LOB versterkt de verbindingen binnen en buiten de school
Op Stedelijk College Eindhoven is LOB een pijler van het onderwijs. Er is een doorlopend LOB-programma en vanaf klas 2 tot dezelfde LOB-coach.
Dat zorgt voor veel meer continuïteit in de begeleiding, vertellen decaan Koen Meulendijks en lid van de opleidingsdirectie Arjen Daelmans. En dat is niet het enige voordeel.
Praktijkvoorbeeld: Hoe ga je om met een leerling die bijna altijd te laat is? Je kunt er herhaaldelijk wat van zeggen, en aantekeningen maken in Magister of Som. Signaleren dat de leerling nooit op tijd is en dat meenemen in een overdracht naar een vervolgopleiding: leerling heeft weinig discipline, moeite om op tijd te komen.
Maar het kan ook anders, zeggen Arjen Daelmans, lid van de opleidingsdirectie bij het Stedelijk College Eindhoven, en Koen Meulendijks, decaan, docent Economie en Ondernemen en jaarlaagvoorzitter. Want de eerste vraag zou moeten zijn: hoe komt het dat die leerling te laat is? Wat nou als je ontdekt dat de leerling ’s morgens eerst nog broertjes en zusjes naar de basisschool brengt? Dan zie je niet een kind met weinig discipline, maar een kind dat zelfstandig is en verantwoordelijkheden draagt.
“Voor mij is dit de kernvraag bij LOB”, zegt Arjen. “Hoe kunnen we die kwaliteiten die een kind búiten de school laat zien, meer naar boven halen? Want als school zijn we maar een gebouw, het leren en ontwikkelen gebeurt voor een groot deel op straat, thuis, op de sportclub en tijdens stages. Dus hoe kunnen we waarderen wat een kind buiten schooltijd doet en leert, en dat meenemen in wat we leerlingen meegeven in een volgende stap?”
Het was een van de redenen voor het Stedelijk College Eindhoven om zo’n zeven jaar geleden te gaan werken met LOB-coaches, in plaats van mentoren. De LOB-coaches hebben zo’n tien leerlingen onder hun hoede, waarvan ze van leerjaar 2 tot en met het eindexamen de coach blijven. Hun opdracht is de leerlingen te begeleiden bij school- en loopbaankeuzes, te zorgen dat ze na het vmbo op een voor hen zo goed mogelijke plek terecht komen. “LOB is een langetermijn-investering”, zegt Arjen Daelmans. En Koen Meulendijks voegt toe: “Er is op deze manier veel meer continuïteit in de begeleiding.”
Waar zit het voordeel vooral in?
Arjen Daelmans: “Voorheen hadden we scherpe scheiding tussen het mentoraat onderbouw en een mentoraat bovenbouw. Als leerlingen naar de bovenbouw gingen, begonnen mentoren meestal weer op nul. Het kwam voor dat een leerling in de schoolperiode vier keer een nieuwe mentor kreeg. Ieder jaar moest er dan een overdracht plaatsvinden. Daarbij gaat altijd iets verloren, en in het meest extreme geval moesten ouders ook vier keer het verhaal over hun kind vertellen. De huidige situatie, met één LOB-coach voor drie jaar, is voor ouders heel fijn. Maar ook voor de docenten.”
Koen Meulendijks: “Het meest waardevolle is dat je als LOB-coach je leerlingen zo goed leert kennen. Elk leerjaar zie je ze groeien. Je hebt veel begeleidingstijd voor de individuele leerling en bovendien een korte lijn met de ouders, je bouwt echt een band op. De LOB-coaches gaan ook mee tijdens de buitenlandse uitwisselingen, en bezoeken de leerlingen op hun stages. We krijgen daardoor een veel completer beeld van de leerling. Een groot verschil is wel: voorheen waren de bovenbouwmentoren meestal docenten van de praktijkvakken van het profiel dat de leerling had gekozen. Zij zagen hun leerlingen dus twaalf tot veertien uur in de week. Nu kan het zijn dat je als LOB-coach je leerlingen wel in de onderbouw lesgeeft, maar dat je ze in de bovenbouw helemaal niet meer in de les ziet.”
Hoe lossen jullie dat op?
Arjen: “We denken op school vanuit eigenaarschap, van leerlingen én docenten. Dus zeggen we tegen de LOB-coaches: ‘Je hebt je leerlingen in de derde klas misschien niet meer je eigen les, maar je hebt een aantal uren voor de begeleiding, dus zoek ze maar op. En hier wordt het interessant, want LOB-coaches komen daardoor vaak bij collega’s in de les. De collegiale consultatie kreeg door deze manier van werken echt een boost.”
