LOB-onderzoeksbank

Expertisepunt LOB

Ben je bezig met het versterken van het LOB-beleid van jouw school of samenwerkingsverband? Of bereid je jezelf voor op een praktijkgericht onderzoek dat je op jouw school gaat uitvoeren? Hier vind je op toegankelijke wijze LOB-onderzoeken over thema’s zoals loopbaangesprekken of professionalisering. Van ieder onderzoek is een samenvatting beschikbaar, ook is kort beschreven hoe je de betreffende publicatie kunt gebruiken voor de LOB-praktijk.

Ben je zelf onderzoeker en mis je jouw LOB-onderzoek? Stuur ons een bericht: info@expertisepuntlob.nl

Deze databank wordt periodiek aangevuld met nieuwe LOB-onderzoeken.

Onderwijs
Thema
Jaartal
Soort publicatie

De transitie van mbo naar hbo: wat werkt en wat versterkt?

Auteurs: Muja, A., Broek, A. van den, Luyten, E., Mensvoort, C. van, Kievitsbosch, A., Kamans, E. & Vugteveen, J.

Een praktijkgericht onderzoek naar de effectiviteit van (onderwijs)activiteiten in mbo en hbo om de transitie van mbo naar hbo te versoepelen.

Het verbeteren van de mbo-hbo transitie is van groot belang, omdat deze overgang gepaard gaat met een hoge uitval en een laag studie- en studentsucces in het hbo. Meer inzicht is nodig in wat effectieve aanpakken zijn om de overgang succesvol te laten verlopen.

Dit onderzoek heeft betrekking op opbrengsten van onderwijsactiviteiten aan 'beide zijden van de poort’:

  1. mbo-activiteiten, waaronder keuzedelen, gericht op voorbereiding op een vervolgopleiding en
  2. hbo-activiteiten (met name de ‘Eerste 100 dagen’-programma’), gericht op een betere landing in het hbo).

Binnen het samenwerkingsverband Succesvolle doorstroom mbo-hbo Noord-Nederland werken mbo-instellingen en hogescholen samen om de overgang van mbo naar hbo te versoepelen. Dit gebeurt met concrete voorlichtings- en aansluitingsactiviteiten.

Doel van dit onderzoek is het achterhalen in hoeverre (werkzame bestanddelen en mechanismen van) de onderwijsactiviteiten in het mbo en hbo op zichzelf of in combinatie leiden tot studie- en studentsucces van studenten die vanuit het mbo doorstromen naar het hbo. Dit onderzoek is gebaseerd op een documentanalyse, diepte-interviews met docenten en studenten, een cohortstudie (vragenlijsten onder studenten)  en een kwalitatieve terugblik van studenten met een mbo-achtergrond op hun eerste jaar in het hbo.

>

Navigating educational choice

Auteur A.N. de Vries

Navigating educational choices: Supporting students’ person-environment fit and identity development in relation to academic success.

