Praktijkvoorbeelden LOB

Expertisepunt LOB

Hoe geven vmbo, havo/vwo-, mbo- en hbo-scholen in Nederland vorm aan LOB? Hier vind je ter inspiratie praktijkvoorbeelden. Je kunt de voorbeelden vrij gebruiken voor je eigen LOB-programma. Wil je zelf een mooi praktijkvoorbeeld van jouw school met ons delen? Graag! Stuur ons een bericht naar info@expertisepuntlob.nl. Deze databank wordt periodiek aangevuld met nieuwe praktijkvoorbeelden.

Thema
Onderwijs
Regio
West

STO Haaglanden: de focus op een duurzame samenwerking tussen onderwijs en bedrijfsleven

Laat docenten ervaringen opdoen in het bedrijfsleven en samen met het bedrijfsleven onderwijs ontwikkelen.

 

Sterk Techniek Onderwijs Haaglanden (STOHA) werkt samen met 24 scholen in de regio. Dit zijn vooral vmbo-t scholen en groenscholen met een techniekaanbod, twee mbo-scholen en acht ‘harde’ techniek vmbo b/k-scholen. Binnen STOHA ligt de focus bij onderwijsinnovatie, de aansluiting van het technisch vmbo op het technisch mbo en de professionalisering van techniekdocenten. Een goede samenwerking tussen onderwijs en bedrijfsleven is daarbij essentieel. Hoe doet STOHA dat in de praktijk? Een gesprek met Janna Pot (coördinator Samenwerking onderwijs & bedrijfsleven STOHA), Henrique Dekkers (coördinator doorlopende leerlijnen STOHA) en Maaike van der Voort (docent en technator, Veurs Lyceum Leidschendam en deelnemer aan het STOHA-programma).

 

Henrique: “Wat wij graag willen is dat de docent de expert wordt op het gebied van bedrijfsactiviteiten en zelf onderwijs ontwikkelt dat daarbij past . Deze expertrol krijgt de docent door eerst zelf ervaringen op te doen binnen bedrijven en die ervaringen vervolgens te vertalen naar onderwijs. Om deze professionalisering te laten slagen is de samenwerking met het regionale (innovatieve) bedrijfsleven van groot belang. Dit doen wij vanuit de gedachte dat onderwijs iets is dat je samen met het bedrijfsleven maakt en vormgeeft. Dus niet alleen inspiratie opdoen binnen bedrijven, maar daadwerkelijk samen onderwijs ontwikkelen. Vanuit STOHA leggen wij contact met bedrijven die samen met ons én de scholen willen optrekken. Gelukkig zien steeds meer bedrijven in onze regio het nut van zo’n samenwerking.

Docenten kunnen bij een bezoek aan deze bedrijven van binnenuit zien en ervaren hoe het bedrijf te werk gaat, welke innovatieve ontwikkelingen er zijn en ontdekken welke mbo-opleidingen hierbij passen. Daarna vertalen de docenten hun eigen ervaringen bij het bedrijf naar onderwijs. Dit doen zij door het maken van (praktijk)opdrachten. Leerlingen worden zo beter voorbereid op stages en bedrijfsbezoeken, maar krijgen ook kennis van innovaties op de arbeidsmarkt, opleidingen en beroepen”

Janna: “Om docenten te professionaliseren hebben wij een aantal zogenaamde innovatiegroepen met docenten samengesteld waarmee wij op bedrijfsbezoek gaan. Zo is er bijvoorbeeld de innovatiegroep duurzame lifestyle. Met deze groep bezoeken wij bedrijven die van afvalproducten en reststromen nieuwe producten maken zoals bijvoorbeeld soepen, scheidingswanden voor de bouw of verpakkingsmateriaal. Voor leerlingen is het vaak onvoorstelbaar dat je afvalproducten op deze manier een tweede leven kunt geven! Belangrijk dus dat hun docenten begrijpen hoe dit soort processen werken en weten welke innovaties er spelen op de (regionale) arbeidsmarkt.”

Henrique: “Een ander voorbeeld hiervan is dat we door Corona hebben ontdekt dat sommige werkzaamheden ook op afstand, remote, kunnen worden uitgevoerd. Bijvoorbeeld extended experts die middels een VR-bril bij ingewikkelde reparatieklussen life kunnen meekijken met hun monteurs. Docenten moeten dit op z’n minst een keer hebben gezien om hun leerlingen hierover te kunnen informeren en leerlingen kunnen het daarna zelf gaan ervaren bij zo’n bedrijf.