Koen: “Als ik tijdens een techniekles binnenloop om met een leerling te overleggen over een stageadres, is dat waardevol, want ik zie die leerling dan in een hele andere omgeving dan in mijn eigen les. Daarbij: als onderbouwdocent was je voorheen vooral gefocust op de kerndoelen voor de onderbouw. Als LOB-coach leren we nu het héle curriculum kennen, dus ook de kerndoelen en eindtermen van de bovenbouw. We hebben daardoor veel meer zicht gekregen op wat er in de bovenbouw van leerlingen gevraagd wordt en daar kunnen we in onze lessen al rekening mee houden."
Aan die intensieve begeleiding hangt vast ook een prijskaartje.
Arjen: “Ja, maar we vinden LOB zo belangrijk dat we erin willen investeren. Binnen de mavo draaien we nu ook voor dertig leerlingen drie praktijkgerichte programma’s, Economie & Ondernemen, Zorg & Welzijn en PIE. Eigenlijk is dat onbetaalbaar, maar we vinden belangrijk om onze leerlingen die keuze te bieden. De consequentie is dat er dan bijvoorbeeld tijdens andere lessen iets grotere groepen zijn. Het is voor ons een duidelijke keuze om de nadruk te leggen op LOB. Het belangrijkste is dat onze leerlingen na het vmbo op de voor hen juiste plek terecht komen. Daarvoor zetten we alles in.”
We hebben het vooral over de LOB-coaches gehad, maar jullie draaien een uitgebreid LOB-programma in alle leerjaren. Hoe ziet dat eruit?
Koen: “In leerjaar 1 en 2 gaat het vooral over de loopbaancompetenties ‘Wie ben ik en wat kan ik? Er zijn LOB-lessen, de coaches overleggen regelmatig over de activiteiten. In leerjaar 1 volgen leerlingen bovendien drie uur per week Horizonlessen en twee uur Skillslabs. Tijdens de Horizonlessen volgen ze bij elke profielrichting tien weken lang lessen: Zorg & Welzijn, Economie & Ondernemen en Techniek, daaronder vallen PIE, BWI en M&T. Aan het eind van de eerste klas hebben alle leerlingen dus met alle profielen kennisgemaakt.
In de Skillslabs ontdekken ze intussen wat ze leuk vinden en wat hun talenten zijn. Leerlingen mogen zelf kiezen welk lab ze willen bijwonen, ze kiezen er drie van de zeven die we aanbieden, waaronder labs over koken, sport, een groenlab en een creatief lab. In leerjaar 2 volgen ze ook drie Skillslabs, en tijdens de Horizonlessen volgen ze in de derde periode lessen bij het profiel dat ze in de derde klas willen kiezen.”
Ze kunnen dus echt ervaren hoe het er in het profiel van hun keuze aan toe gaat.
Arjen: “We besteden daar veel aandacht aan, vooral omdat we willen voorkomen dat leerlingen in leerjaar 3 na een paar weken al denken ‘Dit is toch niet wat ik wil’. Leerlingen kozen voorheen vaak op basis van wat vriendjes gingen doen, of van wie er voor de klas stond. Nu maken ze in de tweede klas al uitgebreid kennis met het profiel dat ze willen kiezen. Als een leerling dan in de derde toch nog van profiel wil wisselen, moet die nu eerst een motivatiebrief schrijven. Dat hebben we trouwens nog niet veel meegemaakt.”
Koen: “Vroeger maakten leerlingen ook veel sneller een keuze voor de keuzevakken, en waren we soepel als ze vervolgens toch wilden switchen. Nu maken ze de keuze veel bewuster en zijn we daarom ook strenger: ook als je alsnog liever iets anders had gedaan, vinden we dat je moet doorzetten.” Arjen: “We zijn gewend leerlingen aan de hand te nemen, maar juist van vallen en opstaan leer je. Omgaan met een ‘verkeerde’ keuze is ook een vaardigheid. We denken dat we onze leerlingen op deze manier beter voorbereiden op het mbo.”
Hoe gaat verder met LOB in de bovenbouw?
Koen: “In de bovenbouw gaat LOB steeds meer om werkexploratie en netwerken. In leerjaar 3 hebben leerlingen een profiel gekozen en gaat het in de LOB-les vooral om de keuze voor keuzevakken. Er zijn ook veel activiteiten buiten de school waarbij leerlingen kennismaken met verschillende beroepen. Leerlingen lopen drie weken stage, en in leerjaar 4 lopen ze twee weken stages, plus een aantal lintstages. In de vierde wordt de begeleiding steeds individueler. De leerlingen zitten lang niet meer allemaal bij elkaar in de klas en de behoefte per leerling verschilt ook steeds meer. Ze maken een keuze voor een vervolgopleiding, of voor doorstroom naar de havo.”
