Praktijkvoorbeelden LOB

Expertisepunt LOB

Hoe geven vmbo, havo/vwo-, mbo- en hbo-scholen in Nederland vorm aan LOB? Hier vind je ter inspiratie praktijkvoorbeelden. Je kunt de voorbeelden vrij gebruiken voor je eigen LOB-programma. Wil je zelf een mooi praktijkvoorbeeld van jouw school met ons delen? Graag! Stuur ons een bericht naar info@expertisepuntlob.nl. Deze databank wordt periodiek aangevuld met nieuwe praktijkvoorbeelden.

Thema
kansrijk kiezen
Onderwijs
Regio

“Erbij horen is knetterbelangrijk, ook op het mbo”

_____________________________________________________________________________

Op het mbo zijn er veel verschillende oorzaken voor uitval, maar vroege aanwezigheid en binding met de opleiding blijken belangrijke voorspellers. Irene Eegdeman ontwikkelde een datagedreven ‘Uitnodigingsregel’ waarmee studieloopbaanbegeleiders eerder in gesprek gaan met risicostudenten. Henrie Mastwijk benadrukt het belang van gezamenlijke verantwoordelijkheid en een gevoel van erbij horen, zelfs met iets kleins als een kaartje of persoonlijk contact. Uiteindelijk is het persoonlijke gesprek dé manier waarop studenten zich gezien voelen — en dat kan het verschil maken.
 

▶ Doel van dit praktijkvoorbeeld

▶ Werkvorm

▶ Wat maakt dit succesvol?

▶ Samenwerking / randvoorwaarden

▶ Duur

_____________________________________________________________________________

Bij voortijdig schoolverlaten (vsv) op het mbo spelen zoveel factoren een rol dat het lastig is om in kaart te brengen aan welke knoppen je als school kunt draaien. Maar op de bijeenkomst ‘Actuele inzichten en handvatten bij voortijdig schoolverlaten’ bleek dat er verschillende voorspellers van uitval zijn waar je als school iets mee kunt doen. Irene Eegdeman (ROC van Amsterdam-Flevoland en Hogeschool Windesheim) en Henrie Mastwijk (Ingrado) vertellen over hun onderzoek en geven tips.

 

Motivatieproblemen. Verkeerde studiekeuze. Persoonlijke situatie. Geldzorgen. Mismatch met opleiding. Wie een rondvraag doet naar redenen die mbo-studenten aangeven waarom ze voortijdig en zonder diploma van school gingen, ziet al snel een waaier aan problemen en oorzaken. Hoe word je daar als mbo-instelling wijs uit? Wat zijn de factoren waar je iets aan kunt doen? Waar begin je? En vooral: wat werkt, en wat niet?

Op een bijeenkomst over actuele inzichten en handvatten bij voortijdig schoolverlaten, die het Expertisepunt LOB onlangs organiseerde, deelden Irene Eegdeman en Henrie Mastwijk de laatste inzichten. Irene Eegdeman is verbonden aan ROC van Amsterdam-Flevoland, Windesheim Almere en de Datacoalitie mbo. Ze deed een promotieonderzoek naar studentuitval in het mbo en keek daarbij onder meer naar verwachtingen van studenten en het voorspellend vermogen van een cognitieve capaciteiten- en persoonlijkheidstest bij de intake. Henrie Mastwijk is als projectleider verbonden aan Ingrado, de beroepsvereniging en het kenniscentrum van en voor professionals in gemeenten en Doorstroompunt-regio’s die zich inzetten voor het recht op onderwijs en ontwikkeling van jongeren. 

 

Henrie, in jullie onderzoek ‘Voortijdig schoolverlaters aan het werk’ kwamen jongeren tussen 16 en 23 jaar aan het woord die zonder startkwalificatie waren gaan werken.  Wat gaven zij zelf aan als reden om hun opleiding niet af te maken?
Henrie: “Ze zeiden zelf dat het vooral kwam door een verkeerde studiekeuze, of doordat het onderwijs niet aansloot bij hun verwachtingen. Verder spelen persoonlijke factoren een rol. Er gaat van alles mis in het leven van die studenten. En dan is er de factor geld. Geld gaan verdienen is aantrekkelijk, zeker als je het echt nodig  hebt. Er waren onder beleidsmakers trouwens een tijdje zorgen over ‘groenpluk’, waarbij bedrijven studenten al in dienst nemen terwijl ze hun studie nog niet hebben aangemaakt, maar dat speelde nauwelijks een rol, bleek uit onze gesprekken. De beslissing om te gaan werken kwam vooral vanuit de studenten zelf.”

