Praktijkvoorbeelden LOB

Expertisepunt LOB

Hoe geven vmbo, havo/vwo-, mbo- en hbo-scholen in Nederland vorm aan LOB? Hier vind je ter inspiratie praktijkvoorbeelden. Je kunt de voorbeelden vrij gebruiken voor je eigen LOB-programma. Wil je zelf een mooi praktijkvoorbeeld van jouw school met ons delen? Graag! Stuur ons een bericht naar info@expertisepuntlob.nl. Deze databank wordt periodiek aangevuld met nieuwe praktijkvoorbeelden.

Thema
doorstromen
Onderwijs
Regio

Lespakket Decision Quality

Hulp bij het maken van een weloverwogen studiekeuze

 

 

Tilburg University ontwikkelde een lespakket dat leerlingen uit de bovenbouw van havo en vwo kan helpen bij het maken van een weloverwogen studiekeuze.

Het lespakket is gebaseerd op een wetenschappelijk onderbouwde methode die in het bedrijfsleven wordt gebruikt om grote beslissingen te nemen én te onderbouwen. Bijzonder hoogleraar Kuno Huisman van Tilburg University verwerkte deze methode voor het bedrijfsleven in een lespakket voor middelbare scholen, waarbij leerlingen in zes stappen (modules) het studiekeuzeproces doorlopen.

Het lespakket bestaat uit een PowerPointpresentatie voor decanen en mentoren, een werkboek en negen instructievideo’s voor de leerlingen. De PowerPoint is bedoeld voor de begeleiders en legt precies uit hoe de studiekeuzetool kan worden ingezet in de les. Het is belangrijk om deze PowerPoint eerst met het begeleidende team te bekijken om de methode in de vingers te krijgen en te beslissen hoeveel lestijd er kan worden gebruikt om alle zes modules door de leerlingen te laten doorlopen. De negen video’s leiden steeds een onderdeel van de les in. De methode en de zes thema’s van de modules worden hierin toegelicht: er worden valkuilen benoemd en er zijn verhalen van ervaringsdeskundigen. Leerlingen gaan na het bekijken van de instructievideo die hoort bij de les, zelf aan de slag met de opdrachten uit het werkboek. Het werkboek kan uitgeprint worden, maar is ook online in te vullen. Het is de bedoeling dat er na ieder hoofdstuk tijd wordt ingeruimd voor het delen en uitwisselen van ervaringen met de klas. De methode geeft decanen en mentoren aanknopingspunten voor het LOB-programma, waarbij zij zelf kunnen bepalen aan welke onderwerpen extra aandacht wordt gegeven.

Meer weten?

 

 

>

Spiegelwerk, reflectie tijdens de eerste zes weken van je (mbo)opleiding

Spiegelwerk is een tool die studenten helpt om te reflecteren.

 

Spiegelwerk, zo heet de tool die docent Dion Spoler van Gilde Opleidingen samen met 3e jaars studente Socialwork Micha Astles heeft ontwikkeld. Spiegelwerk is een tool die studenten helpt om te reflecteren. En reflecteren is belangrijk want het heeft een positief effect op de ontwikkeling van studenten: het zorgt ervoor dat je jezelf beter leert kennen en daarop kunt bijsturen.
Het zorgt ook voor meer verbinding met medestudenten of collega’s, beter doordachte reacties, minder onzekerheid en gevoel van machteloosheid én een beter vermogen om verschillende manieren van leren direct toe te passen op school en in de beroepspraktijk.

Bij Spiegelwerk doorlopen studenten het programma middels een zelf ontworpen interactief digitaal werkboek waarin lessen, workshops en literatuur gekoppeld zijn. Het programma wordt bij team welzijn op locatie Venray ingezet bij de eerstejaars studenten sociaal werk in de eerste zes weken van het schooljaar. In deze zes weken komt er van alles op deze nieuwe studenten af. Nieuwe en spannende prikkels die aandacht verdienen. Wat Dion en zijn collega’s vaak zien is dat studenten bij aanvang van het schooljaar meteen in het diepe worden gegooid; nieuwe school, nieuwe klasgenoten, andere manier van lessen, andere systemen, andere roosters en met name ook verwachtingen die de docenten van studenten hebben, zoals bijvoorbeeld zelfstandigheid. Het reguleren van al deze externe en interne prikkels en verwachtingen is nogal wat voor studenten die voor het eerst in aanraking komen met het mbo- onderwijs!

Vanuit dat uitgangspunt is ervoor gekozen om de eerste zes weken van het schooljaar te bestempelen als de “mindsetweken”. Het mbo vraagt namelijk om een andere mindset dan dat de studenten gewend zijn vanuit hun vooropleiding. In de mindsetweken staan drie onderwerpen centraal: zelfbeeld, beroepsbeeld en opleidingsbeeld. De studenten maken eerst vrijblijvend kennis met deze drie thema’s, waarna ze met de modules, challenges, projecten en andere vormen van opdrachten aan het werk gaan.
 