 

Maaike: “Naast mijn werk als docent heb ik de coole functie van technator bij ons op school! Vanuit STOHA deed ik mee aan een bedrijfsbezoek bij Ventil, een bedrijf dat ventielen produceert. Ik vond het een luxe dat het bedrijfsbezoek voor mij werd georganiseerd, meestal moet ik namelijk zelf mijn best doen om zo’n bezoek te organiseren. De grootste opbrengst van het bezoek aan Ventil was voor mij de uitwisseling met de docenten van andere scholen. Toen merkte ik weer dat je echt niet allemaal je eigen wiel hoeft uit te vinden! Verder is Ventil een perfect bedrijf voor een bedrijfsbezoek met mijn vmbo-4 leerlingen. Ik ga dus zeker nog contact met ze opnemen.

Vanuit mijn rol als technator op school ben ik al gewend om zelf contact met bedrijven te leggen. Wij vragen bedrijven altijd om een echt vraagstuk aan ons voor te leggen waar wij met leerlingen (vmbo-havo en vwo) in de klas acht weken aan kunnen werken. Bij ieder vraagstuk schrijf ik samen met mijn collega een projectboekje. We starten het project meestal met een bezoek aan het betreffende bedrijf en aan het eind van het traject geven de leerlingen een presentatie over de oplossing van het vraagstuk aan de opdrachtgever.
Wel belangrijk om nog te zeggen dat ik uren krijg voor deze projecten. Dat is natuurlijk wel een voorwaarde om dit soort dingen te laten slagen.”

 

Janna: “Dat zie ik dan ook echt als een van onze taken: in gesprek gaan met directies om docenten te faciliteren met uren om deel te nemen aan onze projecten. Het is ons gelukt om veel docenten die betrokken zijn bij ons programma op donderdagmiddagen vrij te roosteren en dat werkt al heel goed! Je moet het gesprek over de projecten die wij met scholen organiseren ook echt op twee niveaus voeren: met de docenten én met de directies”

Henrique: “Wat ik ook van groot belang vind is dat alles wat we vanuit STOHA organiseren en stimuleren uiteindelijk geborgd wordt in het curriculum van scholen. Op deze manier krijgt het programma blijvende aandacht en wordt de professionalisering van docenten een vanzelfsprekend onderdeel van het techniekprogramma op school.

Techniek en technologie meer onder de aandacht brengen bij leerlingen en ze laten zien en ontdekken welke kansrijke keuzes en vervolgstappen daarbij passen, dat is uiteindelijk waar we het voor doen! ”

 

Tips

  • Het start ermee dat je je als school verantwoordelijk voelt om samen te werken met bedrijven. Zowel op directie als docentniveau vraagt dit verantwoordelijkheid.

  • Door innovatieve keuzes te maken als school wordt je aantrekkelijker voor bedrijven om mee samen te werken.

  • Als leerlingen zien wat ze kunnen met ‘echte’ bedrijfsactiviteiten motiveert dit hen, ook richting techniek.

>

LOB, het hart van de opleiding

Een nieuw LOB-programma met als kern de doorlopende (persoonlijke) ontwikkeling van de student.

 

Wat maakt dit praktijkvoorbeeld bijzonder?

Jessica Reina Lapré is projectleider bij ROC Mondriaan en kreeg de opdracht om voor alle vier de business scholen een nieuw LOB-programma te ontwikkelen. Jessica heeft tijdens haar loopbaan, bewust of onbewust, altijd aandacht gehad voor het belang van loopbaanontwikkeling. “Mijn belangstelling voor LOB komt van ver. Toen ik tijdens een master ontwikkelen & innoveren de positieve psychologie ontdekte viel alles op z’n plaats. Ik raakte gemotiveerd om te kijken hoe we binnen het mbo-onderwijs meer aandacht kunnen hebben voor het ontwikkelen en benutten van de kernkwaliteiten van studenten en daarbij zoveel mogelijk ruimte geven aan hun zelfsturend vermogen.

Toen ik de opdracht kreeg voor het ontwikkelen van het nieuwe LOB-programma voor Mondriaan, ben ik me nóg meer gaan verdiepen in LOB. Mijn doel was om LOB het hart van de opleiding te maken. Bij het maken van het programma had ik de vrije hand en heb ik samen met een groep gedreven docenten een basisprogramma gemaakt waar scholen en opleidingen in kunnen differentiëren.