Sommige mensen weten al van jongs af aan wat ze later willen worden en anderen hebben geen idee. Toch is het maken van een studiekeuze voor het hoger onderwijs voor veel jongeren een lastige keuze. Regelmatig verschijnen er koppen in de krant die hierop duiden, zoals “Prinses Alexia twijfelt nog over studiekeuze: ‘Ik ben niet de enige met keuzestress’ ” (Algemeen Dagblad; Schmale & Boender, 2024) of “Bestuurskunde was geen succes, bierbrouwer bleek een droomopleiding” (NRC; Kammer, 2024). Het maken van een studiekeuze is een complex proces gezien, omdat veel adolescenten nog niet de vaardigheden hebben om hun keuzeproces te sturen, ze geconfronteerd worden met veel keuzemogelijkheden, en omdat ze vaak moeite hebben met de druk om een “goede” keuze te maken. 
In Nederland valt jaarlijks ongeveer een kwart tot een derde van de eerstejaars studenten in het hoger onderwijs uit (van den Broek et al., 2023). De helft van hen geeft achteraf aan dat ze een “verkeerde” studiekeuze hebben gemaakt. Zo’n “verkeerde” studiekeuze heeft veel impact op het welzijn van studenten en kan naast uitval ook leiden tot andere negatieve gevolgen, zoals verminderd zelfvertrouwen (Hoeschler & Backes-Gellner, 2017) en financiële problemen (Schneider & Yin, 2011). Ook voor de maatschappij als geheel kunnen “verkeerde” studiekeuzes leiden tot negatieve gevolgen, met name omdat studeren in het hoger onderwijs grotendeels van publiek geld wordt gefinancierd. 
Om meer inzicht te bieden in deze problematiek, richt wetenschappelijk onderzoek naar studiekeuzes zich meestal op één van twee verschillende benaderingen. De eerste benadering benadrukt individuele verschillen tussen aankomende studenten en neemt aan dat een “goede” studiekeuze past bij de unieke combinatie van persoonlijke kenmerken van iedere student (bijv., Holland, 1997). Ik noem een “goede” studiekeuze daarom ook liever een passende studiekeuze, want dé goede keuze bestaat niet. Er zijn immers altijd meerdere studies die goed bij iemand kunnen passen. De tweede benadering is ontwikkelingsgericht en ziet het studiekeuzeproces als een belangrijk onderdeel van identiteitsontwikkeling in het leven van adolescenten (bijv., Super, 1990). Hoewel beide benaderingen elkaar aanvullen, is het wetenschappelijk onderzoek nog vaak gericht op één van beide. Dat is een gemiste kans om inzicht te krijgen in de manier waarop docenten, decanen en andere loopbaanbegeleiders studenten kunnen ondersteunen in het navigeren door het complexe studiekeuzeproces om tot een passende studiekeuze te komen. 
In dit proefschrift integreer ik beide benaderingen om een beter begrip te krijgen van hoe het studiekeuzeproces interacteert met het maken van een passende studiekeuze. Ik richt me hierbij op aankomende studenten in het hoger onderwijs in Nederland. Ik onderzoek hoe zij optimaal kunnen worden ondersteund bij hun studiekeuzeproces, met als doel hen te helpen om een studie die past bij hun persoonlijke kenmerken te kiezen en hun studiesucces te vergroten.
 

Lees verder in de bijlage bij dit artikel

>

Kennisrotonde: Wat is de invloed van een oriëntatietraject voor de start in het mbo op uitval en swi

Martijn Peters, Marloes de Lange (2022)

 

Oriëntatietraject op het mbo als nieuw initiatief.
Hoewel de effectiviteit van initiatieven gericht op oriëntatie in het vmbo op uitval en switch in het mbo nog onbekend is, biedt de recente literatuurstudie van Korpershoek et al. (2022) inzicht in hoe een effectieve aanpak voor loopbaanoriëntatie en -begeleiding van vmbo’ers er uit zou kunnen zien. Hieruit vloeien de volgen adviezen voort:

  1. Leg als school de verbinding met de beroepspraktijk door het organiseren van bijvoorbeeld snuffelstages, bedrijfsbezoeken, gastlessen door beroepsbeoefenaren en meeloopdagen in het mbo.

  2. Geef als school de leerling een actieve rol in LOB-activiteiten, bijvoorbeeld door het uitvoeren van een opdracht tijdens een werkbezoek.

  3. Bied als school een samenhangend traject van LOB-activiteiten aan met betrokkenheid van mentoren, docenten en andere begeleiders (door leerlingen te enthousiasmeren en de verbinding tussen LOB-activiteiten expliciet te maken).

  4. Bouw als docent/mentor reflectie in op motieven, ambities en kwaliteiten van de leerling binnen gesprekken met de leerling.

  5. Betrek als school ouders als gesprekspartner in het studiekeuzeproces.

  6. Besteed als school aandacht aan het omgaan met verwachtingspatronen van anderen, zoals gesprekken over genderrollen en succesvolle voorbeelden van meisjes in traditionele ‘jongensberoepen’ en vice versa.

  7. Bied als school activiteiten aan die gericht zijn op het vergroten van kennis over sectoren, over vervolgonderwijs, ondernemerschap of over solliciteren, omdat deze ook positief uitwerken op het zelfvertrouwen van leerlingen om goede (loopbaan)keuzes te kunnen maken en op beeldvorming over de beroepspraktijk

>

Gelijke kansen bij tussentijds opstromen in het voortgezet onderwijs?

Suzan de Winter-Koçak, Leyla Reches (2022)

 

Een verkennend onderzoek naar beleid en praktijk van tussentijds opstromen. 