Hoe ziet Spiegelwerk concreet uit?

Bij aanvang van het schooljaar gaan de studenten de eerste zes weken 2 x 2 uur per week aan de slag met Spiegelwerk. In de eerste week gaat het vooral om de kennismaking. Lessen staan in het teken van voorkennis activeren en de studenten voorbereiden op wat ze kunnen verwachten. Ze maken kennis met het interactieve digitale werkboek waarmee ze gedurende de periode aan de slag gaan.

Na de eerste week gaan de studenten klassikaal werken in het interactieve digitale werkboek. Dit wordt gedaan aan de hand van een presentatie waarin studenten individueel werken, maar soms ook samenwerken. De student doorloopt het eerste thema en doet dit samen met mede-studenten. Op deze manier kunnen de studenten ook samen overleggen en resultaten delen over de uitkomsten van de werkvormen uit het werkboek.

De tweede les in deze week is in de vorm van een workshop met als hoofdthema stress, dit omdat het docententeam zich ervan bewust is dat de start van een schooljaar met alle bovenstaande uitdagingen soms ook stress kan oproepen bij studenten. In deze workshop krijgen de studenten inzicht over wat stress is, hoe je het kunt signaleren, en hoe je ermee om kunt gaan en erover kunt praten. Deze workshops worden verzorgd door een docent die expert is op deze thema’s. Enerzijds is het bruikbaar voor de student zelf maar ook leerzaam in relatie tot het beroep dat ze gaan uitoefenen, waar ze uiteraard ook cliënten tegen gaan komen die stress ervaren.


Goede manier om het schooljaar te starten!

Door op deze manier de start te maken van het schooljaar krijgen studenten niet alleen de tijd en de ruimte om te landen op school, maar ook leren ze elkaar en zichzelf goed kennen.

Op deze manier:

  • krijgen ze inzicht in hun kwaliteiten en valkuilen

  • leren ze bewust te reflecteren op situaties

  • leren ze over emoties en het reguleren hiervan

  • leren ze hoe om te gaan met stress en hoe dit in te zetten in de beroepspraktijk

  • leren ze elkaars uitdagingen en angsten kennen waardoor ze empathie creëren voor elkaar en zo een hechtere groep worden

  • leren ze naar elkaar te luisteren en elkaar op een goede manier feedback te geven

  • Maar misschien wel het allerbelangrijkste: de studenten leren dat reflecteren en praten over gevoelens en emoties de sleutel is tot ontwikkeling: als persoon en als toekomstig beroepsuitoefenaar.

De studenten in Venray zijn erg enthousiast! Ze vinden het een mooi concept en het is goed te begrijpen. Feedback geven en krijgen van anderen vinden ze prettig, ook de opbouw van het programma vinden ze inspirerend.

___________________________________________________

Tips 

  • Een goede start van het schooljaar heb je het hele jaar profijt van

  • Ben er bewust van dat de overstap naar een nieuwe school heel groot kan zijn

  • Betrek het hele team en maak gebruik van alle kwaliteiten die bij collega’s aanwezig zijn

  • Geef studenten de ruimte om mee te denken in het programma

___________________________________________________

Meer weten?

Micha Astles
Micha Astles, derdejaars student Social work bij Gilde Sociale Studies in Venray ontwikkelde Spiegelwerk als kartrekker samen met Inge van der Giessen, eerstejaars student docent muziek aan het conservatorium en Jordy Althuizen, vierdejaars student Communicatie en multimedia design.

Tijdens haar lessen in het Gilde Leerlab onder leiding van Dion Spoler kreeg Micha de ruimte om een project te starten dat enerzijds past bij haar opleiding maar ook dicht bij haar zelf staat. Spiegelwerk is hiervan het resultaat geworden.

Op 5 januari ontving Micha de ICV (Industriële Club Venray) Junior Award in ontvangst tijdens de Venrayse Ondernemers Prijzen in de Schouwburg in Venray. Voor deze award konden studenten die een unieke prestatie hebben geleverd en een talent voor ondernemen hebben, genomineerd worden. Niet gek dus dat Micha - die met haar concept Spiegelwerk alle studenten op school wil helpen - gewonnen heeft!

Bekijk onderstaande video  waarin Micha in haar eigen woorden Spiegelwerk toelicht.
___________________________________________________

>

Stapsgewijs de harde knip overbruggen tussen havo en hbo

Hoe kunnen we de aansluiting tussen voortgezet onderwijs en hbo verbeteren, zodat minder studenten uitvallen?