Tijdens het schrijven van het programma kwam ik erachter dat LOB ook in beroepsmodules thuishoort. Toen heb ik een aparte handleiding voor docenten geschreven om te laten zien wat LOB is en hoe docenten daar zonder al te veel extra werk aandacht aan kunnen geven.”

Kern van het programma is het creëren van een doorlopende (persoonlijke) ontwikkeling van de student. Na verkennend onderzoek binnen alle opleidingen werd het duidelijk dat docenten niet opdracht gestuurd willen werken en binnen ieder leerjaar aandacht willen geven aan LOB. Ook vinden ze dat er pas door gesprekken met studenten een waardevolle bijdrage kan worden gegeven aan LOB en de ontwikkeling van de student. De studieloopbaanbegeleider vervult hierbij een belangrijke rol als coach en begeleider.

Jessica ging bij het ontwikkelen van het programma uit van een aantal competenties die passen bij de opleidingen van de business scholen, zoals bijvoorbeeld ondernemend gedrag. Om een doorlopende leerlijn voor de business scholen te ontwerpen keek Jessica naar indicatoren die vervolgens werden uitgewerkt voor leerjaar 1, 2 en 3 (mbo niveau 2, 3 en 4). Deze indicatoren worden ieder leerjaar complexer. Hiermee wordt geborgd dat LOB niet iets is dat alleen gebeurt in leerjaar 1, maar dat de student kan blijven groeien in andere leerjaren.
In leerjaar 1 ligt de focus op de IK in relatie tot het gekozen beroep, in leerjaar 2 op het beroep en doorstroomopties en in leerjaar 3 is het programma helemaal gericht op de doorstroom.

Binnen het programma is ook aandacht voor ‘leren leren’ en is er ruimte om de nieuwsgierigheid van de student te stimuleren. De studenten leggen verslag van hun ontwikkeling in een zogenaamd ontwikkelportfolio. Bij de manier waarop dat gebeurt hebben studenten keuzes, zodat de autonomie wordt bevorderd.

“De basis ligt er en er is een programma voor het gehele eerste leerjaar met ondersteunende opdrachten. De verschillende scholen expirimenteren met het programma binnen LOB-uren, business days of andere modules. De uitdaging ligt op het bieden van autonomie binnen bepaalde kaders. Het ultieme doel van het programma is om de student te motiveren, ervaringen te bieden en na te laten denken over drijfveren, zodat keuzes kunnen worden gemaakt. De kwaliteit van het gesprek dat de docent heeft met de student én de creativiteit van de docent daarbij zijn medebepalend voor het succes van het programma!”

Met dit project heeft Jessica samen met docenten een visie op LOB neergezet en een basisprogramma ontwikkeld waar de (business)scholen verder op kunnen bouwen.

 

Tips

>

Keuzedeel ‘Voorbereiding hbo’ bij ROC Mondriaan en mboRijnland

Rondkijken, sfeerproeven, reflecteren: past een hbo-studie echt bij mij?

Ga ik na het mbo verder met een hbo-studie, of ga ik toch liever werken? Het is een belangrijke vraag voor mbo-studenten. Tijdens het keuzedeel ‘Voorbereiding hbo’ werken ze een week op het hbo in groepjes aan een adviesopdracht, onder leiding van hbo-docenten. Zo ontdekken ze of een hbo-studie echt bij hen past, én werken ze alvast aan hun competenties.

Het keuzedeel ‘Voorbereiding hbo’ werd in de regio Haaglanden/Rijnstreek ontwikkeld door zeven mbo- en hbo-scholen. Jaarlijks volgen zo’n 750 mbo-studenten dit keuzedeel (30 groepen van gemiddeld 25 studenten). Ze zijn afkomstig van ROC Mondriaan en mboRijnland en volgen met name opleidingen in de zakelijke dienstverlening. Het keuzedeel is een belangrijke LOB-tool, zegt projectleider Liesbeth van der Meer. ‘Veel van deze mbo-studenten zien het mbo als een tussenstap – eigenlijk willen ze naar het hbo. Dat is een vaste gedachte die ze vaak al hebben op het vmbo, maar tijdens hun mbo-opleiding begint dat idee te wankelen. Ze komen jong binnen, en als ze na een tijdje stage gaan lopen, bevalt dat van beide kanten vaak zo goed dat ze door de bedrijven al gevraagd worden om daar na hun studie te komen werken. Wat doe je dan? Toch doorstuderen? Of liever werken? Wat past bij jou, wat wil je écht? Dat is wat ze bij dit keuzedeel onderzoeken.’

