Praktijkvoorbeelden LOB

Expertisepunt LOB
< overzicht

‘Dit is het moment voor meer praktijkgericht denken'

Meer aandacht voor (loopbaan)competenties in het havo-onderwijs

Hoe leren havisten en wat zou voor hen een goede leeromgeving zijn? Welke vaardigheden krijgen op havo-scholen nu veel aandacht en welke verdíenen meer aandacht? Het waren een paar van de vragen uit het onderzoek ‘In en van praktijkervaringen leren op het havo’, dat het Expertisepunt LOB onlangs uitvoerde. In totaal 65 decanen, loopbaancoaches en docenten vulden de vragenlijst in. Onderwijskundige Jannet Maréchal van ATOA analyseerde de uitkomsten. Wat zijn haar bevindingen en heeft ze adviezen voor havo-scholen die hun leerlingen meer praktijkervaringen willen bieden?

 

Wat viel je op, bij het analyseren van de uitkomsten van deze studie?

‘Wat me om te beginnen opviel, is dat een aantal vaardigheden en competenties die eerder frequent voor havisten werden genoemd, nu iets minder frequent genoemd werden, en andere juist meer. Eerder werd bijvoorbeeld vaak gezegd: “Havisten leren graag onderzoekend”. In dit onderzoek scoort dat juist opvallend laag. “Ontdekkend” lijkt een beter woord voor hoe havisten leren. “Ze willen een koppeling tussen theorie en praktijk” wordt juist wél vaak genoemd.

Ook het kenmerk “Ze leren graag samen” scoort in dit onderzoek niet hoog. We zijn dat nu aan het aanpassen in “Ze leren graag in overleg”. Niet alle havisten vinden het fijn om in groepjes opdrachten te doen, maar ze willen wel graag met elkaar kunnen overleggen. De havo-leerling is een doener met een hoog denkniveau, die sociaal intelligent is, en van daaruit graag in interactie leert.’

 

‘Het onderwijs is te theoretisch en leerlingen zien te weinig het nut.’ Dat is een vaak gehoorde opmerking over het huidige havo-onderwijs. Voelen de scholen de behoefte om na te denken over een meer praktijkgerichte havo?

‘De uitkomsten van deze vragenlijst laten zien dat er steeds meer behoefte is aan praktijkgericht denken – dat mag ook praktijkgericht zijn in de betekenis van ‘toepassingsgericht denken’. Help de leerling zich een voorstelling te maken van wat hij of zij ermee kan in de praktijk. Daarmee kun je ook antwoord geven op veelgehoorde vragen van havisten als “Waarom moet ik dit weten?” of “Wat kan ik hier mee in de praktijk?”

Dat scholen die behoefte meer voelen, komt wellicht ook door de corona-periode: havisten zijn tijdens de schoolsluitingen relatief meer onderuit gegaan dan bijvoorbeeld vwo-leerlingen, als je kijkt naar prestaties en socialisatie. Het is voor iedereen wel duidelijk dat je de lesstof niet zomaar over ze uit kunt storten, zoals soms door middel van online lessen is geprobeerd. Dan zie je dat de havo-leerling tekort schiet in de competenties als planmatig werken, actief lezen, reflecteren, probleemoplossend werken en zelfregulerend werken, en dat ze de interactie met docenten en medeleerlingen meer missen.’

 

Een van de vragen in het onderzoek was ook ‘Welke vaardigheden krijgen bij jullie veel aandacht, en welke vaardigheden verdienen meer aandacht?’

‘Het eerste dat daar in het oog springt is “beroepshouding ontwikkelen”: uit de resultaten blijkt dat dat op havo-scholen op het moment weinig aandacht krijgt, en juist veel aandacht verdient. Hetzelfde geldt voor “zelfsturend werken”, “projectmatig werken” en “reflecteren”. Ook dat mag wel wat meer. “Verslagen maken” en “presenteren” krijgen daarentegen al veel aandacht. Ik denk dat havoleerlingen inderdaad al veel gevraagd wordt om verslagen te maken. Het is niet echt nodig om dat méér te doen.’

 

Hoe denken de scholen uit dit onderzoek dat het havo-onderwijs zou kunnen verbeteren?

‘Wat me opviel is dat je, op basis van de antwoorden, de scholen uit dit onderzoek eigenlijk in drie categorieën kunt indelen. Er zijn scholen die zeggen: “We moeten zorgen dat havo-leerlingen minder stilzitten. We willen meer naar buiten en dingen dóen, bijvoorbeeld in de vorm van stages.” In de tweede categorie zitten scholen die meer willen sturen op maatwerk en op individuele begeleiding. Deze scholen noemen “coaching” en “loopbaangesprekken” vaak als manieren om het onderwijs meer praktijkgericht te maken. Dan is er nog een derde, kleinere categorie scholen die zegt: “Moeten we niet een stapje terug? Moeten we niet toe naar méér structuur en kleinere klassen?”