De Hogeschool Utrecht sloot daarvoor onlangs een convenant met vo-scholen in de regio. Lieke van Bokhoven, projectleider regionale samenwerking, legt uit welke drie factoren vooral belangrijk zijn om te zorgen dat studenten slagen, en welke plannen er zijn om de kloof tussen vo en hbo te dichten.

’Op het hbo krijg je te pas en te onpas feedback! Dat is zó wennen!’ Het is een uitspraak van een eerstejaars student die illustreert waarom de overstap naar het hbo voor studenten echt verwarrend kan zijn. “Deze docent bedoelt het waarschijnlijk goed,” zegt Lieke van Bokhoven, “maar de eerstejaars studenten denken dat ze iets verkeerd doen en raken in verwarring. Het is beter om de feedback rustig op te bouwen.” Lieke van Bokhoven is projectleider regionale samenwerkingen vo-ho aan de Hogeschool Utrecht. Doel van het project: de doorstroom van met name havisten verbeteren. “Nog steeds valt een op de drie studenten uit op het hbo. Het merendeel valt uit op een opleiding van hun eerste keus en gaat dan een andere opleiding doen. Dat zorgt voor oponthoud. Er zijn er ook die tijdelijk gaan werken en dan niet terugkomen – ook dat is een gemiste kans.” De oorzaak is duidelijk: “Tussen havo en hbo zit nu een harde knip. Vaak hebben leerlingen aan het eind van de havo nog niet de juiste skills voor het hoger onderwijs. De vraag is dus: ‘Hoe kunnen we de landing gemakkelijker voor ze maken?’ Er zijn veel initiatieven van individuele opleidingen en bevlogen docenten om de aansluiting te verbeteren. Het doel van dit project is om krachten te bundelen, elkaar te inspireren en kennis te delen.”

 

Hoe gaan jullie dat precies aanpakken?

“Ik werk met een Projectteam Regionale Samenwerking, waarvan acht mensen van Hogeschool Utrecht deel uitmaken. Daarnaast is er een werkgroep met ruim twintig mensen uit het vo en hoger onderwijs in de regio. Die groep is een dwarsdoorsnede uit het onderwijs, van schoolleiders, mentoren en decanen tot beleidsmedewerkers van toeleverende scholen. In oktober hebben we een werkconferentie georganiseerd. Daar is ook een convenant ondertekend door bijna veertig scholen, gericht op het verbeteren van de samenwerking.

De titel van de conferentie was ‘Van woorden naar daden’: we willen niet dat het alleen bij praten blijft. Het voordeel van een convenant is dat er écht een commitment komt, ook vanuit de schoolbesturen. Dat is belangrijk, want je kunt als docenten wel goed samenwerken, maar je hebt toch vooral faciliteiten nodig en daarvoor zijn besturen verantwoordelijk. Het was een mooie bijeenkomst met aandacht voor wetenschappelijke inzichten en met vertegenwoordigers vanuit het landelijk en regionale bestuur. Er waren ook inspirerende werksessies – ik wist niet dat er al zóveel initiatieven waren voor samenwerkingen, het was mooi om dat te ervaren.”

 

Bij die werksessies draaide het om drie thema’s waar de aansluiting tussen vo en hbo verbeterd kan worden: kiezen, kunnen en kennen. Om met ‘kiezen’ te beginnen: hoe kunnen jullie als hbo samenwerken met de havo-scholen als het gaat om studiekeuze en LOB?

“Bij studiekeuze gaat het niet alleen om begeleiding en voorlichting, uit onderzoek blijkt dat vooral ervaringen zorgen dat een studiekeuze succesvol is. Vanuit de Hogeschool Utrecht kunnen we op verschillende manieren ondersteuning bieden. Leerlingen kunnen bijvoorbeeld een dag meelopen met een student, of ze kunnen onze labs bekijken. Onlangs was een aantal vo-scholen hier een middag zodat leerlingen konden kennismaken met Informatietechnologie. Die waren na afloop dolenthousiast. Ze dachten dat de ICT-sector niets voor ze was, maar hier in het VR-lab zagen ze hoe de praktijk kan zijn.

Daarnaast zijn er tools, zoals het LOB-cv, die je kunt gebruiken bij LOB in het vo en die wij kunnen gebruiken op de matchingsdag en bij de aanmelding van nieuwe studenten. Dat soort tools willen we binnen deze regionale samenwerking verder gaan uitrollen, want het effect wordt groter als vo en ho ze allebei gebruiken. Als een student bijvoorbeeld na twee maanden besluit dat de studie van de eerste keus het bij nader inzien toch niet is, kun je samen terugkijken in het LOB-cv: wat waren nog meer studierichtingen die hij of zij heeft overwogen? Misschien zit daar iets bij waar de student alsnog beter op zijn of haar plaats is. Onlangs hebben we trouwens een evaluatie uitgevoerd bij een aantal scholen die LOB-cv gebruiken en daarbij zagen we al minder uitval van de eerstejaarsstudenten. Het is een kleine steekproef, maar wel veelbelovend. Als je met tools als het LOB-cv aan de slag gaat, zie je snel resultaat. Dat is al gebleken uit onderzoek, maar je moet het wel gaan dóen.”