Tussentijdse opstroom (voor diplomering opstromen naar een hoger onderwijsniveau) in het voortgezet onderwijs kan ervoor zorgen dat leerlingen die een te laag advies hebben gehad alsnog op een passend niveau terechtkomen. KIS ontving tijdens eerder onderzoek naar jongeren met een migratieachtergrond signalen dat het proces rond opstroom niet altijd soepel verloopt. Reden om onderzoek te doen naar praktijk en beleid van tussentijdse opstroom.

 

Dat leerlingen met een migratieachtergrond niet altijd op het onderwijsniveau terecht komen dat past bij hun cognitieve capaciteiten, heeft onder andere te maken met de vroege selectie in het primair onderwijs. Deze pakt negatief uit voor leerlingen met een migratieachtergrond; zij krijgen vaker dan leerlingen uit andere groepen een schooladvies dat lager is dan hun scores op de eindtoets rechtvaardigen. 
Binnen het voortgezet onderwijs wordt tussentijdse opstroom gezien als een correctiemechanisme voor deze negatieve effecten van vroegselectie voor kinderen met een migratieachtergrond. Binnen dit verkennende onderzoek is er gekeken óf onderwijsinstellingen beleid hebben ontwikkeld rondom tussentijdse opstroom, wat dat beleid inhoudt en hoe zij daar in de praktijk invulling aan geven. Ook keken wij naar eventuele barrières die leerlingen met een migratieachtergrond binnen het beleid en in de praktijk van tussentijdse opstroom (kunnen) ervaren. 
 

>

Onbedoelde zelfselectie: drempels die jongeren weerhouden om voor een specifieke opleiding te kiezen

Inspectie van het Onderwijs (2022) Dit is het tweede onderzoek naar zelfselectie op weg naar het hoger onderwijs, uitgevoerd naar aanleiding van de motie-Van den Hul. Het eerste onderzoek ging in op zelfselectie bij de afweging wel of niet verder te studeren na afronding van een mbo-4-opleiding. 

Dit tweede rapport - tevens het eindrapport - beschrijft welke de rol zelfselectie speelt bij de afweging die mbo-4-studenten en havo- en vwo-scholieren maken om al dan niet voor hun favoriete opleiding in het hoger onderwijs te kiezen. Daarbij is gekeken naar drempels in opleidingen (zoals de selectieprocedure of de taal), achtergrondkenmerken van studenten (zoals geslacht of de opleiding van ouders) en naar specifieke persoonlijkheidskenmerken (zoals faalangst of risicoaversie).

>

Naar een betere startpositie op de arbeidsmarkt

Paul Bisschop, Justus van Kesteren, Koen van der Ven, Tyas Prevoo, Bas ter Weel, Ardita Muja, Marieke de Visser (ResearchNed), Maurice Crul, Zakia Essanhaji (Vrije Universiteit), Ruud Baarda (Ruud Baarda Advies) (2021).

Mbo’ers met een niet-westerse migratieachtergrond vormen zo’n 22 procent van de mbo’ers die ieder jaar een diploma van niveau 2, 3 of 4 behalen.
De achterstand bij de arbeidsmarktintrede ten opzichte van mbo’ers met een niet-westerse achtergrond ten opzichte van mbo'ers zonder migratieachtergrond komt vooral tot uiting in de duur tot een substantiële baan na afstuderen. Met name jongens met een niet-westerse migratieachtergrond die een BOL-opleiding van niveau 2 hebben gevolgd (en niet doorstuderen) doen er lang over om een substantiële baan te vinden.

Maar ook bij andere mbo-niveaus is er sprake van een achterstand in de duur tot een substantiële baan. De mbo’ers met een niet-westerse migratieachtergrond die wel een baan vinden, verdienen op uurbasis gemiddeld meer dan mbo’ers zonder migratieachtergrond met een baan. Dit heeft te maken met selectiviteit: de meest getalenteerde en best gekwalificeerde mbo’ers met een niet-westerse migratieachtergrond vinden een baan en vaker dan mbo’ers zonder migratieachtergrond in sectoren waar hogere uurlonen verdiend worden.

De empirische analyse in dit onderzoek identificeert een aantal verklaringen voor een succesvolle, dan wel minder succesvolle overgang naar de arbeidsmarkt voor mbo’ers met een niet-westerse migratieachtergrond.

>

Studieloopbaanontwikkeling. Toekomstbestendig beroepsonderwijs: een kans voor LOB!

>