‘Tegenvallende verwachtingen van de studie’ hoor je vaak als verklaring. Irene, jij deed daar onderzoek naar. 
Irene: “Ik heb inderdaad onderzocht wat aan het begin van de studie de verwachtingen zijn, en hoe dat samenhangt met uitval. We vroegen studenten onder meer naar hun verwachtingen over het aantal uren dat ze op school zouden zitten, de vaardigheden die ze dachten te leren en de verhouding tussen theorie en praktijk. Daarbij bleek dat de verwachtingen van de studenten die later uitvallen inderdaad niet kloppen, maar de verwachtingen van studenten die wél succesvol zijn, kloppen ook niet met de praktijk. Sportstudenten realiseren zich bijvoorbeeld vaak niet dat ze op de sportopleiding geen sporter worden, maar sportleraar. Maar de studenten die niet uitvallen, vonden dat kennelijk toch wel leuk.”

 

Scholen besteden veel aandacht aan een goede intake, en nemen bijvoorbeeld een test af die een beeld geeft van de capaciteiten en persoonlijkheid van een student. Helpt dat?
Irene: “Het idee daarbij is dat je een student beter kunt matchen aan de juiste opleiding, en zo misschien uitval kunt voorkomen. Maar uit onderzoek bleek dat die testen geen voorspellende waarde hebben als het gaat om schooluitval. Een van de dingen die vervolgens wél opviel: als studenten na de eerste lesperiode in beeld zijn doordat ze afwezig waren of slechte cijfers haalden, dan wordt er een enorm zorgstelsel aangesproken om ze ondersteuning te bieden. Maar veel van die studenten vallen aan het eind van het schooljaar alsnog uit. 

Daarom heb ik onderzocht wat er in de eerste tien lesweken gebeurt. Een onderzoek naar motivatie in de eerste negen weken van de opleiding liet zien dat er in week twee en drie al verschil is tussen uitvallers en niet-uitvallers in de antwoorden op zes stellingen over motivatie. Studenten die later uitvielen gaven dus in week twee en drie al andere antwoorden op de stellingen dan studenten die na een jaar nog op school zaten. En uit een onderzoek naar voorspellende factoren bleek dat aanwezigheid een grote voorspeller is.” 

 

Je wilt die studenten dan dus eerder op de radar hebben dan pas ná die eerste lesperiode.
Irene: “Precies. Maar dat is organisatorisch vaak lastig. Ik ben veertien jaar docent geweest, en dan kon ik per week vier startgesprekken voeren. Dat deed ik meestal gewoon op alfabetische volgorde. Dan had ik dus pas in week negen alle studenten in mijn klas gesproken. Voor sommige studenten is dat te laat. In zo’n startgesprek vraag je hoe het gaat, of de student goed gestart is, of je ergens bij kunt helpen. De studenten die meer risico lopen op uitval, wil je dan ook als eerste spreken. De grote vraag is dan natuurlijk: hoe weet je welke studenten dat zijn?”

 

Je hebt daarvoor een voorspellend model ontwikkeld op basis van machine learning. Hoe werkt dat precies?
Irene: “Je geeft de computer grote hoeveelheid data uit het verleden, bijvoorbeeld eindexamencijfers, de aanwezigheid tijdens de introductieweek, en hoe vaak een student zich al voor een studie heeft ingeschreven. Vervolgens laat je de computer berekenen welke factoren samenhangen met uitval. 
Het gaat daarbij wel om een samenhang, niet om een directe oorzaak. We zagen bijvoorbeeld dat een lager studentnummer een lagere kans geeft op uitval. Dat klinkt vreemd, maar studenten krijgen een nummer op volgorde van aanmelding. Wie zich vroeg heeft georiënteerd en vroeg heeft ingeschreven, heeft misschien een bewustere studiekeuze gemaakt dan iemand die geen idee heeft en zich op het allerlaatste moment dan maar even ergens inschrijft.

Al die gegevens uit het verleden leiden tot een algoritme, dat je vervolgens toe kunt passen op de volgende lichting studenten. Die ‘Uitnodigingsregel’ is in feite niet meer dan een praktische tool. Als studieloopbaanbegeleider krijg je een lijst met de studenten die je wilt spreken, alleen nu niet op alfabetische volgorde, maar op volgorde van wie waarschijnlijk het meeste baat heeft bij vroege aandacht. Overigens hebben we hierover ook ethische gesprekken gevoerd, want het voelt natuurlijk een beetje gek dat je al ingrijpt voordat er iets misgaat. De studieloopbaanbegeleider houdt de regie, en het gesprek verandert ook niet. Het gaat echt alleen om de volgorde van de gesprekken.”

 

Henrie, hoe luister jij hiernaar?
Henrie: “Wat Irene vertelt, sluit aan bij een actueel thema waar wij bij Ingrado mee bezig zijn: de aanwezigheidsgedachte. Bij het woord ‘verzuim’ ligt de oorzaak en de verantwoordelijkheid alleen bij de jongere. Als je focust op aanwezigheid, is er een gezamenlijke verantwoordelijkheid. Daar kan het ook over gaan bij een startgesprek: ‘Wat heb je nodig, hoe kunnen we sámen zorgen dat je hier op school aanwezig kunt zijn?’ 