 

Wat is de belangrijkste belemmering?

“Tijd. We werken op dit moment in de werkgroep met extra bevlogen mensen, dat zijn echt de voorlopers. De gemiddelde havo-docent zegt: ‘Ik zie het belang, ik wil het doen, maar ik kom er gewoon niet aan toe. We moeten al zoveel!’

De kunst voor ons is dus om vanuit de Hogeschool Utrecht iets te bedenken dat aanvullend is en niet teveel tijd kost. Daarom focussen we nu op het ontlasten van docenten, bijvoorbeeld door lessen over te nemen of faciliteiten ter beschikking te stellen. Een docent wiskunde kan hier met de klas een IT-experience komen doen, een docent aardrijkskunde kan hier een les komen geven. Leerlingen kunnen hier ook op een experience-manier kennismaken met vervolgopleidingen. Leerlingen van een Technasium gingen hier laatst bijvoorbeeld aan de slag om een energiebesparende waterkoeler te ontwikkelen. De leerlingen vonden het fantastisch! Mede daardoor beklijft de informatie ook beter. Het valt allemaal onder de ervaringen die leerlingen kunnen helpen bij een bewuste studiekeuze.”

 

Het tweede punt waar de aansluiting beter kan: ‘kunnen’, dat gaat over studievaardigheden. Waar gaat het mis?

“De overgang van havo naar hbo is nu voor de meeste studenten te abrupt. Ze moeten binnen twee maanden veel zelfredzamer zijn en meer samenwerken dan waarop ze zijn voorbereid. Het gaat van ‘Pak hoofdstuk 3, bladzijde 6 en volgende week is er een overhoring’ in één keer naar ’Een energieleverancier heeft een crisis, ga met je groepje aan de slag om een oplossing te bedenken’.

Eerstejaars zijn als ze binnenkomen vaak nog niet gewend aan probleemgestuurd onderwijs, en hier op de Hogeschool Utrecht doen we niets anders. Dat is niet voor niets: dit is hoe we studenten voorbereiden op hun werkzame leven. Alles is gericht op je praktische functioneren. We doen steeds meer met programmatisch toetsen, waarbij studenten beoordeeld worden op hun portfolio. En we werken bijvoorbeeld ook met 360-graden feedback, want in het bedrijfsleven krijg je óók feedback van alle kanten.

Onze opleiding ‘Open ICT’ is de eerste van de reguliere fulltime bachelors die die omslag maakte. In de IT is de scrum-aanpak gebruikelijk, dus vanaf dag één bootsen we dat na in de opleiding. Als je binnenkomt, worden er direct leerdoelen geformuleerd: wat wil je bereiken, hoe ga je dat aanpakken? Je gaat ook meteen in groepjes aan de slag. De leerlingen die die opleiding volgen zijn lyrisch over dit onderwijs, en het bedrijfsleven is heel enthousiast over de skills die die studenten hebben. Maar de overgang vanaf de havo is voor veel studenten groot.”

 

Het vraagt inderdaad veel van de zelfredzaamheid van studenten.

“We vragen sowieso veel van onze studenten op het hbo, er zijn veel prikkels en veel keuzes die ze moeten maken. Dat is voor veel studenten lastig. Ze kijken vaak naar de korte termijn en dat is ook niet raar: de havo-leerlingen zijn jonger als ze op het hbo komen dan leerlingen die vanuit het vwo doorstromen naar de universiteit. Je kunt ze niet kwalijk nemen dat hun zelfredzaamheid nog niet optimaal is. Aan de andere kant moeten we ze ook niet onderschatten: er zijn ook jongeren die op hun zeventiende al wethouder zijn. Als ze echt het nut ergens van inzien, lukt het wél. Hoe dan ook zijn ‘zelfredzaamheid’ en ‘reflecteren’ vaardigheden die je eenvoudig kunt verbeteren. Eigenlijk zouden ze al vanaf de brugklas moeten leren reflecteren. Het is goed dat daar nu binnen LOB in het vo steeds meer aandacht voor is.”

 

Het havoplatform maakt zich hard voor een praktijkgericht vak op de havo, havoP, juist ook om de zelfsturing van leerlingen te vergroten. Zou dat helpen om de aansluiting te verbeteren?

“De aanpak van havoP sluit naadloos aan bij het idee van Applied Sciences dat wij hier hanteren. Dat vak bereidt leerlingen heel goed voor op het hbo, zeker als je stuurt op zelfredzaamheid, leren samenwerken en effectief plannen. Als leerlingen in het vak havoP al probleemgestuurd leren werken aan praktijkcases, dan komen ze er wel op het hbo. We kunnen docenten adviseren hoe ze dat in de les vorm kunnen geven, want zoals ik al zei: we doen hier niets anders dan probleemgestuurd onderwijs aanbieden.”