Het leveren van meer maatwerk hangt het meest samen met de opvatting van een school over wat goed onderwijs voor havisten zou moeten zijn. Dat leerlingen daarbij wellicht minder in de banken zitten of meer in kleinere groepen leren, is een uitwerking daarvan. Dat gaat dus meer over de vorm dan over de leeropvatting. Ik denk dat het belangrijk is om met elkaar in gesprek te gaan over wat je goed onderwijs vindt.’

 

Hoe zouden volgens jou praktijkervaringen het beste kunnen aansluiten bij de leerstijl van havo-leerlingen?

‘Havisten zijn sociale, intelligente doeners. Wat je het liefste zou willen is een combinatie van het schoolse leren met leren in de praktijk, gekoppeld aan nut; een vorm van toepassingsgericht handelen waarbij je het denken nodig hebt. Dan ben je een heel eind. Wat scholen nu al doen is heel breed, want er zijn veel mogelijkheden om meer praktijkgericht leren in het havo-onderwijs te brengen. Het gaat van meer stages en praktijkopdrachten tot pilots met plaatselijke bedrijven. HavoP is een optie, net als de maatschappelijke diensttijd. Flexibele roosters horen daar vaak ook bij, en meer tijd voor één-op-één begeleiding in de vorm van coachingstijd.’

 

Waarom zijn die coachingsgesprekken zo belangrijk?

‘Als je goede gesprekken voert met leerlingen, ga je alles wat je verder doet, beter inbedden. Als scholen bijvoorbeeld meer contact willen met het hbo en met het bedrijfsleven, wordt dat beter ingebed als je daarnaast ook coachingsgesprekken voert met de leerlingen. Ook wanneer je het onderwijssysteem anders gaat inrichten, bijvoorbeeld met een flexibel lesrooster waarbij niet alle leerlingen altijd hetzelfde hoeven te doen, wordt dat beter ingebed naarmate er meer een-op-een begeleiding is. Als je meer individuele gesprekken voert met leerlingen, waarin je ze coacht op wat ze kunnen, willen en wie ze zijn, dan heb je die drie LOB-vragen daar ook mee verweven. Dat kan allemaal prima gekoppeld worden en dan heb je echt een integrale aanpak.

Wat in dit onderzoek trouwens ook vaak als oplossing genoemd wordt om de leeromgeving meer loopbaangericht te maken, is ‘LOB integraler in de school krijgen’. LOB is op veel scholen in het mentoraat geplaatst, en nu zou het mooi zijn als het een prominentere plek kreeg in de vaklessen.’

 

Dat laatste gebeurt nu nog vrij weinig. Hoe komt dat?

‘Dat lijkt te maken te hebben met een vorm van belangenverstrengeling. De decaan en vaak ook de schoolleider willen wel dat LOB een prominentere plek krijgt in de lessen, maar de docenten vinden het vaak best lastig. Ze denken “Ik moet de leerlingen naar een diploma loodsen, dát is mijn belangrijkste taak en daar ben ik al druk genoeg mee. En dan moet ik straks ook nog werken aan LOB-competenties? Hoe dan, daar heb ik helemaal geen tijd voor!”

Tegelijkertijd gaat het bij die LOB-competenties over het aanleren van een aantal executieve vaardigheden, waaronder reflecteren. Vragen als “Wie ben ik, wat kan ik wat wil ik?” kun je heel mooi vertalen naar vaklessen. Bijvoorbeeld door leerlingen te vragen “Wat vind jij interessant? Wat wil je weten over dit onderwerp? Wat kun je al?” Het lijken nu twee gescheiden werelden te zijn, maar als je LOB koppelt aan de executieve vaardigheden, begint het ook voor vakdocenten op z’n plek te vallen.’

 

Hoe zou je dat het beste kunnen doen?

‘De vraag is eigenlijk: ga je de les vóór de leerling maken, of mét de leerling? Als je de les mét de leerling maakt, zeg je bijvoorbeeld: “Je kunt de komende tijd dit-en-dit leren, waar sta jij al? Wat kun je, waar ben je nieuwsgierig naar, wat wíl je graag leren? Wat is jouw eerstvolgende stap en hoe kan ik je daarbij begeleiden, wetende dat er over zes weken een beoordelingsmoment komt?” Dat is een heel ander verhaal dan “Over zes weken is er een toets, we hebben zes paragrafen, we doen één paragraaf per les.”’

 

Die leerling moet wel die toets halen.

