is de rode draad?” Rianne van der Meij: “Vorig jaar waren er zoveel ideeën dat we zeiden: nú willen we het totale verhaal voor deze school formuleren in een visie en duidelijke kaders.” Die documenten liggen er nu. De visie berust op twee pijlers. Om te beginnen moeten álle studenten met LOB in aanraking komen – dus niet alleen de studenten met wie het tijdens de studie heel goed of juist minder gaat. In de tweede plaats moet het beleid niet dwingend worden. “We hebben veel opleidingen, op verschillende niveaus. Er moet binnen die opleidingen ruimte zijn om een eigen contextrijke invulling aan LOB te geven.”

Elke mbo-student gaat tijdens zijn of haar opleiding in elk geval twaalf ‘profielgesprekken’ voeren. Wat meteen opvalt: jullie kiezen voor het woord ‘profiel’ in plaats van ‘LOB’.

Ron: “Op het portal ‘Mijn GLR’ heet het ook ‘Mijn profiel’. Het zijn ‘profielgesprekken’ en we hebben het over een ‘profielcoach’. We kozen hiervoor omdat we het uit de categorie ‘vaag’ wilden halen, waar LOB voor veel docenten toch een beetje in zit. Voor studenten is het ook duidelijker. Het woord ‘profiel’ raakt meer aan zaken als je CV en je profiel op LinkedIn. We maken nu een onderscheid tussen de ‘warme’ en de ‘koude’ kant. De warme kant zit in het mentoraat; de mentor is sociaal-emotioneel betrokken. De profielcoach zit aan de koude kant en heeft een meer zakelijke rol.

Die verschillende rollen willen we eerst duidelijk hebben. Die zachte kant, het zorgen, dat doen we al heel goed. Als er problemen zijn, zíjn we er voor onze studenten. Maar LOB gaat over bewustwording, dat is iets anders. Bij de eerste evaluatie van de profielgesprekken zei een docent: ‘Ik begon al meteen met de verkeerde vraag. ‘Hoe voel je je?’ Maar dat is een vraag voor de mentor, niet voor de profielcoach’.”

Hoe gaat het traject de komende tijd vorm krijgen?

Ron: “We hebben om te beginnen een vakgroep ingesteld met uit elk docententeam een vertegenwoordiging. Dat zijn de ambassadeurs, die echt het belang hiervan inzien en meegaan in het idee dat onderwijs meer is dan alleen opleiden, dat het ook gaat om persoonsvorming. Die early adopters gaan we omarmen. De visie en de kaders helpen al enorm, de vakgroepen hebben nu houvast als het gaat om de koers. De profielcoaches krijgen handvatten voor een goed profielgesprek. Dat zijn we nu aan het optuigen. Maar in de formatie moet er ook rekening mee gehouden worden, en er moeten uren voor beschikbaar zijn. Dat worden onze aandachtspunten voor de komende tijd. Het uiteindelijke doel is om LOB te integreren in het beroepsonderwijs. Maar dan moeten alle docenten daarin mee willen, en de doelstelling met het belang van LOB moet voor iedereen duidelijk zijn, zo ver zijn we nu nog niet. Daarom hebben we het voorlopig naast de beroepsvakken gezet, als aparte leerlijn in een eigen traject.”

Jullie laten ruimte voor individuele invulling bij de studies. Heb je een voorbeeld van hoe dat eruit kan zien?

Ron: “Denk aan opdrachten die qua vorm passen bij onze studenten. Onze studenten zijn geen schrijvers, een filmpje maken ligt meer voor de hand dan een geschreven verslag. Bij Audiovisuele Media maken studenten bijvoorbeeld een visuele learning map. Een vraag daarbij is: ‘Wat heeft gezorgd dat je enthousiast werd voor deze opleiding? Was er bijvoorbeeld een filmpje of een beeld dat voor jou de doorslag gaf? Sluit dat inderdaad aan bij deze opleiding?’ Dan maak je iets concreet van wat de studenten echt zoeken in de opleiding. ‘Wat wil je later worden?’ is wat dat betreft een veel te brede vraag.”