Arjen: “We bieden in de bovenbouw ook keuzevakken aan op het Summa College. De leerlingen leren dan het mbo-gebouw alvast kennen, de omgeving en een van de docenten, dat maakt later de overstap naar een vervolgopleiding gemakkelijker. De leerlingen gaan er trouwens heen met een PSV-bus, als die vrij is bij de verhuurder. Dat geeft het nog iets extra’s.”
Koen: "We hebben ook een overstapcoach, en samen met Summa een schooloverstijgende coach, die leerlingen kunnen helpen met de studiekeuze.”
Zien jullie al effect van deze aanpak, bijvoorbeeld in minder uitval van jullie leerlingen als ze doorstromen naar een mbo-opleiding?
Koen: “Ik heb de indruk dat het werkt, maar we hebben geen cijfers over uitval op het mbo, dus het is lastig aan te tonen. Los daarvan: we leren de leerlingen om keuzes te maken die bij ze passen. Dat is niet alleen relevant bij het kiezen van een profiel of van een vervolgopleiding, maar ook voor de rest van hun leven.”
Arjen: “Ouders waarderen het contact met de LOB-coaches. Als het gaat om de relatie tussen ouders, mentoren en leercoaches krijgen we in het tevredenheidsonderzoek elk jaar weer een hogere score. En we merkten zelf ook hoe waardevol het was in coronatijd. Tijdens de eerste lockdown hadden alle collega’s meteen rechtstreeks contact met de ouders.”
Koen: “Het scheelt natuurlijk dat je een kleine groep hebt van tien leerlingen, dan heb je de leerlingen vanzelf beter in beeld. Wat ik zelf vooral heb geleerd, is hoe waardevol het is om op nieuwe plekken te komen. Als docent Economie en Ondernemen kwam ik natuurlijk wel in winkels en kantoren, maar nu kom ik ook in garages en andere bedrijven buiten de school. Ik heb ook meer contact met mbo-scholen, en ook met collega’s binnen onze school. Het effect van de aanpak met LOB-coaches gaat echt overal doorheen. Het heeft voor veel meer samenhang gezorgd, binnen en buiten de school.”
Hoe zou LOB nog verbeterd kunnen worden?
Koen: “Het zou fijn zijn als meer bedrijven langere tijd bij de school betrokken blijven. Dus niet alleen voor een eenmalig bedrijfsbezoek, maar in de vorm van een structurele samenwerking. Binnen het praktijkgerichte programma hebben we daar al voorbeelden van.”
Arjen: “Ik kijk ook naar de lerarenopleidingen. Een praktijkgericht programma vraagt om nieuwe lesvormen, en een LOB-gesprek voer je niet zomaar. Wij hebben hiervoor zelf scholing aangeboden aan onze LOB-coaches, maar eigenlijk zijn dit dingen die elke jonge docent mee zou moeten krijgen. Ik zou tegen lerarenopleidingen willen zeggen: duik erin, praat met ons, onderzoek wat LOB vraagt van nieuwe docenten. En kijk waar je ruimte in het curriculum kunt vinden om meer aandacht aan LOB te besteden.”
Arjen, heb je nog tips voor bestuurders op andere scholen als het gaat om LOB?
“Toon lef, ondernemerschap en begin. Aan de voorkant zie je soms allerlei obstakels opdoemen, maar het afstemmen gaat in de praktijk heel snel, de grootste uitdaging is vaak het regelen van het vervoer. Dus leg contact met andere partijen en ga samenwerkingen aan. Kijk hoe je schoolgebouw een plek kunt maken waar bedrijven en onderwijs samenkomen om de leerlingen de best mogelijke praktijkomgeving te bieden, waar ze kunnen leren op een manier die bij ze past.
“En nogmaals, blijf oog houden voor de omstandigheden búiten de school. Want het grote bezwaar van ons onderwijssysteem is precies dat: dat we kinderen in een systeem blijven stoppen. Soms kan het al enorm helpen om een leerling iets meer ruimte te geven. Bijvoorbeeld om wat later te komen, als die leerling eerst broertjes en zusjes naar school moet brengen. Zo eenvoudig is het soms. Vraag jezelf gewoon af ‘Wat is in het belang van de leerling?’ Dan volgt de rest vanzelf.”