Een voordeel van deze aanpak is dat je als school ook een lerende organisatie wordt. Je krijgt meer zicht op de risico’s en je kunt er beter op anticiperen. Ik zie in het onderwijs trouwens een langzame kanteling van ‘reactief en prestatiegericht’ naar ‘proactief en waarderend’, daar is dit ook een voorbeeld van.”

 

Uit jullie onderzoeken blijkt dat ‘verbinding’ belangrijk is. Wat kunnen scholen doen om studenten het gevoel te geven dat ze er echt bij horen?
Henrie: “Soms zit het in kleine dingen. Een kappersopleiding die na een maand een gezellig uitje organiseerde, zag dat de aanwezigheid daarna weer top was: de studenten voelden zich onderdeel van de groep, ze hoorden erbij. Er zijn mbo-scholen die gratis broodjes uitdelen tijdens toetsweken, gewoon om studenten een extra reden te geven om naar school te komen.

Een mooi voorbeeld zag ik thuis: ik heb een tweeling van twaalf, die naar twee verschillende middelbare scholen gaat. De een kreeg voor de zomervakantie een kaartje: ‘Wat fijn dat je naar onze school komt, we gaan er een tof jaar van maken!’, de ander kreeg niets. Dat kaartje zorgde voor binding met de school. Gelijk! ’Ik hoor erbij, ik word gezien.’ En dan moet ik denken aan een jongere uit ons onderzoek die vertelde dat ze zich op haar school ‘gewoon niet gezien voelde’. Binding met school, met je opleiding, met de mensen, met je klas, is knetterbelangrijk, ook op het mbo.”

Irene: “Zo’n kaartje kan inderdaad een goed idee zijn. Er blijkt bijvoorbeeld voor studenten ook een groot risico op uitval te zijn op het moment dat ze 18 worden. Dan zijn ze niet meer leerplichtig, dus dan kunnen ze zeggen ‘Zo, nu hoef ik niet meer naar school.’ Dat lijkt me een mooi moment om als school een kaart te sturen. Ik zou graag het effect onderzoeken.”

Henrie: “Als ze 18 worden, moeten studenten ook ineens zelf schoolgeld betalen en een zorgverzekering afsluiten. We verwachten van jongeren dat ze dat allemaal meteen zelf kunnen, maar vaak vinden ze het lastig. Met een kaart kun je ze feliciteren en ze meteen uitnodigen voor een gesprek over hoe het nu verder gaat.”

 

Wat is verder nog jullie advies aan scholen als het gaat om voortijdige uitval?
Henrie: “Zorg in ieder geval dat je data over aanwezigheid en verzuim op orde zijn. Die cijfers kun je behalve bij het voorkomen van uitval ook gebruiken om structurele verbeteringen door te voeren, bijvoorbeeld in het rooster of het curriculum.” 

Irene: “Data kunnen helpen om de volgorde slim te bepalen, maar je kunt als school natuurlijk ook besluiten om álle startgesprekken meteen in de eerste weken in te roosteren. Dat zal roostertechnisch een uitdaging zijn, maar het kan wel helpen. En verder: data zijn waardevol, maar ik weet dat er op microniveau in een klas werelden van verschil zijn tussen studenten. Niemand is te vangen in een cijfer. Het gaat altijd om het verhaal erachter.”

Henrie: “En die verhalen hoor je pas in een persoonlijk gesprek. Dat gesprek is waardoor studenten zich gezien voelen. En misschien is dát uiteindelijk wel de belangrijkste factor als je schooluitval wilt voorkomen.”

 

Downloads of extra materiaal

Tekst: Anne Wesseling 
Fotografie: Hetty van Oijen

>

Bij de Netwerkplaats draait alles om het leren van betekenisvolle ervaringen

De Netwerkplaats in de Achterhoek is een verbinder tussen LOB-vragen en de arbeidsmarkt.

 

Heb je een loopbaan- of een leervraag, dan brengen de mensen van de Netwerkplaats je in contact met iemand in de regio die je verder kan helpen. Sander Berendsen, Marij Striekwold en Jorik te Kaat vertellen hoe dat in zijn werk gaat.