 

Dan het derde punt: ‘kennen’, de vakinhoudelijke aansluiting tussen havo en hbo. Daar zou je eigenlijk geen problemen verwachten, de havo bereidt toch voor op het hbo?

“Maar ook daar is een kloof: waar de havo vakinhoudelijk eindigt, is niet waar het hbo begint. Havisten moeten dus meteen al gaan bijspijkeren, als ze aan een hbo-studie beginnen. Dat is niet motiverend en bovendien wordt de studie daardoor nóg pittiger. Vooral bij Engels, wiskunde en Nederlands lopen studenten daartegenaan. Een mogelijke verklaring is dat we op het hbo meer van studenten zijn gaan vragen, bijvoorbeeld doordat het hoger onderwijs steeds Engelstaliger wordt. Sommige studenten hebben op de middelbare school al tweetalig onderwijs gehad, maar voor de anderen is het echt een grote overgang.

Uiteindelijk is het probleem dat de eindtermen van enkele vakken van de havo niet op het niveau zijn van de begintermen van het hbo. Om dit op te lossen zou er een lobby op landelijk niveau moeten zijn. Het ministerie van OCW weet ervan en de vo-raad is zich ervan bewust. Dus dit probleem is niet iets waar wij in dit project op focussen – laten we eerst doen wat binnen onze invloedssfeer ligt.”

 

Wat zijn de eerste punten waarmee jullie aan de slag gaan?

“We beginnen met kleine projecten die we vervolgens groot kunnen uitrollen. Bij quick fixes denk ik bijvoorbeeld aan het havoP-programma. Dat kunnen we uitwerken in concrete pilots, die vervolgens een voorbeeld kunnen zijn voor andere scholen. Voor LOB geven we prioriteit aan het LOB-cv, en verder zetten we nog meer in op ervaring en beleving door havo-leerlingen hier op de Hogeschool Utrecht uit te nodigen. Dat is allemaal kleinschalig en behapbaar, en later goed op te schalen.

Binnenkort gaan we met de werkgroep bepalen wat we concreet samen met havo-scholen in de regio kunnen doen, en hoe we dat het beste gezamenlijk kunnen vormgeven, bijvoorbeeld door leerlijnen uit te werken of handvatten voor docenten op te stellen. We hopen nog dit jaar de eerste resultaten te delen met de achterban. Het zou mooi zijn als binnen vijf jaar het percentage uitvallers en switches is gereduceerd naar tien tot twintig procent. Dat is nog steeds teveel, maar wel een flinke stap in de goede richting. ”

 

Wat adviseer je LOB-medewerkers van vo-scholen, die hun leerlingen beter willen voorbereiden op het hbo?

“Denk in mogelijkheden! Zoek daarbij vooral ook inspiratie bij collega’s. Bij elke onderwijsinstelling zijn er wel een paar bevlogen voorlopers die zich met de aansluiting vo-hbo bezig houden. Ga bij hen te rade, bijvoorbeeld over hoe je leerlingen kunt helpen extra studievaardigheden te ontwikkelen. Tijdens onze bijeenkomsten blijkt vaak dat collega’s niet van elkaar weten waar ze precies mee bezig zijn. Daar is veel winst te behalen, dus zorg voor mogelijkheden om ervaringen en ideeën uit te wisselen.

Ik doe ook graag nog een oproep aan docenten en schoolleiders van vo-scholen in de regio Utrecht: sluit je aan bij onze werkgroep! Want hoe meer mensen zich aansluiten, hoe meer impact we kunnen hebben. Het verbeteren van de aansluiting tussen havo en hbo is een maatschappelijke opdracht die we gezamenlijk hebben. Het was tijdens de conferentie mooi om te merken dat iedereen binnen vo en hbo hetzelfde nastreeft, en dat ook iedereen zich daaraan committeert. Als we dat doorzetten, maken we de aansluiting tussen vo en hbo, en ook het hele onderwijs, stap voor stap steeds een stukje beter en kunnen we de harde knip overbruggen.”

Tekst: Anne Wesseling Fotografie: Hetty van Oijen
>

Keuzedeel ‘Voorbereiding hbo’ bij ROC Mondriaan en mboRijnland

Rondkijken, sfeerproeven, reflecteren: past een hbo-studie echt bij mij?

Ga ik na het mbo verder met een hbo-studie, of ga ik toch liever werken? Het is een belangrijke vraag voor mbo-studenten. Tijdens het keuzedeel ‘Voorbereiding hbo’ werken ze een week op het hbo in groepjes aan een adviesopdracht, onder leiding van hbo-docenten. Zo ontdekken ze of een hbo-studie echt bij hen past, én werken ze alvast aan hun competenties.