Denk je dat studenten door de profielgesprekken minder gaan switchen tussen opleidingen?

Rianne: “Het zal ertoe bijdragen dat ze zich sneller bewust worden van wat de opleiding van ze vraagt en of een beroep echt bij ze past. Het kan ook eerder evident maken dat ze bij een opleiding niet goed zitten. Ik ben niet benauwd dat er veel studenten verdwijnen. Ik denk wel dat we bewustere studenten krijgen, en dat ze er bijvoorbeeld niet pas tijdens hun stage achterkomen dat dit niet hun studie is.”

Ron: “Veertig procent van de studenten gaat overigens na de studie al iets anders doen.” Rianne: “Als je dat bewust doet, is daar niets mis mee. Je hebt nog steeds een mbo-diploma, je hebt veel geleerd over jezelf. Je bent een wijzer mens, op je twintigste.” Ron: “De profielgesprekken helpen ook bij die persoonsvorming. Het gaat ook over hoe je omgaat met boosheid en stress, en over vragen als ‘Hoe ben ik als medewerker? Hoe word ik een prettig mens om mee te werken – ook voor mezelf?’ Het is bijna ‘leren leven’.”

Je zei net al: onderwijs gaat over méér dan alleen opleiden, het gaat ook over persoonsvorming. In hoeverre is dat een taak van het onderwijs?

Rianne: “Het onderwijs draait volgens mij om drie dingen: het leren van een beroep, opgroeien als mens én het vinden van je plek in de samenleving. Het gaat erom dat we mooie volwassenen afleveren en ik zie mezelf daarbij ook als opvoeder. LOB is ook verbonden met burgerschap. Hoe sta je in de wereld, welke plek in de maatschappij past bij jou? Wil je bijvoorbeeld liever in vaste dienst, of ben je echt op je plek als ZZP’er? Dat zijn hele relevante vragen, zeker binnen de grafische sector.”

Ron: “Wat mij triggerde waren gesprekken met bedrijven over wat ze daar belangrijk vinden. Dat is altijd persoonsgebonden, het zit minder direct in kennis en vaardigheden. Bedrijven zoeken in de eerste plaats mensen met een open houding, die nieuwsgierig, enthousiast en betrokken zijn en zich willen ontwikkelen. Ze willen iemand die de mores en sores van het bedrijf aanvoelt. Ze beginnen nooit over computerprogramma’s waar studenten mee kunnen werken – maar in het onderwijs hebben we ons tot nu toe juist dáárop gericht. Op de machines, de techniek en de software. De rest moeten studenten dan maar zelf ontdekken.” Rianne: ‘Na een pilot zeiden studenten: ‘LOB, ik snapte eerst niet waar het om ging, maar het was zó waardevol, zulke gesprekken heb ik thuis niet eens!’”

Dan voldoet LOB wel aan een behoefte.

Rianne: “We gaan er te gemakkelijk van uit dat er thuis ondersteuning is, maar voor veel studenten is die er niet. Daar komt bij: het idee is altijd ‘Als je maar hard genoeg werkt, kun je álles bereiken’. Maar studenten staan van alle kanten onder druk, van ouders, vrienden, van zichzelf. Als iedereen iets anders vindt, zit je klem. Daarom is het zo belangrijk om te ontdekken wat echt bij jóu past.”

Ron: “Er wordt veel van jongeren gevraagd, zeker van de 16- tot 19-jarigen. Ze moeten zoveel keuzes maken. We gaan er gemakkelijk van uit dat ze hun weg wel vinden. We merken dat ze bijvoorbeeld moeite hebben om hun tijd in te delen, en om keuzes te maken over geld. Veel studenten zitten krap, ook dat geeft stress. We zien het in de toename van zorgvragen. Maar bij LOB gaat het ook gewoon om vaardigheden. Studenten zijn zo gewend om via beeldschermen te werken, dat het soms al een enorme barricade is als ze moeten opbellen naar een stageplek, en vertellen waar ze goed in zijn. Terwijl: ontdekken waar je goed in bent, en dat ook tegenover anderen durven erkennen, dat kun je gewoon oefenen. Bijvoorbeeld tijdens de profielgesprekken en in de les.”