 

Zelf vliegen met een drone? En dan aan alle vijftien directeuren van scholengroep Paraat scholen uitleggen hoe Artificiële Intelligentie werkt? De leerlingen konden het bijna niet geloven. ‘Gaan we dat écht doen?’ vroegen ze. ‘Ja, dat gaan we echt doen’, zei hun leerkracht, Jorik te Kaat. “Je mag echt vliegen met een drone, en je mag écht aan alle directeuren uitleggen hoe AI werkt.” Hij zag hoe de wereld voor zijn leerlingen geopend werd, en hoe enthousiast ze daarvan werden. Jorik te Kaat (Paraat scholen) vormt samen met Sander Berendsen (docent-onderzoeker op het Graafschap College en lerarenopleider bij de HAN) en Marij Striekwold (projectleider vanuit de HAN) de Netwerkplaats. Hun doel is loopbaanvragen en de arbeidsmarkt in de regio Achterhoek bij elkaar te brengen.

Hoe het werkt: leerlingen, studenten of bedrijven komen met een vraag, Sander, Marij en Jorik gaan binnen het netwerk op zoek naar mogelijkheden om de vragen of wensen te beantwoorden. Daarbij vallen vanzelf de traditionele scheidslijnen binnen het onderwijs weg. Zo kwam een hbo-docent marketinglessen geven aan de leerlingen van groep 7 en 8 van de Paraat-scholen, toen die met een project over een duurzame markt bezig waren. En omgekeerd bracht Marij vanuit de HAN een aantal studenten die moeite hadden met spelling in contact met Paraat scholen voor bijspijkerlessen grammatica.

 

De Netwerkplaats heeft geen vaste standplaats: de gehele Achterhoek is het klaslokaal. In een serre van innovatiecentrum CIVON in Ulft hebben Jorik, Marij en Sander een paar grote Netwerkplaats-doeken uitgelegd om hun methodiek uit te leggen. Sander: “We beginnen altijd met een leervraag. Daarover gaan we in gesprek, aan de hand van drie kernvragen van LOB: Wat doe je goed, wat doe je graag en waar wil je moeite voor doen? We zoeken ook naar betekenisvolle eerder opgedane ervaringen, zowel positieve als negatieve. Op basis daarvan kun je concrete plannen maken, doelen stellen en natuurlijk ook keuzes maken. Uiteindelijk verbinden we die loopbaanvraag met ons netwerk in de Achterhoek.”

 

Jullie richten je vooral op jongeren van 10 tot 30 jaar. Vanwaar die afbakening?

Sander: “Dan hebben we een doorlopende leerlijn gedurende de hele schoolperiode, van leerlingen in het basisonderwijs tot en met starters op de arbeidsmarkt. We richten ons in de eerste plaats op jongeren die creatief en ondernemend zijn. Voor hen brengen we onderwijs en bedrijfsleven samen in een nieuwe leeromgeving, die zich aanpast aan wat zíj willen leren, in plaats van dat ze moeten leren vanuit een bestaande lesmethode. Die leeromgeving kan dus overal zijn. In het po, vo, mbo, hbo, wo, maar ook in de innovatiecentra of bij bedrijven in de regio.”
Jorik: “Tegelijkertijd is die aanpak denk ik geschikt voor nog veel meer leerlingen dan alleen die eerste doelgroep, op het moment dat ze ermee in aanraking komen.”

 

Hebben jullie nog meer voorbeelden van hoe dat in de praktijk werkt?

Jorik: “Voor leerlingen van Paraatscholen ontwikkelden we ‘De Kansenpakkerij’. Als een kind bijvoorbeeld een boek wil schrijven, ontwerpen we daar een leeromgeving bij: we kijken samen wat er nodig is en zoeken mensen die bij het project kunnen aansluiten. We vragen er bijvoorbeeld voor de tekst een havist bij die ook een boek wil schrijven, en voor de illustraties een een mbo- of hbo-student.”
Marij: “Voor studenten van mbo, hbo en wo ontwerpen we onder meer inspiratiesessies. Via hun stagebedrijf kunnen stagiairs die geïnteresseerd zijn in innovatie, ondernemerschap en persoonlijke ontwikkeling terechtkomen bij de Netwerkplaats. Het inspiratieprogramma dat ze dan volgen, wordt aangepast aan hun individuele loopbaanwensen en -vragen. ”Sander: “Wil je bijvoorbeeld gaan leidinggeven, dan brengen we je in contact met de CEO van een bedrijf met wie je een dag kunt meelopen.”

 

Marij, jij bent binnen de Netwerkplaats ook de verbinder met het MKB. Hoe staan ondernemers hiertegenover?

Marij: “Die zijn hier blij mee. De Achterhoek heeft een grote maakindustrie. Ondernemers zijn continu bezig met innovatie, ook om hun concurrentiepositie te behouden. Ze zijn daarom op zoek naar ondernemende jonge werknemers, maar binnen het huidige onderwijs komen ondernemerschap en innovatie vaak nog onvoldoende aan bod. We zijn als Netwerkplaats eigenlijk de afdeling Research & Development van het beroepsonderwijs. Bovendien kunnen de ondernemers in onze projecten aan studenten laten zien hoeveel kansen er zijn in de regio, en op die manier misschien voorkomen dat jongeren na hun studie wegtrekken.”