Het keuzedeel ‘Voorbereiding hbo’ werd in de regio Haaglanden/Rijnstreek ontwikkeld door zeven mbo- en hbo-scholen. Jaarlijks volgen zo’n 750 mbo-studenten dit keuzedeel (30 groepen van gemiddeld 25 studenten). Ze zijn afkomstig van ROC Mondriaan en mboRijnland en volgen met name opleidingen in de zakelijke dienstverlening. Het keuzedeel is een belangrijke LOB-tool, zegt projectleider Liesbeth van der Meer. ‘Veel van deze mbo-studenten zien het mbo als een tussenstap – eigenlijk willen ze naar het hbo. Dat is een vaste gedachte die ze vaak al hebben op het vmbo, maar tijdens hun mbo-opleiding begint dat idee te wankelen. Ze komen jong binnen, en als ze na een tijdje stage gaan lopen, bevalt dat van beide kanten vaak zo goed dat ze door de bedrijven al gevraagd worden om daar na hun studie te komen werken. Wat doe je dan? Toch doorstuderen? Of liever werken? Wat past bij jou, wat wil je écht? Dat is wat ze bij dit keuzedeel onderzoeken.’

 

Hoe is het keuzedeel ‘Voorbereiding hbo’ precies opgebouwd?

’Het keuzedeel omvat vier werkprocessen. Het eerste werkproces is een oriëntatie op hbo-opleidingen en -beroepen. Het draait om de student zelf: Wie ben ik, wat past bij mij, wat is er te koop? Werkprocessen twee en drie gaan over het werken aan een studieopdracht en het samenwerken in projectgroepen. Hiervoor volgen de studenten een week lang lessen op een hbo-school. In de ochtend krijgen ze colleges, vervolgens werken ze in groepen aan een deelopdracht. Aan het eind van de week presenteren ze een adviesrapport, waarin ze voor een groot bedrijf aangeven wat het moet doen om over vijf jaar nog succesvol te zijn.

Werkproces vier draait om reflectie op gedrag en resultaten. Studenten houden een logboek bij en werken aan een portfolio. Ze sluiten het keuzedeel af met een mondeling examen, met het logboek als uitgangspunt.’

 

De studenten worden echt ondergedompeld in het hbo.

‘Ja, het belangrijkste is dat ze een week los zijn van hun eigen school. Door het programma in één week te gieten, gaan ze mee in de stroom van het hbo. Ze komen meer in contact met hbo-studenten en de kans is ook groter dat ze iemand tegenkomen die ze al kennen, bijvoorbeeld van een sportclub. Ze kunnen vragen stellen en echt ervaren hoe het is om aan een hbo te studeren. Toen we begonnen met dit keuzedeel, was de opzet overigens nog anders. Toen volgden de studenten tien weken lang één dagdeel per week het keuzedeel Voorbereiding hbo. Dat had als nadeel dat ze dan elke keer weer opnieuw moesten opstarten. De huidige opzet is een ‘snelkookpan’ van vijf volle dagen les op het hbo, dat werkt beter. Ze leren nu in korte tijd heel veel. Een ontwikkelproces kun je natuurlijk niet in een week persen, maar toch kiezen we er bewust voor. De voordelen wegen zwaarder dan de nadelen. En we zien ook dat wat de studenten leren op het hbo ze daarna toepassen als ze weer terug zijn op hun eigen school.’

 

Het keuzedeel is een samenwerking tussen twee roc’s en vijf hogescholen. Hoe is deze samenwerking tot stand gekomen?

‘Het initiatief ging uit van onze onderwijsdirecteur Marie-Claire Gambon. Zij vond dat we iets moesten doen aan de overstap naar het hbo, want we zagen daar te vaak studenten vastlopen of van studie switchen. Ze heeft een rondje ‘langs de velden’ gemaakt om het onderwerp bespreekbaar te maken en te onderzoeken of de scholen gezamenlijk zouden kunnen optrekken. Al snel bleek dat iedereen achter dit idee stond, er was meteen een goede chemie. Er werd een convenant gesloten en er werden werkafspraken gemaakt.

Vanuit de directie werd dus een goede basis gelegd. In maart 2018 werd ik projectleider voor de scholengroep Economie/Retail, dit keuzedeel is een van mijn projecten. Jaarlijks evalueren we met docenten, coördinatoren, studenten van de verschillende scholen hoe het gaat en wat er beter kan.’

