Praktijkvoorbeelden LOB

Expertisepunt LOB
< overzicht

Informatie is de sleutel voor een succesvolle overstap naar het mbo

Twee Overstapcoaches vertellen wat helpt bij de begeleiding van leerlingen bij de overstap van vmbo naar mbo.
 

Het project ‘Overstapcoaches’ van het Samenwerkingsverband VO Waterland heeft als doel het aantal schoolverlaters en thuiszitters te laten dalen door leerlingen intensief te begeleiden bij de overstap van vmbo naar mbo. Het project is succesvol en werd daarom onlangs verlengd. Overstapcoaches Rob Molenaar en Ashley Finch vertellen over hun aanpak, en waarom die zo goed werkt. “Je moet eerlijk zijn tegen leerlingen, anders blijven ze in hun bubbel.”

 

Hoe verminder je uitval van leerlingen in het mbo, en hoe verminder je het aantal leerlingen en studenten dat wel ingeschreven staat maar geen onderwijs volgt, de thuiszitters? Door ze intensief te begeleiden, bijvoorbeeld door een overstapcoach. Rob Molenaar en Ashley Finch zijn overstapcoach bij het Samenwerkingsverband VO Waterland en begeleiden leerlingen in de regio’s Purmerend en Edam/Volendam/Monnikendam van het vmbo naar het mbo. Ze geven voorlichting in vmbo-eindexamenklassen en begeleiden ook individuele leerlingen in een persoonlijk traject.

Ashley: “Ik praat met ze over hun studiekeuze en we gaan in op hun persoonlijkheid: waar ben je goed in? Het zijn sessies van een uur waarin het gaat over talenten, kwaliteiten, uitdagingen en valkuilen. Door interactie krijg ik dan de juiste informatie naar boven.”

Rob: “Soms is één telefoontje genoeg, maar ik heb ook een leerling wel eens drie jaar gevolgd. Er zijn leerlingen met een verstoorde schoolloopbaan, die misschien op de basisschool al op vier scholen zijn geweest, een te hoog advies hebben gehad en vervolgens zijn afgezwaaid naar kader en uiteindelijk basis. Dan zijn ze gedemotiveerd en teleurgesteld.”

Ashley: “Het is vooral belangrijk dat zo’n leerling weer een positief gevoel krijgt. Wij hebben goede contacten met het mbo in de regio. We weten wat de mogelijkheden zijn en we kunnen leerlingen bijvoorbeeld gemakkelijk plaatsen bij een meeloopdag, zodat ze een positieve school-ervaring krijgen.”

Rob: “Wij zijn eigenlijk een verlengstuk van het mentoraat en decanaat. Mentoren zijn vakdocenten, ze kunnen niet alle leerlingen individueel begeleiden. Waar het nodig is voor een succesvolle aansluiting tussen vmbo en mbo, nemen wij het over.”

 

Het aantal voortijdig schoolverlaters is in jullie regio’s drastisch gedaald. In Purmerend, bij jou Rob, zijn het er zelfs maar twee. Hoe krijgen jullie dat voor elkaar?

Rob: “Je moet scherp zijn. Ik kijk bijvoorbeeld elke dag in het overstap-dashboard. Als een leerling is afgemeld, of niet op komt dagen voor een intake, bel ik de mentor: ‘Wat is er aan de hand? Ga je wat doen?’”

Ashley: “Het heeft ook te maken met hoe je het gesprek aangaat. Wij zijn altijd positief. Ik zeg dan niet tegen zo’n leerling ‘Waarom ben je niet naar de intake geweest?’ Maar ‘Hoe gaat het met je?’ Dat de leerling niet naar de intake is geweest, maakt niet uit. Misschien is hij het gewoon vergeten, prima, dan maken we een nieuwe afspraak. Maar als het antwoord is ‘Eigenlijk wilde ik er niet heen’, dan gaan we de leerling en de ouders uitnodigen, want dan is er iets misgegaan. Vaak was dat dan al bij de profielkeuze of bij de stage.”

Rob: “Er wordt vaak gezegd: die profielkeuze is niet zo heel belangrijk, de leerlingen kunnen op het mbo nog alle kanten op. Maar de profielkeuze is wél belangrijk.”

Ashley: “Soms willen leerlingen na het vmbo alsnog iets technisch gaan doen, maar het mbo stelt in de technische richtingen best hoge eisen. Dan lopen ze vast omdat ze teveel moeten inhalen. Je wilt daarom vroeg beginnen met het informeren van ouders en leerlingen, het liefst al in de brugklas.”

 

Het gaat vaak mis bij de studiekeuze. Waardoor komt dat volgens jullie?

Ashley: “Informatie is de sleutel om te onderzoeken wat bij je past en om succesvol over te stappen naar een mbo-studie. Er zijn zoveel opleidingen en er kan zoveel, je kunt opleidingen bijvoorbeeld ook versneld doen. Ouders hebben daar ook geen kennis over, en van mentoren en decanen kun je ook niet verwachten dat die alle mbo-opleidingen kennen. Ik merk dat de kennis en expertise ontbreekt, en tegelijkertijd is er druk op de kinderen om een goede keuze te maken. Het is niet raar dat een kind dan blokkeert.”