Nog even over die vraaggestuurde aanpak: dat zal voor veel leerlingen en docenten even wennen zijn.

Sander: “We bouwen met onze projecten en programma’s in feite aan curricula die meebewegen met de beroepspraktijk. Dat vraagt om een ander ontwerp, zodat je aan kunt sluiten bij de wensen en behoeften van studenten. Dat is vaak best ingewikkeld voor docenten die gewend zijn om les te geven vanuit een klaslokaal en met de lesmethode als leidraad. Ik heb op de lerarenopleiding wel eens een student die bijvoorbeeld zegt ‘Ik word vakdocent Nederlands en ik wil gewoon kennis overdragen.’ Dat is ook prima. Het is en-en.”” Marij: “Er zijn ook docenten die deze werkwijze heel tof vinden en de loopbaangerichte elementen en het starten vanuit de beroepspraktijk interessant vinden.” Sander: “Jonge kinderen tussen vier en acht zijn ons grote voorbeeld. Kijk hoe jonge kinderen leren: ze zijn nieuwsgierig, laten zich verwonderen en gaan op onderzoek uit.”
Jorik: “Tegelijkertijd is het voor de wat oudere kinderen op mijn basisscholen soms óók lastig. Ik stel mijn leerlingen van groep 6 en 7 wel eens de vraag: ‘Als je alles zou mogen doen, wat zou je dan zelf willen leren?’ Die vraag overdondert ze best wel. Het is een andere manier van leren waar leerlingen geleidelijk aan moeten wennen. De bedoeling is dat docenten ook meer oog gaan krijgen voor vragen die leerlingen hebben, zodat ze hen met ons in contact kunnen brengen. Ik merk trouwens dat veel jonge leerkrachten leergierig en enthousiast zijn, die zien kansen voor hun leerlingen om op een andere manier te leren. Maar er zijn er ook die zeggen: ‘Hartstikke leuk Jorik, maar doe jíj het maar!’”

 

Een kritiekpunt kan zijn dat het klinkt als ‘vrijheid blijheid’. Je hebt toch ook je lesdoelen te halen?

Sander: “‘Vrijheid blijheid’ is een misvatting, we maken juist altijd heel nadrukkelijk verbindingen met het kwalificatiedossier, de doelen en de eindtermen. Alleen beginnen wij aan de andere kant. Het reguliere onderwijs start bij het kwalificatiedossier, wij starten bij de vraag of het verhaal van de student of de deelnemer, of bij een vraag vanuit de beroepspraktijk.”
Jorik: “Het project ‘Magische media’ voor groep 6, 7 en 8 vind ik een mooi voorbeeld. Groepjes leerlingen kregen een tijdslot in een live stream, dat ze zelf mochten vullen. Ze bedachten van alles: een quiz, een sportuitzending, presentaties over hobby’s. De weken vóór de live stream kwamen er experts en ervaringsdeskundigen uit de regio op school om lessen en workshops te geven over hoe je moet presenteren, over stemgebruik, hoe je een powerpoint maakt of een script schrijft. De basisvakken waren echt geïntegreerd in het project.”

 

Bij LOB gaat het om betekenisvolle ervaringen. Maken jullie daar ook gebruik van in nieuwe leeromgevingen?
Jorik: “Je kunt een alternatief bedenken voor het klaslokaal. Ik heb bijvoorbeeld een keer een dag lesgegeven in een weiland. Met strobalen hadden we een lokaal afgezet, en er kwamen gastdocenten uit ons netwerk die lessen gaven in onder meer sport en spel, en dans en drama.”
Sander: “Bij de inspiratiesessies voor studenten gebruiken we VR-brillen. Dan loop je over een houten plank die gewoon op de grond ligt, maar het lijkt alsof je de Grand Canyon oversteekt, of over een plank tussen twee wolkenkrabbers doorloopt. Je doet iets dat eng is, je waagt letterlijk een nieuwe stap, maar je kunt erop vertrouwen dat het lukt. Normaalgesproken wéét je dat ook wel, maar op deze manier ondervind je het ook echt aan den lijve.”

 

Hebben jullie een wens voor de komende tijd, als het gaat om LOB en de Netwerkplaats?

Jorik: “Ik zou het mooi vinden als leerkrachten opener gingen kijken naar de verschillende manieren waarop kinderen leren, binnen en buiten het klaslokaal. Leren hoeft ook niet altijd leuk te zijn of goed te gaan. Door te variëren krijg je verbreding en verdieping.”
Marij: “Ik hoop dat er in het hbo-curriculum meer ruimte en aandacht komt voor innovatie en ondernemerschap. Er zijn nu aparte opleidingen over innovatie, maar die vernieuwing zit in alle sectoren, in de zorg, in de techniek, in de landbouw. De veranderingen gaan zo snel, het zou fijn zijn als we dat meer omarmen en erin meegaan, zodat we studenten goed voor kunnen bereiden op de arbeidsmarkt.”
Sander: “Ik zou het mooi vinden als we naar een samenleving gingen waarin iedereen van en met elkaar leerde. Iemand die met pensioen is, kan een geweldige buddy zijn van een jongere – niet alleen op inhoudelijk vlak, maar ook als het gaat om persoonlijke groei.”

