Praktijkvoorbeelden LOB

Expertisepunt LOB
< overzicht

“We kunnen met z’n allen jongeren meer en beter ondersteunen”

Hoe kan de aansluiting tussen vmbo en mbo verbeteren, en hoe kunnen we zorgen dat mbo-studenten minder uitvallen en switchen van studie?
 

Louise van de Beerekamp is directeur van het Studenten SuccesCentrum (SSC) van het Deltion College, dat in het leven werd geroepen om studenten van alle leeftijden te ondersteunen. Studenten zijn bij het SSC in beeld vanaf (de voorbereiding op) de instroom, doorstroom en uitstroom (met of zonder diploma). LOB speelt daarbij een belangrijke rol.

 

Alsof je jongeren een snoepwinkel laat zien, vol met lekkers in glinsterende papiertjes, en dan zegt ‘Nou, kies er maar één, succes!’ Het is een vergelijking die Louise van de Beerekamp maakt als het gaat om de voorlichting bij de studiekeuze van leerlingen en studenten. “De ene studie is nog mooier en leuker dan de andere. Zelfs als je al weet wat je wilt, hoe ontdek je welke studie echt bij jou past?”

Louise van de Beerekamp is directeur van het Studenten SuccesCentrum (SSC) van Deltion College in Zwolle, een mbo-instelling met rond de 17 duizend studenten. Het SSC werd in het leven geroepen om studenten van alle leeftijden te ondersteunen. Studenten zijn bij het SSC in beeld vanaf (de voorbereiding op) de instroom, doorstroom en uitstroom (met of zonder diploma). Dat gebeurt op velerlei manieren, onder andere door begeleiding bij de studiekeuze. Zo kunnen vmbo-leerlingen een afspraak maken met een loopbaanadviseur of een dag meelopen met een studie om te kijken of die echt bij hen past. Ook organiseert Deltion evenementen voor de onderbouw van het vmbo, waar leerlingen alvast kunnen kennismaken met opleidingen die aansluiten op de verschillende profielen.

Natuurlijk, het helpen bij het maken van een studie is op het vo een taak voor decanen en mentoren, zegt Van de Beerekamp. “Maar met alle respect, ook voor onze eigen LOB’ers: docenten hebben al zoveel taken naast het lesgeven, dat je bijna niet kunt verwachten dat ze specifieke en gedetailleerde kennis hebben van wat het mbo allemaal te bieden heeft. Als ík als directeur van het SSC al niet een duidelijk beeld heb van alle 250 opleidingen binnen Deltion, hoe kun je dat dan verwachten van een vo-mentor?”

En de leerling de regie geven? Daarmee doen we de leerlingen echt tekort, vindt ze. “Sommige jongeren weten al precies wat ze willen, maar sommige weten het gewoon nog niet. Ik denk dat het teveel gevraagd is dat leerlingen bij de studiekeuze ineens hun eigen regie moeten nemen. Ik denk dat we, samen met het vo, studenten daar echt beter in kunnen begeleiden en ondersteunen.”

 

Welke rol speelt LOB daarbij?

“Bij het SSC helpen we vmbo-leerlingen bij de studiekeuze, en dan merk je hoe fijn het is als ze via LOB al een beetje bewust zijn geraakt van wie ze zijn, welke talenten ze hebben en waar ze goed in zijn. Als ze dat scherp hebben, kunnen wij ze beter adviseren, bijvoorbeeld wanneer ze een kant op gaan waarvan we weten dat die talenten minder gestimuleerd worden. Of we kunnen alvast een voorselectie maken van studies die waarschijnlijk goed bij hen passen, in plaats van het hele palet te laten zien en bij wijze van spreken te zeggen: dit zijn de opleidingen, hier zijn de websites, succes met het maken van je keuze!’

We kunnen ons dan richten op bewuste ondersteuning, gebaseerd op waar de talenten van een student liggen. Bij studenten die het niet weten zou je dan bijvoorbeeld al kunnen zeggen ‘Het blijkt dat je sociaal en ondernemend bent, heb je al eens gedacht aan…’. Als we LOB gezamenlijk oppakken en meer inzoomen op die vraag ‘wat kan ik’ en ‘wat wil ik’ zou dat echt helpen. We werken overigens al met Paspoort voor Succes, een LOB-document dat de leerling als het goed is al heeft opgebouwd op het vo, zo niet dan krijgen ze het van ons toegestuurd. Elke aspirant student krijgt bij binnenkomst een intake en een welkomstgesprek en de bedoeling is dat we daarbij ook aandacht schenken aan het Paspoort voor Succes. Dat gebeurt nog niet overal en het is ook geen voorwaarde voor toelating, maar we stimuleren wel dat de gegevens bekend zijn. Als bij de intake blijkt dat student en studie goed bij elkaar passen, kan dat mogelijk switchgedrag voorkomen.”

 

Hoe erg is switchgedrag eigenlijk?