Rob: “Sommige ideeën kloppen ook gewoon niet. Veel ouders vinden bijvoorbeeld de havo belangrijk. ‘Mijn kind moet naar de havo!’, zeggen ze dan. Maar voor wie dan? ‘Havo is beter!’ Dat is helemaal niet waar. Ik heb ook ouders die zeggen: ‘Mijn zoon heeft nu een mavo-diploma, hij weet nog niet wat hij hierna wil, zullen we dan maar havo doen?’ Nee! Dan krijg je over twee jaar precies hetzelfde probleem.”

Ashley: “Ik teken het uit voor de ouders: vanaf mbo 4 kun je eventueel óók naar het hbo. Na het mbo heb je in ieder geval een vakdiploma, daarna kun je altijd nog verder leren.”

 

Hoe geven jullie leerlingen een realistisch idee van hun loopbaanideeën?

Rob: “Als een leerling zegt dat hij misschien treinmachinist wil worden, vraag ik hem eerst: ‘Wat komt daar bij kijken?’ Het antwoord is meestal ‘Weet ik niet.’ Dan zeg ik: ‘Je gaat naar het station, je gaat zwaaien naar een machinist en dan ga je die machinist interviewen over het werk.’ Het moet gaan léven. Leerlingen zitten vaak niet in de realiteit en ze hebben geen idee van geld. Ze denken dat ze na twee jaar werken vierduizend euro per maand gaan verdienen. Dus ik laat het ze uitzoeken: als je straks achttien bent en je gaat een huis zoeken, hoeveel geld heb je dan nodig per maand? Wat kun je verwachten qua salaris, met verschillende opleidingen?”

Letten jullie vooral op wat de leerling wil, of ook naar de arbeidsmarkt in de regio?

Rob: “Allebei. Je moet niet alleen gaan doen wat je leuk vindt - het mbo heeft hele leuke opleidingen, waarin totaal geen werk te vinden is. Dus je moet ook kijken naar je talenten en naar wat de samenleving nodig heeft. Ik ben trouwens scherp op maatschappelijke ontwikkelingen: als je met auto’s wilt werken omdat je dat leuk vindt, heb je ook vakken als elektrotechniek en ict nodig, want de verbrandingsmotor bestaat over tien jaar niet meer. Ouders komen soms aan met ‘Mijn kind vindt niks leuk’. Dan zeg ik: ‘Er zijn duizend opties, dus als hij niks leuk vindt, hebben we een dringend probleem’. Uiteindelijk is het antwoord vaak gewoon: ‘Het leven ís niet alleen maar leuk.’ Ik heb altijd een top vijf van kansrijke sectoren bij de hand. Dat zijn handel en retail, bouw en techniek, zorg, ict en horeca.”

 

De uitval op het mbo komt voor een groot deel door switchen. Waar gaat dat mis?

Ashley: “Soms valt een vervolgopleiding tegen omdat de leerling geen realistisch beeld had. De inhoudelijke aansluiting is niet goed, omdat ze een aantal vakken niet hebben gehad die ze wel nodig hebben.”

Rob: “Van ouders hoor ik: ‘Het mbo is heel groot en er zijn heel veel prikkels’. Aan de andere kant hoor ik mbo-docenten zeggen ‘Sommige studenten doen een mbo 4-opleiding, maar in emotioneel opzicht zijn ze dertien.’ Dat heeft ook met corona te maken, veel leerlingen hebben lang online les gehad, maar er is op het vo ook te weinig aandacht voor sociale vaardigheden. Maar jongeren zijn soms ook te snel op iets uitgekeken. Dat is iets maatschappelijkers: alles is vluchtiger. Ik zou zeggen als ouder: je maakt dit af!”

 

Hoe belangrijk is de rol van ouders?

Rob: “Heel belangrijk. Veel kinderen hebben bijvoorbeeld geen idee wat hun ouders precies voor werk doen. Die vragen worden op school niet gesteld in een driehoeksgesprek, maar het is het eerste wat ik wil weten: wat doet je vader, wat doet je moeder? Veel ouders zijn niet gelukkig met hun baan. Kinderen weten dat en voelen dat, die zijn niet gek. Als het gaat om studie- en beroepskeuze, begint het daar eigenlijk al.

Daarnaast hebben leerlingen structuur en regelmaat nodig. Als je thuiskomt na school: drink een kop thee, gooi de telefoon in de la, kijk in je agenda en ga huiswerk maken, en pak om 20 uur je tas in voor de volgende dag. Soms ben ik echt de ouders aan het opvoeden. Het is eigenlijk raar dat ik dat soort advies moet geven. Maar daar zie ik het wel mis gaan.”

Zijn er eigenlijk verschillen tussen jullie regio’s?