 

Wat leren jullie zelf van de Netwerkplaats?

Marij: “Ik ben me steeds bewuster van de kracht van ons netwerk. Dat netwerk moeten we laten groeien om aan het onderwijs en ondernemers iets te kunnen bieden. Hoe sterker de verbindingen die we leggen, hoe sterker het netwerk.”
Sander: “Ik leer steeds meer dat je in een complexe wereld dicht bij jezelf moet blijven. De wereld is te complex om te doorgronden. Zoals tijdens de coronaperiode vaak werd gezegd: ‘We moeten met 10% van de inzichten 100% van de keuzes maken.’ Daarvoor is vertrouwen nodig. Vertrouwen leren hebben in de ander én in jezelf, daar wil ik graag aan bijdragen.”
Jorik: “Door het vertrouwen van de Netwerkplaats heb ik geleerd om aan de slag te gaan met ideeën die ik anders misschien wel bedenk, maar niet uitspreek. Door de positieve feedback ga je net de drempel over om het ook daadwerkelijk te gaan dóen. Daardoor kom je weer met nieuwe mensen in aanraking en dat is ook het startschot voor nieuwe leermomenten.”

 

Dan zijn we afgeleid: een levensgrote robothond komt de ruimte binnen, met zijn ‘baasje’ met de afstandsbediening erachteraan. De hond draait een rondje en lijkt nieuwsgierig om zich heen te kijken.

 

Gaan jullie daar ook iets mee doen, met die robothond?

Jorik en Marij schieten in de lach: “Ernaar kijken en ons verwonderen!” Sander: “Dat is misschien wel het mooiste wat we doen in de Netwerkplaats. Beginnen met verwondering, en van daaruit mensen met elkaar verbinden.”

________________________________________

Meer informatie

De Netwerkplaats: www.denetwerkplaats.nl

Lees hier een eerder interview met Sander Berendsen over hoe leerlingen en studenten beter (en zinvoller!) kunnen leren reflecteren of download gratis zijn boek ‘Leren van verhalen’

________________________________________

Tekst Anne Wesseling Fotografie Hetty van Oijen
>

Een doorlopende LOB-leerlijn naar kansrijke beroepen in Rotterdam-Zuid

LOB begint bij talentontwikkeling op de basisschool

 

Een uitgebreid pakket aan LOB-activiteiten voor het basis- en voortgezet onderwijs, plus een baangarantie voor jongeren die kiezen voor een kansrijke vervolgopleiding in de richting Haven, Zorg of Techniek. Dat zijn de pijlers onder het project ‘Gaan voor een Baan in Rotterdam Zuid. Projectleiders Esther Lek en Thomas Ebeltjes: “LOB begint bij talentontwikkeling op de basisschool”.

 

Leerlingen laten kennismaken met kansrijke opleidingen en beroepen ‘op Zuid’, daar gaat het om bij het project Gaan voor een Baan. Het programma ging zo’n twaalf jaar geleden van start en inmiddels doen zo’n zestig basisscholen en zeventien middelbare scholen in Rotterdam Zuid eraan mee. Zij kunnen gebruik maken van een uitgebreid LOB-aanbod, waaronder een lessenserie LOB voor in de klas, gastlessen techniek, en evenementen waar leerlingen kennismaken met werk en werkgevers.
Projectleider po Esther Lek en projectleider vo Thomas Ebeltjes helpen en stimuleren de deelnemende scholen om aan de hand van het aanbod (bij elkaar gebracht op de website gaanvooreenbaan.nu) een zo goed mogelijk LOB-programma op te zetten. “We hebben contact over het aanbod en kijken samen welke activiteiten passen bij de school. We brengen nieuw aanbod onder de aandacht en we organiseren zelf ook een aantal evenementen”, zegt Esther.

Thomas: “Doel van het project is om jongeren en ouders, leerkrachten en partners te informeren, over kansrijke opleidingen en beroepen in de haven, de zorg en de techniek. Maar ook om te zorgen dat leerlingen door middel van de LOB-activiteiten tijdens hun schoolloopbaan ook actief kennismaken met het werk in die sectoren, zodat ze kunnen onderzoeken en ervaren of het bij ze past.”

 

Het gaat in dit project echt om een doorlopende leerlijn. Hoe ziet dat er in de praktijk uit?