“Het hoeft op zichzelf niet negatief te zijn. Het hoort ook bij de ontwikkeling van jongere naar volwassene, om gaandeweg te ontdekken ‘wat wil ik?’, en ‘wat kan ik?’ Dat je op een moment denkt dat je echt de zorg in wilt, en een half jaar later denkt ‘Nee, ik wil toch wat anders’. Sommige studenten hebben het ook nodig om eerst te ervaren waar ze níet goed in zijn, om vervolgens te ontdekken waar ze wel goed in zijn.

Aan de andere kant: een van de indicatoren van voortijdig schoolverlaten is, naast een hoog verzuim, dat studenten daaraan voorafgaand meerdere keren switchen van studie. Dat kan allerlei onderliggende redenen hebben, maar een van de oorzaken is dat ze niet precies weten wat ze willen. Daar zouden we iets aan kunnen doen. Over het geheel genomen zouden leerlingen en studenten zich veel bewuster kunnen zijn van hun talenten. Ze hebben alleen meer begeleiding nodig om dat boven water te krijgen. Daar hoort bijvoorbeeld reflectie bij. Als we dat binnen een doorlopende leerlijn LOB handen en voeten weten te geven, samen met het vo, dan denk ik dat we echt mooie stappen kunnen zetten met elkaar. Ik zoek naar een manier om de urgentie op de radar te krijgen bij vo-scholen, maar het is best lastig om hiervoor bewustwording te kweken.”

 

Hoe komt het dat er op het vo minder aandacht voor is?

“Op de ROC’s voelen wij het probleem van het switchgedrag natuurlijk meer dan de vo-scholen. Op de vo-school maakt de leerling een studiekeuze en dat is het. Docenten en mentoren zien niet hoe het met hun leerlingen verder gaat op het ROC. Ik zou graag per vo-school inzichtelijk maken welk percentage leerlingen na de eerste keuze alsnog een of meerdere keren switcht van studie, maar systeemtechnisch is dat nog lastig.

Meer samenwerking zou vo-scholen dan ook helpen om meer inzicht te krijgen in hoe hun leerlingen het doen op het mbo. Vo-scholen hebben deze wens ook zeker, maar wij zijn een regionale opleider met meer dan 300 toeleverende scholen. Het is geen doen om ze allemaal apart te bedienen, maar we zoeken wel manieren om samen met het vo de begeleiding van leerlingen bij de studiekeuze en bij de overstap naar het mbo te verbeteren. We organiseren nu bijvoorbeeld bijeenkomsten waarop medewerkers van vo-scholen bij ons kunnen meekijken, zodat ze hun leerlingen ook vanuit hun eigen ervaring kunnen adviseren.”

 

Het Student SuccesCentrum doet meer dan helpen bij de studiekeuze van toekomstige studenten, jullie richten je ook op de begeleiding van huidige studenten. Wat is daarbij jullie belangrijkste taak?

“Ik zie het als de belangrijkste taak van het SSC om te zorgen dat studenten zoveel mogelijk gelijke kansen krijgen in het onderwijs. Helaas zit de wereld niet zo in elkaar dat dat vanzelfsprekend zo is: waar mensen zijn, is ongelijkheid en dat geldt zeker binnen de mbo-doelgroep. We zien binnen alle niveaus studenten die kwetsbaar zijn en extra ondersteuning nodig hebben.

We willen recht doen aan de verschillen bij binnenkomst, zodat studenten uiteindelijk allemaal een gelijke kans hebben om hun diploma te halen. Daarbij gaat het bij het SSC met name om de tweedelijns begeleiding: als de complexe hulpvraag de LOB’er of mentor overstijgt en bijvoorbeeld een specifieke specialisatie vergt, schakelen ze door naar ons. Een van onze adviseurs kijkt dan samen met de student en LOB’er wat er precies aan de hand is en op welke terreinen er problemen zijn. Vanuit onze expertise kunnen we bijschakelen, zodat leerlingen het onderwijs toch kunnen vervolgen.”

 

Waar lopen studenten vast?

“Soms loopt een student toch vast vanwege een verkeerde studiekeuze: de studie is het gewoon niet voor hen. Maar we zien ook dat studenten niet tot leren komen vanwege problemen in de huiselijke sfeer. Bijvoorbeeld omdat er thuis altijd ruzie is, omdat ze voor hun moeder moeten zorgen, of omdat ze niet thuis kunnen wonen. Soms zijn ouders belast met een stoornis, een verslaving of financiële of maatschappelijke problemen. Soms heeft een student zelf te kampen met verslavingsproblematiek.

Als het gaat om multiproblematiek is vaak systematische ondersteuning nodig, daarvoor hebben we loopbaanadviseurs met specifieke expertise en kunnen we het Deltion jongerenteam inschakelen. Dat bestaat uit professionals uit de hulpverlening, zoals maatschappelijk werkers, verslavingsdeskundigen en psychologen. Zij werken bij een moederorganisatie en zijn een of twee dagen bij ons gedetacheerd, zodat we snel kunnen schakelen en studenten niet tussen de wal en het schip terecht komen. Verder zijn er werkgroepen met verschillende expertise, bijvoorbeeld over Leren en gedrag en Passend onderwijs. We hebben ook een werkgroep die trainingen verzorgt, zoals faalangsttrainingen.”