Ashley: “Onze regio’s liggen maar tien kilometer uit elkaar, maar er speelt een hele andere problematiek. In mijn regio, Edam/Volendam/Monnikendam, zijn de mensen heel ondernemend. Het zijn schilders, vissers of ze werken in de bouw. De ouders zijn meestal al vroeg gaan werken, en de leerlingen hebben vaak ook al werk. Ze willen vaak liever werken dan naar school, maar we zitten nu eenmaal in een systeem waarbij je eerst een diploma moet halen, je moet gewoon een startkwalificatie hebben. Dus ik zoek dan naar mogelijkheden om een traject passend te maken. Soms kan een leerling in een later leerjaar instromen, omdat hij al veel praktijkervaring heeft. Of leerlingen stroomt uit naar arbeid, maar dan door middel van een leerwerktraject, zodat ze toch een mbo-diploma hebben.”

Rob: “Purmerend is veel multicultureler, we hebben 160 culturen, en veel gezinnen uit Somalië, Eritrea en Marokko. Veel ouders willen dat hun kind later advocaat of dokter wordt. Die droom prik ik door, we gaan daar niet naar kijken. ‘Advocaten en dokters hebben we genoeg. Wat is jouw talent en wat zijn jouw mogelijkheden?’ Vervolgens baken ik het af: je kunt wél mbo juridische dienstverlening gaan doen, en je kunt ook verpleegkundige worden. Ik laat ook zien dat je hard moet werken en dat de investering per opleiding anders is. Als je op het vmbo al nooit je huiswerk maakt, of als je nooit een boek leest, dan moet je niet iets met rechten gaan doen. Dat is die reality check waar we het al over hadden.”

 

Jullie komen op veel scholen. Hoe wordt het LOB-programma daar uitgevoerd?

Rob: “Ik kom op scholen waar een waterdicht LOB-plan ligt, maar vaak zijn dat vooral letters op papier en zie ik het niet terug in de praktijk. Een opdracht als ‘De LOB’er moet het managementteam informeren over de voortgang’ – ik word er blij van als ik het lees, maar ik weet zeker dat het in de praktijk niet gebeurt. Ik zie al dat dertig LOB-ers het managementteam moeten gaan informeren.”

Ashley: “Bij scholen die weinig doen aan LOB, merk ik dat ik met leerlingen in een individueel traject op nul moet beginnen. Die moeten eerst nog onderzoeken wie ze zijn. Sommige scholen investeren echt in LOB. Die hebben een eigen programma ontwikkeld, en geven decanen en mentoren genoeg tijd en ruimte om het goed op te pikken. De leerlingen van die scholen komen met meer bagage, ze hebben zelfkennis, ze weten ook al het een en ander over vervolgopleidingen. Dan kan ik veel verder in steken in mijn eigen traject.”

 

Wat zou in het algemeen helpen om de overstap vmbo-mbo soepeler te maken, volgens jullie?

Rob: “In het ideale geval zouden mentoren een logboek gaan bijhouden van alle stappen en de voortgang. Als alle mentoren dat gaan doen, zijn wij overbodig. Het doel van dit project is uiteindelijk dat scholen zeggen: ‘Rob en Ashley bedankt, we hebben de expertise en de passie, we kunnen het zelf’. Ik zou bij het mbo een propedeusejaar willen, waarin studenten eerst kunnen laten zien dat de gekozen richting bij hen past en dat ze succesvol kunnen zijn. En zo niet, dat ze bij een overstapcoach terecht kunnen om uit te zoeken wat dan wel bij ze past.”

Ashley: “Of een soort mbo-tussenjaar waarin studenten Nederlands, Engels, rekenen en burgerschap krijgen, en verder veel aandacht is voor loopbaanoriëntatie, stages en sociale vaardigheden, zodat leerlingen de tijd hebben om een persoonlijk plan te maken en een vervolgopleiding te kiezen. Het ROC Amsterdam biedt zoiets al aan: Izone.”

 

Hoe loopt het eigenlijk af met leerlingen die je soms al drie jaar begeleidt?

Rob: “Altijd goed. Het heeft ook gewoon te maken met de ontwikkeling van de frontale cortex, dat duurt bij jongens langer en het onderwijs is er niet op ingericht: we stoppen ze te vroeg in een keurslijf, en als ze dan niet passen, is er een probleem. Maar tegen de tijd dat ze 24 of 25 zijn, willen ze gewoon een huisje, beestje en een baan. Uiteindelijk komt het altijd goed. Alleen: daar kunnen we niet op wachten.”

_______________________________________________

TIPS 

  1. Informatie over opleidingen is belangrijk, maar zorg daarnaast voor ervaringen. Door een dag mee te draaien, ervaren leerlingen pas echt of een vervolgopleiding bij hen past.
  2. Wees niet bang voor een reality check, ook bij de ouders. Een vmbo-leerling die nooit huiswerk maakt en geen boeken leest, wordt later geen advocaat of arts. Kijk naar opties die wél realistisch zijn.
  3. Begin vroeg met de voorlichting, ook voor de profielen. En zorg voor goede contacten met mbo’s, zodat je op de hoogte bent van (nieuwe) vervolgopleidingen.

_______________________________________________

Tekst Anne Wesseling, Fotografie Hetty van Oijen