Esther: “Die doorlopende LOB-leerlijn begint bij de talentontwikkeling van het kind op de basisschool. In het po gaat het bij LOB om vragen als ‘Wat vind je leuk?’ en ‘Wat zijn je kwaliteiten?’, maar ook om ervaringen. Leerlingen kunnen bijvoorbeeld een bezoek brengen aan het Discovery Lab, waar ze actief aan de slag gaan met techniek, zorg en LOB. Daarnaast draait het ook om voorlichting. Als leerlingen in groep 8 een keuze gaan maken voor een middelbare school, krijgen ze een plattegrond met alle vo-scholen op Rotterdam-Zuid, waar ook vragen op staan die kunnen helpen bij het keuzeproces.”

Thomas: “We laten ook zien wat er in het verlengde ligt van een keuze. Niet alle profielen worden op alle vmbo’s aangeboden, dus als je techniek interessant vindt, is het slim om een vo-school te kiezen die ook technische profielen aanbiedt. In het vo is de keuze voor een vervolgopleiding nog zo’n belangrijk moment. Op dat soort cruciale momenten in de schoolloopbaan proberen we steeds om die drie kansrijke sectoren onder de aandacht van leerlingen en ouders te brengen.”

 

De doorlopende leerlijn van Gaan voor een Baan begint al in groep 6 in het primair onderwijs. Waarom is het belangrijk dan al LOB-activiteiten te organiseren?

Esther: “Leerlingen ontwikkelen op de basisschool al snel een mening over of een bepaald beroep meer iets voor jongens of meisjes is. Ze beginnen dan dus eigenlijk al beroepen voor zichzelf uit te sluiten. Bovendien kénnen ze nog niet zoveel beroepen. Er zijn kinderen in Rotterdam Zuid die nog nooit de Erasmusbrug zijn overgefietst. Ze kennen wel de bakker en de supermarkt, maar ze komen niet vanzelf in aanraking met beroepen in de haven, de zorg of de techniek.

“Als je op de basisschool nog nooit een hamer in je handen hebt gehad, wordt de kans vrij klein dat je later alsnog een passie voor houtbewerking gaat ontwikkelen. Kinderen die in een achterstandssituatie opgroeien, leunen zwaarder op de school om dit soort ervaringen mee te kunnen maken. Dat maakt het extra relevant om er vroeg mee te beginnen. Wij proberen met al die activiteiten dus om de leefwereld van kinderen zo groot mogelijk te maken, en te voorkomen dat ze al op jonge leeftijd bepaalde beroepen uitsluiten. Daarnaast is het natuurlijk ook léuk, want ze leren op deze manier hun eigen stad beter kennen.”

 

Een speerpunt van dit project is ouderbetrokkenheid. Hoe werken jullie daaraan?

Thomas: “Hier gaat het ook echt over voorlichting, want als ouders niet weten wat een baan in de techniek inhoudt, dat je er goed geld mee kan verdienen en dat het supertof is om mee te werken aan vergroening van de stad en verduurzaming van de haven, kunnen ze ook daar niet met hun kind over praten.”

Esther: “We helpen ook docenten om op school al met de leerlingen én de ouders het gesprek te voeren over studiekeuze en loopbaan, bijvoorbeeld tijdens interactieve ouderavonden. Daar zijn verschillende werkvormen voor ontwikkeld. Zoals het prioriteitenspel, waarin leerlingen en ouders met behulp van thematische kaartjes aangeven wat ze belangrijk vinden bij de keuze van een middelbare school. Later bespreken ze het samen met de docent. Dat gesprek is voor leerkrachten ook waardevol, want die zien hoe ouders met hun kind communiceren over dit onderwerp.”

Thomas: “Het is belangrijk dat ouders en kinderen met elkaar praten over hun interessegebieden. Zodat een leerling merkt: ‘Hé, mijn moeder vindt timmeren ook interessant!’ Onze collega Vincent gaat trouwens ook actief de wijk in, om bij wijkinitiatieven, religieuze organisaties en diverse andere partners in de wijk ouders te informeren en bewust te maken van kansrijke sectoren. We proberen echt op allerlei manieren het gesprek tussen ouders en leerlingen op gang te brengen.”

 

Je noemt al de ondersteuning van docenten. Op wat voor manier gebeurt dat nog meer?

Thomas: “Professionalisering van de docenten is inderdaad een van de speerpunten van het programma. Via de website van Gaan voor een Baan kunnen docenten zich eenvoudig inschrijven voor workshops en trainingen. In het begin hebben we vooral ingezet op trainingen over hoe je op school een goed LOB-programma op kunt zetten. Inmiddels staan die programma’s er op vrijwel alle scholen, en is de focus meer verschoven naar borging van LOB.”

Esther: “We bieden ook trainingen aan in het voeren van LOB-gesprekken. We zetten erop in dat het LOB-aspect ook in alle mentor-ouder-leerlinggesprekken terugkomt, zoals tijdens gesprekken over de keuze voor een middelbare school.”