 

Zoveel vormen van begeleiding, daar spreekt ook urgentie uit.

“Ik denk dat we ons soms niet genoeg realiseren wat het kan betekenen als hier op het mbo de deur dichtgaat. Waar gaat die deur dan nog open, voor zo’n student? Dus als we een signaal hebben dat er iets niet goed gaat in het leven van studenten, moeten we niet onze ogen sluiten, maar alles op alles zetten om ze toch naar een diploma te helpen. We kunnen ze niet allemaal redden, maar ik ben ervan overtuigd dat we een toegevoegde waarde hebben voor studenten die extra ondersteuning nodig hebben om het traject naar hun diploma te voltooien.

Tegelijkertijd moeten we ons ook niet blind staren op het diploma. Natuurlijk, een diploma is belangrijk omdat het je kansen vergroot, maar soms is het belangrijker dat je een student ondersteunt op psychologisch vlak. Niet elke voortijdig schoolverlater gaat ongelukkig worden en niet elke schoolverlater mét een diploma gaat gelukkig worden. Dus blijf oog houden voor wat de individuele leerling echt nodig heeft. Er zit altijd een verhaal achter.”

 

Je bent zelf ook coach voor individuele studenten. Hoe werkt dat precies?

“Onze werkgroep Coach4More werft vrijwillige coaches voor studenten die behoefte hebben aan een maatje. Hoe je die rol precies invult, hangt af van de student. In het begin zien we elkaar ongeveer eens in de twee weken, later kunnen we ook even tussendoor appen, als er iets is. De meeste studenten hebben behoefte aan iemand om tegenaan te praten, bijvoorbeeld als de studie even niet lekker loopt, of als er iets is in de thuissituatie. Als coach kun je meedenken en advies en praktische tips geven.

Het ligt voor een directeur misschien niet voor de hand om dit erbij te doen, maar ik vind het belangrijk om feeling te houden met onze doelgroep en bovendien vind ik het leuk om een jongere te begeleiden. Het is ook gewoon een hele leuke doelgroep. Daarbij: ik heb in de jeugd-GGZ gewerkt en in het voortgezet speciaal onderwijs, ik héb wat met jongeren die iets extra’s nodig hebben. Stiekem ben ik op deze manier toch nog een beetje hulpverlener.”

 

Uiteindelijk gaat onderwijs om meer dan alleen het diploma.

“Je geeft onderwijs in je vak, maar daarnaast begeleid je leerlingen en studenten ook in hun persoonlijke ontwikkeling. Ik wil een appèl doen op alle docenten, mentoren en directeuren: laat het onderwijs niet alleen instrumenteel zijn, zeker niet bij de vmbo- en mbo-doelgroep. Voor deze leerlingen en studenten geldt echt: het contact gaat voor het contract. Ze werken nog eerder voor de docent dan voor zichzelf.

Natuurlijk wil je de inhoud van je vak doorgeven, maar probeer in je klas ook te zorgen voor een sfeer waardoor een leerling zich veilig voelt om eventuele problemen te delen. Als een leerling dat durft, heb je zo ontzettend veel gewonnen. Daarna kun je hulptroepen inschakelen als dat nodig is, en na de overstap naar het mbo kunnen wij de begeleiding overnemen. Zorg in ieder geval dat de leerlingen niet zélf de regie hoeven te nemen als er problemen zijn, want dan vragen we echt teveel van ze. Het is onze maatschappelijke taak, binnen het onderwijs, om onze leerlingen en studenten te ondersteunen als dat nodig is, op welk vlak dat ook is. We zijn opleider voor het leven, dáár ligt onze opdracht.”

 

_______________________________________________

Tips van Louise van de Beerekamp

  1. Help leerlingen hun talenten te ontdekken "Het helpt enorm als een vmbo-leerling zich meer bewust is van zijn of haar talenten. Dan kunnen wij vanuit het mbo ook beter begeleiden bij de studiekeuze, in plaats van het hele keuzeproces bij hen te leggen.”
  2. Zorg voor een veilige sfeer in de klas “Je hoopt dat door een veilige sfeer de leerling ook een vertrouwensband krijgt met een mentor of LOB’er, zodat een leerling zich gehoord en gezien voelt en het durft te delen als er problemen zijn.”
  3. Schakel hulptroepen in “Je hoeft het niet alleen te doen: als het goed is hebben vo-scholen ook een zorgstructuur, dus maak daar gebruik van. Op het mbo kunnen wij het overnemen. Leg in elk geval niet alle regie bij de leerlingen, want dan vragen we echt teveel van ze.”
  4. Staar je niet blind op het diploma “Dat is lastig, omdat scholen worden afgerekend op voortijdig schoolverlaters. Maar vaak ligt het genuanceerd: natuurlijk is een diploma heel belangrijk, maar soms is het nog belangrijker om een leerling of student psychisch of op een ander vlak te ondersteunen.”

_______________________________________________

Tekst Anne Wesseling Fotografie Hetty van Oijen