Verandert door dit traject ook de taak van de docent?

Rianne: “Het vraagt meer van het docentschap. Eigenlijk komt er een heel vakgebied bij. Het vraagt dat je op de hoogte bent van wat de student tijdens de studie meemaakt, dat je kunt spiegelen op het onderwijstraject. Het gaat over timing: welke loopbaanvraag stel je in welke fase van de studie?” R

on: “Een belangrijk punt is wel dat hier in de werving van docenten nog geen aandacht voor is. We vragen van nieuwe docenten wel praktijkervaring, maar we vragen nog niet dat ze gemakkelijk contact maken met studenten.”

Rianne: “Terwijl, je beroep is ‘docent’, niet ‘cameraman’. Je zou trouwens verwachten dat LOB inmiddels op de lerarenopleiding ook aan bod komt, maar daar zit het niet in het curriculum. Dat vind ik een gemis. Studenten op lerarenopleidingen leren wel om oudergesprekken te voeren, en mentorgesprekken met studenten. Burgerschap en LOB horen daar ook bij. Ik zou er voor willen pleiten dat studenten op lerarenopleiding er ook mee in aanraking komen.”

Wat wordt de eerstvolgende stap?

Ron: ‘De LOB-ambassadeurs en de vakgroep moeten stevig staan en daarna gaan we het beleid verankeren in projecten voor volgend schooljaar. We gaan ons nu eerst richten op de communicatie. Er komt op school een campagne over het profielgedeelte, en we gaan het idee verspreiden binnen de studies, het team en het management. Ik denk aan het opnemen van een filmpje, van pakweg anderhalve minuut.”

Rianne: “Onze studenten zijn geen schrijvers, maar onze docenten zijn ook geen lezers. We kiezen bij de voorlichting in ieder geval een vorm die past bij onze school!”

LOB Tips van Rianne van der Meij: 

Maak gebruik van wat er al is en vertaal dat naar je school”

“Mijn rol als bestuurder is enthousiasmeren en faciliteren. Ik zie om me heen dat bestuurders LOB wel belangrijk vinden, maar niet zo urgent dat er heel actief op wordt gestuurd. Het helpt als het College van Bestuur het belang van LOB niet alleen uitdraagt maar er ook echt werk van maakt. Zorg om te beginnen voor een projectgroep die goede doorsnede is van je school, en maak samen een kader en een visie. Net als bij een vakgroep Nederlands moet er ook voor LOB een groep docenten zijn die de scholingen doet, ideeën uitwisselt en plannen maakt. Zorg ook voor ruimte in het programma, zodat docenten en teamleiders het kunnen vertalen naar de school en naar de opleiding. Maak vooral gebruik van wat er al is. Je hoeft het wiel niet uit te vinden. Maar je wilt het wel vertalen naar je school en naar je opleiding.”

 

LOB Tips van Ron van As: 

Begin met een LOB-scan”

““Haal LOB uit de ‘mistige’ hoek, maak het concreet en laat het gaan over wat voor studenten op dát moment gaande is. Profielcoaches moeten goed op de hoogte zijn van opdrachten en de context van de studie. Sluit in de gesprekken bijvoorbeeld ook aan bij de stage. Betrek de stagebegeleiders erbij, die voeren die gesprekken vaak al. Verder: wees creatief in de vorm die je aan LOB geeft. Kijk naar je studenten en laat ruimte voor een eigen invulling. Laat ze liever geen ellenlange verslagen maken, het is al heel wat als ze kunnen reflecteren. Is er op school nog geen LOB-beleid, begin dan met een LOB-scan, die maakt snel duidelijk waar de aandachtspunten liggen.””

Tekst: Anne Wesseling, Fotografie: Hetty van Oijen