 

Is de opzet van het keuzedeel veranderd de afgelopen jaren? ‘

De grootste aanpassing noemde ik al: van tien weken één dagdeel per week gingen we over naar een week voltijd op het hbo, voor werkprocessen 2 en 3. Verder hebben we toegevoegd dat de studenten in de projectweek dagelijks pitchen. Aanvankelijk hielden de studenten alleen aan het eind van de week een presentatie. Ze kregen dus ook maar één keer feedback van de hbo-docent. Nu krijgen ze elke dag feedback en handvatten voor de volgende stappen in het proces. Dat werkt beter, de docent kan ook beter bijsturen. Die dagelijkse pitch geeft bovendien een stok achter de deur. Dat is extra belangrijk nu de studenten veel online les krijgen. Als je aan het eind van de dag echt iets moet afleveren geeft dat nét een duwtje om actief bij de les te blijven.’

 

De studenten houden tijdens dit keuzedeel een logboek bij en werken aan een portfolio. Het portfolio is ook de basis voor het mondelinge examen. Ze worden niet beoordeeld op het adviesrapport en de presentaties. Waarom hebben jullie daarvoor gekozen?

‘Het examineren met een logboek en mondeling examen doet meer recht aan het keuzedeel. Het doel is om studenten te helpen bij hun keuze of ze na het mbo verder willen studeren op het hbo. Als een student na afloop tot de conclusie komt dat hij of zij na het mbo liever wil gaan werken, is dat ook prima. Je hebt voor dit vak allerlei hbo-vaardigheden ingezet, als je aan het eind besluit dat een hbo-studie niet is wat je wilt, heb je nog wel alle stappen gezet. De vraag ‘Wil je verder studeren of werken?’, kun je dan gefundeerd beantwoorden. Daar gaat het om. Het zou oneerlijk zijn om een laag cijfer te geven omdat de gemaakte opdrachten naar hbo-maatstaven nog niet voldoende zijn.’

 

Elke groep mbo-studenten krijgt begeleiding van een of twee hbo-studentassistenten. Wat is hun rol?

‘Zij zijn ervaringsdeskundigen. Ze helpen bij de projectopdrachten, maar ze kunnen daarnaast antwoord geven op álle vragen. “Waar liep jij tegenaan bij de overstap naar het hbo?”, “Heb ik op het hbo nog tijd voor mijn bijbaantje?” “Kan ik drie keer per week blijven voetballen?” Dat soort vragen stellen mbo-studenten veel gemakkelijker aan een hbo-student dan aan een docent. De hbo-studenten laten tussendoor ook vaak zien waar ze op dat moment zelf voor hun studie mee bezig zijn, dat helpt de mbo-studenten ook bij het beantwoorden van de vraag “Wil ik dit?” We proberen dus vooral hbo’ers met een mbo-achtergrond in te zetten. Die weten ook waar je als mbo’er tegenaan kunt lopen na de overstap naar het hbo. De mbo-studenten hoeven geen ideaalplaatje te krijgen, het gaat erom dat ze de échte hbo-wereld ervaren en een realistisch beeld krijgen van wat een hbo-studie inhoudt.

Die hbo’ers vinden het trouwens ook vaak erg leuk om zo’n groep te begeleiden. Ze krijgen studiepunten en soms een kleine vergoeding, maar er zijn er die al voor de derde keer meedoen. Ze zijn ook ambassadeurs voor hun studie.’

 

Wat zijn in jullie ervaring de dingen waar mbo’ers in het hbo vooral tegenaan lopen?

‘Wat ik van hbo-docenten hoor is: “Die vakinhoud leren we ze wel. Maar de studievaardigheden is een veel grotere uitdaging.” Het is natuurlijk deels afhankelijk van de studie: studenten die bij Marketing en Events vandaan komen, hebben al ervaring met presenteren. Maar plannen is bijvoorbeeld voor alle studenten belangrijk. In het mbo nemen we de studenten meer aan de hand, op het hbo moeten ze gelijk zelfstandig hun weg vinden. Ze moeten vaak meteen planmatig en in een groep aan de slag, en als ze iets niet snappen, moeten ze er zélf mee komen.

In dit keuzedeel proberen we een mix te vinden. De eindopdracht hebben we in delen opgesplitst, waarbij ze elke dag een deel doen. Ze krijgen ’s ochtends een college over marketing, en werken daarna in groepjes aan de deelopdracht. Aan het einde van de dag komt de hbo-docent terug en pitchen ze wat ze hebben gedaan. Ze krijgen dan meteen feedback, maar ook feed forward: handvatten voor de volgende stappen.’

 

Merk je dat het keuzedeel effect heeft? Wordt de overstap er gemakkelijker door?

‘Dat is op basis van cijfers nog moeilijk te zeggen. In het eerste jaar dat we dit programma aanboden, schooljaar 2017-2018, volgden vooral tweedejaars mbo-studenten dit keuzedeel. Die gingen pas in schooljaar 2019-2020 naar het hbo. Maar toen kwam corona, dat was natuurlijk niet ideaal.