 

De leerlingen die na het vmbo kiezen voor een kansrijke beroepsopleiding, krijgen de garantie dat er een baan voor ze is na hun afstuderen. Die AanDeBak-garantie is er sinds 2012. Heeft het geleid tot meer instroom in kansrijke opleidingen?

Esther: “We zien dat de instroom in studies op het gebied van zorg, haven en techniek inderdaad groter wordt. In 2012 koos in totaal ongeveer 31% van de leerlingen voor een kansrijke opleiding. In 2022 was dit zo’n 44%. Het is onze ambitie om dat de komende jaren te laten stijgen naar 55%.”

Thomas: “Van de jongeren die kozen voor een kansrijke opleiding, volgt ongeveer een kwart een studie met AanDeBak-garantie, dat gaat om zo'n 800 jongeren per jaar. Daar zijn we heel tevreden over.”

 

Wat misschien ook meespeelt is dat jullie op de website van AanDeBak-garantie duidelijk communiceren over de salarissen die je kunt verwachten. Uit de Salarissen-quiz blijkt dat het startsalaris van mbo-verpleegkundige bijna eenderde hoger ligt dan dat een leidinggevende leasure & hospitality, en een technicus engineering verdient een kwart meer dan een vestigingsmanager groothandel. Dat scheelt nogal wat!

Thomas: “Sterker nog: vijf jaar na het behalen van hun diploma verdienen jongeren die een studie kozen met AanDeBak-garantie bijna twee keer zoveel als jongeren die dat niet deden. We communiceren dat inderdaad duidelijk op de website, omdat het voor jongeren en ouders belangrijk is om te weten.”

Esther: “Leerlingen vragen daar zelf ook om. In een gesprek met ons jongerenpanel hoorde ik de ene leerling zeggen ‘Geld is voor mij belangrijk’ en de ander: ‘Ik wil gewoon iets gaan doen wat ik leuk vind’. Maar allemaal willen ze wel wéten wat de baankansen zijn, en wat voor salaris je dan kunt verwachten. Het gaat tenslotte over hun toekomst. Een hoger salaris kan net het verschil maken waardoor je een huis kunt kopen.”

 

Inmiddels hebben negentien andere gemeenten aangegeven ook AanDeBakgaranties te gaan afgeven voor mbo-studenten die kansrijke opleidingen kiezen. Hebben jullie tips of adviezen?

Esther: “We krijgen al regelmatig aanvragen uit andere steden om informatie te delen. Mijn advies is altijd: zorg om te beginnen dat de governance goed geregeld is, want je hebt de schoolbesturen en werkgevers echt nodig. Alle partijen moeten ‘ja’ zeggen, daarna kun je pas aan de slag. En verder: bepaal een duidelijk doel en een route daarnaartoe, en laat je daar niet van afleiden. Het mooie van de nationale programma’s is dat het langdurige programma’s zijn en je dus daadwerkelijk verandering in gang kunt zetten.”

Thomas: “Het is daarnaast ook belangrijk om actief bij de scholen betrokken te blijven, zodat je het op tijd merkt als scholen tegen praktische problemen aanlopen. Want je kunt wel een tof evenement organiseren, maar als een school niet genoeg begeleiders heeft, houdt het daar soms gewoon op. Dan is juist die praktische ondersteuning belangrijk om van een activiteit een succes te maken.”

 

Tot slot: wat is jullie wens voor de komende jaren?

Esther: “Ons doel is dat alle ouders en leerlingen op Zuid weten dat dit programma er is en dat scholen LOB-activiteiten actief blijven aanbieden aan de leerlingen en hun ouders.”

Thomas: “Ik hoop vooral dat we ook de komende jaren alle leerlingen op Zuid kunnen laten zien welke kansrijke mogelijkheden ze hebben en welke slimme keuzes ze kunnen maken. Zodat ze daarover kunnen nadenken op beslissende momenten in hun schoolloopbaan en ze zich, welke richting ze vervolgens ook inslaan, in ieder geval gesterkt voelen in hun keuzes.”


______________________________________________________

Informatie

Een aantal activiteiten en een groot deel van de materialen binnen het project Gaan voor een Baan is ook beschikbaar voor scholen buiten Rotterdam. Kijk voor meer informatie op de website: https://gaanvooreenbaan.nu.

Meer informatie over de AanDebak-garantie: https://aandebakgarantie.nl

Het project Gaan voor een Baan is een van de pijlers onder het Nationaal Programma Rotterdam Zuid, dat onderdeel uitmaakt van het Nationaal Programma Leefbaarheid en Veiligheid, waar 20 gebieden onder vallen.

______________________________________________________

Tekst Anne Wesseling Fotografie Hetty van Oijen
>