‘Dat is ook waar het knelt. Ik geef veel coachingsstrainingen aan vakdocenten. Dan wil ik graag dat ze aan de leerlingen vragen “Wat wil jíj leren, wanneer ben jíj tevreden?” En dan loop ik er inderdaad wel tegenaan dat een school dat in coachingsgesprekken prima wil doen, maar in de praktijk in die zes lessen die zes paragrafen af wil krijgen. Vraag je dan die leerling wat hij wil leren, dan zegt die “Geen idee, ik krijg zes lessen en zes paragrafen en ik moet gewoon een voldoende halen.” Leren gaat over veel meer dan alleen kwalificatie, zoals Gert Biesta opmerkte. Maar om meer aandacht te krijgen voor socialisatie en persoonsvorming, is een andere manier van denken nodig. Je zou als school ook kunnen kijken naar de manier waarop het onderwijs is ingericht. Waarom hebben de havo-leerlingen eigenlijk veertien vakken? Waarom hebben we de lesstof zo apart in hokjes opgedeeld? Vroeger ging je met een bepaald vakkenpakket ook een bepaald beroep uitvoeren. Dat is allang niet meer zo, maar het examen bestaat nog wel uit die vakken. Dat begint steeds meer te wringen. Het vaste denken, “Dit is het curriculum en hier moet ik doorheen”, dat begint wel iets te verschuiven. Zoals een van de decanen zei: “We moeten ze niet langer opleiden voor het verleden”. Maar dat heeft tijd nodig.’

 

Wat zou je scholen adviseren, op basis van dit onderzoek?

‘Wat er zeker moet gebeuren is dat LOB op scholen minder afhankelijk wordt van de initiatieven van de decaan. Ik zie decanen die heel gepassioneerd zijn over LOB en zich er hard voor inzetten om LOB meer te integreren in het curriculum, maar zij zijn vaak eenlingen binnen de school. De grote vraag voor hen is: hoe krijg ik mijn collega’s hierin mee? Ik denk in elk geval via de teamleider, want die heeft als leidinggevende een sterkere positie. Mijn advies aan decanen zou zijn: zoek de samenwerking met je teamleider of met het management team, en onderzoek samen in hoeverre de grotere rol voor LOB overeenkomt met de koers en ambities die je als school toch al hebt.’

 

Waar ben jij zelf benieuwd naar, voor een eventueel vervolgonderzoek?

‘Ik ben vooral benieuwd hoe scholen het LOB-denken willen gaan verbinden met de ontwikkelingen binnen hun school. Als je havo-leerlingen meer ervaringsgericht wilt laten leren, kan LOB dan een betere plek krijgen? Ik denk het wel. Als je meer maatwerk gaat leveren door meer coachings- en loopbaangesprekken met de leerlingen te voeren, kan LOB daar dan een betere plek in krijgen? Dat denk ik ook. Alleen als je kiest voor meer structuur door kleinere klassen en je wilt dat éérst op orde hebben voordat je leerlingen meer vrijheden geeft, dan heeft LOB daar denk ik een minder goede plek.

Uiteindelijk draait het vooral om de opvatting over leren, wat ik al zei. Wat is leren, volgens jullie? Welke manier van leren past bij de havo-leerling? Als dat binnen scholen een gespreksonderwerp wordt, is dat de start van de verandering.’

 


Aanvullend op de vragenlijst werd een aantal decanen en havo-docenten geïnterviewd. Zij spraken over de volgende aspecten:

  1. Vwo’ers vragen naar het ‘waarom’, havisten meer naar ‘hoe-(werkt-dat-)dan’.
  2. Een theoretische basis is nog steeds nodig, dus sommige docenten en decanen hebben wat moeite met het woord ‘praktijk’. Behoud dus de diepgang en de hoeveelheid stof, en steek energie in de vertaalslag naar de praktische toepassingen van de theorie.
  3. Houd rekening met leeftijdskenmerken en ontwikkelingsverschillen, passend bij de leeftijd. Hebben we het over dat wat een 15-jarige kan en doet, of over een havist? Doet een 15-jarige havist in H4 hetzelfde als een leerling in vwo-4? ‘De’ havist bestaat niet. Pas op dat je niet iets van jongeren verwacht wat niet bij hun (biologische) ontwikkeling past.
  4. Worden leerlingen in het onderwijs voldoende begeleid bij de persoonsvorming, of ligt de focus (te)veel op de kwalificatie (cognitieve ontwikkeling)?
  5. Praktijkgericht leren is niet per se ‘iets met de handen doen’.
  6. Het praktijkgerichte denken is niet iets wat in twee uurtjes per week ontwikkeld kan worden. Het vraagt integraal denken.

Meer weten?

Meld je aan voor ons webinar 'Meer praktijkgericht onderwijs op de havo' op 30 september 2021.

 

Het Expertisepunt LOB organiseert regelmatig (online) studiebijeenkomsten, bijvoorbeeld over het borgen van LOB in de school. Actuele informatie daarover is te vinden in onze agenda.