 

Hoe is het keuzedeel ‘Voorbereiding hbo’ precies opgebouwd?

’Het keuzedeel omvat vier werkprocessen. Het eerste werkproces is een oriëntatie op hbo-opleidingen en -beroepen. Het draait om de student zelf: Wie ben ik, wat past bij mij, wat is er te koop? Werkprocessen twee en drie gaan over het werken aan een studieopdracht en het samenwerken in projectgroepen. Hiervoor volgen de studenten een week lang lessen op een hbo-school. In de ochtend krijgen ze colleges, vervolgens werken ze in groepen aan een deelopdracht. Aan het eind van de week presenteren ze een adviesrapport, waarin ze voor een groot bedrijf aangeven wat het moet doen om over vijf jaar nog succesvol te zijn.

Werkproces vier draait om reflectie op gedrag en resultaten. Studenten houden een logboek bij en werken aan een portfolio. Ze sluiten het keuzedeel af met een mondeling examen, met het logboek als uitgangspunt.’

 

De studenten worden echt ondergedompeld in het hbo.

‘Ja, het belangrijkste is dat ze een week los zijn van hun eigen school. Door het programma in één week te gieten, gaan ze mee in de stroom van het hbo. Ze komen meer in contact met hbo-studenten en de kans is ook groter dat ze iemand tegenkomen die ze al kennen, bijvoorbeeld van een sportclub. Ze kunnen vragen stellen en echt ervaren hoe het is om aan een hbo te studeren. Toen we begonnen met dit keuzedeel, was de opzet overigens nog anders. Toen volgden de studenten tien weken lang één dagdeel per week het keuzedeel Voorbereiding hbo. Dat had als nadeel dat ze dan elke keer weer opnieuw moesten opstarten. De huidige opzet is een ‘snelkookpan’ van vijf volle dagen les op het hbo, dat werkt beter. Ze leren nu in korte tijd heel veel. Een ontwikkelproces kun je natuurlijk niet in een week persen, maar toch kiezen we er bewust voor. De voordelen wegen zwaarder dan de nadelen. En we zien ook dat wat de studenten leren op het hbo ze daarna toepassen als ze weer terug zijn op hun eigen school.’

 

Het keuzedeel is een samenwerking tussen twee roc’s en vijf hogescholen. Hoe is deze samenwerking tot stand gekomen?

‘Het initiatief ging uit van onze onderwijsdirecteur Marie-Claire Gambon. Zij vond dat we iets moesten doen aan de overstap naar het hbo, want we zagen daar te vaak studenten vastlopen of van studie switchen. Ze heeft een rondje ‘langs de velden’ gemaakt om het onderwerp bespreekbaar te maken en te onderzoeken of de scholen gezamenlijk zouden kunnen optrekken. Al snel bleek dat iedereen achter dit idee stond, er was meteen een goede chemie. Er werd een convenant gesloten en er werden werkafspraken gemaakt.

Vanuit de directie werd dus een goede basis gelegd. In maart 2018 werd ik projectleider voor de scholengroep Economie/Retail, dit keuzedeel is een van mijn projecten. Jaarlijks evalueren we met docenten, coördinatoren, studenten van de verschillende scholen hoe het gaat en wat er beter kan.’

 

Is de opzet van het keuzedeel veranderd de afgelopen jaren? ‘

De grootste aanpassing noemde ik al: van tien weken één dagdeel per week gingen we over naar een week voltijd op het hbo, voor werkprocessen 2 en 3. Verder hebben we toegevoegd dat de studenten in de projectweek dagelijks pitchen. Aanvankelijk hielden de studenten alleen aan het eind van de week een presentatie. Ze kregen dus ook maar één keer feedback van de hbo-docent. Nu krijgen ze elke dag feedback en handvatten voor de volgende stappen in het proces. Dat werkt beter, de docent kan ook beter bijsturen. Die dagelijkse pitch geeft bovendien een stok achter de deur. Dat is extra belangrijk nu de studenten veel online les krijgen. Als je aan het eind van de dag echt iets moet afleveren geeft dat nét een duwtje om actief bij de les te blijven.’

 

De studenten houden tijdens dit keuzedeel een logboek bij en werken aan een portfolio. Het portfolio is ook de basis voor het mondelinge examen. Ze worden niet beoordeeld op het adviesrapport en de presentaties. Waarom hebben jullie daarvoor gekozen?