Ik denk zelf dat de studenten er veel aan hebben, ook al zijn ze zich er misschien niet eens zo van bewust. We zien het echt aan ze, als ze na de hbo-week terug komen op het mbo. Er worden in die week hoge eisen aan ze gesteld, ze hebben een adviesrapport gemaakt en presentaties gegeven, ze hebben feedback gekregen. Het vormt ze. Je merkt het aan hoe ze dingen aanpakken. Ze gaan weg als mbo-studenten, na afloop zijn het pré-hbo-studenten. Dat geldt ook voor de studenten die er aanvankelijk niet veel zin in hebben of die het lastig vinden. Bij hen zien we vaak halverwege de week een kentering. Ze weten: op vrijdag moet ik deze opdracht afleveren. Dat levert een andere mindset op. Voorheen maakte dit keuzedeel geen onderdeel uit van de zak/slaag-regeling. Nu wel. De vrijblijvendheid is eraf.

Studenten zelf zeggen na afloop: het heeft me geholpen in mijn ideevorming, maar ik weet nog niet wát ik wil studeren. Daarom adviseren we ze ook om de zoektocht voort te zetten in het derde jaar, bij de LOB-lessen.’

 

Je zei dat jullie jaarlijks evalueren en kijken wat er beter kan. Zijn er nog dingen die jullie aan dit keuzedeel willen toevoegen of veranderen?

‘We hebben doorstroomlessen ontwikkeld om de overstap naar het hbo te vergemakkelijken. Met name voor Nederlands, Engels en wiskunde, omdat daar voor studenten vaak inhoudelijk nog een flinke stap te overbruggen is.

Komend jaar gaan we daarnaast een pilot draaien waarbij werkproces 1 van het keuzedeel, de oriëntatiefase, deel uit gaat maken van LOB. De mbo-studenten die daarna al zeker weten dat ze niet naar het hbo willen, kunnen dat andere stappen nemen en zich oriënteren op de uitstroom naar werk. Want de overstap van mbo naar passend werk in de regio moet óók aandacht krijgen. Daarvoor gaan we met het bedrijfsleven aan de slag.

Onze toekomstvisie is dat studenten de hbo-oriëntatie in leerjaar 2 doen. Studenten die door willen studeren op het hbo, kunnen dan in het derde studiejaar kiezen voor extra doorstroomlessen, en voor verdiepende keuzedelen met de focus op hun vervolgstudie.’


Vijf LOB-tips om de doorstroom mbo-hbo te verbeteren

1.     Betrek hbo-studenten erbij

’‘Peer-to-peer coaching werkt het beste. Q&A-sessies met hbo-studenten werken bijvoorbeeld heel goed, ook online. Ook na corona-tijd houden we dat erin.’

2.     ‘Zet in op studievaardigheden
‘’‘Ook dit kan in samenwerking met hbo-studenten. Zij geven bij ons bijvoorbeeld workshops over studievaardigheden, zoals zelfstandig werken, plannen, het lezen van een artikel of het analyseren van gegevens. De workshops werken goed bij onze mbo-studenten, want ze zijn laagdrempelig en de studenten krijgen handvatten om beter te studeren.’’’

3.     Breng componenten in in je LOB
‘‘‘Het hoeft niet zo groot als een heel keuzedeel. We hadden een online hbo-dag, waarbij studenten twee mini-colleges volgden bij Hogeschool Inholland en de Haagse Hogeschool. De mbo-studenten maakten daarna een opdracht en aan het eind van de dag was er een Q&A met de twee instellingen.’

4.     Investeer in de relatie
‘Wij werken ook met de zelfdeterminatie theorie van Deci & Ryan: je kunt de intrinsieke motivatie van studenten verhogen door in te spelen op gevoelens van competentie, autonomie en relatie. De laatste is voor ons een hele belangrijke! Je bouwt als Pitstop-docent echt een relatie op met de studen-ten. Daardoor accepteren ze meer, durven ze meer en doen ze ook meer.’ ’

4.     Maak goede werkafspraken

‘‘Zorg voor een levendige samenwerking met andere scholen en hóu dat zo. Maak goede werkafspraken en formeer een vaste club. Het is fijn als er een projectleider is, die kan de samenwerking aanjagen en is het aanspreekpunt. Wij hebben met de zeven deelnemende scholen een regiegroep die regelmatig bij elkaar komt en de bakens uitzet.’

5.     Betrokkenheid moet groeien

‘‘We hebben bij de hbo-scholen een vaste groep van docenten die dit keuzedeel geven. We organiseren werksessies, bijvoorbeeld bij het schrijven van de lessen, en evalueren jaarlijks met elkaar. Zo’n vaste club voelt zich meer betrokken en er is veel interactie. Zet een mbo- en hbo-docent naast elkaar, en ze vinden elkaar heel snel.’

 
Tekst: Anne Wesseling
Fotografie: Hetty van Oijen
>