‘Het examineren met een logboek en mondeling examen doet meer recht aan het keuzedeel. Het doel is om studenten te helpen bij hun keuze of ze na het mbo verder willen studeren op het hbo. Als een student na afloop tot de conclusie komt dat hij of zij na het mbo liever wil gaan werken, is dat ook prima. Je hebt voor dit vak allerlei hbo-vaardigheden ingezet, als je aan het eind besluit dat een hbo-studie niet is wat je wilt, heb je nog wel alle stappen gezet. De vraag ‘Wil je verder studeren of werken?’, kun je dan gefundeerd beantwoorden. Daar gaat het om. Het zou oneerlijk zijn om een laag cijfer te geven omdat de gemaakte opdrachten naar hbo-maatstaven nog niet voldoende zijn.’

 

Elke groep mbo-studenten krijgt begeleiding van een of twee hbo-studentassistenten. Wat is hun rol?

‘Zij zijn ervaringsdeskundigen. Ze helpen bij de projectopdrachten, maar ze kunnen daarnaast antwoord geven op álle vragen. “Waar liep jij tegenaan bij de overstap naar het hbo?”, “Heb ik op het hbo nog tijd voor mijn bijbaantje?” “Kan ik drie keer per week blijven voetballen?” Dat soort vragen stellen mbo-studenten veel gemakkelijker aan een hbo-student dan aan een docent. De hbo-studenten laten tussendoor ook vaak zien waar ze op dat moment zelf voor hun studie mee bezig zijn, dat helpt de mbo-studenten ook bij het beantwoorden van de vraag “Wil ik dit?” We proberen dus vooral hbo’ers met een mbo-achtergrond in te zetten. Die weten ook waar je als mbo’er tegenaan kunt lopen na de overstap naar het hbo. De mbo-studenten hoeven geen ideaalplaatje te krijgen, het gaat erom dat ze de échte hbo-wereld ervaren en een realistisch beeld krijgen van wat een hbo-studie inhoudt.

Die hbo’ers vinden het trouwens ook vaak erg leuk om zo’n groep te begeleiden. Ze krijgen studiepunten en soms een kleine vergoeding, maar er zijn er die al voor de derde keer meedoen. Ze zijn ook ambassadeurs voor hun studie.’

 

Wat zijn in jullie ervaring de dingen waar mbo’ers in het hbo vooral tegenaan lopen?

‘Wat ik van hbo-docenten hoor is: “Die vakinhoud leren we ze wel. Maar de studievaardigheden is een veel grotere uitdaging.” Het is natuurlijk deels afhankelijk van de studie: studenten die bij Marketing en Events vandaan komen, hebben al ervaring met presenteren. Maar plannen is bijvoorbeeld voor alle studenten belangrijk. In het mbo nemen we de studenten meer aan de hand, op het hbo moeten ze gelijk zelfstandig hun weg vinden. Ze moeten vaak meteen planmatig en in een groep aan de slag, en als ze iets niet snappen, moeten ze er zélf mee komen.

In dit keuzedeel proberen we een mix te vinden. De eindopdracht hebben we in delen opgesplitst, waarbij ze elke dag een deel doen. Ze krijgen ’s ochtends een college over marketing, en werken daarna in groepjes aan de deelopdracht. Aan het einde van de dag komt de hbo-docent terug en pitchen ze wat ze hebben gedaan. Ze krijgen dan meteen feedback, maar ook feed forward: handvatten voor de volgende stappen.’

 

Merk je dat het keuzedeel effect heeft? Wordt de overstap er gemakkelijker door?

‘Dat is op basis van cijfers nog moeilijk te zeggen. In het eerste jaar dat we dit programma aanboden, schooljaar 2017-2018, volgden vooral tweedejaars mbo-studenten dit keuzedeel. Die gingen pas in schooljaar 2019-2020 naar het hbo. Maar toen kwam corona, dat was natuurlijk niet ideaal.

Ik denk zelf dat de studenten er veel aan hebben, ook al zijn ze zich er misschien niet eens zo van bewust. We zien het echt aan ze, als ze na de hbo-week terug komen op het mbo. Er worden in die week hoge eisen aan ze gesteld, ze hebben een adviesrapport gemaakt en presentaties gegeven, ze hebben feedback gekregen. Het vormt ze. Je merkt het aan hoe ze dingen aanpakken. Ze gaan weg als mbo-studenten, na afloop zijn het pré-hbo-studenten. Dat geldt ook voor de studenten die er aanvankelijk niet veel zin in hebben of die het lastig vinden. Bij hen zien we vaak halverwege de week een kentering. Ze weten: op vrijdag moet ik deze opdracht afleveren. Dat levert een andere mindset op. Voorheen maakte dit keuzedeel geen onderdeel uit van de zak/slaag-regeling. Nu wel. De vrijblijvendheid is eraf.

Studenten zelf zeggen na afloop: het heeft me geholpen in mijn ideevorming, maar ik weet nog niet wát ik wil studeren. Daarom adviseren we ze ook om de zoektocht voort te zetten in het derde jaar, bij de LOB-lessen.’

 

Je zei dat jullie jaarlijks evalueren en kijken wat er beter kan. Zijn er nog dingen die jullie aan dit keuzedeel willen toevoegen of veranderen?

‘We hebben doorstroomlessen ontwikkeld om de overstap naar het hbo te vergemakkelijken. Met name voor Nederlands, Engels en wiskunde, omdat daar voor studenten vaak inhoudelijk nog een flinke stap te overbruggen is.

Komend jaar gaan we daarnaast een pilot draaien waarbij werkproces 1 van het keuzedeel, de oriëntatiefase, deel uit gaat maken van LOB. De mbo-studenten die daarna al zeker weten dat ze niet naar het hbo willen, kunnen dat andere stappen nemen en zich oriënteren op de uitstroom naar werk. Want de overstap van mbo naar passend werk in de regio moet óók aandacht krijgen. Daarvoor gaan we met het bedrijfsleven aan de slag.

Onze toekomstvisie is dat studenten de hbo-oriëntatie in leerjaar 2 doen. Studenten die door willen studeren op het hbo, kunnen dan in het derde studiejaar kiezen voor extra doorstroomlessen, en voor verdiepende keuzedelen met de focus op hun vervolgstudie.’


Vijf LOB-tips om de doorstroom mbo-hbo te verbeteren

1.     Betrek hbo-studenten erbij

’‘Peer-to-peer coaching werkt het beste. Q&A-sessies met hbo-studenten werken bijvoorbeeld heel goed, ook online. Ook na corona-tijd houden we dat erin.’

2.     ‘Zet in op studievaardigheden
‘’‘Ook dit kan in samenwerking met hbo-studenten. Zij geven bij ons bijvoorbeeld workshops over studievaardigheden, zoals zelfstandig werken, plannen, het lezen van een artikel of het analyseren van gegevens. De workshops werken goed bij onze mbo-studenten, want ze zijn laagdrempelig en de studenten krijgen handvatten om beter te studeren.’’’

3.     Breng componenten in in je LOB
‘‘‘Het hoeft niet zo groot als een heel keuzedeel. We hadden een online hbo-dag, waarbij studenten twee mini-colleges volgden bij Hogeschool Inholland en de Haagse Hogeschool. De mbo-studenten maakten daarna een opdracht en aan het eind van de dag was er een Q&A met de twee instellingen.’

4.     Investeer in de relatie
‘Wij werken ook met de zelfdeterminatie theorie van Deci & Ryan: je kunt de intrinsieke motivatie van studenten verhogen door in te spelen op gevoelens van competentie, autonomie en relatie. De laatste is voor ons een hele belangrijke! Je bouwt als Pitstop-docent echt een relatie op met de studen-ten. Daardoor accepteren ze meer, durven ze meer en doen ze ook meer.’ ’

4.     Maak goede werkafspraken

‘‘Zorg voor een levendige samenwerking met andere scholen en hóu dat zo. Maak goede werkafspraken en formeer een vaste club. Het is fijn als er een projectleider is, die kan de samenwerking aanjagen en is het aanspreekpunt. Wij hebben met de zeven deelnemende scholen een regiegroep die regelmatig bij elkaar komt en de bakens uitzet.’

5.     Betrokkenheid moet groeien

‘‘We hebben bij de hbo-scholen een vaste groep van docenten die dit keuzedeel geven. We organiseren werksessies, bijvoorbeeld bij het schrijven van de lessen, en evalueren jaarlijks met elkaar. Zo’n vaste club voelt zich meer betrokken en er is veel interactie. Zet een mbo- en hbo-docent naast elkaar, en ze vinden elkaar heel snel.’

 
Tekst: Anne Wesseling
Fotografie: Hetty van Oijen
>